N°. 11822
X>oii<lerclag September.
A0. 1898
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Feuilleton.
De vijftiy gulden geblazen.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COTJRRNT:
Voor Leidon per 3 maanden,f 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER Apv KW-'I'MWI'1 WW
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17$. - Grootere
letters naar plaatsruimtei Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
Het Sinte-Elisabeths-Oratorium.
Thans juicht alles nog by het grooto heil,
aan Neerlaüds Koningin geschied. En toch
komt hot Leidsch Dagblad zyn lezers reeds
bezighouden met een nieuwe festiviteit. In de
laatste dagen nameiyk van November of in
het begin van December, zal, hier ter stede, in
de Stadszaal, eenige malen het Oratorium van
deken Muller worden opgevoerd, getiteld; tDie
heilige Elisabeth.*'
Dat wij zoo tydig reeds deze zaak in het
Leidsch Dagblad ter sprake brengen, heeft
o. a. zyn grond hierin, dat wy de publieke
opinie der Leidsche ingezetenen (niet-Katbo-
lieken evengoed als Katholieken) voor dit
schoone kunstwerk hopen te winnen. Byzonder
rekenen wy ook op onze Protestantsche mede-
geloovigen.
Eerstens toch sluit dit Oratorium zich zeer
wel aan by de Koninginnefeesten. "Want de
vrome Elisabeth van Hongarye, wier leven
hier door tableaux van levende beelden gaat
voorgesteld worden, behoort tot de voorzaten
van Koningin Wilhelmina.
Vervolgens kan ieder Christenhart er gerust
op zyn, dat alles, wat naar het wereldsch
tooneel zweemt, hier strikt vermeden wordt.
Expression of feeling is different with different
minds.Welnu, de gemoederen, die bier
komen spelen, zy zyn eenvoudig vervuld
van dit éóne groote principe, dat alles, wat
heilig i3, ook heilig behoort behandeld te
worden, en dat hun spel een liefdadigheids-
handeling is. Toch hoopt ook de kunst, en
wel de rechte Christenkunst, hier lauweren te
garen. Keurige zangen, en denkeiyk ook éón
enkele voordracht by elk tooneel, alsmede nog
een keur van kostumen zal de reine en
hoogverheven voorstellingen komeD steunen.
Vooral in het laatste zal men veel hooger
zien te komen dan men by vroeger hier opgo-
voerde oratoria komen kon.
Derdens gelieve men op te merken, dat
heel het leven van de heilige Elisabeth in die
tyden afliep, waarin de geheele Christenheid
nog vereenigd was. Hoe verschillend toch
Katholieken en niot-Katholieken over de Her
vorming denken, allen beamen tocb, hierom
trent, in don diepsten weemoed, de Vondeli-
aansche verzen uit den David in ballingschap
Van een boom scheurt nimmer tack
Zonder krack
Zonder zucht en jammerkreten.
Welnu, het Elisabeths-spel kan nog altoos
een broederspel wezon tusschen ons. Want
honderden jaren voor de groote afscheiding
der XVIde eeuw kwam, heeft Sinto Elisabeth
geleefd, en de tableaux uit haar leven genomen,
bewogen zich allen, ofwel om het aanbidden
van Christus, ofwel om de werken van
naasteliefde.
En opdat al het bovenstaande nog beter
l) Gevoelsuitdrukking is verschillend bij ver
schillende gemoederen. Longfellow in zijn Hyperion,
pag. 192.
tot zyn recht kome, zullen wy bier zoo be
knopt en saamgepakt, als het maar eenigs-
zins kan, eerst een kleine levensbeschryving
van Sinte Elisabeth geven, en vervolgens een
paar aanhalingen uit het tekstboekje van het
Oratorium.
De heilige Elisabeth was de dochter van
Andreas U, koning van Hongarye, en werd
anno 1207, te Prosburg, geboren. Met het
toenemen der Jaren groeide ook haar gods
vrucht, en toen zy aan Lodewyk, landgraaf
van Thuringen en Hessen, ten huweiyk was
gegeven, wist zy de zorgen der naasteliefde
met die van haar gezin te vereenigen. Des
nachts opstaande, wydde zy zich, uren achter
een, aan het gebed en by dag wydde zy zich
aan de schoonste werken van barmhartigheid.
Zy stichtte twee hospitalen, een by den
Wartburg en een ander te Eisenach. Dage-
lyks spyzigde zy met eigen handen een
menigte van armen en bezocht te voet de
ongelukkigen, ja, by een dier bezoeken genoot
zy de hooge eer van, op mirakuleuze wyze,
door den God der liefde zóó te worden byge-
staan, dat bare giften in schoone rozen ver
anderd werden, toen men haar lastig viel
over het vele geven.
Wat echter de aartsengel Raphael aan den
menschlievenden Tobias zeideOmdat gij
aangenaam aan God waartwas het noodig,
dat de bezoeking u beproefdedit gebeurde
ook aan Elisabeth. De tegenspoed kwam haar
naderen. Haar echtgenoot Lodewyk stierf als
Kruisvaarder in 1227. Zyn broeder Hendrik
Raspe, thans belast met het bestuur de3
graafschaps, liet zich door eigen heerschzucht
en door de oorblazery dtr hovelingen, wien de
deugden van Elisabeth, in plaats van achting
en belangstelling, baat en afkeer inboezemden,
tot de verregaande onmenscheiykheid verlei
den, dat by de weduwe zyns broeders met
haar vier kleine kinderen, uit haar slot verdreef,
en hy zelfs haar over geheel het gebied dos
graafschaps, huisvesting ontzeide. Toch zegende
Elisabeth, als weleer Job, God den Heer voor
deze bezoeking.
Zy zwierf eenigen tyd in de bosschen rond
Eisensch rond, totdat haar oom, de vorst van
Bamberg, haar in bescherming nam Elisabeth
vestigde zich nu later te Marpurg in Hessen.
Aldaar leefde zij geheel en al in stille vereeniging
met Christus en stichtte nog wederom een
ziekenhuis. Daar dageiyks de zieken te ver
plegen en by voorkeur de armste en de
walgiykste, dit was Elisabeths levensbezigheid.
Eindeiyk hoorde zy in een nachteiyk gezicht
de stem des Hemelschen Bruidegoms, Die
haar tot Zich uitnoodigde. Zy verkondigde
met blydschap haar aanstaande verlossing uit
het sterfeiyk lichaam en bereidde zich tot den
dood, die haar weldra (19 November 1231)
kwam bezoeken. De Roomsche kerk eert deze
vrouw reeds sinds 1235 als een barer heiligen
en een midd9neeuwsch keizer van Duitschland
riep Elisabeth uit tot beschermster des ryks.
Uit dit allerkortst overzicht kan de lezer nu
reeds zien, wat rykdom van tableaux do auteur
l) Voor een eigenlijke biographie, zie De Monta
lemberts: La Sainte Elisabeth.
van het Oratorium bier vinden kon. Ofschoon wy
het spel nietvooruitloopen, zoo noemen wy hier
van tocb: het afscheid van Elisabeth en Lodewijk
het terugvoeren van het lijk des gestorvenen
kruisvaardersde verjaging van de arme vor
stinne uit haar kasteel, enz. enz. Heuscheiyk, een
rechtschapen toeschouwer zal by dit Oratorium
tranen schreien van de reinste aandoening.
En nu een paar proeven, uit het tekstboekje
der muziek. Terwyi wy de declamatiön of
dichteriyko voordrachten, die telkens éón der
tooneelen inleiden en verklaren laten rusten,
vertalen wy op vrye wyze uit de muziek een
drietal teksten. Ziehier byv, no. 3. Chor.O
süsscster Herr Jesu!
O Jesus, allerzoetste Heer,
Wees duizendmaal gegroet!
Hoe zwaar hebt Ge onze zondeschuld
Zoo wonderbaar geboet l
O Jesus, allerzoetste Heer,
Aanvaard Gy gansch myn hartl
't Klopt gansch voor U in hooge trouw,
By vreugde on by smart 1
O Jesus, allerzoetste Heer,
In Uwe wonden, rood,
Beveel ik heel myn lyf en ziel
By leven on by dood.
Een sopraansolo „Kindlcin, liebet einander."
Joannes XV. Myne kindertjes I Bemint
elkander, zooals ik (Christus) u heb liefgehad 1
Hieraan zal de wereld erkennen, dat gy Myne
leerlingen zytl Kinderen, bemint elkander l
Nog een koor: BSoil's seinj so sei'st wie
Golt es will."
Naar 't moet, zy alles naar Gods will
'k Heb Hem my gansch gegeven;
Volbreng ik Zyn gebod slechts stil,
Hoe biyde mag ik leven 1
Zyn hulp gaat my, al lichtend, voor;
Niets, niets kan mij bedroevon;
Ik volg Gods wil als eenig spoor;
Wat zou myn hart behoeven (enz. enz.)
Eindeiyk de sopraansoloSchOnster Herr Jesu
O Jesus, Heer, Gy wonderschoon,
Dio ieder hart doet minnen,
Gy Gode8 en Maria's Zoon,
O, wil my gansch verwinnenl
Ik wil U altoos pryzen, Heer,
En vieren Uwen lof;
Weos Gy myn ziel ter levenseer,
En schyn al 't and're dofl
Da hemel, blauw, en de aard zoo schoon,
Gy doet het alles stralen;
Wees Gy my dan ter liefdewoon;
Wat zou by U ooit halen?
Ofschoon nu deze overzetting slechts oen
hoogst onnauwkeurige is (wyi onze ware over
zetting reeds in handen is van anderen), zoo
durven wy toch alle Christenen in gemoede
vragen, of bovenstaande teksten geen ware
zielsverheffingen zyn? Men bedenke daaren
boven, dat zy aansluiten by de tableaux. Het
lied op do overgave aan Gods heiligen wil
behoort, by voorbeeld, by het afscheid van
Elisabeth, als zy haar echtgenoot ten oorlog
ziet gaan. De laatste solo op den Heer Jesus
is een troostlied voor Elizabeth, als de menschen
haar vervolgen en uit haar woning verdry ven.
En zoo voortduifcnd. De directie zal natuuriyk
zorgen, dat zoowel de plaatskaarten als do
volledige tekstboekjes, tydig, voor iedereen
verkrygbaar zyn, en zoowel het „Leidsch
Dagblad" als het „kerkbericht der Katholieken"
zal deze eerste kennisgeving nog later ver
volgen. Wie de ontwerper en bestuurder van
heel de uitvoering is, zal wel reeds algemeen
bekend zyn.
Ten slotte bevelen wy, met grooten eerbied,
het Oratorium ook in de belangstelling van
de geleerde wereld der Leidsche academie.
Velen immers van die illustrissimi huldigen,
ook al zyn zy buiten elk kerkverband getreden,
nog altoos, op hun Areopaag, het aloude Ipsius
enim et genus sumus van de Handelingen
der Apostelen. Ja, meer nogl Indien zy inde
schoone liederen van het Elisabetbs-oratorium
de ware klanken uit ons aller Vaderhuis moenen
te vernemen, dan zullen zy wellicht bereid ge
vonden worden, om die odelmoedige hoorderen
te wezen, die (om hier in een hunner eigene
talen te spreken) dy.ovGavteg tov Xóyov (foov)
xazéyovGi èv naqSla xaXfj aal ayadij xat
xaqnotpoqovGiv iv vizopovij. (Lucas VIII15).
Leiden. P. M. Bots,
Rector-emeritus.
Aan de redactie van het Leidsch Dagblad
dank voor do verleende gastvryheid.
Want wij zijn van Gods geslacht. Handel.
XVII 28.
In de Nieuwe Kerk te Amsterdam.
Hieromtrent valt nog het volgende mede
te deelen:
Welk een ongeloofiyk geschitter van bor
duursel 1 Daar zitten tegenover don troon de
ministers en achter hen öe leden der Staten
Generaal; ter weerszijden daarvan zijn triounes,
waarop de Hooge Raai der Nederlanden en
hooge militaire autoritoiten hebben plaats
genomen.
Aan de rechterzijde van den troon is een
loge met zetels voor vorstelyko genoodigdeo,
twee tredeD hooger boven den vloer. Daar
voor bevindt zich een loge voor de diplomatie
en links van den troon een voor de aanver
wante vorsten mot hun gevolg en verder
overal gouJgeborste galarokken vanja
van ministers van Staat, van leden van de
Rekenkamer, van Commissarissen der Koningin,
griffiers en commiezen-griffiers, van andere
staatsambtenaren, hoogwaardigheidbekleeders
aan de ministeries. Het was een geflonker
van belang.
Ingesloten waren deze heeren achter borst
weringen en schotten, die bekleed waren met
een byzonder fraaie blauwe, met gele heral
dieke leeuwen versierde wollen stof, Jacquart-
garen, voor bet eerst voor deze gelegenheid
in Tilburg vervaardigd.
De iy schutters maakte daartusschen een
eigenaardig effect.
Met al de ten toon gestelde pracht heeft
de kerk een waarlijk overweldigend aanzion
gekregen.
Daar driogt levendig gejuich van buiten af
tot in de kerk door, de komst van Koningin
Emma aankondigend.
B|j bet binnenkomen van de Koningin-
Moeder ryzen alle aanwezigen van hun zit
plaatsen op.
Een plechtige stilte heerscht in deze ruimte,
toen Zy, in licht paarse robe gekleed met
witten sluier en het lint van het Grootkruis
van den Nederlandschen Leeuw over den
boezem, met Haar gevolg de kerk betreedt
en door de ceremoniemeesters, voorafgegaan
door den ceremoniemeester van Hare Majesteit
de Koningin, naar Haar zitplaats, links van
den troon werd geleid.
Daar ruischen orgeltonen, begeleid door
koperiDstrumenten en pauken, door de ge
welven van het gebouw. Een voorspel tot het
Wilhelmus weerklinkt juichend over de uitge
lezen menigte, en door een ücapella koor worden
drie coupletten van het Wilhelmus gezongen.
De beste Nederlandsche zangeressen en zangers
vormden dit koor, dat in zuiverhtid volmaakt
was. Klonk er ooit schooner lied en schooner
muziek door deze halle, die reeds drie malen
een aergeiyke plechtigheid binnen hare muren
zag?
Weer werden jubelkreten van buiten ver
nomen en onder het gezang was Koningin
Wilhelmina binnengekomen, voorafgegaan door
twee herauten van wapenen in middeleeuwsche
kleedfl met trompetters, voorafgegaan door
tal van ceremoniemeesters, kamtrheeren, een
commissie uit de Staten Generaal, enz.
Byzonder fraai was het kostuum, dat door
de heeren baron Van Weideren R ng^rs en
graaf Van Lynden van Sandenberg, die als
herauten van wapenen dienst deden, werd
gedragen.
De kleeding bestaat uit een buis van Nas-
8ausch blauw fluweel met crevóos van gele
zydo, met echt goud galon gegarneerd. Het
buis heeft een Spasnschen kraag van e.kt kant,
pofmouwen van blauw fluweel, terwyl de onder
mouw van gölo zyde is. Ook de mouwen zyn
voorzien van kanten lubben. Het buis wordt
met dof gouden knoopen gesloten, waarop een
loouw met pylenbundel is afgobeeld.
De kleeding bestaat verdor uit een pcf roek
van blauw fluweel tot aan de knie, waar hy
met gouien kniebanden om het been sluit.
Daarby behooren geel zyden kous n. Over bet
buis wordt een wapenrok gedragen, eveneens
van blauw fluweel, geboord met echt gouden
galon met franje. Op borst, rug en schouders
zijn prachtig uit de hand geborduurde Noder-
landsche wapens aangebracht.
Het hoofddeksel is een baret, met gele en
blanwe struisveeren bezet, de rand met goud
geboord.
In een met goud geborduurden bandelier
wordt een degen gedragen, welks gevest van
zilver is. In de kom van het gevest is het
Nederlandsche wapen aangebracht. De scheede
is van loer, met blauw fluweel oeertrokkec
on met zilveren beslag.
De laarzen zyn van naturel leer, voorzien
van gele kappen en van groote gouden sporen
In diensten aan het Hof worden hooge schoe
nen gedragen.
i)
Er was eens een erfenis, die geen familie-
yeete wekte. Evenwel vloeiden er natuurlijk
toch onaangenaamheden uit Toort.
Dit was de erfenis van Aaitjemoei, be
stemd alleen en uitsluitend voor haar neef
Voit, en bestaande uit vijftig gulden in een
wormstekig kistje.
Ouwe Yeit had meer verwacht en z'n vrouw,
Teuntjebuur, ook, zoodat beiden boos werden,
teen ze 't boorden, en maar niet konden be
grijpen, waar Aaitjemoei het gelaten bad. Zo
haddon er veel weet var, vooral Yeit, die
boud beweerde, dat vrouwen geen geld kun
nen bewaren. Z'n Teun vatte hierop vlam en
zei hetzelfdo van de mannen. De twist liep
hoog en hooger „en dat om die onnoozele
vijftig gulden," zei TeuD, „ik wil er geen
cent van hebben."
,Je zil ze ook niet hebben," zei Veit
en bij wou ze al net als in de vertelling van
den huisvader met de gebraden gans aan den
eersten den besten voorbijganger geven
toen hem inviel, dat dit toch eigenlijk zonde
vras,bjj kon er toch evengoed een cadeau
voor koopen om Teun weer in baar humeur
te brengen.
Zoo gedacht, zoo gedaan. Yeit kleedt zicb,
zet z'n pet op, stapt in 't spoor, en pffftl in
een wipje is ie te Amsteröam. Want daar
moest heb cadeau vandaan komen.
Het liep al tegen den avond. Veit genoot
van winkels, asphalt en aanplakbiljetten. Als
ieals ie er eens wat afnam om een
plezierigen avond te hebben? Een komedie of
een paardenspel? De verleiding bleek sterk,
en wis er al niet heel veel noodig om
Veit te belezen, zy werd bom te sterk, toen
z'n oog zoet gestreeld werd door een biljet,
dat uitblonk door afmeting van blokletters
en bontheid van verven. De kosten waren
nogal schappelijk. Hij staat dus stilbe
rekent baalt instinctmatig z'n portemon-
naio uit z'n zakweegt haar afgetrokken
glimlachend op de banden weg is de
portemonnaie. „Wel, 't zijn toch geen heksen
rijksdaalders," zei Yeit, en bij keek eens rond
om te zien of er iemand hard wegliep
maar neen hij zag niets anders dan deftige
damos en heeren met onverstoorbaar strakke
gezichten, die Veit schenen te vragen: „Wie
is u„Ik ben," zei deze en hg dacht
er bi): „m'n portemonnaie kwijt." Niets aan
te doen. Het waschte bet water van de zee
niet af: de helft van Aaltjemoeis versterf was
alvast op onbegrijpelijke wijze verdwenen. Hjj
ziet nog eens. Ha, daar lag het verloren
schaap I Gelukkig. Wel wat gehavend en ver
trapt, maar.... oprapen. Dan 'n schok gaat
door z'n leden zij is leegleeg. Er
wordt achter hem gelachenDie had 'et
gedaan.... M'n geld!" roept Yeit en neemt
dengeen, die geiaohen bad, bij z'n kraag
er staan menschen stilrauwe kreten en
wooste geluiden, passend bi) dit geweldig
tooneel, worden gehoordmaar, daar Yeit
een stevigen baas voorhad, eindigde het duel
met een afgemat en hijgend tegenover elkan
der staan der partijen.
„Wil u nog meer?" vroeg de aangovallene.
„Nee, dankje," zei Veit en ging verder.
Als een rechtgeaard Hollander niet in de
vereisohte stemming is, heeft htj het opwek
kend middel dadelijk bij de hand. Zoo ook
Veit. Htj pakt er eentje en rust uit. Er neemt
iemand tegenover hem plaats.
„Mooi weertje, meneer."
„Gaat nogal."
„U mag wel eens van een borstel gebruik
maken."
„Dankje. Zód gaat het ook."
„U is van buiten?"
„Gelukkig ja."
„Gelukkig? Waarom gelukkig?
„O.ndatomdat ik hier geen mensch
vertrouwen kanl" Yeit bekrachtigt dit met
een vuistslag.
„Zeer beleefd. Dank u. Heeft men u be
nadeeld?"
„Nee, bestolen 1"
„Al bij de politie aangegeven?"
„Nee, helpt toch niet".
„En we hebben een nieuwen commissaris."
„Al hadden jullie honderd commissarissen,
de gauwdieven zijn je toch te slim!" Weer
een vuistslag.
„Zoo. En wat is er dan gebeurd?"
En Veit ontlast z'n gemood. H(j lucht er
waarlijk van op, en juist zou hjj genoeg be
daard zijn om over de kalfjes van z'n zwart
bont te beginnen, toen de komst van een
derden bezoeker hem van z'n stoel deed op
vliegen.
„Daar is Is l"
„Wie?"
„Ja, daar ben ik, meneert BergeD ontmoeten
elkander niet, maar menschen wel. Ik wilde
op straat zooveel mogelijk opschudding ver
mijden. Wat hadt u straks tegen mü? Zoo
doet men niet. U is mij een opheldering
schuldig."
„Jij bent mij een opheldering schuldigl"
„Zal ik u geven. M'n naam is Joris Fles.
Opheldering genoeg. Ben een eerlijk man.
Meneer Langvinger daar kent mi) wel."
„Ik ken meneer. Meneer is een eeriyk man."
„Ik ben Yeit Van Riet, ook een eerlijk man."
„Aangenaam."
„Van hetzelfde laken een pak, man.
Maar was u slechts getuige, of...."
„Zwijg meneerrr. Ik zou???! 11"
Het electrisch verklikkertje aan de deur
kondigt een tweeden intiemo van Joris aan.
„FleBje, wat ben ik blij, dat ik je zie,"
zegt hy pathetisch.
„En ik. Want, meneer Van Riet, ook deze
heer is een respectabel man.
Of ziet hy er uit als een bedrieger?"
„Neen, neen."
„Welnu, deze heer zal getuigen of ik een
eeriyk man ben al dan niet."
De pathetische steekt nu een vuurwerk af
ter eere van Joris, en deelt ten slotte mode,
dat hy Van Gryp is.
„'t Is een slim geval," zei Veit, „wie kan
de schuldige zyn?"
„Js hier werkeiyk een schuldigo, meneer
Van Riet? Heeft u het soms niet verloren?"
„Logisch als altijd. M'n vrind Van Gryp ia
eon man van vorstand en karakter. Waarom
lichtvaardig iemand beschuldigd?"
„Verloren kin niet. Lichtvaardig beschul
digen wil ik niet. Dus
„Daarom niet getreurd," vuldo Joris aan.
„Hoeveel was het?"
„Acht ryk8daalders en eenige guldoos",
zuchtte Veit.
„Kan ik u van dienst zyn met een tientje?"
vroeg Van Gryp.
„Dank u. Ik heb nog wat in m'n binnenzak.''
„Oü peut-on ittro mieux," neuriet Joris.
„Mooi zoo," denkt Langvinger hardop.
Van Grgps karakter bracht mee, dat hy
zich meer door z'n verstand liet leiden. Dit
bloek uit z'n eenvoudig goodkeurend hoofd
knikken en de beleefde vraag aan Yeit, „of
hg iets voor meneer mocht bestellen." Deze,
overwegonde, dat schouwburg-voorstellingen
in den regel eeret om acht uren beginnen,
enz., enz., stemt toe en een bediende draagt
biertjes, grocjes, sigaren en een spel kaarten
aan. Het klaverblad pandoert er nu lustig op
los en Veit is toeschouwer. Hy kan het maar
niet uitstaan, dat Joris zoo orfhandig speelt
„Ik zou in de klaveren gaan," zoido by.
„Hé, kan meneer kaarten?"
„Pandoeren?"
„Wil meneer aoms van de party zyn? Mefc
z'n vieren is het wel zoo prettig."
(Stof volgt).