N°. 11805 "Vrijdag 19 Augustus. A0. 1898 <§omant wordt dagelijks, met uitzondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 18 Augustus. Feuilleton. Frits en Frans. LEIDSCH DAfrBLAD. PRIJS DEZES. COUEANT: Voor Lelden por 8 maanden. f 1.10. Franco per poel1.10. Wonderlijke Nommors 0.0&. PRUS DES ■ATWKR'J'k'rtMM !W Van 1 0 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17$. - Groctorö letters naar plaatsruimte^ Voor het incasseereD bulten de stad wordt f 0.05 berekend - Do commandant der lsto divisie infan terie, generaal-majoor Laman Trip, zal morgen inspectie houden over de beide bataljons ran bet 4de reg. inf., alhier in garnizoen. De bataljons zullen te kwartier voor achten voorm. op het Schuttersveld moeten ztyo opgesteld. - In het jongstverschonen nommer van den Kederlandschen Spectator wjjdt dr. K. E W. strootman een artikel aan den archaeologlschen 1 vacantiecursus te Leiden. Niet lang zoo schrijft hy o. a. na prof. Holwerda'8 thuiskomst van z\jn weten schappelijke reis naar Rome en Griekenland, ontving men aan alle Noderlandscho Gymnasia een schrijven van dr. C. J. Yinkesteyn, rector van het Gymnasium te Schiedam, waario ieder, die daartoe lust gevoelde, namens den Leiischen hoogleeraar in de archaeologie uit- genoodigd werd in de groote vacantia deel te nemen aan een cursus in genoemd studievrk. Deze roepstem bleek geen vox clamantis te zijn; meer dan dertig philologen, op enkele uitzonderingen na, rectoren en leeraren aan onze Gymnasia, verklaarden zich gaarne bereid zoodanigen cursus by te wonen, zoodat de toevloed veel grooter was dan men verwacht had en prof. Holwerda besloot twee cursussen te geven, nl. van 18 tot 24 Juli en van 1 tot 7 Augustus. Dat do uitnemend goede gedachte van prof. Holwerda zooveel byval mocht vinden, acht ik zeer stellig een gunstig teekea des tijds. De archaeologie, het studievak, dat zoo langen tgd in minder goedon reuk stond, dat door de studie der interpolatie en conjecturen- fabricatie nauweiyks naast zich geduld werd, 8cb\)nt dan eindeiyk toch tot meer aanzien te zullen geraken. Immers zy, wier taak het is de classioke opvoeding der Nederlandeche gymnasiastea te leiden, kwamen in grooten getale op, alsof ze gevoelden, dat hun hier iets zou worden vergoed van wat hun vroeger aan de universiteit was onthouden. Het is de treurige waarheid, dat tot voor korten tyd de studie der archaeologie aan onze universiteiten vrywel genegeerd werd behalve te Groningen, waar we Halbertsma's colleges over Griekscbo kunst genoten, en to Amster dam, dat zyn Allard Pierson had. Toen w\j den 18den in het patricische vertrek aan de Boommarkt te Leiden, dat de collegekamer van prof. Holwerda is, saraon- kwamen, deelde de hoogleeraar ons mede, dat het hem in het kleine aantal dagen natuur lijk slechts mogeiyk was ons met de hoofd zaken der archaeologie bekend te maken; maar, dat alles Ons duideiyk en begrypeiyk voor oogen zou worden gesteld, bleek reeds dien eersten morgen. Aanschouweiyk in de hoogste mate toch was de wyzo, waarop ons de verschillende manieren van drapeering van het Griok6che gewaad werden aangetoond, betgeen prof. Holwerda met behulp van zyn wakkeren assistent, doctorandus M. W. De Visser, deed door middel van een lovens- grooten pop, waaraan slechts het schalksche hoofd eener Grieksche dame ontbrak om de illusie volkomen te maken. Natuuriyk is het bier niet de plaats om in lange uitwyaingen te vervallen, maar gaarne breng ik nogmaals hulde aan prof. Holwerda's schoone, gloedvolle improvisatie, aan zyn groote welwillendheid om minder gemakkelyke zaken ons meer dan eens duiie- iyk te maken. Door de bezielde en bezielende taal van den hoogleeraar verrezen voor ons geestesoog de groote kunstenaars der oudheid, die nog voortleven in hun gewrochten, hoe verminkt en fragmentarisch deze vaak tot ons gekomen zyn. Nooit zullen ze ophouden hem te bekoren, die het waarlijk schoone bemint; te leeren dit waarlyk schoone te zien, is weggelegd voor hem, die de Griek sche kunst doceort. De Grieksche kunst is iets geheel eenigs, omdat zy behoort by den godsdienst en omdat de opvatting der Hellenen omtrent het goddelyke iets aparts is; met de verandering van denkwyze op godsdienstig gebied wyzigt zich ook de kunst, dit is de klove tusschen de Mykeenscho en de Hel- leonsche periode, de vereering der onderaard- sche goden blyft slechts bestaan in de mysto- riön, de Jonische beschaving verschijnt met den dienst van Apollo, den god des lichts en het beeld der godheid wordt het beeld der ideale menschelyke schoonheid. Prof. Holwerda heeft in zyn afscheidswoord opgemerkt, dat het houden van dezen vacan- tiocur8us volstrekt niet alleen een vriende lykheid van hem was, maar dat hy tevens een egoïstisch doel daarmede beoogde, nl. zyn studievak by het tegenwoordige geslacht meer bekendheid en aanzien te geven. Ik meen te mogen verklaren, dat de geachte hoogleeraar dit doei ten volle bereikt beeft. Het was dan ook volkomen in den geest van allen, die aan dezen eersten vacantie- cursus deelnamen, toen de rector van het Dordtsche Gymnasium, dr. A. "W. Yan Geer, in schoone bewoordingen hartelyken dank bracht aan den onvermoeiden professor voor het vele, dat wy mochten zien en hooien, waardoor wy waren overtuigd geworden, dat do archaeologie een schoone, belangryke, maar ook een heel moeilijke studie is. De heer Yan Geer deelde tevens mede, dat men als stoffelijk huldebiyk den bekenden kanon van Polykleitos, den Doryphoros, wenschte aan te bieden, hetgeen door prof. Holwerda gaarne voor het Museum werd aanvaard. In de parochiekerk van den H. Petrus is door den weleerw. heer L. J. Spoorman, tot Priester gewyd, diens eerste H. Mis opgedragen. Hy werd daarby geassisteerd door den zeereerw. heer J. J. Vernieuwe, pastoor, als presbyter assistens, door de eerw. heoren L. Oosterlaan en G. Rengs als diaken on sub-diaken en den eerw. beer J. Spoorman, broeder van den feesteling, als ceremoniarius. Als cantores fungeerden de eerw. heeren Wytenburgh on Carstens. Na het Evangelie werd de predikatie ge houden door den oorw. pater G. Perquin, noef van den feesteling, naar aanleiding van het Evang. van Johannes 17 15: „De heerlykheid, die Gy my gegeven hebt, heb ik hun gegeven." Voor de Mis werd gezongen het „Veni Creator", en voorts de „lilde Missa", beido van Verhulst, onder leiding van den heer B. J. De Goey. Ook in de kerk van O. L. Vr. Hemelvaart aan de Haven werd een eerste H. Mis opge dragen. Dit geschiedde hier door den weleerw. heer P. J. Bonnet. Deze werd daarby geassis teerd door de e^rw. hoeren H. Pichot, als pre3b. assistens; E. Messel en J. Bouwmans als diaken en sub-diaken, J. Root, als ceremoniarius, en J. Willenborg en G. Kop, als cantores. Do predi katie werd gehouden door den h.oerw. heer mgr. J. Bots, pastoor en deken van Leiden, over de Hoiligheil van den priester naar aanleiding van den tekst: „Hy, die machtig is, beeft my groot gemaakt, Heilig is zyn Naam". Door het koor werden gezongen het „Veni Creator" van Beltjens, de „Missa No. 1J' van Heinze, de „Tantum Ergo" van Haydn en tot slot de „Laudent Nomen" van Yan Breê, onder leiding van den heer P. G. Timp. Hedenmorgen werd in hetzelfde kerkgebouw de eerste plechtige H. Mis opgedragsn door den weleerw. heer J. C. Clavab, geassisteerd door geestelijken der parochie en anderen, terwijl do bovenvermbide weleerw. heer P. J. Bonnet thans als diaken fungeerde en de hoogeerw. heer mgr. Bots weder de feest rede hield. Gezongen werden nu do „Veni Creator" van Beltjms, de „Mis" van Yan Eyken, de „Tantum Ergo" van Lambilotte, en tot slot do „Laudate Dominum" van H. J. Wanna, organist der kerk. B.iie kerkgebouwen, ryk en smaakvol ver sierd met bloemen en groen, waren by deze plechtigheden door een talryke schare vrienden, betrekkingen en verdere belangstellenden be zocht. De kópt. P. W. Weber, van het 4de reg. inf. te Leiden, wordt, met ingang van 1 Nor. a. s., voor den tyd van één jaar werkzaam gesteld onder do bevelen van den chef van den generalen staf te 's (fravenhage. Voor de akte Fransch, lager onderwijs, is geslaagd de heer D. Moolhuyzen, van Leiden, en voor de akte Duitsch, middelbaar onderwys, de heer T. P. H. E. Friedomann, van Voor schoten. Te Drieborgen is overleden onze vroegere stadgenoot de heer J. Van Leeuwen Az., sedert 1883 notaris te Alkmaar, tevens tot kort voor zyn dood majoor commandant der dd. 8chuttery aldaar. In de plaats zijner inwoning stond by in boog aanzien. By den heer G. J. Slothouwer, te Amers foort, hebben het licht gezien twee deelen „Fransche Studiën," door dr. Jan Ten Brink, hoogleeraar aan do Rijks-Universiteit te Leiden. By de keuze der in deze studiën behandelde personen hebben de gebeurtenissen van den jong8ten tyd meestal de richting aangegeven. Besproken worden George Sand, Honoró de Balzac, Emile Zola, Emile Augier, Alphonse Daudet. De schryver heeft gepoogd het meest karakteristieke en het best geslaagde deel dor kunstwerken van deze auteurs in het licht te stellen. In hoever hy daarin geslaagd is kan leder voor zich beoordeeleD, maar dat men in deze twee deeltjes onderhoudende lectuur vindt, staat wel vast. Ia de vergaderzaal van de Eerste Kamer kwamen hedenmiddag om 2 uren do leden van het Institut de droit international byeen tot het houden van hun eerste byeenkomst. Deze openingszitting werd door veel ge- noodigden bygewoond, verscheidene ministers, leden van het corps diplomatique, leden van den Raad van State en, op de gereserveerde tribune, door verschillende dames. De minister van buitenlandscho zaken, mr. W. H, De Beaufort, sprak de openingsrede uit. De Nederl. Regeering zeide de minister waardeert ten hoogste, dat het Instituut zyn 26-jarig bestaansfeest wel in ons land heeft willen komen vieren, en dus goede herinne ringen heeft bewaard aan zyn verbiyf alhier, nu 23 jaar geleden. Wel is sedert veel ver anderd, wol zyn velen, die in 1875 een goede ontvangst bereidden, aan het vaderland ont vallen, wel zyn ook veel beroemde mannen, die toen de samenkomst te 's-Gravenhage als leden opluisterden, heengegaan en is al leen de herinnering overgebleven aan de groote diensten, die zy aan de wetenschap hebben bewezen, maar ondanks die groote verliezen i3 het Instituut jeugdig en krachtig geblevon. Heeft de dood uw ryen gedund, gy hott de ledige plaatsen kunnen aanvullen met man nen, waardig in de voetstappen van hun voorgangers te treden. Het tijdperk van 25 jaar, dat deze vereeni- giog heeft doorleefd, is door werken geken merkt, die de beschaafde wereld hoog waar deert on waarvan lit overbodig is hier den lof te zwaaien. Door het Instituut te grond vesten hebt gy verkondigd, dat de verhoudingen tusschen de volkeren aan de wetten van het Recht moeten zyn onderworpen. Het edele doel, dat gy nastreefdet, was om zooveel mogeiyk in de internationale betrekkingen te bevorderen do tot stand-koming van een stelsel, dat geen grondslag erkende dan het Recbt en dienten gevolge vanzelf bet gebruik van gewelddadige middelen uitsloot. Aan het slot zyner uitvoerige en belang ryke rede zeiio de heer Do Beaufort: Do grootsche en edele beginselen, waarvan gy de moedige verdedigers zyt geweest, win nen hoe langer zoo meer veld. Ik hoop, dat uw byeenkomst te 's-Gravenbage zal strekken ze nog sterker te doen vooruitgaan. Uit den grond myns harten wensch ik haar het meeste succes. Gy zyt bier gekomen op een gedenkwaardig oogenblik. Wy naderGn een gebeurtenis van het grootste gewicht voor ons land. Een nieuwe regoering zal aanvangen. Binnen wei nige dagen zal, als God wil, onze jonge Koningin, de laatste spruit van het door luchtig stamhuis van Oranje-Nassau, de teugels van het bewind in handen nemen. Onder alle wen8cheu voor Hare doorluchtige persoon en voor Hare regeering, die uit on3 hart wellen, is er een, die niet do kleinste plaats inneemt en waarmede ik ben er zeker van onze lieftallige Souvereine geheel instemt, namelijk de wenscb, dat Hare regoering er e n zal zyn van vrede en dat Zy zal mogen aanschouwen den triomf van die hooge en schoone ideeën, ge durende 25 jaar door uw Instituut met onver- moeiden yver voorgestaan. Dia triomf, cie u met glorie zal bedekken en het geluk der volktrea zal verzekeren, zal een van die geschiedkun dige gebeurtenissen 2yn, waarvan de toe- komsttige geslachten steels do herinnering zullen bewaren. De Staatsraad mr. T. M. C. Asser, thans het woord opnemende, deelde mede, dat in de hedenochtend gehouden byeenkomst van da leden van het Instituut hem bet voorzitter schap is opgedragen. Zyn dank betuigende voor dit bowys van vertrouwen riep de voorzitter, by de vervul ling zyner taak, do medewerking in van alle leden in bet Bureau, de beide Vice presidenten en van onvermoeiden Secretaris-Generaal pro fessor Lebr. Na, uit naam van het Instituut, den minister tan buitenlandscho zaken dank te hebben betuigd voor de schoone woorden, door hem gesproken, verklaarde de voorzitter in zyn dubbele hoedanigheid van lid-medestichter van het Instituut en van Nederlander, zich gelukkig en trotsch te gevoelen, dat het Instituut, na in 1875 hier byeen te zyn ge weest, thans ons land heeft gekozen ora het zilveren feest van zyn bestaan te vieren. En in dat 25-jarig feest vond do voorzitter aanleiding de omstandigheden te schetsen, waaronder het is geboren, en de beweeg redenen, welke daarby do stichters van het Instituut hebben geleid. De minister van buitonlandscbe zaken, do heer De Beaufort, zal Vrydag a. s. ten zynen huize een soirée geven, waartoe ook de leden van het Institut de droit international go- noodigd zyu. De Sultan van Siak zal Donderdag te Nymegen van 3 tot 4 uren in het Keizer- Karel hotel aldaar een receptie houden voor hen, die door Z. H. wenschen te worden ontvangen. Tot 1 Sept. houdt de Sultm zyn pied-A- terre in genoemd hotel, waarna door Z. H. eerst worden betrokken de voor hem van wege de Regeoring gereserveerde apparte menten in het Yictoria-hotel te Amsterdam en daarna dio in het Park-hotel te 's-Gra venhage. Na afloop der inhuldigingsfeesten, met inbegrip van de leger- en vlootrevue, zullen door Z. H. nog verschillende industriöele onder nemingen in ons land worden bezichtigd, waar na de Sultan, door den heer Schouten tot Suez begeleid, naar Indé terugkeert. De prinsen van Solo bezochten Woensdag Rozendaal en brachten een bezoek aan baron Van Pallandt op het kasteel Rozendaal. Aan het staatsexamen tot toelating aan do Universiteit van 15 tot 17 Augustus hebben zich aangemeld 8 candidaten voor de faculteiten der godgeleerdheid, enz. Toegelaten: S. Van Heemstra, M. Oberman, S. Vellenga, J. De Bruin. Voor de faculteiten der genees kunde, enz. 7 candidaten geëxamineerd. Toege laten:. V. E. Nierstrasz, N. J. Yan Suchtelen. Drie candidaten hebben zich teruggetrokken. Yan do vorige groep alsnog geslaagd A. La Feber (A), L. Bukman (B). 12) Hy vloog de kamer in, bleek waa het van toorn of van smart? Z(jn haren, zijn trota, zijn BCboono, krullende haren hingen verward over zijn voorhoofd, en zijn oogen flikkerden ala dolken. Het werd mij akelig te moede, en een wonderlijke mengeling van vreugdegejuich en innige deelneming bewoog mijn ziel, toen ik den vriend zoo zag lijden. Ik vroeg niet, ik behoefde niet te vragen, maar ik kon en mocht ook niet troostenmij bleef niets over dan te zwijgeD, zoo lang by niet sprak. Ik bad hem bezwaariyk in staat geacht zulke diepe smart te kunnen gevoelen; gemakkeiyk van leven en opgeruimd als hy was, had tot nu toe bepaald niets hem zoo- zeer aangegrepen. Weder gingen wy zwygend te bed en weder woDtelden wy ons urenlang slapeloos rond, alleen ditmaal natuuriyk door geheel tegen gestelde gevoelens bowogeD, want meer en meer omgaf my met zoeten adem een on- beschryflyke zaligheid, en al myn hopen, al myn vertrouwvolle vooruitzichten, die vroeger steeds op de vlucht gingen, wanneer ik aan den mededinger dacht, namen toe en sterkten aan, en ik stond op als een maD, die weet wat hy moeit en wat hy wil. Frits dronk koffie, die ik byzonder sterk voor hom zette, en hy at er ook eon broodje by; dat stelde mg gerust. „Ziezoo, nu ga ik verhuizen," sprak hy zuchtend, zyn kopje wegschuivend, „gy hebt nu het ryk alleen." „Frits," antwoordde ik, maar wist er waariyk niets aan toe te voegen; alleen stak ik hem over de tafel de hand toe, als toeken van myn verzoenende of deelnemende stemming. „Laat dat!" mompelde hy afwerend. „Ik geloof, dat ik het zoo ver zal brengen, je je geluk niet te benyden, want zy heeft mol my gecoquetteerd, gecoquetteerd, zeg ik je, op verfoeilyke wyze, en ik ben een eerlyke kerel, die daartegen niet gewapend was." Zyn stem beefde; wellicht voelde by, dat het er met zyn bedaardheid bedenkeiyk uitzag; daarom nam by haastig zyn hoed en liep de deur uit. Ik had met een onaangenaam gevoel ten opzichte van het meieje te kampen, doch dit was slechts voorbygaand; hot lag immers te zeer in de stemming van een afgewezen minnaar, wanneer by de aangebedene van coquetterie beschuldigde! Frits vond niet dadeiyk een woning, die hem aanstond; by vergenoegde er zich dus voorshands mee, den geheelen dag afwezig te zyn; hy bezocht geen college, hy werkte niet, hy doolde rond in de heerlyke omgeving, en hoe weinig ik hem ook zag, toch ontging het my niet, dat deze omgang met de natuur een troostvolle en heilzame werking op hem uitoefende. Wanneer hy naar huis kwam, las ik steeds een ondervragenden blik in zyn oogen, waarop ik dan ontkennend antwoordde, want het was voor my een uitgemaakte zaak, dat ik de beslissing over myn geluk altbaus niet zou verhaasten, zoolang Frits nog in huis was. Veilig en getroost kon ik thans dit uitstel verdrageD, dat ik als een offer van voor malige vriendschap beschouwde, want dat het hiermee voortaan voorgoed uit was, dat lag voor de hand. Maar ik behoefdo my toch niet het genot te ontzeggen, den tuin te bezoeken! Ik ging met een boek in het prieeltje zitten of zocht my met iets anders onledig te houden, bond bloemen op, trok onkruid uit, verwyderde verdorde bladeren of zoo iete. Vroeger was alsdan Ottilia monigmaal naar beDeden ge- komen, wanneer zy my gezien had, of ik had haar reeds in den tuin gevonden. Thans echter bleef zy onzichtbaar, en ik vond het kieech en fijngevoeld, dat zy zich in de eerste dagen eenigszins terughield; dat gebood een zeker medelyden met den afgewezen minnaar. Eenmaal, 'tis waar, was zy met de pro fessorsweduwe beneden, maar ik vond geen gelegenheid, haar alleen te spreken. Een be- koorlyke blos overtoog haar gelaat, toen ze my zag, en een ongewone emat, gepaard aan een zekere weekheid en innigheid, stond haar verrukkelyk. Louise evenwel trof ik meermalen in den tuin, en zy verstrooide my met haar gekeu vel, hetwelk zich dan ook menigmaal over allerlei dingen uitstrekte, die wel in staat waren myn belangstelling op ts wekken. „Waarom komt mynheer Imhof toch nooit meer in den tuin?" vroeg zy straks. „Hy is uitgegaan," antwoorddo ik. „Waarom is hij uitgegaan?" „U vraagt zonderling." „Zoo? Ik vraag Diet zonderling. Anders kwaamt gy altyd samen; nu komt u altyd alleen." „Dat ie ook reods vaak gebeurd." „Ja en ik weet ook einds wanneer." „Dan weet ge meer dan ik." „Hm, u denkt zeker, dat ik niets ge merkt heb?" „U ik - ik begryp u niet.'' „U begrypt my heel goed." „Zonderlinge bewering „Ja ik ben zoo dom niet." „Dan ben ik hot misschien?" „U doet ten minste zoo." „Maar, jongejuffrouw Louise, u heeft Diets gezegd, wat ik zou kunnen begrypon of niet zou kunnen begrypen, u heeft in 't geheel niets gezegd wilt ge u, als 't u belieft, niet wat duidelyker uitdrukken?" „Dan ben ik weer enfant terrible." „Wat zou dat tegenover my? U weet, dat by my alle geheimen goed bewaard zyn. Heb ik ooit iets verklapt, wat u my soms hadt toevertrouwd?" „NeeD, dat heeft u niet," antwoordde zy met nadruk. „Maar nu wil ik u volstrekt niets toevertrouwen, u zal alleen maar zien, dat ik weet, wat u weet." „En dat ia?" vroeg ik inderdaad niet zonder nieuwsgierigheid. „Nu daD, oerst komt gy altijd samen by taute Lenne of hier in den tuiD, en daarna kout gy opoens niet meer samen." „Is dat alles?" „Dat zou wat moois wezenl" „Vorder dus! „Ja gy zet ook zulke merkwaardige oogen op, u beiden bedoel ik, Frits en Frats, zooals gy immers heet. Wanneer Ottilia er is, zet gy zulke oogen op, maar mynheer Imhof hot meest; dan ziet hy niemand dan haar en met andere menscben spreekt by geen enkel woord." „Welk eon inval I Van my kan u dat ton minste niet zoggen." „Neen, neen, maar er heel anders uitzien dan gowooDiyk doet u ook, wanneer Ottilio er is hoe komt dat?" Ik lachte gedwoDgen, want de vraag kwam my ongelegen. Louise wachtte ook myn antwoord niet af, doch ging voort: „Ton laatste kwaamt gy steeds ieder alleen, en wanDeer ik u vraag; Waar is manheer Imhof? dan zegt u: hy is uitgegaan, en wanneer ik mynheer Imhof vraag waar u is, dan zegt by-. Hy is uitgegaan. Gy wilt dus niet meer te zamen komen, en wanneer gy Diet meer te zamen komen wilt, dan is het om Ottliie - dat weet ik heel goed." „Ik geloof, dat go een klein, wys juffertj» zyt," zei ik, om toch iots te zeggen. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1