MENGELWERK.
andere biflyke eiscb kan hen allen aanzetten
tot een gemeenschappelijk optreden.
En daarin steekt ook niets, wat men zou
moeten afkeuren. Voor een bepaald werkmans-
belang mogen werkliedea van alle richting
hun actie vereenigen. De solidariteit dringt
zich in zulk een geval vanzelf op.
Maar anders wordt de zaak, wanneer neven
bedoelingen den atrljd doen ontaarden, wanneer
het werkmansbelang ondergeschikt wordt ge
maakt aan een zekere richting, en voor den
arbeider de propagandist in de plaats treedt.
En- dit toch zien wty, helaas, meermalen
geschieden.
De volksmenners trachten, paar dg geijkte
uitdrukking, in troebel water te vi&achen, Zij
trachten de ontevredenheid aan te blazen. Zü
maken mbreuft op de vrijheid van derden.
Zij ontrollen de banier van den klassen
strijd en verbitteren door heftige taal de
tegenpartij.
Ea nu is het duidelijk, dat de werklieden,
die op een ander en beter standpunt zich
hebben geplaatBt, daaraan niet kunnen mede
doen en de solidariteit ophoudt te bestaan.
De afstand der beginselen is te groot dan
dat men vertrouwen in elkander zou stellen,
en ordelievende Christelijke werkfieden mogen
in goen geval dulden, dat beweging voor
zuivere arbeidersbelangen tot een propaganda
middel voor revolutionnaire begrippen zou
worden verlaagd.
Werkstaking zat daarom, waar de ideeön
zoozeer uiteenloopen, altijd een, bedenkelijke
onderneming zijn, zelfs al strijdt men voor
een zaak, die, op zichzelve beschouwd, billijk is.
Als elke andere oorlog slaat ook deze strijd
doorgaans diepe wonden aan beide partijen.
Moge de tijd spoedig daar zIJd, dat alom in
den lande kamers van arbeid en scheidsge
rechten bestaan, om eerlijk en met degelijke
kennis van zaken de belangen van patroon
en arbeider te verzekeren T*
Eet Nederlandschc Dagblad wijst naar aan
leiding van de werkstaking er op hoe
wederom gebleken is, dat werkstaking geen
practiach middel ia, en herinnert aan do vroe
gere verbodsbepalingen, welko het blad echter
niet gaarne weer zou zien ingevoerd.
De oude Code Pén al (artt. 414—416)
verbood alle samenspanning of vereenigïng van
de z\jde der werklieden, om den arbeid te staken
of te beletten, ten einde het loon op te drij
ven, en aan de andere elke dergelijke samen
spanning der patroons, om, tegen recht en
billijkheid id, het loon te verminderen. Zoo
geheel onrechtvaardig waren die bepalingen
dua niet betoogt het Dagblad verder. Zij
verdienen niet al de blaam, waar moe zü in
raam van de vrijheid van arbeid z\jn bejegend.
Die vryheid is, op haar beurt, de oorzaak
geworden van de grootste rampen. Zy heeft
den zwakke machteloos overgeleverd aan den
sterke, en daarom is de overdreven vrijheids
liefde wel wat bekoeld, maar met dat al twij
felen wij toch, of hot ooit mogelijk ia geweest,
bovengenoemde bepalingen behoorlijk te band
haven. "Wu betreuren het dus niet, dat zü in
1372 zijn afgeschaft, maar verlangen, dat men
jecht doe wedervaren aan mannen als Gode-
froy, Heemskerk, Van Zuylen en "Wintgons,
die op de nadeelen dier afschaffing hebben
gewozen.
Ook nu Dog zjjn er menschen en moeten
*r menschen zijn, die, als de procureurs, bun
diensten niet weigeren mogen en dus ook
niet halverwege het werk mogen staken;, en
wanneer wij de hoogste laadsbelangon niet
in oorlogstijd gevaar willen zien loopeD, zullen
wU, evenals in het buitenland, de vrijheid
van werkstaking aan het belang der defensie
moeten opofferen. Arbeiders aan de werven
en arsenalen, spoorwegbeambten, telegrafisten
en alle civiele arbeiders en ambtenaren, die
voor de defensie noodig zijn, maken zich aan
landverraad schuldig, wanneer zü zich op het
meest kritieke oogenblik aan den landsdienst
onttrekken.
Het algemeen belang gaat dan boven de
bijzondere belangen, en voor bet bohoud der
onafhankelijkheid moet elk offer worden ge
bracht. Zal een werkstaking gelukken, dan
moet zü algemeen ztjn. Enkele spelbrekers
kunnen bet voor hun kameraden bederven,
en hier loggen wü den vinger op de wonde
plek. Zonder dwang is die algemeene deel
neming meestal niet te verkrijgen. Altijd zün
er werklieden genoeg, die tevreden zün of
werkelijk een beter lot hebben dan de anderen.
Zü, di9 een werkstaking doordrijven, zün lang
niet altüd de besten.
Meestal zyn het de luiaards en de onbe-
kwamen, die jaloersch zün, dat andoren meer
verdienen, en daarom vooral tegen het stuk
werk zün gekant. De patroons kunnon dus
bü hun verzet tegen de vaak onredelüke
eischen der werkstakers gewoonlyk rekenen
op de medewerking van tal van werklieden,
en nu worden de werkstakers er zeer licht
toe gebracht om op de niet-stakers een on-
geoorloofden drang uit te oefenen.
Zü staken het werk in naam van de vrij
heid van arbeid, m3ar willen niet, dat hun
kameraden in naam van diezelfde vrybeid
aan den arbeid zullen blüven. Dat is onlogisch
en de reden waarom de meeste werkstakers
de achting van het publiek verspelen. De
bovengenoemde artikelen in den Code Pén al
keerden ook dat misbruik, en terecht heeft
de wot van 1872, welke die artikelen afschafte,
een nieuw artikel tegen het inbreuk maken
op eens anders vryboid van arbeid ingevoerd.
"Voorts wüst Het NedcrlandscJic Dagblad er
op, dat het beginsel der werkstaking niet
alleen voor industrieel© kringen van belang
ie, en dat het daarom noodig is deze zaak
eens goed onder de oogen te zien.
„De grootste rechtsvragen hangen er mee
samen", zoo betoogt het blad, Ben de meest
belangrüke economische vraagstukken. Is bet
contractbreuk, wanneer een werkman aan een
werkstaking meedoet; is het overmacht, indien
een fabrikant tan gevolge van een werkstaking
nietr op ttfd kan afieveren; is bet een gepast
of een ongepast gebruik van het recht van
vereeniging en vergadering, indien de werk-
Heden de werkstakingen ook internationaal
orgaaiaeeren; kan werkstaking niet op zich
zelf reeds, ook als zy niet met wanords ge»
paard gaat, in sommige gevallen, als oproer
en verzet, als afpersing en afdreiging, als
misdrijf tegen het openbaar gezag of tegen
de openbare orde of als samenspanning tegen
de veiligheid van den Staat worden aange
merkt; moet er geen onderscheid worden
gemaakt tusschen werkstakingen in tyd van
vrede of wanneer de staat van oorlog of van
beleg bestaat of afgekondigd is; kan het deel
nemen aan een werkstaking niet somtyds
als een strafbaar feit worden aangemerkt,
j alleen omdat zü ontydig is op touw gezet;
j is da vryheid van werkstaking te rymen met
de eischen der militaire discipline en met de
i ambtelüke hiërarchie; kan het recht van
militairen en ambtenaren op dit punt niet
even good worden beperkt als het recht dier
personen op het punt van het publlceoren
van geschriften en van het petitioneeren;
moet ten opzichte van vorsten het nalaten
der noodige regeerings-handelingen niet als
f troonsafstand worden aangemerkt, enz.?
1 Op ai die vragen kan niemand u nog een
beslist antwoord geven. Het recht wordt niet
1 gemaakt, maar gevonden, nadat het gevormd
1 is door het leven. Wy moeten, dus eerst nog
wat meer hebben doorleefd en ondervonden,
opdat het recht hier vaste vormen hebbe
aangenomen en ryp zy om door den wetgever
beschreven te worden. Tot zoolang willen, ook
wjj ons van een nader onderzoek onthouden.
Het is ons genoeg, dat wy met een enkel
woord den omvang van het vraagstuk hebben
aangeduid.
Ook hier ia er een zedelijke en een politieke
zy.de naast de wettelüke. Een werkstaking
kan wettig zyn, omdat zü niet verboden is,
maar daarom nog niet zedelijk geoorloofd.
Dwangmaatregelen, tegen werkstakingen kun
nen wettelijk geoorloofd wezen, maar daarom
nog niet verstandig zyn. Zonder veel tact
wordt ook hier niets uitgericht en daar tact
niet mogelyk is zonder een groote vryheiil
van handeleD, betreuren wy het niet, dat de
wettelijke rogeling der werkstaking voorloopig
nog bijna geheel ontbreekt."
De Nieuwe Arnïiemsche Courant, waarvar,
zooals mou weet, de heer Pyttersen, lid van
de Tweede Kamer, hoofdredacteur is, schrijft
het volgende over bet aan de loden dier
Kanier voor de inhuldiging voorgeschreven
gala-kostuum:
Ec rijst de vraag: Hebben de opper-cére-
monieraeesters en de chef van het Militaire
Huis h9t recht, voor te schrüven welke kleeding
door de leden der Staten-Generaal zal worden
gedragen
Met andere woorden: Hebben zü het recht,
leden der Staten-Generaal, die zich niet in
ambts-kostuum on in gala aanmelden, den
toegang tot de Nieuwe Kerk te weigeren?
Luidt het antwoord op de eerste vraag be
vestigend, dan kan dat op de tweede niet
ontkennend luiden en zou daarmede zyn uit
gemaakt, dat twee hofbeambten de macht en
het recht zouden bezitten, leden der Staten-
Generaal te beletten hun verpUchtingen na
te komen; dat zy zich kunnen stellen boren
de Grondwet.
Art. 54 der Grondwet luidt: „De Koning
(de Koningin), de regeering aanvaard hebbende,
wordt zoodra mogelyk plegtig beëedigd en
ingehuldigd binnen de stad Amsterdam, ia
een openbare en vereenigde vergadering der
Staten-Generaal."
Zün dus de genoemde hofbeambten in hur.
recht, dan volgt daaruit, dat die leden der
Staten-Generaal, welke de voorgeschreven
kleeding niet dragen, niet aan de vergadering
der Staten Generaal kunnen deelnemen.
Zooals men ziet, is de quaestie niet zonder
groote beteekonis.
Yan ambtskostuum kan er by de leden
der Staten Generaal geen sprake zijn. Er be
staat geen enkel besluit of voorschrift, waarby
dit is bepaald.
Wel dragen de meeste leden bü plechtige
gelegenheden een kostuum, maar zooals door
den heer Van Kerkwyk indertijd in de Vragen
des Tijds duidelük in het licht is gesteld, ia
dit slechts een hofkostuum, voorgeschreven
bü bezoeken aan bet Hof. Het ia dan ook
voldoende bekend, dat er steeds leden ge
vonden zün, die weigerden dit kostuum te
dragen, een kostuum, dat bovendien vrye
spelijag Iaat aan do fantaisie van den eigenaar
of huurder. De een draagt een steek met
pluim, de meesten zonder; sommigen hebben
een pantalon met breede gouden bies, weder
anderen zonder bies; hetzelfde geldt voor de
rokken, die by den een ryk vergald, bü een
ander zonder goud zün. Ook de kleuren
wisselen.
Maar waarom, zal men wellicht zeggen,
waarom onderwerpen niet alle leden zich aan
de gewoonte, door de meerderheid gevolgd?
Hot antwoord kan luiden: "Wül het niet
ieder voegt, pl. m. f 300 uit te geven voor
een kostuum, dat hoogstens eenmaal 'sjaars
wordt gedragen. Weder anderen zullen be
zwaar maken juist omdat het een h o f-
kostnum is, terwyl andereD, hun eenvoudige,
burgerlyke afkomst indachtig, daarin een ver
loochening zien van die afkomst, een breken
met den brteden zoom ran het volk, waartoe
zü bobooien.
De groote Richard Cobden, zooals men
weet, was hfi voorheen commis-voya-
geur door den minister Gladstone uit-
genoodigd tot een officieel diner, schreef het
volgende: ,0a u de waarheid te zeggen, ik
heb nooit den. moed gehad een gala-kostuum
aan te trekken, en daar ik niet singulier wil
scbünen door m gewone kleeding te komen,
blüf ik Daver thuis."
Waarom dan het voorbeeld van Cobden ook
hierin niet gevolgd en thuis gebleven?
Omdat, na de houding, door een drietal
leden der Staten-Generaal aangenomen, aan
dit wegblijven een geheel onjuiste en- onge-
wen8chte beteëkeni§„ zou kunnen worden
gegeven. Omdat de niet-gekostumeerda leden
zich niet minder dan de anderen vertegen
woordigers achten van de natie, in wier
handen de koninklijke eed wordt afgelegd;
omdat zü er evenzeer prijs op atollen, hunner
zijds te beloven de onschendbaarheid der
KoDmgjn, de rechten. Harer Kroon te zullen
handhaven; omdat ook zü willen geacht
worden te zyn steunpilaren van den Troon,
bereid alles te doen wat in het belang der
natie, te harer verdediging noodig is. Omdat
zy in het openhaar uitspreken dier gevoelens
niet belemmerd willen worden door een voor
schrift van een daartoe onbevoegde autoriteit.
Deze autoriteit heeft het recht voor te
schrüven het kostuum, waarin men tot de
Koningin, in haar paleis, tot diners,, raouts,
bal?, recepties, enz. zaL worden toegelaten^
al betreuren wij bet, dat wel de gala-rok,
maar niet de persoon die eer waardig wordt
gekeurd, en men den burger onwaardig
acht, voor Hare Majesteit te verschünen.
Maar wy ontzeggen aan die autoriteit- het
recht, voor te schrijven in welk kostuum de
leden der Staten Generaal hun vergaderingen
zullen bijwonen, en bywüze van protest
tegen deze usurpatie van macht zouden wy
wenscben, dat alle leden weigerden zich
ditmaal aan dit voorschrift te onderwerpen.
ün beau zèle ongetwijfeld! Maar
toch veroorloven wy ons, zegt De Tijd, te
vragen: of hier nu „de kool" wel inderdaad
„bet sop" waard is, dat de heer P. er zoo
kwistig over uitgiet. "Wy laten in het midden
of onze afgevaardigden, wat de meerderheid
aangaat, niet ruim zoo voordeelig. zich zouden
voordoen in een gekleede zwarte jas als in
een min of meer gogalonneerd staatsiekleed.
Maarheeft de heer P. wel bedacht, dat,
indien zjjn beroep op art. 51 van de Grond
wet te dezer zake opging, daaruit zou volgen
een onbeperkte bevoegdheid voor de afgevaar
digden, om ter plechtigheid in de Nieuwe
Kerk te verschyneu in het kostuum, dat zy-
zelven verkozen? Ia een luchtig zomerjasje
b\jv. de een, ia-esn weikmans-boezeroen de
ander, een derde'.op klompen, een vierde met
een winkelaloofje voor?.... Een aardige
staalkaart van kleederdrachten misschien,
maar toch wel watmal bü een gelegen
heid als een „inhuldiging". Toch zou do heer
P., wilde hy consequent zy'D, elk dwingend
voorschrift omtront laat ons zeggen
gekleede jas en witte halsbedekking voor
uit den b-ooze en ongrondwettig
moeten houdonl Is ook dit ztjn bedoe
ling?....
'Valsclxe Munters.
Diep in het woud ligt een herberg ver
scholen. Op de plaats, waar deze zich thans
bevindt, stond eertüds een versterkt kasteel,
on op de stevige fundamenten hiervan was de
eenvoudige woning opgetrokken, welke er
nu kaal, armoedig en vervallen uitzag.
De weinige reizigers, die den eenzamen weg-
door het bosch volgen, zün de eenige gaston
dezer pleisterplaats. Alleen op marktdagen ie
het er wat drukker en Lieaje, het mooie,
fri8sche dienstmeisje, heeft dan soms werk
allen, die een glas bier of brandewijn, of
warm eten of brood aan haar bestellen, op
hun wenken te bedienen.
Den waard zelf ziet men weinig, zün vrouw
nog minder. Hü is een man met een onheil
spellende tronie, gluiperige oogen, waggelenden
gang; de vrouw heeft het te druk met haar
kinderen. Liesje zorgt voor alles. Liesje is de
ziel van het huis.
In de laatste maanden echter ia de glim
lach van Liesjes lippen verdwenen, haar wan
gen zien minder friscb, zy is nog altüd even
vlug, maar toch, de opgewektheid, waarmede
zü al te vurige bewonderaars zoo aardig op
hun plaats kan zetten, en voor ieder een goed
woord over heeft, is weg.
Er zyn oogenblikken, dat zy lusteloos uit
het raam ziet in het door de herfststormen
onbarmhartig heen en weer gezweepte woud
haar handen, die anders' nooit rustten, liggen
dan werkeloos in haar schoof op haar
naaiwerk.
Zy luistert soms aandachtig toe on wordt
dan beurtelings wit en rood. Is er iets te
hooren? Ja^ heel in de diepte is het of er
hamerslagen vallen. Hoe kan dat, hier, zoo
ver in het woud? En dan, wanneer de herberg
gevuld is met gasten, dan kan men Liesje
soms zien, opgewonden, vroolyk, schater
lachend, alleen opdat de anderen ook zullen
lachen en zingen en het gelaid verdooveD,
dat zü altyd hoort en dat haar wanhopig
maakt: het doffe geluid dier hamerslagen.
's Nachts hoort men za nog duidelyker,
want by het vallen van den avond komen
er mannen in de herberg, één voor óén. Zü
kloppen driemaal aan een zydeurtje, rac t n
behoedzaam; alleon, wanneor Liesje voor oen
der ramen zit, komen zü door do gewono
deur binnen; zü weten dan, dat er geen vreemd
volk in de gelagkamer is.
Zij verdwijnen eren gauw aia ze gekomen
zün; men weet niet waar. Het zün forsche
mannes, eenige met sombere gezichten, andere
vroolyk, lastig zelfs. Eén hunner blüftdikwüls
achter en als er niemand by is, dan neemt
hü het lieve gezicht van Liesje in zü'n handen
en kust het telkens en telkens weer. Zü
ziet dan naar hem op met tranen in do mooie
blauwe oogen.
„"Walter," zegt zü, „Walter, wanneer zult
gü hen toch verlaten, die ellendolingon O,
sedert ik je geheim weet, hebt ik rust noch
duur. Och, lieve Walter, hut ons. samen van
hier gaan! Vlied hun slecht gezelschap, dat
je niets dan schande en ramp kan aan
brengen!"
Hü schudt het hoofd. Hü Ia een knappe
jongen. Alios in hem. verraadt den man van
goede opvoeding, maar die door eigen schuld
steeds dieper en dieper gezonken is.
„Later, myn beste, later l Eerst moet ik
ryk zün, eerst middelen hebben om terug te
keeren onder mijn gelyken en jou de plaats
te geven, die je toekomt. Dan, Liesje, zult ge
barones zjjn, mijn lieve, mooie vrouw l"
Zü ook schudt het hoofd, treurig.
„Neen, Walter, tot zulk oen prya^wil ik
geen adel koopenl Geloof mü, hetgeen jo.doet
is slecht; daarop kan geen zegen rusten.
Laten wü van hier gaan; ik heb je trouw
gezworen; ik volg je overal; dan zullen wt)
een nieuw, een beter leven beginnen. Wat
komt het er op aan of wü arm zün, als. wü
ons hoofd vry kunnen opheffen!"
Hij lacht en strijkt haar langs de kin.
„Myn lieve, kleine dweepator L Geef mij een
zoen, Liesje! En blyf trouw op je post, om
ons tijdig te waarschuwen, als er onraad
dreigt. Ik ken slechts één ramp op aarde,
nl. armoede, en dan zou ik jou daaraan op
offeren 1 Dag kind! Spoedig zün wü voorgoed
klaar 1"
„Och, Walter! Dan zal ik maar heengaan.
Ik kan hier niet blüven sinds het my geen
geheim meer is, wat hier plaats heeft."
„En ik zeg, dat je blüven zult, Lize; ik
verlang het en je kunt mü niet diep ramp
zalig maken."
Weg was hü; een luik onder zün voeten
was opengegaan on in het zóó ontstane gat
was bü verdwenen.
Liesje bleef snikkend aan het raam staan.
Ja, het was een vreeselyke ontdekking ge
weest, toen zy bemerkte, dat onder de her
berg in do gewelven van het oude kasteel
valsche munters hun workplaats hadden.
Liesjes eerste gedachte was toen weg te gaaD,
terug te koeion naar haar brave, eeriyke
ouders, maar het was te laat. Zü kon niet
meer weg: zy had haar hart reeds gegeven
aan één hunner, aan Walter, den zoon van
een oud adellijk geslacht, dié echter door
slechte makkers en oigen wangedrag boe
langer hoe dieper was afgedaald. Z\j had hem
echter lief met haar onschuldig, rein hart;,
zy' droomdo er van hem op to heffen, te
verbeteren; hü kon soms zoo aandachtig naar
haar luisteren als zy hem goeden iaad gaf.
Maar plotseling hoorde zü, dat hü tot do
bende valsche munters behoorde, zelfs een
van de opperhoofden er van was. Arm Liesje 1
Zü was zoo zwak om te biyveD, om zelfs
hun slecht bedrijf te bewaken, op post te
staan uren lang, uit vrees voor een overval
der politie.
Dat ging maanden lang goed. Spoedig, zei
Walter, zou men gereed en rük zyn!
Maar op zekeren avond, terwyl Liesje voor
het raam stond, angstig luisterend naar elk
geritsel, want eenige dagen geleden waren
verdachte mannen in de herberg geweest en
hadden haar zoo vreemd ondervraagd
hoorde zy in de verte paardengetrappel.
Buiten zichzelve van angst opent zy het luik,
vliegt de trap af en verschünt in de werk
plaats, waar de valsche munters druk aan
hun gevaarlyken arbeid zün. Vlak voor haar
staat Walter, met zün hand op do pers
drukkend.
„Vlucht! vlucht!" schreeuwt zü en sfielt
dan weer terug naar boven. Een oogenblik
later komen de mannen der wet en Liesje
ontvangt hen, uiterlyk kalm, glimlachend en
vriendelijk. Zy antwoordt op hun vragen zóó
argloos onschuldig, dat zelfs de in hun vak
vergry'sde mannen er door aan het twijfelen
geraken. Maar toch moeten zy oen nauwkeurig
onderzo3k instellen. Zy vangen er meo aan.
Liesje volgt hen of gaat hun voor. Eindelyk
vindon zü den weg naar de gewelven. Hoe
houdt het meisje het vol? Inwendig beeft ze
als een riet en zü schünt zoo kalm, zoo
vroolyk. O, zy wist zelf niet, dat zy zoo
huichelen konl
Men treedt binnen. Daar is niets, niets
meer! Geen spoor van de werkzaamheid van
zooeven, geen spoor ook van de arbeiders.
Liesjes moeite is niet onbeloond; maar aLs
de mannen knorrig en ontevreden vertrokken
zyD, voelt zü, fiat de taak boven haar krachten,
veel te zwaar voor haar was. Zy neemt een
kloek besluit. Zy vertrekt naar haar ouders,
waar zü trachten zal de valsche munters en
met dezen ook Walter te vergeten.
Voor dezen keer ia Walter gered, maar
zal hy uit dit geval leeren? En zoo niet,
waarop het meeat te rekenen valt, hoe zal
het hem een volgende maal vergaan?
Neen, Lieaje is zün bedrijf te schandeiyk
en te gevaarlyk. Om dat afschuweiyke bedryf
moet ze Walter, hoezeer zij hem ook bemint,
na hem éénmaal gered te hebben, er aan
geven!
Gemengd TVienws,
Belangwekkende vondst. - To
de vrouw van den brievenbesteller C. Roeif
met haar kinderen op een open terrein k
schen de Yan Rrigerabergen-straat eQ
Stads-Ttenmertuinen te Amsterdam wandeii
haalde een der kindoren onverwacht or^
een hoopje vuilnis een zwart voorwerp J
voorschijn, dat een kleine lederen portefeuiu,
bleek te zyn, inhoudende eenige papiertje
met geslepen en ruwe diamanten, naar ecb;-
ting van een deskundige ongovoer 550 gu]^.
waard.
Toen de brievenbesteller Boelofs thuis kwae
stelde zyn vrouw hem van de vondst in kt-
nis. en terstond begaf deze zich naar het^
Jitiebureau aan de Raampoort, waar de vonfr
genoteerd werd.
Daar zich in de portefeuille eenige qoitani^
van betaalde molenhuur-rekeniogen betonde?
zal het niet moeilyk zyn om den eigenaarc-
te sporen.
Men denkt, dat de diamanten afkomstig jg
van een diefstal, den 8sten Augustas in etsj
diamantslijperij in de Elandstraat gepleegd
De leden der Eerste en Tweedt
Kamer zullen het afsteken van het groott
vuurwerk te Amsterdam bijwonen op de tw«
„IJsbrekers", die aan de De-Ruyter-kade g«.
meerd worden, naast de zwem- en badinrich
ting van den heer Heemstede Obelt, dus vlai
tegenover de plaats, waar het vuurwerk oei
stoktn wordt.
Met het oog op de a. s. feesten j<
door Burg. en Weths. van Amsterdam bepaal],
dat op de openbare scholen van 5 tot en met
8 September vacantia zal zijn. Tevens ia be
sloten, dat op de scholen der 4de klasse,
welker cursus op 30 Augustus moest aan
vangen, van 30 Augustus tot 8 Septembt;
geen school zal gehouden worden, zooddt dj
cursus aan die scholen dit jaar op den 9d^
September begint.
Gisteravond om 6 uren werd h6j
8 jarig zoontje van den praamschipper Dj
Bont aan de Croeselaan te Utrecht aange-
reden door een bestelwagen der Staatsspoor-
My. Het werd door een conducteur In bewns-
teloozen toestand naar zyn woning aan tij
Bleekerskade vervoerd, waar bleek, dat het
aan rug en linkerarm verwond was.
Het kind stierf gisteravond te 9 uren m
de gevolgen.
Men kan zich de droefenis voorstellen van
den vader, die 's morgens zijn kind.gezond eo
wèl had achtergelaten en het 's avonds reeds
gestorven vond. Hfi was voor dien dag uit
visschen geweest. {XI. D.)
Omtrent een te Zundert gepleegda
poging tot moord meldt de „N. Bred. Ct.:"
Om redenen, die het beter is te verzwijgen
('t zij genoeg hier te zeggen, dat het een
zeer notelige zaak gold), bega! zioli^eti zeken
J. v. N,, wonende te Rucphen, naar Zuncert,
ten einde daar te ontmoeten een twintig-jarigen
landbouwer, J. B. H. genaamd.
Niet zooira zag deze hem of hü en zyn
kostvrouw drongen hom naar buiten, waar
tegen v. N., die niet onverrichterzako scheen
to willen terugkeeren, zich krachtig verzett?.
Daarop ontstak zün tegenpartü in hevige
woede en men werd handgemeen. Inmiddels
bad de kostvrouw een geladen revolver ge
nomen en die H. ter hand gesteld, waarop
deze onmiideliyk 3 schoten loste, die alls
v. N. hebben getroffen, twee in den onder
buik en een van achteren.
Terstond daarop zün beiden naar binnen
gegaan, hun slachtoffer aan zün lot overlaten],
Do broeder van v. N., die voorzichtigheids
halve zijn broeder van uit Rucphen vru
nagegaan, kwam kort daarop nht ver m
H's woning een schuur voorby, van waA'oü
by een dof gekreun hoorde. Hy trad naar
binnen en trof daar zyn broeder hevig tloa-
dend en niet in staat byna om zün oogosal
te verhalen.
Onmiddellijk iu toen geneeskundige hulp-
ingeroepen en de justitie met het feit io
kennis gesteld. Do toestand van den getrotfeue
is zeer zorgwekkend.
Bü de vele herinneringen aai
Bismarck voegt het „Berl. Tageblatt" noj
de volgende:
Het was een eigenaardigheid van Bismard
om geen moeite te doen, den afkeer, dien bj)
voor sommige dingen had, te overwinnen.
Veeleer maakte hy van zün hooge stelling
gebruik om dien nadrukkelijk te kennen ta
geven. Zoo had hy een afkeer vau Romein-
sche letters en boeken in Romeinschen druk
werden door hem met geen blik verwaardigd.
Hü liet zelfs eens opeDiyk verklaren, dat bij
slechts Duitsche letters las en daarmede reke
ning gehouden diende te worden bü boeken,
die aan zyn aandacht werden onderworpen.
Een even diepen afkeer had Bismarck van
potloodschrift. Zoolang hy aan de regeering
was, mocht liem geen telegram worden voor
gelegd, dat met potlood was overgeschreven.
Hy wilde, dat dit met inkt zou geschieden, ea
sedert ontving hy steeds, ook nadat hy zich
op Friedrichsruh bad teruggetrokken, met
inkt geschreven telegrammen.
Programma van Muziekuitvoeringen.
M.USIS SACRUM. Zondag 21 Aug., tchalfocbt
door bet Stafmuzickcorpe der dd. Schntterö. Direoknr:
de heer Jolx. C. Geyp. Eerste afdeeling: No.1.
„A.11 Bight", Marach, L- H.Feendera; 2.0uvertore,U»
Dragons de Villars", L. Maillart; 3. a„Resignation
Gavotte, H. Brandts; b. „Eïn Knee in Ehren
Niemand Wthren", B. Voliaiedt; 4. „Mamsel Üeber-
muth", Potpourri, A. Schreinor. Twecdo i fdeel'n8»
No, 5. Yaandelmarech; 6. Ouverture „La Mocti
de Portici", F. E. D. Auber; 7. a. „LeeMuacadiotr»
P. Wachs; b. „Z geunertanz", E. Berz; c.
Whitworth-Cycle". Galop. Job. C. Geyp; 8. „Lus. 0
Cruder", Wale, R. Vollstedt; 9. Potpourri uit
lïevuo „Luilekker'aud", Job. O. Geyp.
Noa. 3a. 4 eu 7 b. Eerste uitvoering.