N°. 11805
"Vrijdag 19 Augustus.
A0. 1898
<§omant wordt dagelijks, met uitzondering
van fpn- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 18 Augustus.
Feuilleton.
Frits en Frans.
LEIDSCH
DAfrBLAD.
PRIJS DEZES. COUEANT:
Voor Lelden por 8 maanden. f 1.10.
Franco per poel1.10.
Wonderlijke Nommors 0.0&.
PRUS DES ■ATWKR'J'k'rtMM !W
Van 1 0 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17$. - Groctorö
letters naar plaatsruimte^ Voor het incasseereD bulten de stad
wordt f 0.05 berekend
- Do commandant der lsto divisie infan
terie, generaal-majoor Laman Trip, zal morgen
inspectie houden over de beide bataljons ran
bet 4de reg. inf., alhier in garnizoen.
De bataljons zullen te kwartier voor achten
voorm. op het Schuttersveld moeten ztyo
opgesteld.
- In het jongstverschonen nommer van den
Kederlandschen Spectator wjjdt dr. K. E W.
strootman een artikel aan den archaeologlschen
1 vacantiecursus te Leiden.
Niet lang zoo schrijft hy o. a. na
prof. Holwerda'8 thuiskomst van z\jn weten
schappelijke reis naar Rome en Griekenland,
ontving men aan alle Noderlandscho Gymnasia
een schrijven van dr. C. J. Yinkesteyn, rector
van het Gymnasium te Schiedam, waario
ieder, die daartoe lust gevoelde, namens den
Leiischen hoogleeraar in de archaeologie uit-
genoodigd werd in de groote vacantia deel te
nemen aan een cursus in genoemd studievrk.
Deze roepstem bleek geen vox clamantis te
zijn; meer dan dertig philologen, op enkele
uitzonderingen na, rectoren en leeraren aan
onze Gymnasia, verklaarden zich gaarne bereid
zoodanigen cursus by te wonen, zoodat de
toevloed veel grooter was dan men verwacht
had en prof. Holwerda besloot twee cursussen
te geven, nl. van 18 tot 24 Juli en van
1 tot 7 Augustus.
Dat do uitnemend goede gedachte van prof.
Holwerda zooveel byval mocht vinden, acht
ik zeer stellig een gunstig teekea des tijds.
De archaeologie, het studievak, dat zoo langen
tgd in minder goedon reuk stond, dat door
de studie der interpolatie en conjecturen-
fabricatie nauweiyks naast zich geduld werd,
8cb\)nt dan eindeiyk toch tot meer aanzien
te zullen geraken. Immers zy, wier taak het
is de classioke opvoeding der Nederlandeche
gymnasiastea te leiden, kwamen in grooten
getale op, alsof ze gevoelden, dat hun hier
iets zou worden vergoed van wat hun vroeger
aan de universiteit was onthouden. Het is
de treurige waarheid, dat tot voor korten
tyd de studie der archaeologie aan onze
universiteiten vrywel genegeerd werd behalve
te Groningen, waar we Halbertsma's colleges
over Griekscbo kunst genoten, en to Amster
dam, dat zyn Allard Pierson had.
Toen w\j den 18den in het patricische
vertrek aan de Boommarkt te Leiden, dat de
collegekamer van prof. Holwerda is, saraon-
kwamen, deelde de hoogleeraar ons mede,
dat het hem in het kleine aantal dagen natuur
lijk slechts mogeiyk was ons met de hoofd
zaken der archaeologie bekend te maken;
maar, dat alles Ons duideiyk en begrypeiyk
voor oogen zou worden gesteld, bleek reeds
dien eersten morgen. Aanschouweiyk in de
hoogste mate toch was de wyzo, waarop
ons de verschillende manieren van drapeering
van het Griok6che gewaad werden aangetoond,
betgeen prof. Holwerda met behulp van zyn
wakkeren assistent, doctorandus M. W. De
Visser, deed door middel van een lovens-
grooten pop, waaraan slechts het schalksche
hoofd eener Grieksche dame ontbrak om de
illusie volkomen te maken.
Natuuriyk is het bier niet de plaats om
in lange uitwyaingen te vervallen, maar
gaarne breng ik nogmaals hulde aan prof.
Holwerda's schoone, gloedvolle improvisatie,
aan zyn groote welwillendheid om minder
gemakkelyke zaken ons meer dan eens duiie-
iyk te maken. Door de bezielde en bezielende
taal van den hoogleeraar verrezen voor ons
geestesoog de groote kunstenaars der oudheid,
die nog voortleven in hun gewrochten, hoe
verminkt en fragmentarisch deze vaak tot
ons gekomen zyn. Nooit zullen ze ophouden
hem te bekoren, die het waarlijk schoone
bemint; te leeren dit waarlyk schoone te
zien, is weggelegd voor hem, die de Griek
sche kunst doceort. De Grieksche kunst is
iets geheel eenigs, omdat zy behoort by den
godsdienst en omdat de opvatting der Hellenen
omtrent het goddelyke iets aparts is; met de
verandering van denkwyze op godsdienstig
gebied wyzigt zich ook de kunst, dit is de
klove tusschen de Mykeenscho en de Hel-
leonsche periode, de vereering der onderaard-
sche goden blyft slechts bestaan in de mysto-
riön, de Jonische beschaving verschijnt met
den dienst van Apollo, den god des lichts en
het beeld der godheid wordt het beeld der
ideale menschelyke schoonheid.
Prof. Holwerda heeft in zyn afscheidswoord
opgemerkt, dat het houden van dezen vacan-
tiocur8us volstrekt niet alleen een vriende
lykheid van hem was, maar dat hy tevens
een egoïstisch doel daarmede beoogde, nl.
zyn studievak by het tegenwoordige geslacht
meer bekendheid en aanzien te geven. Ik
meen te mogen verklaren, dat de geachte
hoogleeraar dit doei ten volle bereikt beeft.
Het was dan ook volkomen in den geest
van allen, die aan dezen eersten vacantie-
cursus deelnamen, toen de rector van het
Dordtsche Gymnasium, dr. A. "W. Yan Geer,
in schoone bewoordingen hartelyken dank
bracht aan den onvermoeiden professor voor
het vele, dat wy mochten zien en hooien,
waardoor wy waren overtuigd geworden, dat
do archaeologie een schoone, belangryke,
maar ook een heel moeilijke studie is. De
heer Yan Geer deelde tevens mede, dat men
als stoffelijk huldebiyk den bekenden kanon
van Polykleitos, den Doryphoros, wenschte
aan te bieden, hetgeen door prof. Holwerda
gaarne voor het Museum werd aanvaard.
In de parochiekerk van den H. Petrus
is door den weleerw. heer L. J. Spoorman,
tot Priester gewyd, diens eerste H. Mis
opgedragen. Hy werd daarby geassisteerd door
den zeereerw. heer J. J. Vernieuwe, pastoor,
als presbyter assistens, door de eerw. heoren
L. Oosterlaan en G. Rengs als diaken on
sub-diaken en den eerw. beer J. Spoorman,
broeder van den feesteling, als ceremoniarius.
Als cantores fungeerden de eerw. heeren
Wytenburgh on Carstens.
Na het Evangelie werd de predikatie ge
houden door den oorw. pater G. Perquin, noef
van den feesteling, naar aanleiding van het
Evang. van Johannes 17 15: „De heerlykheid,
die Gy my gegeven hebt, heb ik hun gegeven."
Voor de Mis werd gezongen het „Veni
Creator", en voorts de „lilde Missa", beido van
Verhulst, onder leiding van den heer B. J.
De Goey.
Ook in de kerk van O. L. Vr. Hemelvaart
aan de Haven werd een eerste H. Mis opge
dragen. Dit geschiedde hier door den weleerw.
heer P. J. Bonnet. Deze werd daarby geassis
teerd door de e^rw. hoeren H. Pichot, als pre3b.
assistens; E. Messel en J. Bouwmans als diaken
en sub-diaken, J. Root, als ceremoniarius, en
J. Willenborg en G. Kop, als cantores. Do predi
katie werd gehouden door den h.oerw. heer mgr.
J. Bots, pastoor en deken van Leiden, over de
Hoiligheil van den priester naar aanleiding
van den tekst: „Hy, die machtig is, beeft my
groot gemaakt, Heilig is zyn Naam".
Door het koor werden gezongen het „Veni
Creator" van Beltjens, de „Missa No. 1J' van
Heinze, de „Tantum Ergo" van Haydn en tot
slot de „Laudent Nomen" van Yan Breê, onder
leiding van den heer P. G. Timp.
Hedenmorgen werd in hetzelfde kerkgebouw
de eerste plechtige H. Mis opgedragsn door
den weleerw. heer J. C. Clavab, geassisteerd
door geestelijken der parochie en anderen,
terwijl do bovenvermbide weleerw. heer P. J.
Bonnet thans als diaken fungeerde en de
hoogeerw. heer mgr. Bots weder de feest
rede hield.
Gezongen werden nu do „Veni Creator"
van Beltjms, de „Mis" van Yan Eyken, de
„Tantum Ergo" van Lambilotte, en tot slot
do „Laudate Dominum" van H. J. Wanna,
organist der kerk.
B.iie kerkgebouwen, ryk en smaakvol ver
sierd met bloemen en groen, waren by deze
plechtigheden door een talryke schare vrienden,
betrekkingen en verdere belangstellenden be
zocht.
De kópt. P. W. Weber, van het 4de reg.
inf. te Leiden, wordt, met ingang van 1 Nor.
a. s., voor den tyd van één jaar werkzaam
gesteld onder do bevelen van den chef van
den generalen staf te 's (fravenhage.
Voor de akte Fransch, lager onderwijs,
is geslaagd de heer D. Moolhuyzen, van Leiden,
en voor de akte Duitsch, middelbaar onderwys,
de heer T. P. H. E. Friedomann, van Voor
schoten.
Te Drieborgen is overleden onze vroegere
stadgenoot de heer J. Van Leeuwen Az., sedert
1883 notaris te Alkmaar, tevens tot kort
voor zyn dood majoor commandant der dd.
8chuttery aldaar. In de plaats zijner inwoning
stond by in boog aanzien.
By den heer G. J. Slothouwer, te Amers
foort, hebben het licht gezien twee deelen
„Fransche Studiën," door dr. Jan Ten Brink,
hoogleeraar aan do Rijks-Universiteit te Leiden.
By de keuze der in deze studiën behandelde
personen hebben de gebeurtenissen van den
jong8ten tyd meestal de richting aangegeven.
Besproken worden George Sand, Honoró de
Balzac, Emile Zola, Emile Augier, Alphonse
Daudet. De schryver heeft gepoogd het meest
karakteristieke en het best geslaagde deel
dor kunstwerken van deze auteurs in het
licht te stellen. In hoever hy daarin geslaagd
is kan leder voor zich beoordeeleD, maar dat
men in deze twee deeltjes onderhoudende
lectuur vindt, staat wel vast.
Ia de vergaderzaal van de Eerste Kamer
kwamen hedenmiddag om 2 uren do leden
van het Institut de droit international byeen
tot het houden van hun eerste byeenkomst.
Deze openingszitting werd door veel ge-
noodigden bygewoond, verscheidene ministers,
leden van het corps diplomatique, leden van
den Raad van State en, op de gereserveerde
tribune, door verschillende dames.
De minister van buitenlandscho zaken, mr.
W. H, De Beaufort, sprak de openingsrede uit.
De Nederl. Regeering zeide de minister
waardeert ten hoogste, dat het Instituut zyn
26-jarig bestaansfeest wel in ons land heeft
willen komen vieren, en dus goede herinne
ringen heeft bewaard aan zyn verbiyf alhier,
nu 23 jaar geleden. Wel is sedert veel ver
anderd, wol zyn velen, die in 1875 een goede
ontvangst bereidden, aan het vaderland ont
vallen, wel zyn ook veel beroemde mannen,
die toen de samenkomst te 's-Gravenhage
als leden opluisterden, heengegaan en is al
leen de herinnering overgebleven aan de groote
diensten, die zy aan de wetenschap hebben
bewezen, maar ondanks die groote verliezen
i3 het Instituut jeugdig en krachtig geblevon.
Heeft de dood uw ryen gedund, gy hott de
ledige plaatsen kunnen aanvullen met man
nen, waardig in de voetstappen van hun
voorgangers te treden.
Het tijdperk van 25 jaar, dat deze vereeni-
giog heeft doorleefd, is door werken geken
merkt, die de beschaafde wereld hoog waar
deert on waarvan lit overbodig is hier den
lof te zwaaien. Door het Instituut te grond
vesten hebt gy verkondigd, dat de verhoudingen
tusschen de volkeren aan de wetten van het
Recht moeten zyn onderworpen. Het edele doel,
dat gy nastreefdet, was om zooveel mogeiyk
in de internationale betrekkingen te bevorderen
do tot stand-koming van een stelsel, dat geen
grondslag erkende dan het Recbt en dienten
gevolge vanzelf bet gebruik van gewelddadige
middelen uitsloot.
Aan het slot zyner uitvoerige en belang
ryke rede zeiio de heer Do Beaufort:
Do grootsche en edele beginselen, waarvan
gy de moedige verdedigers zyt geweest, win
nen hoe langer zoo meer veld. Ik hoop, dat
uw byeenkomst te 's-Gravenbage zal strekken
ze nog sterker te doen vooruitgaan. Uit den
grond myns harten wensch ik haar het meeste
succes.
Gy zyt bier gekomen op een gedenkwaardig
oogenblik. Wy naderGn een gebeurtenis van
het grootste gewicht voor ons land. Een
nieuwe regoering zal aanvangen. Binnen wei
nige dagen zal, als God wil, onze jonge
Koningin, de laatste spruit van het door
luchtig stamhuis van Oranje-Nassau, de teugels
van het bewind in handen nemen. Onder alle
wen8cheu voor Hare doorluchtige persoon en
voor Hare regeering, die uit on3 hart wellen,
is er een, die niet do kleinste plaats inneemt
en waarmede ik ben er zeker van onze
lieftallige Souvereine geheel instemt, namelijk
de wenscb, dat Hare regoering er e n zal zyn
van vrede en dat Zy zal mogen aanschouwen
den triomf van die hooge en schoone ideeën, ge
durende 25 jaar door uw Instituut met onver-
moeiden yver voorgestaan. Dia triomf, cie u met
glorie zal bedekken en het geluk der volktrea
zal verzekeren, zal een van die geschiedkun
dige gebeurtenissen 2yn, waarvan de toe-
komsttige geslachten steels do herinnering
zullen bewaren.
De Staatsraad mr. T. M. C. Asser, thans
het woord opnemende, deelde mede, dat in de
hedenochtend gehouden byeenkomst van da
leden van het Instituut hem bet voorzitter
schap is opgedragen.
Zyn dank betuigende voor dit bowys van
vertrouwen riep de voorzitter, by de vervul
ling zyner taak, do medewerking in van alle
leden in bet Bureau, de beide Vice presidenten
en van onvermoeiden Secretaris-Generaal pro
fessor Lebr.
Na, uit naam van het Instituut, den minister
tan buitenlandscho zaken dank te hebben
betuigd voor de schoone woorden, door hem
gesproken, verklaarde de voorzitter in zyn
dubbele hoedanigheid van lid-medestichter
van het Instituut en van Nederlander, zich
gelukkig en trotsch te gevoelen, dat het
Instituut, na in 1875 hier byeen te zyn ge
weest, thans ons land heeft gekozen ora het
zilveren feest van zyn bestaan te vieren.
En in dat 25-jarig feest vond do voorzitter
aanleiding de omstandigheden te schetsen,
waaronder het is geboren, en de beweeg
redenen, welke daarby do stichters van het
Instituut hebben geleid.
De minister van buitonlandscbe zaken, do
heer De Beaufort, zal Vrydag a. s. ten zynen
huize een soirée geven, waartoe ook de leden
van het Institut de droit international go-
noodigd zyu.
De Sultan van Siak zal Donderdag te
Nymegen van 3 tot 4 uren in het Keizer-
Karel hotel aldaar een receptie houden voor
hen, die door Z. H. wenschen te worden
ontvangen.
Tot 1 Sept. houdt de Sultm zyn pied-A-
terre in genoemd hotel, waarna door Z. H.
eerst worden betrokken de voor hem van
wege de Regeoring gereserveerde apparte
menten in het Yictoria-hotel te Amsterdam
en daarna dio in het Park-hotel te 's-Gra
venhage.
Na afloop der inhuldigingsfeesten, met
inbegrip van de leger- en vlootrevue, zullen
door Z. H. nog verschillende industriöele onder
nemingen in ons land worden bezichtigd, waar
na de Sultan, door den heer Schouten tot
Suez begeleid, naar Indé terugkeert.
De prinsen van Solo bezochten Woensdag
Rozendaal en brachten een bezoek aan baron
Van Pallandt op het kasteel Rozendaal.
Aan het staatsexamen tot toelating aan
do Universiteit van 15 tot 17 Augustus
hebben zich aangemeld 8 candidaten voor de
faculteiten der godgeleerdheid, enz. Toegelaten:
S. Van Heemstra, M. Oberman, S. Vellenga,
J. De Bruin. Voor de faculteiten der genees
kunde, enz. 7 candidaten geëxamineerd. Toege
laten:. V. E. Nierstrasz, N. J. Yan Suchtelen.
Drie candidaten hebben zich teruggetrokken.
Yan do vorige groep alsnog geslaagd A.
La Feber (A), L. Bukman (B).
12)
Hy vloog de kamer in, bleek waa het
van toorn of van smart? Z(jn haren, zijn
trota, zijn BCboono, krullende haren hingen
verward over zijn voorhoofd, en zijn oogen
flikkerden ala dolken. Het werd mij akelig
te moede, en een wonderlijke mengeling van
vreugdegejuich en innige deelneming bewoog
mijn ziel, toen ik den vriend zoo zag
lijden.
Ik vroeg niet, ik behoefde niet te vragen,
maar ik kon en mocht ook niet troostenmij
bleef niets over dan te zwijgeD, zoo lang by
niet sprak. Ik bad hem bezwaariyk in staat
geacht zulke diepe smart te kunnen gevoelen;
gemakkeiyk van leven en opgeruimd als hy
was, had tot nu toe bepaald niets hem zoo-
zeer aangegrepen.
Weder gingen wy zwygend te bed en weder
woDtelden wy ons urenlang slapeloos rond,
alleen ditmaal natuuriyk door geheel tegen
gestelde gevoelens bowogeD, want meer en
meer omgaf my met zoeten adem een on-
beschryflyke zaligheid, en al myn hopen, al
myn vertrouwvolle vooruitzichten, die vroeger
steeds op de vlucht gingen, wanneer ik aan
den mededinger dacht, namen toe en sterkten
aan, en ik stond op als een maD, die weet
wat hy moeit en wat hy wil.
Frits dronk koffie, die ik byzonder sterk
voor hom zette, en hy at er ook eon broodje
by; dat stelde mg gerust.
„Ziezoo, nu ga ik verhuizen," sprak hy
zuchtend, zyn kopje wegschuivend, „gy hebt
nu het ryk alleen."
„Frits," antwoordde ik, maar wist er waariyk
niets aan toe te voegen; alleen stak ik hem
over de tafel de hand toe, als toeken van
myn verzoenende of deelnemende stemming.
„Laat dat!" mompelde hy afwerend. „Ik
geloof, dat ik het zoo ver zal brengen, je je
geluk niet te benyden, want zy heeft mol my
gecoquetteerd, gecoquetteerd, zeg ik je, op
verfoeilyke wyze, en ik ben een eerlyke kerel,
die daartegen niet gewapend was."
Zyn stem beefde; wellicht voelde by, dat
het er met zyn bedaardheid bedenkeiyk uitzag;
daarom nam by haastig zyn hoed en liep de
deur uit.
Ik had met een onaangenaam gevoel ten
opzichte van het meieje te kampen, doch dit
was slechts voorbygaand; hot lag immers te
zeer in de stemming van een afgewezen
minnaar, wanneer by de aangebedene van
coquetterie beschuldigde!
Frits vond niet dadeiyk een woning, die
hem aanstond; by vergenoegde er zich dus
voorshands mee, den geheelen dag afwezig te
zyn; hy bezocht geen college, hy werkte
niet, hy doolde rond in de heerlyke omgeving,
en hoe weinig ik hem ook zag, toch ontging
het my niet, dat deze omgang met de natuur
een troostvolle en heilzame werking op hem
uitoefende.
Wanneer hy naar huis kwam, las ik steeds
een ondervragenden blik in zyn oogen, waarop
ik dan ontkennend antwoordde, want het was
voor my een uitgemaakte zaak, dat ik de
beslissing over myn geluk altbaus niet zou
verhaasten, zoolang Frits nog in huis was.
Veilig en getroost kon ik thans dit uitstel
verdrageD, dat ik als een offer van voor
malige vriendschap beschouwde, want dat
het hiermee voortaan voorgoed uit was, dat
lag voor de hand.
Maar ik behoefdo my toch niet het genot
te ontzeggen, den tuin te bezoeken! Ik ging
met een boek in het prieeltje zitten of zocht
my met iets anders onledig te houden, bond
bloemen op, trok onkruid uit, verwyderde
verdorde bladeren of zoo iete. Vroeger was
alsdan Ottilia monigmaal naar beDeden ge-
komen, wanneer zy my gezien had, of ik had
haar reeds in den tuin gevonden. Thans echter
bleef zy onzichtbaar, en ik vond het kieech
en fijngevoeld, dat zy zich in de eerste
dagen eenigszins terughield; dat gebood een
zeker medelyden met den afgewezen minnaar.
Eenmaal, 'tis waar, was zy met de pro
fessorsweduwe beneden, maar ik vond geen
gelegenheid, haar alleen te spreken. Een be-
koorlyke blos overtoog haar gelaat, toen ze
my zag, en een ongewone emat, gepaard aan
een zekere weekheid en innigheid, stond haar
verrukkelyk.
Louise evenwel trof ik meermalen in den
tuin, en zy verstrooide my met haar gekeu
vel, hetwelk zich dan ook menigmaal over
allerlei dingen uitstrekte, die wel in staat
waren myn belangstelling op ts wekken.
„Waarom komt mynheer Imhof toch nooit
meer in den tuin?" vroeg zy straks.
„Hy is uitgegaan," antwoorddo ik.
„Waarom is hij uitgegaan?"
„U vraagt zonderling."
„Zoo? Ik vraag Diet zonderling. Anders
kwaamt gy altyd samen; nu komt u altyd
alleen."
„Dat ie ook reods vaak gebeurd."
„Ja en ik weet ook einds wanneer."
„Dan weet ge meer dan ik."
„Hm, u denkt zeker, dat ik niets ge
merkt heb?"
„U ik - ik begryp u niet.''
„U begrypt my heel goed."
„Zonderlinge bewering
„Ja ik ben zoo dom niet."
„Dan ben ik hot misschien?"
„U doet ten minste zoo."
„Maar, jongejuffrouw Louise, u heeft Diets
gezegd, wat ik zou kunnen begrypon of niet
zou kunnen begrypen, u heeft in 't geheel
niets gezegd wilt ge u, als 't u belieft, niet
wat duidelyker uitdrukken?"
„Dan ben ik weer enfant terrible."
„Wat zou dat tegenover my? U weet, dat
by my alle geheimen goed bewaard zyn.
Heb ik ooit iets verklapt, wat u my soms
hadt toevertrouwd?"
„NeeD, dat heeft u niet," antwoordde zy
met nadruk. „Maar nu wil ik u volstrekt
niets toevertrouwen, u zal alleen maar zien,
dat ik weet, wat u weet."
„En dat ia?" vroeg ik inderdaad niet zonder
nieuwsgierigheid.
„Nu daD, oerst komt gy altijd samen by
taute Lenne of hier in den tuiD, en daarna
kout gy opoens niet meer samen."
„Is dat alles?"
„Dat zou wat moois wezenl"
„Vorder dus!
„Ja gy zet ook zulke merkwaardige
oogen op, u beiden bedoel ik, Frits en Frats,
zooals gy immers heet. Wanneer Ottilia er
is, zet gy zulke oogen op, maar mynheer
Imhof hot meest; dan ziet hy niemand dan
haar en met andere menscben spreekt by
geen enkel woord."
„Welk eon inval I Van my kan u dat ton
minste niet zoggen."
„Neen, neen, maar er heel anders uitzien
dan gowooDiyk doet u ook, wanneer Ottilio
er is hoe komt dat?"
Ik lachte gedwoDgen, want de vraag kwam
my ongelegen.
Louise wachtte ook myn antwoord niet af,
doch ging voort: „Ton laatste kwaamt gy
steeds ieder alleen, en wanDeer ik u vraag;
Waar is manheer Imhof? dan zegt u: hy is
uitgegaan, en wanneer ik mynheer Imhof
vraag waar u is, dan zegt by-. Hy is uitgegaan.
Gy wilt dus niet meer te zamen komen, en
wanneer gy Diet meer te zamen komen wilt,
dan is het om Ottliie - dat weet ik heel goed."
„Ik geloof, dat go een klein, wys juffertj»
zyt," zei ik, om toch iots te zeggen.
(Wordt vervolgd