MENGELWERK. waarheid, ia deze spreuk vervat, vergete men nimmer, wanneer men paarden wil opvoeden of er mee moet omgaan. Hoe wreed, ruw en aartsdom veel menschen by het africhten of zoogenaamd „aanspan- non" der paarden te werk gaan, daarover kan men byv. in oen werkje van prof. dr. Zftrn: „De verpleging der gezonde huisdieren" lezen: „Wanneer paarden het trekken niet willen loeren, pleegt men zyn toevlucht te nemen tot de allerruwste hulpmiddelen. Men ranselt het dier niet alleen op de wreedste wijze of dwiogt het door hongerlijden, neen, men spant het dier, zooals de schrijver gezien heeft in een wagen, strikt een touw om de tong, of om de onderkaak, van het schepsel, dat niet wil luisteren, en het andero einde van het touw bovestigt men aan het tuig van een met een goed aantrekkend sterk en rustig- paard verbonden boom, drijft dan het voorgespannen dier tot voortgaan aan en hoopt, dat de helache pijn, die het koppige paard moet gevoebn, het wel dwingen zal tot aantrekken en voort bewegen van den wagen, hetgeen echter niet gebeurt; eerder gaat er een stuk van de tong af en wordt de onderkaak verbrijzeld." Dergelijke experimenten heb ik ook dikwijls gezien. Menschen echter, die meenon, door dusdanige onverstandige middelen hun doel to kunnen bereiken, moosten, mijns inziens, eerst zelf terdege gedresseerd worden eer men ze by de paarden toeliet. Zulke bekrompen, ruwe personen zyn de voornaamste oorzaak der vele karakterfouten, die men by de paar den aantreft. Onder het opschrift Leerplicht en gemeente-financiön bespreekt De Amsterdammer het ingediende ontwerp op den leerplicht. Het blad roert den principiëelon grond, waarom dit ontwerp verwerpelijk is, niet aan, maar behandelt alleen de dubbeltjss- quaestie en komt tot do conclusie, dat het ook alleen daarom niet in practyk kan wor den gebracht Het maakt de volgende opmerkingen: „Dat de gemeenten eindeiyk eens teekonen ■van leven gaan geven, is wenscheiyk, niet alleen in haar eigen, maar evenzeer in het algemeen belang. Doch het zyn de gemeenten niet alleen, die by de financièele zyde van de invoering van leerplicht zich betrokken hebben te achten. Het spreekt vanzelf het byzonder onder wijs maakt zich ook ongerust ovor de ge volgen, die do nieuwe wet voor zijn scholen hebben zal. En waar de verhouding tusschen de Staats-uitgaven voor openbaar on byzonder onderwijs reeds zeer ten nadeele van het laatste is, mag er niet aan gedacht worden, het bijzonder onderwys het bestaan nog moei- lpker te maken. De vraag is dus: Hoeveel zal het Ryk voor leerplicht der gemeenten en het byzonder onderwys bypassen? We zouden de rekening wel eens willen zienl Maar men maakt liefst geen rekening. Dat komt wel terecht denkt men. Edoch, het komt ten slotte ni9t terecht. Want voor het leerplicht-ontwerp is geen geld en zal geen geld komen, zoo lang men niet doortastend durft hervormen in de richting van bezuiniging op oorlog en marine, >p hooger onderwys, op traktementen en pensioenen, op gezantschappen, onz., enz.I Toch moest er leerplicht zyn, tot minstens het einde van het 13de jaar! Het mpest - maar het kan niet, omdat zooveel van betgeen er niet moest zyn zooveel kost! Onder deze omstandigheden loopen de ge meenten opnieuw gevaar 1" In een artikel over de Vrouwenbe weging constateerende, dat do voorstand sters dezer beweging steeds toenemen, om- scbryft De Standaard do beteekenis der be weging als volgt: Het zyn tal van levensquaesties, die in deze óéne foministenquaestie inzitten, en die elk, oen eigen vèr strekkend belang vertegen woordigend, op haar wyz9 den breoden stroom van het feminisme voortdurend voeden en in gang houden. Er schuilt in dit feminisme een recht- streeksch politieke quaestie, of de vrouw naast don man als kiezeresse zal optreden, en als gekozene in onze vertegenwoordigende en bestaande lichamen zitting zal nomen; natuur- ïyk met den toeleg, om straks do meerder heid to verkrygen en haar wil aan hot man- neiyk deel dor bevolking op te leggen. Er schuilt in een rochtsquaestio, belangende de vraag, welke burgerlyke rochten in en bui ten huwelijk aan de vrouw zullen worden toegekend of aan de vrouw zullen worden onthouden; en zulks naar den eiscb, dat ook in rechten elk onderscheid tusschen man en vrouw verdwynen zal. Er schuilt in een sociale quaestie, t. w. of de vrouw, als regel, evenals de man, in eigen onderhoud zal moeten voorzien, en dus in opvoeding en opleiding, en in het vervullen van allerlei betrekkingen, met den man op voet van geiykheid zal staan. Er schuilt in een sexueelo quaestie, die beslissen zal of het christeiyk huwelijk, dan wel do heidenacho idee van vrljo liefde, en ten slotte van de vaga Venue, zal triornfeereo. Er schuilt in een moreele quaestie, wyi men de zedelijke vastigheden poogt los te wrikken, om een nieuwe moraal voor die der Christenheid in de plaats te schuiven. Er schuilt in oen religiouzo quaestie, omdat hier het pleit komt to staan tusschen wat God over vrouw en man verordend heeft, en hetgeen de vrouw zelvo wil, dat haar plaats i in de toekomst zal zyn. En onder dit alles schuilt als wortel de allesbeheerschende grondquaestie: of hot in dividualisme ons het mechanisch grondbegin- eel zal zyn, dan wel of sociaal verband ons menscheiyk leven organisch zal beheerschen. Aan den jongsten „Brief uit de Hoofdstad" van Jan De Wit aan de Prov. Drentsche en Asser Courant ontleenen wy het volgende: We zyn in Amsterdam op het oogen- blik al niet precies normaal meer. We zijn zenuwachtig en onze pols klopt koortsachtig. Nog maar vyf weken scheiden ons van de inhuldigingsfeosten en overal ziet men reeds, dat er aanstalten worden gemaakt voor het bouwen van eerepoorten en het aanbren gen van versieringen. Het groote kunststuk is thans om de eischen der aesthetiek, die altyd duur zyn, in overeenstemming te bren gen met de meer of minder gevuldheid der geldkisten van de verschillende comité'a. Ik sprak onlangs een architect, die met het ontwerpen van versieringen in verschillende deelen van de stad is belast geweest. „Wilje wel gelooven," zeide hy, „dat men daarvoor niet moet komen op Hoeren- en Keizers grachten? Uitgezonderd den weg, waarlangs de Koninklijke stoet gaat, is het daar overal huilenmaar op het Raponburg moet je komen en elders in de Israëlietische wyk, daar is geld. D.iar kan ik wat maken 1" Het Handelsblad wist óns te vertellen hoe de weg versierd zal zyn, waarlangs de Koningin haar intocht zal houden. Met het oog op de architecten, die met het ontwerpen belast zyn, de heeren Kromhout en Ed. Cuypers, kunnen we iets moois verwachten. Ook konden we lezeD, dat de hoofdcommis saris van politie, de heer Franken, van een buitenlandsche reis terug is, en zijn tyd aldaar besteed beeft om inlichtingen in te winnen over de wyze, waarop de politie in de groote steden van Europa by inhuldigingen en andere feesten is opgetreden. Het is te hopen, dat do heer Franken, die nog niet lang in Amster dam woont, zich niet t o veel aan het buiten land spiegele. De Hollanders en speciaal de Amsterdammers hebben van die eigenaardig heden, welke men niet uit het oog mag ver liezen en die, eenig3zin3 breed opgevat, juist kunnen dienen om de orde te bevorderen. Indien de reporter van het Handelsbladdie den hoofdcommissaris heeft geïatorviowd, goed heeft veratain, dan wordt de weg afgezet door infanterie, huzaren en politie. Waar blyft dan de schuttery?') Er was toch vroeger sprake, dat deze den wog zou afzetten van het Frederiksplein tot aan de Raadhuisstraat en in verschillende toespraken, door den com mandant by de oefeningen tot de schutters gericht, werd door dezen gewezen op de eer volle taak, die hun wachtte. Het is van algemeeno bekendheid, dat de officieren, het kader en de schutters gaarne de taak op zich wilden nemen om den weg te bewakeD, ook al omdat iedere schutter in do gelegenheid zou gesteld zyn, den stoet goed te zien, en den dag van deu intocht toch niemand werkt of thuis blyft. Is dit nu het resultaat van des heeren Franken reis naar het buitenland? Geen burgerwacht, maar alleen huzaren, soldaten en politie agenten? Zal H. M. haar regeering beginnen met alleen daarop t9 steunen? Wy hopen, dat het Handelsblad zich vergist, of dat do hoofdcommissaris verzuimd heeft ook op de schuttery te wyzen, die mede dienst zal doen. Het vervolg der Maandelyksche Mededee- lingen van den Nederlandschen Journalisten kring, of laten we liever zeggen van zyn buitenlandsch comité, bevat een lyst van de vreemde dag- en weekbladen, die vertegen woordigers zullen zenden. Het is wel jammer, dat we al deze ver tegenwoordigers van de koningin der aarde Nederland en de hoofdstad niet oens kunnen laten zien in kalmer tyden; neen, ik trek myn woorden in, het is maar beter zóó. Uit het gedenkboek, dat zy van het buitenlandsch comité ontvangen het is te hopen, dat z\1, zooals vaak met gedenkboeken geschiedt, het niet achterlaten, want het is twee deelen groot zullen z\] kunnen lozen, wat onze politieke koppen, tot Domela Nieuwenhuis en Troelstra too, denken en wat enthusiasten van handel, nyverheid en scheepvaart ver tellen. Ook zal prof. Woltjer van de Vrye Universiteit hen op de hoogte brengen van ons onderwys in Nederland. Of hy ook nog op de aanhangige wet op den leerplicht zil wyzen weet ik niet, maar te hopen is het, indien hy dit doet, dat hy dan niet vertelt, dat wy nog niet eens ryk genoeg zyn om leerplicht tot het dertiende jaar voor tescbryven, omdat het niet meer mogelyk is een belasting te bedenken, welke de meerdere kosten goed maakt, en aan de gemeenten evenmin nieuwe lasten kunnen worden opgelegd. Toen de gemeenteraad bijeen was, hebben we daarover het een en ander gehoord. In het minste goval byna zeven ton gouds in eens en een jaariyksche hoogere uitgave van f 72,5001 Van ons volk en ons volksbestaan in rustige tyden krijgen de vreemdelingen dus niet voel te zien, tenzy men den tocht naar Edam uitzondero, waar hun het meest povere denkbeeld van een kaasmarkt zal worden gegeven. Volgens bet Handelsblad werden verl. Vrydag te Alkmaar 191,000 K.G. kaas Zooals uien weet, meldde hot Handelsblad dezer dagen, dat do schutterij deel zal uitmaken van het militaire gedeelte van den intochtsstoot. Red. L. D. aangovoerd, maar van Edam ontbreekt zelfs do opgaaf onder de marktberichten. De corres pondent in Edam, die het bezoek van dr. Kuyper en de bemoeiingen van den burge meester van dat plaatsje, om een bezoek van de vreemdelingen daarheen uit te lokken, aan de bladen mededeelde, kan zelfs als [model dienen van journalisten-reclame. In ieder geval biyven Marken en Volendam interessant; als de heeren maar niet gaan denkeD, dat deze excepties in kleeding en levenswyze regel zyn in Noord-Holland. Een aardige Beemster boerin is een vry wat beter exemplaar van het Noord-Hollandsche ras. De komst van de Koningin op den Dam, wanneer zy aan het einde is van haar triomfantelyken intocht in haar hoofdstad, zullen de vreemde journalisten aanschouwen boven van het Commandantshuis, waarvan het dak zal worden afgenomen. Zoodra zy uit de Paleisstraat komt, kan men van dat dak haar zien naderen; zy rydt dan voorby het Commandantshuis, maar om haar dan goed te zien, is men wel wat dicht by den hemel. Vermoedelijk zal de Koningin ook op het balkon van het Paleis verschyneü, om zich aldaar aan haar volk, voor zoover er van volk in de meer platte beteekenis van het woord op den Dam sprake kan zyD, te ver- toonen, maar om haar dan goed te zien van hoven van dat Commandantshuis, staat het monument van 1800 in den weg, dat door zyn versiering grooter en breoder van vorm zal zijn. Eerst is er over gedacht om de jour nalisten rondom dat monument, op de ver- hooging, waar nu de trams staan, te plaatsen, maar de Koningin heeft deze ruimte gereser veerd voor de hoofdofficieren van het leger. Het zal dus aan militairen glans en aan het gefonkel van goud en zilver niet ont breken. Zelfs de referendaris De Stuers heeft voor den directeur van het Rijksmuseum een kostuum met gouden uitmonstering bedacht; de overige directeuren der Nederlandsche Ryksmusea zullen in het zilvor gestoken worden. De eerewacht, waarvan het lid der Eerste Kamer Rutgers van Rozenburg commandant is, zal ook een goed figuur maken. OnlangB waren by een hoedenmaker ia de Lidsche- straat de steken te zien, die de heeren zullen dragen. Hoe het overige kostuum zal zyn weten wy niet meer het heeft indertyd in de courant gestaan, wat te vroeg om er de gewichtigheid van in te zien, en nu zyn wy het vergeten maar het zal wel a s s o r t i zyn aan het hoofddeksel. Den heeren van de pers, buitenlandsche en binnenlandsche, zal ook verzocht worden zooveel mogelyk in „zwarten rok en witte das" te ver schijnen. Zoo'n tribune vol met witgestreken borsten zal wel aardig staan; daarachter bergen we voorloopig alle nationale en internationale quaestie3 op. Wy «uilen onze „digniteit" be waren en volgens den opper-ceremoniemeester in perszaken, De Standaard„zullen Spanjaar den en Amerikanen elkander op ons feest ont moeten, zonder dat óf de Hidalgo öf de Yankee er aan denken zal, op ons feest-territoir elkander in het haar te vliegen." „Binnenslands zullen we in September," volgens De Standaard„als één volk om den troon staanen de partyschuwen in den lande, die in het partywezen de plaag van hun leven zieD, zullen in die schoono maand een vaderland zonder partyen begroeten kunnen Een grap aan boord. Onder de passagiers van een stoomboot be vindt zich een bejaard mannetje, dat, nauwelyks aan boord gekomen, begint te knikkebollen. Het kereltje had zich in een hoekje van de kajuit nedergezet, liet zyn hoofd achter over hangen en verried spoedig door luid gesnork, dat hy vast was ingeslapen. 't "Was guur weer, zoodat het grootste gedeelte der reizigers zich weinig aangetrok ken gevoelde om het riviertochtje op het dek mede to maken. Een gevolg daarvan was, dat de kajuit weldra geheel was gevuld. Onder de tochtgenooton is een aantal jonge lieden, die aan een wedstryd van rederijkers hebben deelgenomen en nu op weg naar huis zyn. Yan tijd tot tyd heffen zy een lied aan, dat door hun mederoizigors met genoegen wordt aangehoord, of vermaken zich en de andere passagiers met het vertellen van allerlei grappen. In weerwil van het luidruchtig gezelschap, dat li9m omringt, slaapt de oude man rustig voort. 't Schijnt wel, alsof hy uitgowaakt is en lang den slaap heeft moeten ontberen. E9n der rederijkers, de komiok van den troep, die toevallig naast den oude zit, heeft zyn medereizigers reeds by herhaling doen schaterlachen door grapren te maken ten koste van den slaper of abor diens snorkend geluid na te bootsen. Een luid bravo geroep gaat er op, als de grappenmaker 09n eindje sigaar van den vloer opraapt en het den slapende, die met gedeel telijk geopenden mond voortsnorkt, tusschen de lippen steekt. „'t Is of die kerel gehypnotiseerd is", merkt er een uit het gezelschap aan; „wy moesten eens een grap met hem uithalen!" „Ik weet een mooie grap", hernam de komiek, en stelde daarna voor, om den man, di9 zoo onbegrljpeiyk vast sliep, den hoed af te nemen, hem een pruik uit do kist met kostume8 van het gezelschap op het hoofd te zetten en daarna het gelaat den slapende zwart te maken. „Als hy dan straks by do aankomst aan land gaat, zal zyn verschyning groote pret voroorzaken." Hot voorstel werd met luido instemming begroet. Zooals het meestal met jongelieden gaat, hadden zy volstrekt de bedoeling niet, iets kwaads te doen, doch alleen een grap op het oog. In hoeverre deze al of niet botameiyk was, werd niet overwogen. Juist zou aan do plannen begin van uit voering worden gegeven, toen de kapitein verscheen om de biljetten der reizigers te controleeren of geld in ontvangst te nemen. Men kende hem als iemand van een flink karakter, doch wist ook, dat hy volstrekt niet afkeerig van een aardigheid was. Bpoedig was hy op de hoogte gebracht van de plan nen, die het gezelschap met den ouden slaap kop had. Nauwelyks had de kapitein een en ander vernomeD, of hy sloop voorzichtig naar do plaats, waar de oude man, onbewust van hetgeen hem bedreigde, rustig voortsliep. „Ik zal de grap nog mooier maken," zei de gezagvoerder, en nam heel voorzichtig den hoed van het gryze hoofd des ouden, die even kalm bleef doorslapen. Reeds begonnen enkelen van het gezel schap teekenen van pleizier te geven. Toen nam de kapitein andermaal het woord en zeide: „Dames en heeren, gy bobt het plan ge vormd een mooie grap uit te baleD, en ik was zoo vrij u voor te slaan die nog mooier te maken. Kan ik op aller hulp rekenen?" Een oogenblik zweeg de spreker. „Ja, ja l" klonk bet van alle kanteD. Inmiddels sliep de oude gryze even rustig als kort na den aanvang der reis. „Luistert dan goed," hernam de kapitein. „De oude man, wiens hoed ik hier heb, heeft in den afgeloopen nacht zyn eenigen zoon door den dood verloren. Die zoon was machi nist op een sleepboot. Ongeveer twee weken geleden had hy hot ongeluk by het smeren der machine zich zoodanig te bezeeren, dat hy meer dood dan levend werd thuisgebracht. Zijn ziekelijke vrouw verzorgde hem zoo goed als het haar maar eenigszina mogelyk was. Evenwel eischte het vyftal kleine kinde ren ook gedurig haar bemoeiingen. Geld, om vreemde hulp te verkrygen, had het gezin niet, en zoo bleef men voortsukkelen. Zoodra de vader van den doodelyk gewon den machinist het ongeluk van zyn zoon vernomen had, spoedde hy zich, ondanks zyn hoogen leeftijd, naar diens gezin, waar aller lei hulp zoo dringend noodig was. Het beetje geld, waarover de oude be schikte, was in het ongelukkige gezin weldra opgeteerd. Dag en nacht waakte- de oude onvermoeid en mot bet grootste geduld aan het bed van zyn zoon. Al die opofferende liefde mocht helaas niet baton Zooals ik u reeds gezegd heb, is de onge lukkige gestorven. 't Is derhalve zeer verklaarbaar, dat de oude tobber afgemat en zeer slaperig is. In het gezin van zyn schoondochter, do woduwe, hoeracht do grootste ellende. De oude man is nu op weg naar zyn woonplaats, om te trachten daar eenige hulp voor de ongelukkigen te erlangen. Hoe zoudt gy het nu vinden, als wy eens begonnen met in de allereerste behoeften te voorzien Mooier grap kunnen we zeker in de gege ven omstandigheden niet uithalen. Nu ik toch den hoed van den braven grysaard in handen heb, is het meteen een goede gelegenheid om daarmede een inzame ling onder het gezelschap te houden. Ik zal zoo vry zyn, zelf het eerst oen kleinigheid te offeren." die woorden liet de kapitein een gulden in den hoed glyden. Toen ging hy by bet gezelschap rond, dat hem zwygend en met de meeste belangstelling had aangehoord. Met ruim veertig gulden in den hoed keerde de kapitein zeer voldaan van zyn omgang terug. De hoed met het g9ld werd naast den oude neergezet. Toen deze eindelyk by aankomst door het geluid dor stoomfluit ontwaakte en zyn hoofd deksel zoo vol geldstukken zag, vroeg hij verbaasd aan den komiek, wat dat beteeke- nen moest. „Ocb," luidde diens antwoord, „men hooft een grap met je uitgehaald; de dames en heeren wisten, dat je die dingen goed zoudt kunnen gebruiken. Maar de grap zal nog mooier kunnen worden. „Jacob Cats", onze vereeniging, heeft zooeven hot besluit geno men, om voor een ongelukkige weduwe met vyf hulpbehoevende kindertjes een liefdadig heidsvoorstelling in den schouwburg te geven; daar zal je, hoop ik, niets op tegen hebben, hè?" De tranen van den ouden man zeiden wel sprekend genoog, dat hy de grap meer dan mooi vond, en zoo dachten ook alle passagiers er ovor. Dagmeisjes, I. Mevrouw Overberg woont in een fraai huis. Ze is een achtenswaardige dame en staat hy haar beide dienstboden goed aangeschreven. „Scènes met de meiden" komen in haar woning niet voor on ze stelt er prys op, ook tegenover haar talryke kennissen, den naam te hebben, dat ze haar ondergeschikten goed behandelt. Reeds lang had zo er over gedacht het h& dienstpersoneel wat gemakkelijker te make door een z. g. dagmeisje ta nemen. Zondertl te groote ko3ten, die haar niet conveniöorde zou zo daar voel gemak van kunnen hebbed" Naar de bol loopeü, boodschappen doen allerlei weinig boteekenende bezigheden, waar door de keukenprinses on de linnenmeid telken werden opgehouden, zou zoo'n aankomo^ meisje evengoed kunnen doen. Op zekeren dag las men in de courant d9 volgende advertentie. Gevraagd: EEN MEISJE, tot het doen van boodschappen enz., van 9-4 uren. Zich in persoon aan te melden by Mevrouw OVERBERG,* Beekstraat. Het duurde niet lang, of mevrouw was voor zieD.- Een- net, handig meisje, de oudsts uit een talryk gezin, had ze gekozen uit de velei die zich waren komen presenteeren. En het ging uitetekond met Mina. Z9 was gezegiyk en byzonder aardig voor de kindereo die allen reeds ter school gingen. Mevrouw had er heusch spyt van, dat ze er al niet lang eerder toe overgegaan was zoo'n meisjj te nemen. En wat een gemak had ze er van! Movrouw Overberg was onuitputtelijk, als 29 daarover begon te vertellen. En ze reid al haar kennissen aan haar voorbeeld te volgen a V - II. „Toe, _lMina,rmaak voort, anders kom jj te laat by mevrouw Overberg. Hier hob i je boterham. Eet maar gauw op." Mina repte zich wat ze kon en at, torwyi ze haar jongste broertje aankleedde, een paai sneden oudbakken brood, waarby een, kopj slappe thee, als het ten minste den naam van thee kon dragen, moest dienen om hel slikken mogelyk te maken. Eindelyk was zt klaar; als ze vlug liep, kon ze nog juist om negen uren in haar „dienst" zyn. Het ging Mina niet gemakkelyk af diep dag. Ze was al moe, toen het eindeloos ge loop naar de voordeur pas begon. Eerst kwam do melk, daarna brood, groenten, enz., te veej om op te noemen. Tegen elf uren bracht de slager den biefstuk voor het tweede ontbjjl en een uur later genoot Mina van den heeriykes geur, terwyi ze een paar flinke boterhammen at. De gedachte aan den biefstuk was echter oorzaak, dat ze haar volstrekt niet betor smaakten dan de oudbakken sneden brood van '8 morgens. Ontevredenheid bedierf haar eetlust. 's Middags moest Mina in de keuken helpen Da familie dineerde om vyf uren. Ooi vier uren, toen Mina naar huis ging, stonden al verschillende pannen en pannetjes te vuur Mevrouw zelf wa3 in de keuken geweest om een pudding klaar te maken en had tegen Mina gezegd: „Nu, Mina, 't is vier uren, je kunt wel gaan." üfcr ze was gogaaD. M&ji de gedachte aan de heerlijke soep, die er al zoo smakeiyk uitzag, toen ze op last van Betje het deksel oen eindje op den kant moest schuiven om het overkoken te voor komen, en aan al het andere, dat ze had zien klaarmaken of waaraan ze geholpen had verliet haar niet meer. De konde aardappeloD die haar moeder 's middags bewaard had, kon ze haast niet door de keel krygen. III. Een by alle Hagenaars bekend gebouw ia de oude Gevangen Poort, met haar vele her moeringen aan de folteringen, welke men id lang vervlogen dagen de beklagenswaardjgen deed ondergaan, die, terecht of ten onrechte, in hechtenis waren genomen. Onder de vele straflokalon, destijds in ge bruik, behoorde de zoogenaamde „honger kamer", het verbiyf van de veroordeel die don hongerdood moesten ondergaan. Een van stevig traliewerk voorzien, üocl overigens geheel open venster zooals dui delyk te zien is, eerst Yoor weinige jorei dichtgemetseld bevond zich in de onmid'is/, lyke nabyheid van een keukeD, waar iedere* dag allerlei gerechten werden klaargemaakt zoodat de geur van gebraden vleesch en andere uitgezochte spyzen het lyden der ver oordeelden nog ondraaglijker maakte. Terecht komt een gevoel van afschuw bij ons op, als we deze dingen hooren vertelleü en wo pryzen ons gelukkig, dat de tyden voorby zyD, waarin dergolyke onmenscheiyke wreedheden konden plaats hebbenMaar uw dagmeisje, mevrouw Overberg IV. Wat ik u bidden mag, mevrouw, stuur uw dagmeisje niet naar huis voor ze haar dee' heeft gehad van den maaltyd, dien ze heeff zien of helpen bereiden. Zou het te verwon deren zyn, als uw gedienstige, by wie da begeerte naar een goeden maaltyd is opge wekt, zonder dat die bevredigd wordt, zich op ongeoorloofde, zondige wyze trachtte schade loos te stellen? Zoudt gy u in dat geval van schuld durven vrypleiten: Zoudt ge het voor God kunnen verantwoorden, als door uw toedoen uw dag meisje aan eno9pluet leerde toegeven en aar diefstal gewoon raakte? Uw antwoord kan niet twyfolachtig wezen Laat uw handelwyz9 or niet mee in stryd zijn. (Dagblad.) Ré a di racahajja. De loopers binnen do jSSÏj&Y gemeente en de Agen- ten van het Leidscli Dagblad buiten Leiden bezorgen op verzoek het Dagblad alléén des Zaterdag-avonds ad 2'/, Cent per nummer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6