N». 11813
Maandag 29 Augustus.
A°. 1898
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
F1 euilleton.
Spoorweg en Kerkhof.
LEIDSCH
DAG-BLAD.
PRIJS DEZER COURANT»
Voor Leiden por 8 maanden, L'»- 1.10.
Franco per posti.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
---
PRUB DER ADVERTENTEÊNs
"Van 1-0 regels f t.06. Iedere regel meer f O.J7£. Groctera
letters naar plaatsruimte* - Voor het incasseeroo buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
Tweede Blad
Olllciëelo Kouuisgovlngon.
Inschrijving voor de Nationale Militie.
WAARSCHUWING.
Bargemoo^ter en Wetlioader» van Leidon herinneren
by deze do ingezetenoD, dat, ait kracht v&n de ot
v»n i April 1892 (Staalablad No. 66), hot register
van inecbrljviDg voor de Nationale Militie don 3 leton
Aognstos aars aande, des namiddags te vier uren,
voorgood wordt gesloten, on roepon mitsdien de
militiepliohtigeD, die in hc-t jaar 1879 zijn geboren
en zioh nog niet hebben doen Inschrijven, op, om
do aangifte daartoo nog vóór dat tijdstip te doen,
ton einde de nadeeligo gevolgen, die nit verzuim
ion deze voor hen zonden ontstaan, te voorkomen,
ook al mochten 2ij ten gevolge eener vergissing
omtrent het juiste jaar huDner geboorte, in de
meeniog hebben verkeerd, dat zij nog niet tot do
atDgifte ter inschrijving gohoudon wareD.
Zij noodigen daarom belanghebbenden, die 18 of
19 jaren ond zijn, uit, zich -zoo Doodig spoedig
omtrent het jaar, waarin zij geboren zijn, te verge*
wia-en, en zich, zoo dit jaar 1879 is, alsnog onver
wijld can te melden ter 8ecretarie dezer gomeenti
(ifd. Nationale Militie en Sohutterg), op do werk
dagen tusechen des voormiddags half ien en dos
hamiddaga drie uren, tot 31 Augustas 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
IC Aug. 1898. YAN HEYdT, Secretarie.
Ia Ik Amsterdammer behandelt Brommeyer
op de hem eigen wijze het militair
karakter, dat aan den stoet is gegeven
by den intocht van Koningin Wilhel-
mina te Amsterdam. De Chef van het
Militaire Huis en de Opper-ceremoniemeester
hebben daaraan hun hart eens opgehaald.
Brommeyer kan zicb, als goed Amsterdammer
en als Nederlandsch burger, met dat militair
karakter niet te best voreenigen. In een ge
sprek met den opper-ceremoniemeester zet
Brommeyer zyn meening uiteen, en wijst er
o. a. nog op, dat zelfs de eerewacht, die de
Koningin is aangeboden uit Amsterdam, ia
vieren is gesplitst over den stoet been. Do
opper-ceremoniemeester antwoordt, dat het
voor die eerewacht al oen eer is mee te
mogen rijden in den intocht, de eigenlijke
eerewacht wordt door het leger en de leden
der hofhouding gevormd.
In De Amsterdammer is ook de spot ge
dreven met het Kon. beBluit, waarbij voor de
directeuren van 's R y k s Musea,
de inspecteurs van het Genees
kundig Staatstoezicht en de
leden der geneeskundige raden
met nog eenige andere dignitarissen bi) offi-
ciöele gelegenheden een kostuum is vast
gesteld.
„Verre van ons" schrijft het blad
,iets op het talent af te dingen, dat de
minister van binnenlandsche zaken, de opper-
ceremoDiemeeater, de referendaris voor kunsten
en wetenschappen, do hoftailleur, de chapelier
en de verdere dignitarissen, die de kunst
verstaan een man hoofsch aan te kleeden,
bij deze gelegenheid hebben aan den dag ge
legd. Welk een gevoel voor kleur en vorm
onderstelt zulk een werk, indien het naar
den eisch van logica en welstand zal worden
verricht. Wie bijv. als wij, niet ingewijd in
de geheimen der kostuumkunde, zal iets kun
nen geven wat op een redelijke verklaring
gelijkt van het feit, dat in do hofworcld een
onderdirecteur of custos van een kabinetje,
tot assistent in het Rijksmuseum verhoogd,
juist zijn z a k k 1 e p verliest; of waarom een
directeur van het Geneeskundig Staatstoezicht
geen troetels draagt aan zjjn steek, maar
evenals de lakei oen kokarde; of om welko
roden het laken van den kraag, van den
mouwomslag of de zakklep bij de genees
kundige inspecteurs donkergroen, on dat
voor de inspecteurs van krankzinnigengestich
ten lichtgroen wordt voorgeschreven?
Voorwaar, daar is mear in hemel en op
aarde, dan waarvan een burgermans-philosophie
ooit gedroomd heeft!
Als wij echter ons over iets zouden durven
verwonderen, dan is het hoe een in zijn hart
en nisren burgermaD, als Goeman Borgesius,
er behoefte aan gevoeld kan hebben zulk een
uitmonstering van kunstvrienden en dokters
H. M. voor te dragen, of, als anderen hem
daartoe hebben aangezocht, hoo het mogelijk
is geweest, dat hy zulk een onburgerlijke
ijdeltuiterij heeft willen van dienst zijn. Z.Ex.
naoest toch eveDgoed weten als wij, dat geen
enkel man van kunst of studie er naar ver
langen kan met een degen op zij, met zwanen-
veeren op zijn hoofddeksel, en met gouden of
zilveren zakkleppen zich aan de Koningin te
presenteerenzoo iemand, dan is het Borgesius
evengoed als ons bokend, dat onder die staats
ambtenaren er een betrekkelijk groot aantal
zijn, die van hun karig traktement moeilijk
hun stand kunnen opgehouden, die zich allerlei
moeten ontzeggen, dikwijls onmisbare hulp
middelen voor hun studie, maar die nu door
Borgesius' voordracht gedwongen worden tot
een volstrekt onnutte uitgaaf tenzij ze, zoo
hot opgesierde donkerblauwe of groene laken
niet al te zeer afverft, er later voor e6n hunner
telgen een ongegalonneerde broek van kunnen
laten maken I Ook behoeven wij Zijne Excel
lentie, den volksman, niet onder het oog
te brengen, dat deze kostumeering van den
burgerlijken ambtenaar, steeds verder doorge
voerd, eenvoudig ten gevolge heeft, dat de
toegang tot de Vorstir, die veeleer ruimer
moest worden opgesteld, nog enger wordt
gemaakt; dat hot Hof, in plaats van nader
tot de burgerij te worden gebracht, daardoor
van haar wordt verwijderd."
Op zichzelf zijn deze nesfcerijen niet van
belang ontbloot, want allicht wordt er de
mecning door gevoed, dat aan naam, titel,
orde, kleed en uiterlgken schijn hooger waarde
wordt gehecht dan aan wezenlijke verdiensten.
Het Koningschap kan een groot voordeel voor
Nederland z\jD, indien de Yorstin instemt met
don burgerlijken geest der natie.
Fooien in de kérken. De Amster-
damsche Volksbodeonder redactie van eenige
predikanten der Herv. Kerk te Amsterdam
schrijft:
„Onlangs bezocht een predikant do kerk
in oen onzer groote steden. Zijn kleeding
maakte hem niet openbaar. Hy ging zitten
op een van de plaatsen, die als etuivers-
plaatsen bekend staan. Nauwelijks gezeten,
komt een knecht hem om plaatsgeld vragen.
Hy vroeg wat hy schuldig was. Het ant
woord luidde: „Dit wordt aan uw beleefdheid
overgelaten." Dus: het fooienstelsel in optima
forma.
Het plaatsengold is een kanker in onze
kerkgebouwen. En daarenboven de rangent
Men kan voor 10 en voor 5 cer.ts terecht;
voor oen heel mooie plaats kan zelfs een
extra-bydrage worden geheven.
Zoo jaagt men de menschen, die een dub
beltje driomaal moeten omkeeren, voordat het
wordt uitgegeven, de kerken uit. 13 hun be
langstelling om onder de Evangelieprediking
op te gaan groot genoeg, dan zullen zij de
kerken en gebouwen opzoeken, waar men
kosteloos zit. Men denke Diet gering over
deze wekeiyks terugkeerende belasting voor
een vry talrijk gezin uit den werkmansstand.
Wel zijn er eenige vrye plaatseD, maar het
ligt niet in den aard van onze knappe werk
mansgezinnen om daarvan, gebruik te makeü,
als er scheiding is tusschen betaalde en niet-
betaalde plaatsen. Trouwens, ieder weet, dat
er op deze „vrije plaatsen" rechtmatig aan
merking is te maken, vooral als de predikant
niet luid van stem is.
Het verdient grootelyks aanbeveling, dat
kerkvoogden en predikanten in kerken, waar
de bedienden hen niet kennen, plaats nemen
op de voor éón dienst gehuurde en vrye plaatsen
om tot de ervaring te komen, dat aan deze
toestanden een einde moet komen.
Te Amsterdam zyn eenige kerkgebouwen
van de Hervormde Gemeente, waar op het uur
van aanvang der godsdienstoefening alle plaat
sen vry zyn, ook de gehuurdo plaatsen. Aan
de deuren der kerkgebouwen hangen bussen,
waarin ieder, die het missen kan, eenig geld
werpt voor het gebruik van een vrye zitplaats.
Dit is oen schrede in de goede richting. Moge
deze regeling eerlang in alle kerkgebouwen te
Amsterdam worden toegepast en op alle plaat
sen hot dubbeltjes- en stuivers-systeem ver-
dwynen
Het doet weldadig aan, als mon in do
kerken in het buitenland zonder betaling kan
gaan zitten en de koster daarenboven nog
een kerkboek ten gebruike aanbiedt."
De heer Troelstra heeft zich in De Sociaalr
Democraat niet zeer ingenomen getoond met
het voorstel, door den heer Middelkoop in
Vooruitgang gedaan om een adres aan de
Koningin te zenden, opdat aanhangig worde
gemaakt een wetsaanvulling, waardoor revisie
van de zaak der Hogerhuizen mogo-
lyk zou worden.
De heer Troelstra merkte aan, dat hetgeen
den heer Middelkoop zoo noodzakeiyk en
nuttig en gemakkelyk voorkomt, by een
minister en de meerderheid der Kamer op
groote moeilykheden kan afstuiten. De minister
heeft immers in antwoord aan den heer Van
der Zwaag beslist te kennen gegeven, die
wyziging niet aan de Hogerhuis-zaak te willen
verbinden.
Indien dus al de heer Middelkoop voorzyn
verandering van art. 375 W. v. S.-v. Regeering
on Kamer mee zou krygen, zou zyn voorstel,
om aan die wyziging terugwerkende kracht
te verleenen, opdat ook de Hogerhuizen or
van konden profiteeren, op den onwil van den
minister afstuiten.
De Kamer zou nu wel, indien zy over do
wenschelykheid van revisie der Hogerhuis-
zaak met den minister van gevoelen ver
schilde, het voorstel toch kunnen aannemen;
maar de Kamer heeft, zegt mr. Troelstra,
nog steeds geen enkel biyk gogevon, zich in
dezen tegenover den minister te willen stollen.
Integendeel l De heer Troelstra meent dan
ook, dat een voorstel tot een wetawyziging
eerst in Juni van het volgend jaar zou zijn
afgedaan en dat alsdan de Kamer er toch
geon terugwerkende kracht aan zou willen
verleenen.
En voorts doet hy uitkomen, dat, al werd
er terugwerkende kracht aan verleend, de
revisie van de Hogerhuis -zaak alleen
mogeiyk zou zyn, indien er „nieuwe feiten
waren, die op zichzelf of in verband met de
vroeger geleverdo bewyzen de vryspraak van
de aangoklaagden zouden kunnen ten gevolge
hebben." Die nieuwe feiten zouden dan alweer
de verklaringen van de Stienstra's, Rin-
g i a's, enz. zyn.
Welnu, zegt hy, in dat geval had vanwege
do justitie evengoed een voorafgaand onder
zoek naar de waarde en de betrouwbaarheid
dier verklaringen moeten plaats hebben, als
thans is geschied.
Hoogstwaarschyniyk zouden in dat geval
alweer de Leeuwarder justitie en de Leeuwar
der officier met dat onderzoek worden belast
en daarover rapport moeten uitbrengen. Of
meent men, vraagt hy, dat de advocaat-
generaal van den Hoogen Raad op elk praatje
of geschrift of protest zou afgaan by zyn
vragen om revisie? Hy kan niet inzien, dat
ook na die wyziging van art. 375, enz. eerder
de geloofwaardigheid der nieuwe getuigen zou
zyn aangenomen dan thans, nu de justitie
tevergeefs in de gelegenheid is gesteld, die
geloofwaardigheid op normale wyzö, nl. in
een openbaar geding, op de proef to stellen.
Het Utrechlsch Dagblad oordeelt, dat prac-
tischo en juridische juistheid van dit betoog
mooilyk kunnen worden ontkend.
Intusschen, voegt het Utrechtsch Dagblad
er by, de zaak ligt er nu eenmaal toe: tot
oen contradictoire behandeling der aangelegen
heid zal h6t waarschynlyk niet meer komen,
en daarom hopen we van harte, dat het H. M.
mocht kunnen behagen, door toepassing van
haar praerogatief van gratie, een einde aan
deze onverkwikkelyke geschiedenis te maken.
De Vaderlander hoopt daarentegen, dat het
voorstel-Middelkoop zal worden gesteund.
Wy behoeven niet te zeggen echryft het
blad dat het allerminst ons stroven is om
de overheid van partydigheid tegenover het
socialisme te beschuldigen, of met de socialis
ten te coquetteeren. Wy hebben ons duideiyk
genoeg uitgesproken. Bet geldt bier geen
partyzaak. Het onderzoek naar de juistheid
eener veronderstelling mag dit nooit zyn. En
juist dit heeft aan de Hogerhuizen het meeste
kwaad gedaan, dat deze glimp aan hun zaak
gegeven is. Iedere wélgezinde party heeft
oerbied voor het recht. En wy gelooven, dat
het recht meer gebaat is by helder daglicht
dan by schemer en nevel. Daarom wekken
wy tot ondersteuning van het adres op.
Het to Arnhem verscbynende Orgaan van
de Vakvereeniging van Machinisten en Leer
lingen machinist der Nederlandsche hoofd- en
locaalspoonocgen onder de zinspreuk „Eendracht
maaJU Macht" bevat een artikel, waarin do
voorzitter van hot centraal-be9tuur machinisten
en leerling-machinisten opwekt om gedurende
de aanstaande feesten, welke zooveel
inspanning van hen zullen vordereD, als altyd
hun plicht te doen. Met een herinnering aan
do ontzaglijke verantwoordelijkheid, welke op
de machinisten is gelegd, doet do schry ver een
beroep op hun hoogste gevoelens 'fcn eer en
plicht, op hun toe wy ding en energie. „Al
viert geheel Nederland feest en al zyn wy
daarvan verstoken", zegt de schryver
Slof)
Alsof Lars gevoeld bad, dat er een liefderijk
oog op hem was gericht, hief hij het hoofd
op. Hij ontmoette den blik van Knud, zocht
oen oogeDblik dien te doorgronden, en knikte
hom toe. Het was Knud alsof een weldadige
warmte hem door het lichaam stroomde. Hy
roikte Lars de hand toe; een ijskoude hand
drukte de zijne. Knud drukte ook de zpne
hartelijk, en hy was zoo biy te moede, dat
hy een heele poos niets anders kon doen dan
bidden en nog eens bidden.
Lars verliet spoedig de kerk, zoodat Knud
geon gelegenheid had met hem te spreken.
Daarom wilde hy nog denzelfden avond hem
een bezoek brengen. Maar zyn vrouw hield
hem daarvan terug. Zy zeide: „Lars behoort
tot die menschen, die niet goed een schuld
van dankbaarheid kunnen dragen. Houd u
wat terug, totdat hy u by gelegenheid een
dienst kan doen, en dan zal hy zelf we! komen".
Maar Lars kwam niet. Hy liet zich tusschen-
beide in de kerk zien, maar anders nergens,
on ging met niemand om. Daarentegen ver
zorgde hy nu zyn land en zpn huishouding
mot zooveel energie, alsof hy in een jaar
weer wilde goed makeo, wat hy zoo lang
had verzuimd. Er waren dan ook liodeD, die
dachten, dat het hoog noodig was.
Het werk voor den 8poorweg begon al
spoedig. Toen nu de lyn vlak langs zyn huis
gelegd zou worden, bouwde hy aan het hoofd
gebouw een groot balkon. Dit was juist klaar,
toen de rails voorloopig werden gelegd, en
een kleine locomotief op en neer begon te
stoomen. Het was een schoons herfstavond,
toen de eerste waggona met ballast den weg
zouden probeereD. Lars stond voor zyn huis,
tffl het eerste signaal te hooren en de eerste
rookzuil te zien; alle bedienden stonden
rondom hem.
Hy zag rond over het landschap, dat door
do ondergaande zon purperrood gekleurd was.
Hy gevoelde, dat zyn naam zou biyven leven,
zoolang een trein door hot vruchtbare dal
zou snorren. Hg neigde tot verzoening door
deze gedachten. Hu zag naar het kerkhof,
waarvan een gedeelte nog bestond met zyn
oude, halfverweerde gedenkpaleD, terwyl het
andere gedeelte nu spoorweg was. Verschil
lende aandoeningen kwamen by hem op, toen
opeens het eerste signaal door de lucht floot.
Een oogenblik daarna kwam do trein, lang
zaam voortsnuivende, aanrollen, de rook sloeg
omhoog, met vonken vermengd, want men
stookte met dennehout.
De wind woei in de richting der hoeve,
zoodat de mannen daar weldra in een dikken
rook stonden. Toen deze opgetrokken was, zag
men den trein als een yzeren gedrocht door
het dal kruipen.
Hy was nu tevreden en ging het huis bin
nen, alsof hy een lang en zwaar dagwerk
ten einde had gebracht. Het beeld van zyn
grootvader stond hem in dit uur voor den
geest. Deze had de familie uit de armoede
gered en haar tot welvaart gebrachthet kon
waar zyn, dat zyn eer daarby voor een ge
deelte was verloren gogaaD, maar hy had er
zich toch bovenop gewerkt. Zyn gebreken
waren de gebreken van dien tyd, zy stonden
er op de gren3 van wat men destyds zedeiyk
noemdeelke tyd heeft daarvoor andere gren
zen en elk tydperk zyn offers, die als.ken
merken der toenmalige begrippen moeten
vallen.
„Hem zy eer tot in het graf, want hy
heeft gewerkt 1 Vrede zy hem, want de rust
moet op den arbeid velgen 1 Rust! Hy kon
immers geen rust vinden, wyi de overdreven
eerzucht van zyn kleinzoon hem die niet
gunde! Zyn gebeente was nu immers over
gebracht, met zand en puin vermengd, ver
strooid 1 Onzin! Hy zou er juist tevreden over
zijn, dat bet werk van zyn kleinzoon over
zpn hoofd heensuisdel"
Onder zulke gedachten had hy zich ontkleed
en te bed begeven. Het beeld van zyn groot
vader rees weer op. Wat wilde hy?Hy moest
nu toch tevreden zyn, want de „eer" van
zyn geslacht suisde hem onafgebroken in de
ooren en over het hoofd, dat was toch met
iedereen gegundI Maar wat is dat toch? Die
afschuwelyke, vurige oogen en dat onophou-
delyke sissen en knetteren? Dat kan de
locomotief niet meer zynDat wykt van de
lyn afi Hot komt van het kerkhof recht op
zyn huis toe, de vurige oogen zyn die van
zyn grootvader, en de trein, die volgt, zyn
do dooden, die in hun rust zpn gestoord. Zy
komen al nader en nader, het venster begint
te branden van den weerschu'n der vurige
oogeD,wat voor spookachtige inbeeldingen
toch! Hot is natuuriyk een droom I Natuurlykl
Wacht, tot ik wakker ben; ziezoo, nu bönik
wakker, nu komt maar op, gu arme spookjes 1
Eu ze kwamen van het kerkhof, wierpen
dwarsbalken, rails, waggons, alles omver,
zoodat alles met een vreeseiyk gekraak in
den grond zonk. Weer lag nu hot kerkhof
met zyn palen en heuveltjes stil en kalm.
Maar als reuzen zoo groot kwamen ze
nader en nader, terwyl ze zongen: „Laat
rusten de dooden in vrede I" Hy gevoelde, dat
het angstzweet hem uit alle porión brak,
want het kwam steeds naderen - zie
daar, aan het venster, daar stonden ze nu en
riepen - zyn naam I
Een onbescbryflyko angst overviel hem; hy
wilde schreeuwen, maar kon niet; ze wilden
hem worgen, een doodenhand greep hem by
de keel, totdat by „help!" riep.
Op dit oogenblik werd het venster van
buiten ingeslagen, zoodat de scherven tot aan
zyn bed vlogen. Hy stond op; daar stond
iemand voor het gebroken raam en rondom
hem rook en vlammen. Het was Knud Aakre.
„Uw huis staat iu brand, Lars, wy willen
u redden 1"
Toen hy weer tot zichzelf kwam, lag hy
buiten in een kouden wind, die hem het bloed
in de aderen deed verstyven. Geen mensch
was by hem, aan zyn linkerhand zag by het
huis branden, rondom hem liep zyn vee, de
schapen drongen zich opeen tot een dichten
hoop, en toen hy goed rond keek, ontwaarde
by dicht by hem op een steen iemand, die
hevig snikte.
Het was zyn vrouw. Hy riep haar by den
naam. Zy schrikte en 9loeg de handen ineen.
„Dank, myn God, hy leeft!"
Zy snelde op haar man toe en zette zich
of liever viel voor hem neer.
„O, nu hebben we toch genoeg van den
spoorweg I"
„Spoorweg?" vroeg hy, maar hy had het
woord nauwelyks uitgesproken, of opeens voer
een electrieke schok hem door de leden; ja,
het moesten vonken van de locomotief ge
weest zyn, die in de schaaf krullen by den
nieuwen zymuur gevallen waren.
Stom en in gedachten verdiept bleef hy
zitten, zyn vrouw had den moed niet te spre
ken, maar probeerde wat kleeren voor hem
te vinden, want in zun bewusteloosheid was
zyn bedekking weggegleden.
Hy liet zich haar zorgvuldigheid welge
vallen toen zy voor hem neerknielde, om
hem toe te dekken, legde hy zyn hand op
haar boofd. Zy liet het hoofd op zyn knie
zinken en schreide bitter; hy had immers
een teokon gegeven, dat hy aan haar dacht.
En Lars begreep haar en zeide:
„Gy zyt de eeDige, die my liefheeft."
En al kostte het nu ook have en goed, om
dat woord te hooren, het was niet te duur
gekocht. Het werd haar licht om het hart,
zy vatte moed en zeide, terwyl zy opstond
en hem vol liefde aanzag:
„Ja, want er is niemand, dio u zoo kent
en begrypt als ik!" Zy spraken nu verder
over bet gebeurde, of liever, zy vertelde en
hy zweeg. Knud Aakre was de eerste ge
weest, die den brand gezien had; hij had
zijn volk gewekt, zijn meiden naar de buren
gezonden, om alarm te maken, en was zelf
met zijn knechts en paarden naar de plaats
des onheils gesneld, waar alles nog in diepen
slaap lag. Later had bij het totziebt gehouden
op het blusschen en redden. Hij had Lars
zelf uit de brandende kamer gehaald en hem
naar den kant van het kerkhof gebracht,
van waar de wind kwam.
Terwijl zij zoo sprak, kwam oen wagen
in vollen ren den weg langs en sloeg de
richting van het kerkhof in; de voerman
stapte er uit. Het was Knud, die naar huis
was gesneld, om zijn mooien wagen te halen,
denzelfdeD, waarmee zij zoo dikwijls naar de
vergadering waren gereden. Nu moest Lars
zich bij hom neerzetten en met hem naar
huis rijden.
Zij gaven elkaar de hand, de een zittende,
de ander staande.
„Kom meo naar huis!" zeide Knud.
Zonder te antwoorden stond de aangespro
kene op, zy gingen naast elkander tot aan
den wagen, Lars werd er in geholpen en Knud
nam aan zijn zyde plaats. "Waarover zy
spraken gedurende dezen rit of later, toen zij
in de stille kamer zaten, waar ze tot aan den
morgen bleven, is niet bekend geworden. Maar
van dezen dag af waren zo evenals vroeger
onafscheidelyk.
Zoodra een man door het ongeluk getroffen
wordt, gevoelen allen, wat hy waard is,
Daarom nam de gemeente op zicb, de woning
en de schuren van Lars Högstad weer op ti
bouweD, grootor en deftiger dan één in dot.
omtrek. Hy werd weer voorzitter en verslag
gever, maar met Knud Aakre als byzitter,
en van dezen dag af ging alles voortreffelijk.