MENGELWERK.
waarheid, ia deze spreuk vervat, vergete men
nimmer, wanneer men paarden wil opvoeden
of er mee moet omgaan.
Hoe wreed, ruw en aartsdom veel menschen
by het africhten of zoogenaamd „aanspan-
non" der paarden te werk gaan, daarover kan
men byv. in oen werkje van prof. dr. Zftrn:
„De verpleging der gezonde huisdieren" lezen:
„Wanneer paarden het trekken niet willen
loeren, pleegt men zyn toevlucht te nemen
tot de allerruwste hulpmiddelen. Men ranselt
het dier niet alleen op de wreedste wijze of
dwiogt het door hongerlijden, neen, men spant
het dier, zooals de schrijver gezien heeft
in een wagen, strikt een touw om de tong,
of om de onderkaak, van het schepsel, dat
niet wil luisteren, en het andero einde van het
touw bovestigt men aan het tuig van een met
een goed aantrekkend sterk en rustig- paard
verbonden boom, drijft dan het voorgespannen
dier tot voortgaan aan en hoopt, dat de helache
pijn, die het koppige paard moet gevoebn,
het wel dwingen zal tot aantrekken en voort
bewegen van den wagen, hetgeen echter niet
gebeurt; eerder gaat er een stuk van de tong
af en wordt de onderkaak verbrijzeld."
Dergelijke experimenten heb ik ook dikwijls
gezien. Menschen echter, die meenon, door
dusdanige onverstandige middelen hun doel
to kunnen bereiken, moosten, mijns inziens,
eerst zelf terdege gedresseerd worden eer men
ze by de paarden toeliet. Zulke bekrompen,
ruwe personen zyn de voornaamste oorzaak
der vele karakterfouten, die men by de paar
den aantreft.
Onder het opschrift Leerplicht en
gemeente-financiön bespreekt De
Amsterdammer het ingediende ontwerp op
den leerplicht.
Het blad roert den principiëelon grond,
waarom dit ontwerp verwerpelijk is, niet
aan, maar behandelt alleen de dubbeltjss-
quaestie en komt tot do conclusie, dat het
ook alleen daarom niet in practyk kan wor
den gebracht
Het maakt de volgende opmerkingen:
„Dat de gemeenten eindeiyk eens teekonen
■van leven gaan geven, is wenscheiyk, niet
alleen in haar eigen, maar evenzeer in het
algemeen belang.
Doch het zyn de gemeenten niet alleen,
die by de financièele zyde van de invoering
van leerplicht zich betrokken hebben te achten.
Het spreekt vanzelf het byzonder onder
wijs maakt zich ook ongerust ovor de ge
volgen, die do nieuwe wet voor zijn scholen
hebben zal. En waar de verhouding tusschen
de Staats-uitgaven voor openbaar on byzonder
onderwijs reeds zeer ten nadeele van het
laatste is, mag er niet aan gedacht worden,
het bijzonder onderwys het bestaan nog moei-
lpker te maken.
De vraag is dus: Hoeveel zal het Ryk
voor leerplicht der gemeenten en het byzonder
onderwys bypassen?
We zouden de rekening wel eens willen zienl
Maar men maakt liefst geen rekening. Dat
komt wel terecht denkt men.
Edoch, het komt ten slotte ni9t terecht.
Want voor het leerplicht-ontwerp is geen
geld en zal geen geld komen, zoo lang
men niet doortastend durft hervormen in de
richting van bezuiniging op oorlog en marine,
>p hooger onderwys, op traktementen en
pensioenen, op gezantschappen, onz., enz.I
Toch moest er leerplicht zyn, tot minstens
het einde van het 13de jaar!
Het mpest - maar het kan niet, omdat
zooveel van betgeen er niet moest zyn
zooveel kost!
Onder deze omstandigheden loopen de ge
meenten opnieuw gevaar 1"
In een artikel over de Vrouwenbe
weging constateerende, dat do voorstand
sters dezer beweging steeds toenemen, om-
scbryft De Standaard do beteekenis der be
weging als volgt:
Het zyn tal van levensquaesties, die in
deze óéne foministenquaestie inzitten, en die
elk, oen eigen vèr strekkend belang vertegen
woordigend, op haar wyz9 den breoden stroom
van het feminisme voortdurend voeden en in
gang houden.
Er schuilt in dit feminisme een recht-
streeksch politieke quaestie, of de vrouw naast
don man als kiezeresse zal optreden, en als
gekozene in onze vertegenwoordigende en
bestaande lichamen zitting zal nomen; natuur-
ïyk met den toeleg, om straks do meerder
heid to verkrygen en haar wil aan hot man-
neiyk deel dor bevolking op te leggen.
Er schuilt in een rochtsquaestio, belangende
de vraag, welke burgerlyke rochten in en bui
ten huwelijk aan de vrouw zullen worden
toegekend of aan de vrouw zullen worden
onthouden; en zulks naar den eiscb, dat ook
in rechten elk onderscheid tusschen man en
vrouw verdwynen zal.
Er schuilt in een sociale quaestie, t. w. of
de vrouw, als regel, evenals de man, in eigen
onderhoud zal moeten voorzien, en dus in
opvoeding en opleiding, en in het vervullen
van allerlei betrekkingen, met den man op
voet van geiykheid zal staan.
Er schuilt in een sexueelo quaestie, die
beslissen zal of het christeiyk huwelijk, dan
wel do heidenacho idee van vrljo liefde, en
ten slotte van de vaga Venue, zal triornfeereo.
Er schuilt in een moreele quaestie, wyi
men de zedelijke vastigheden poogt los te
wrikken, om een nieuwe moraal voor die der
Christenheid in de plaats te schuiven.
Er schuilt in oen religiouzo quaestie, omdat
hier het pleit komt to staan tusschen wat
God over vrouw en man verordend heeft, en
hetgeen de vrouw zelvo wil, dat haar plaats
i in de toekomst zal zyn.
En onder dit alles schuilt als wortel de
allesbeheerschende grondquaestie: of hot in
dividualisme ons het mechanisch grondbegin-
eel zal zyn, dan wel of sociaal verband ons
menscheiyk leven organisch zal beheerschen.
Aan den jongsten „Brief uit de Hoofdstad"
van Jan De Wit aan de Prov. Drentsche en
Asser Courant ontleenen wy het volgende:
We zyn in Amsterdam op het oogen-
blik al niet precies normaal meer. We zijn
zenuwachtig en onze pols klopt koortsachtig.
Nog maar vyf weken scheiden ons van de
inhuldigingsfeosten en overal ziet men
reeds, dat er aanstalten worden gemaakt voor
het bouwen van eerepoorten en het aanbren
gen van versieringen. Het groote kunststuk
is thans om de eischen der aesthetiek, die
altyd duur zyn, in overeenstemming te bren
gen met de meer of minder gevuldheid der
geldkisten van de verschillende comité'a.
Ik sprak onlangs een architect, die met het
ontwerpen van versieringen in verschillende
deelen van de stad is belast geweest. „Wilje
wel gelooven," zeide hy, „dat men daarvoor
niet moet komen op Hoeren- en Keizers
grachten? Uitgezonderd den weg, waarlangs
de Koninklijke stoet gaat, is het daar overal
huilenmaar op het Raponburg moet je komen
en elders in de Israëlietische wyk, daar is geld.
D.iar kan ik wat maken 1"
Het Handelsblad wist óns te vertellen hoe
de weg versierd zal zyn, waarlangs de Koningin
haar intocht zal houden. Met het oog op de
architecten, die met het ontwerpen belast zyn,
de heeren Kromhout en Ed. Cuypers, kunnen
we iets moois verwachten.
Ook konden we lezeD, dat de hoofdcommis
saris van politie, de heer Franken, van een
buitenlandsche reis terug is, en zijn tyd aldaar
besteed beeft om inlichtingen in te winnen
over de wyze, waarop de politie in de groote
steden van Europa by inhuldigingen en andere
feesten is opgetreden. Het is te hopen, dat
do heer Franken, die nog niet lang in Amster
dam woont, zich niet t o veel aan het buiten
land spiegele. De Hollanders en speciaal de
Amsterdammers hebben van die eigenaardig
heden, welke men niet uit het oog mag ver
liezen en die, eenig3zin3 breed opgevat, juist
kunnen dienen om de orde te bevorderen.
Indien de reporter van het Handelsbladdie
den hoofdcommissaris heeft geïatorviowd, goed
heeft veratain, dan wordt de weg afgezet
door infanterie, huzaren en politie. Waar blyft
dan de schuttery?') Er was toch vroeger
sprake, dat deze den wog zou afzetten van het
Frederiksplein tot aan de Raadhuisstraat en
in verschillende toespraken, door den com
mandant by de oefeningen tot de schutters
gericht, werd door dezen gewezen op de eer
volle taak, die hun wachtte. Het is van
algemeeno bekendheid, dat de officieren, het
kader en de schutters gaarne de taak op zich
wilden nemen om den weg te bewakeD, ook
al omdat iedere schutter in do gelegenheid
zou gesteld zyn, den stoet goed te zien, en
den dag van deu intocht toch niemand werkt
of thuis blyft.
Is dit nu het resultaat van des heeren
Franken reis naar het buitenland? Geen
burgerwacht, maar alleen huzaren, soldaten
en politie agenten? Zal H. M. haar regeering
beginnen met alleen daarop t9 steunen? Wy
hopen, dat het Handelsblad zich vergist, of
dat do hoofdcommissaris verzuimd heeft ook
op de schuttery te wyzen, die mede dienst
zal doen.
Het vervolg der Maandelyksche Mededee-
lingen van den Nederlandschen Journalisten
kring, of laten we liever zeggen van zyn
buitenlandsch comité, bevat een lyst van de
vreemde dag- en weekbladen, die vertegen
woordigers zullen zenden.
Het is wel jammer, dat we al deze ver
tegenwoordigers van de koningin der aarde
Nederland en de hoofdstad niet oens kunnen
laten zien in kalmer tyden; neen, ik trek
myn woorden in, het is maar beter zóó. Uit
het gedenkboek, dat zy van het buitenlandsch
comité ontvangen het is te hopen, dat z\1,
zooals vaak met gedenkboeken geschiedt, het
niet achterlaten, want het is twee deelen
groot zullen z\] kunnen lozen, wat onze
politieke koppen, tot Domela Nieuwenhuis en
Troelstra too, denken en wat enthusiasten
van handel, nyverheid en scheepvaart ver
tellen. Ook zal prof. Woltjer van de Vrye
Universiteit hen op de hoogte brengen van
ons onderwys in Nederland. Of hy ook nog
op de aanhangige wet op den leerplicht zil
wyzen weet ik niet, maar te hopen is het,
indien hy dit doet, dat hy dan niet vertelt,
dat wy nog niet eens ryk genoeg zyn om
leerplicht tot het dertiende jaar voor tescbryven,
omdat het niet meer mogelyk is een belasting
te bedenken, welke de meerdere kosten goed
maakt, en aan de gemeenten evenmin nieuwe
lasten kunnen worden opgelegd.
Toen de gemeenteraad bijeen was, hebben
we daarover het een en ander gehoord. In
het minste goval byna zeven ton gouds in
eens en een jaariyksche hoogere uitgave van
f 72,5001
Van ons volk en ons volksbestaan in
rustige tyden krijgen de vreemdelingen dus
niet voel te zien, tenzy men den tocht naar
Edam uitzondero, waar hun het meest povere
denkbeeld van een kaasmarkt zal worden
gegeven. Volgens bet Handelsblad werden
verl. Vrydag te Alkmaar 191,000 K.G. kaas
Zooals uien weet, meldde hot Handelsblad
dezer dagen, dat do schutterij deel zal uitmaken
van het militaire gedeelte van den intochtsstoot.
Red. L. D.
aangovoerd, maar van Edam ontbreekt zelfs
do opgaaf onder de marktberichten. De corres
pondent in Edam, die het bezoek van dr.
Kuyper en de bemoeiingen van den burge
meester van dat plaatsje, om een bezoek van
de vreemdelingen daarheen uit te lokken, aan
de bladen mededeelde, kan zelfs als [model
dienen van journalisten-reclame. In ieder geval
biyven Marken en Volendam interessant; als
de heeren maar niet gaan denkeD, dat deze
excepties in kleeding en levenswyze regel
zyn in Noord-Holland. Een aardige Beemster
boerin is een vry wat beter exemplaar van
het Noord-Hollandsche ras.
De komst van de Koningin op den Dam,
wanneer zy aan het einde is van haar
triomfantelyken intocht in haar hoofdstad,
zullen de vreemde journalisten aanschouwen
boven van het Commandantshuis, waarvan
het dak zal worden afgenomen. Zoodra zy
uit de Paleisstraat komt, kan men van dat
dak haar zien naderen; zy rydt dan voorby
het Commandantshuis, maar om haar dan
goed te zien, is men wel wat dicht by den
hemel. Vermoedelijk zal de Koningin ook op
het balkon van het Paleis verschyneü, om
zich aldaar aan haar volk, voor zoover er van
volk in de meer platte beteekenis van het
woord op den Dam sprake kan zyD, te ver-
toonen, maar om haar dan goed te zien van
hoven van dat Commandantshuis, staat het
monument van 1800 in den weg, dat door
zyn versiering grooter en breoder van vorm
zal zijn. Eerst is er over gedacht om de jour
nalisten rondom dat monument, op de ver-
hooging, waar nu de trams staan, te plaatsen,
maar de Koningin heeft deze ruimte gereser
veerd voor de hoofdofficieren van het leger.
Het zal dus aan militairen glans en aan
het gefonkel van goud en zilver niet ont
breken. Zelfs de referendaris De Stuers heeft
voor den directeur van het Rijksmuseum een
kostuum met gouden uitmonstering bedacht;
de overige directeuren der Nederlandsche
Ryksmusea zullen in het zilvor gestoken
worden.
De eerewacht, waarvan het lid der Eerste
Kamer Rutgers van Rozenburg commandant
is, zal ook een goed figuur maken. OnlangB
waren by een hoedenmaker ia de Lidsche-
straat de steken te zien, die de heeren zullen
dragen. Hoe het overige kostuum zal zyn
weten wy niet meer het heeft indertyd in
de courant gestaan, wat te vroeg om er de
gewichtigheid van in te zien, en nu zyn wy
het vergeten maar het zal wel a s s o r t i
zyn aan het hoofddeksel.
Den heeren van de pers, buitenlandsche en
binnenlandsche, zal ook verzocht worden zooveel
mogelyk in „zwarten rok en witte das" te ver
schijnen. Zoo'n tribune vol met witgestreken
borsten zal wel aardig staan; daarachter bergen
we voorloopig alle nationale en internationale
quaestie3 op. Wy «uilen onze „digniteit" be
waren en volgens den opper-ceremoniemeester
in perszaken, De Standaard„zullen Spanjaar
den en Amerikanen elkander op ons feest ont
moeten, zonder dat óf de Hidalgo öf de Yankee
er aan denken zal, op ons feest-territoir
elkander in het haar te vliegen."
„Binnenslands zullen we in September,"
volgens De Standaard„als één volk om den
troon staanen de partyschuwen in den lande,
die in het partywezen de plaag van hun leven
zieD, zullen in die schoono maand een vaderland
zonder partyen begroeten kunnen
Een grap aan boord.
Onder de passagiers van een stoomboot be
vindt zich een bejaard mannetje, dat, nauwelyks
aan boord gekomen, begint te knikkebollen.
Het kereltje had zich in een hoekje van
de kajuit nedergezet, liet zyn hoofd achter
over hangen en verried spoedig door luid
gesnork, dat hy vast was ingeslapen.
't "Was guur weer, zoodat het grootste
gedeelte der reizigers zich weinig aangetrok
ken gevoelde om het riviertochtje op het dek
mede to maken. Een gevolg daarvan was,
dat de kajuit weldra geheel was gevuld.
Onder de tochtgenooton is een aantal jonge
lieden, die aan een wedstryd van rederijkers
hebben deelgenomen en nu op weg naar
huis zyn.
Yan tijd tot tyd heffen zy een lied aan,
dat door hun mederoizigors met genoegen
wordt aangehoord, of vermaken zich en de
andere passagiers met het vertellen van allerlei
grappen.
In weerwil van het luidruchtig gezelschap,
dat li9m omringt, slaapt de oude man rustig
voort.
't Schijnt wel, alsof hy uitgowaakt is en
lang den slaap heeft moeten ontberen.
E9n der rederijkers, de komiok van den
troep, die toevallig naast den oude zit, heeft
zyn medereizigers reeds by herhaling doen
schaterlachen door grapren te maken ten
koste van den slaper of abor diens snorkend
geluid na te bootsen.
Een luid bravo geroep gaat er op, als de
grappenmaker 09n eindje sigaar van den vloer
opraapt en het den slapende, die met gedeel
telijk geopenden mond voortsnorkt, tusschen
de lippen steekt.
„'t Is of die kerel gehypnotiseerd is", merkt
er een uit het gezelschap aan; „wy moesten
eens een grap met hem uithalen!"
„Ik weet een mooie grap", hernam de
komiek, en stelde daarna voor, om den man,
di9 zoo onbegrljpeiyk vast sliep, den hoed af
te nemen, hem een pruik uit do kist met
kostume8 van het gezelschap op het hoofd
te zetten en daarna het gelaat den slapende
zwart te maken.
„Als hy dan straks by do aankomst aan
land gaat, zal zyn verschyning groote pret
voroorzaken."
Hot voorstel werd met luido instemming
begroet.
Zooals het meestal met jongelieden gaat,
hadden zy volstrekt de bedoeling niet, iets
kwaads te doen, doch alleen een grap op
het oog.
In hoeverre deze al of niet botameiyk was,
werd niet overwogen.
Juist zou aan do plannen begin van uit
voering worden gegeven, toen de kapitein
verscheen om de biljetten der reizigers te
controleeren of geld in ontvangst te nemen.
Men kende hem als iemand van een flink
karakter, doch wist ook, dat hy volstrekt
niet afkeerig van een aardigheid was. Bpoedig
was hy op de hoogte gebracht van de plan
nen, die het gezelschap met den ouden slaap
kop had.
Nauwelyks had de kapitein een en ander
vernomeD, of hy sloop voorzichtig naar do
plaats, waar de oude man, onbewust van
hetgeen hem bedreigde, rustig voortsliep.
„Ik zal de grap nog mooier maken," zei
de gezagvoerder, en nam heel voorzichtig den
hoed van het gryze hoofd des ouden, die
even kalm bleef doorslapen.
Reeds begonnen enkelen van het gezel
schap teekenen van pleizier te geven.
Toen nam de kapitein andermaal het woord
en zeide:
„Dames en heeren, gy bobt het plan ge
vormd een mooie grap uit te baleD, en ik
was zoo vrij u voor te slaan die nog mooier te
maken. Kan ik op aller hulp rekenen?"
Een oogenblik zweeg de spreker.
„Ja, ja l" klonk bet van alle kanteD.
Inmiddels sliep de oude gryze even rustig
als kort na den aanvang der reis.
„Luistert dan goed," hernam de kapitein.
„De oude man, wiens hoed ik hier heb, heeft
in den afgeloopen nacht zyn eenigen zoon
door den dood verloren. Die zoon was machi
nist op een sleepboot. Ongeveer twee weken
geleden had hy hot ongeluk by het smeren
der machine zich zoodanig te bezeeren, dat
hy meer dood dan levend werd thuisgebracht.
Zijn ziekelijke vrouw verzorgde hem zoo
goed als het haar maar eenigszina mogelyk
was. Evenwel eischte het vyftal kleine kinde
ren ook gedurig haar bemoeiingen. Geld, om
vreemde hulp te verkrygen, had het gezin
niet, en zoo bleef men voortsukkelen.
Zoodra de vader van den doodelyk gewon
den machinist het ongeluk van zyn zoon
vernomen had, spoedde hy zich, ondanks zyn
hoogen leeftijd, naar diens gezin, waar aller
lei hulp zoo dringend noodig was.
Het beetje geld, waarover de oude be
schikte, was in het ongelukkige gezin weldra
opgeteerd. Dag en nacht waakte- de oude
onvermoeid en mot bet grootste geduld aan
het bed van zyn zoon.
Al die opofferende liefde mocht helaas niet
baton
Zooals ik u reeds gezegd heb, is de onge
lukkige gestorven.
't Is derhalve zeer verklaarbaar, dat de
oude tobber afgemat en zeer slaperig is.
In het gezin van zyn schoondochter, do
woduwe, hoeracht do grootste ellende. De
oude man is nu op weg naar zyn woonplaats,
om te trachten daar eenige hulp voor de
ongelukkigen te erlangen.
Hoe zoudt gy het nu vinden, als wy eens
begonnen met in de allereerste behoeften te
voorzien
Mooier grap kunnen we zeker in de gege
ven omstandigheden niet uithalen.
Nu ik toch den hoed van den braven
grysaard in handen heb, is het meteen een
goede gelegenheid om daarmede een inzame
ling onder het gezelschap te houden. Ik zal
zoo vry zyn, zelf het eerst oen kleinigheid
te offeren."
die woorden liet de kapitein een gulden
in den hoed glyden.
Toen ging hy by bet gezelschap rond, dat
hem zwygend en met de meeste belangstelling
had aangehoord.
Met ruim veertig gulden in den hoed keerde
de kapitein zeer voldaan van zyn omgang
terug.
De hoed met het g9ld werd naast den oude
neergezet.
Toen deze eindelyk by aankomst door het
geluid dor stoomfluit ontwaakte en zyn hoofd
deksel zoo vol geldstukken zag, vroeg hij
verbaasd aan den komiek, wat dat beteeke-
nen moest.
„Ocb," luidde diens antwoord, „men hooft
een grap met je uitgehaald; de dames en
heeren wisten, dat je die dingen goed zoudt
kunnen gebruiken. Maar de grap zal nog
mooier kunnen worden. „Jacob Cats", onze
vereeniging, heeft zooeven hot besluit geno
men, om voor een ongelukkige weduwe met
vyf hulpbehoevende kindertjes een liefdadig
heidsvoorstelling in den schouwburg te geven;
daar zal je, hoop ik, niets op tegen hebben, hè?"
De tranen van den ouden man zeiden wel
sprekend genoog, dat hy de grap meer dan
mooi vond, en zoo dachten ook alle passagiers
er ovor.
Dagmeisjes,
I.
Mevrouw Overberg woont in een fraai huis.
Ze is een achtenswaardige dame en staat hy
haar beide dienstboden goed aangeschreven.
„Scènes met de meiden" komen in haar
woning niet voor on ze stelt er prys op, ook
tegenover haar talryke kennissen, den naam
te hebben, dat ze haar ondergeschikten goed
behandelt.
Reeds lang had zo er over gedacht het h&
dienstpersoneel wat gemakkelijker te make
door een z. g. dagmeisje ta nemen. Zondertl
te groote ko3ten, die haar niet conveniöorde
zou zo daar voel gemak van kunnen hebbed"
Naar de bol loopeü, boodschappen doen
allerlei weinig boteekenende bezigheden, waar
door de keukenprinses on de linnenmeid telken
werden opgehouden, zou zoo'n aankomo^
meisje evengoed kunnen doen.
Op zekeren dag las men in de courant d9
volgende advertentie.
Gevraagd:
EEN MEISJE,
tot het doen van boodschappen enz., van 9-4
uren.
Zich in persoon aan te melden by Mevrouw
OVERBERG,* Beekstraat.
Het duurde niet lang, of mevrouw was voor
zieD.- Een- net, handig meisje, de oudsts uit
een talryk gezin, had ze gekozen uit de velei
die zich waren komen presenteeren.
En het ging uitetekond met Mina. Z9 was
gezegiyk en byzonder aardig voor de kindereo
die allen reeds ter school gingen. Mevrouw
had er heusch spyt van, dat ze er al niet
lang eerder toe overgegaan was zoo'n meisjj
te nemen. En wat een gemak had ze er van!
Movrouw Overberg was onuitputtelijk, als 29
daarover begon te vertellen. En ze reid al
haar kennissen aan haar voorbeeld te volgen
a
V - II.
„Toe, _lMina,rmaak voort, anders kom jj
te laat by mevrouw Overberg. Hier hob i
je boterham. Eet maar gauw op."
Mina repte zich wat ze kon en at, torwyi
ze haar jongste broertje aankleedde, een paai
sneden oudbakken brood, waarby een, kopj
slappe thee, als het ten minste den naam
van thee kon dragen, moest dienen om hel
slikken mogelyk te maken. Eindelyk was zt
klaar; als ze vlug liep, kon ze nog juist om
negen uren in haar „dienst" zyn.
Het ging Mina niet gemakkelyk af diep
dag. Ze was al moe, toen het eindeloos ge
loop naar de voordeur pas begon. Eerst kwam
do melk, daarna brood, groenten, enz., te veej
om op te noemen. Tegen elf uren bracht de
slager den biefstuk voor het tweede ontbjjl
en een uur later genoot Mina van den heeriykes
geur, terwyi ze een paar flinke boterhammen
at. De gedachte aan den biefstuk was echter
oorzaak, dat ze haar volstrekt niet betor
smaakten dan de oudbakken sneden brood
van '8 morgens. Ontevredenheid bedierf haar
eetlust.
's Middags moest Mina in de keuken helpen
Da familie dineerde om vyf uren. Ooi vier
uren, toen Mina naar huis ging, stonden al
verschillende pannen en pannetjes te vuur
Mevrouw zelf wa3 in de keuken geweest om
een pudding klaar te maken en had tegen
Mina gezegd: „Nu, Mina, 't is vier uren, je
kunt wel gaan." üfcr ze was gogaaD. M&ji
de gedachte aan de heerlijke soep, die er al
zoo smakeiyk uitzag, toen ze op last van
Betje het deksel oen eindje op den kant
moest schuiven om het overkoken te voor
komen, en aan al het andere, dat ze had
zien klaarmaken of waaraan ze geholpen had
verliet haar niet meer. De konde aardappeloD
die haar moeder 's middags bewaard had, kon
ze haast niet door de keel krygen.
III.
Een by alle Hagenaars bekend gebouw ia
de oude Gevangen Poort, met haar vele her
moeringen aan de folteringen, welke men id
lang vervlogen dagen de beklagenswaardjgen
deed ondergaan, die, terecht of ten onrechte,
in hechtenis waren genomen.
Onder de vele straflokalon, destijds in ge
bruik, behoorde de zoogenaamde „honger
kamer", het verbiyf van de veroordeel
die don hongerdood moesten ondergaan.
Een van stevig traliewerk voorzien, üocl
overigens geheel open venster zooals dui
delyk te zien is, eerst Yoor weinige jorei
dichtgemetseld bevond zich in de onmid'is/,
lyke nabyheid van een keukeD, waar iedere*
dag allerlei gerechten werden klaargemaakt
zoodat de geur van gebraden vleesch en
andere uitgezochte spyzen het lyden der ver
oordeelden nog ondraaglijker maakte.
Terecht komt een gevoel van afschuw bij
ons op, als we deze dingen hooren vertelleü
en wo pryzen ons gelukkig, dat de tyden
voorby zyD, waarin dergolyke onmenscheiyke
wreedheden konden plaats hebbenMaar
uw dagmeisje, mevrouw Overberg
IV.
Wat ik u bidden mag, mevrouw, stuur uw
dagmeisje niet naar huis voor ze haar dee'
heeft gehad van den maaltyd, dien ze heeff
zien of helpen bereiden. Zou het te verwon
deren zyn, als uw gedienstige, by wie da
begeerte naar een goeden maaltyd is opge
wekt, zonder dat die bevredigd wordt, zich
op ongeoorloofde, zondige wyze trachtte schade
loos te stellen?
Zoudt gy u in dat geval van schuld durven
vrypleiten: Zoudt ge het voor God kunnen
verantwoorden, als door uw toedoen uw dag
meisje aan eno9pluet leerde toegeven en aar
diefstal gewoon raakte?
Uw antwoord kan niet twyfolachtig wezen
Laat uw handelwyz9 or niet mee in stryd zijn.
(Dagblad.) Ré a di racahajja.
De loopers binnen do
jSSÏj&Y gemeente en de Agen-
ten van het Leidscli
Dagblad buiten Leiden bezorgen
op verzoek het Dagblad alléén
des Zaterdag-avonds ad
2'/, Cent per nummer.