A". 1898
geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en geestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
N°. 11792.
Donderday; 4 Ausustus.
PRIJS DEZES COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderiyke Nommer9 0.06.
PHIja DEE AD VESTEN T-LblN
"Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. - Groctcre
letters naar plaatsruimte, Voor het incasseeroD buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
De Nieuwe Botte)-damsche Courant heeft nog
ens de bezwaren nagegaan, welke in het
oorloopig Verslag der Tweede Kamer inzake
eer plicht ztjn ontwikkeld. Zg z(jn vele,
oor „vele" loden ingebracht; genoeg om te
erinneren, dat de .voorstanders van het ont-
erp ernstig zullen te streven hebben naar
amenwerking, wil het ten slotte geen gevaar
copen op de een of andere klip te stranden.
Het blad ontmoet daar allereerst de „souve-
einiteit van het huisgezin in eigen kring",
aar smelt dit bezwaar niet weg als sneeuw
oor de zon, als men tevens toestemt, dat „b(J
orkelgke verwaarloozing dor opvoeding de
taat tusschenbeide mag treden?"
En wat komt de Staat doen? Niet: zwaar
traffen na voltooide verwaarloozing,
aar in het bolang der kinderen, om
verwaarloozing te voorkomen als het nog tjjd
de ouders zoo mogelgk tot vervulling van
in plicht brengen door waarschuwing, ver*
maning, bedreiging met, en eindelek oplegging
van lichte straffen, in de hoop, dat z\j later
un verplichtingen ernstiger zullen opnemen.
Maar de Staat moet toch vrijlaten in de
wijze, waarop de ouders in de behoefte aan
onderwijs willen voorzien, wordt gezegd. Maar
at doet de Staat. Hij laat de keus tusschen
uis- en schoolonderwijs. "Wordt het laatste
gekozen, dan zijn de ouders vrij tusschen
openbare en bijzondere school. Een openbare
school is overal te vinden; en is er in de
buurt geen bijzondere school, waaraan zg hun
kinderen zonder overwegend bezwaar kunnen
evertrouwon, daa worden zy geheel vrjj-
eeteld.
De bedenking, dat de Staat niet heeft te
bepaleD, waarin de kinderen onderwijs zul
len ontvangen, acht het blad zeer dwaas. De
taat houdt zich aan het minimum. Zou daar
nog iets af moeton? Op alle openbare scholon
wordt dit minimum onderwezen. Ook op alle
bijzondere, die Bykstoelage genieten. Hoe
weinige scholen zullen er zgn, waarin dat
minimum niet onderwezen wordt! Eu waarom
ou mon de kiudereD, die huisonderwijs ge-
ioten, van sommige vakken vrijstellen Zeker,
er is meer noodig dan dit allereenvoudigst
8choolonderwys; maar dat er meer noodig is,
vermindert in geen enkel opzicht de groote
waarde van dit onderdeel der opvoeding.
In oen tweede artikel bespreekt de Nieuwe
Botterdarnsche Courant begin, einde en
uur van den leerplicht. Zg conclu
deert, dat de uitdrukking van den heer Den
Hertog in De Gids van Mei: „Een ontwerp
doodverf, waarop alleen de groote lijnen
n getrokken," te sterk is; maar dat toch,
ooral na de verschijning van het Voorloopig
erslag, duidelijk zal zijn, dat, omtrent enkele
unten althans, nadere toelichting niet raioder
ewonscht is dan de ernstige overweging of
sommige bepalingen niet zullen behooren ge
wijzigd te worden.
Een derde en laatste artikel bespreekt
toezicht, procedure en financiöele
gevolgen.
Wat het absolute schoolverzuim betreft,
vreest de Nieuwe Botterdarnsche Courant
geensdeels den tragen gang in het toezicht,
waarvoor de heer Den Hertog bang is.
Onmogelijk acht het blad het niet, dat
zooals de beer Den Hartog het voorstelt
nalatige ouders eerst twee jaren na het ge
pleegde verzuim voor den kantonrechter
geroepen zouden kunnen worden, maar dan
zouden zy, die de wet hebben te handhaven,
toch een zeer vreemde opvatting toonen van
hun plicht. Wel zal voor deze contröle dienstig
zyn een regeling, die reeds geruimen tijd vóór
de toelatiDg van nieuwe leerlingen de ouders
tot hot aanvragen van plaats voor hun
kinderen verplicht. Het onderscheid tusschen
onverschilligheid, sleur, slordigheid èn onwil
komt dan wel aan het licht. Waar de laatste
biykt aanwezig te zijn, wordt in hot Voor
loopig Verslag terecht gewezen op bijkomende
straffen, als die der ontzetting van bepaalde
rechten.
De Nieuwe Botterdarnsche Courant meent,
dat de invoering van leerplicht niet mogelijk
zal zgn zonder gelijktijdige afdoende
regeling van rijke- en plaatseiyk toezicht.
Ernstige overweging verdient de instelling van
schoolraden, samengesteld, voor een deel
althans, uit ouders van schoolgaande kinderen.
Stelliger inlichtingen, wat de kosten aan
gaat, zijn gewenscht; en zy het billik, dat
evenzeer de bijdragen voor htt by zond» r
onderwy8 worden verhoogd, men wenscht in
de plaats van de vage verklaring der Regeering
een opgaaf, welke tegemoetkoming aan dit
onderwijs zal wordon verleend.
De schrijver der Haagsche Brieven in de
Amhemsche Courantdia nog wol eens toont
van Delflandscho zaken wat meer ta
weten te kunnen komen dan de meeste andere
menschen, schrijft deze week:
„Zelfs de watervervorsching gedrargt
zich tegenwoordig zóó voortreffelijk, dat ze
evenmin in opspraak als in bespreking verdi >nt
te komen. Het water stroomt in voldoenden
staat van zuiverheid m6t een vaartje door de
grachten naar de zee.
Dat komt van den papierstapel, dien de beide
officiëele commissies hebben volgeschreven,
zegt ge wellicht. Met het straatwoord ant
woord ik: „Dat denkt ge maar." De bevre
digende toestand is, naar ik uit een goede
bron verneem, alleen daaraan toe to schrijven,
dat hot gemeentebestuur van Den Haag, reeds
vóórdat do officiëele commissies met haar
geleerdheid kwamen aandragen, aan Delfland
vergunning had gevraagd om bijwijze van
proefneming op oen andere manier dan Dolf-
lands concessie voor de werken der water-
verversching voorschreef, te mogen spuien,
welko vergunning onmiddellijk was verleend.
Waaruit blijkt, dat de heeren van Delfland
toch niet de booze mannen en gestrenge
heeren zyD, waarvoor die van den stadhuize
to 's-Gravenbage ze uitkrijten. Het verwondert
mij allcon, dat het waterschap al niet vroeger
vergunning heeft gegeven tot deze verandering,
die zooveel verbetering aanbrengt.
Myn zegsman, wien ik deze verwondering
mededeelde, en die de zaak van de water
vervorsching alleen van het Haagecb, niet
van het D-lftsch standpunt kent, zei daarop,
die verwondering niet to kunnen wegnemen.
Maar misschien was het wel de juiste reden,
die hy er gissende byvoegde met te zeggen,
dat grootere spuiing in den zomer voor Delfland
van weinig belang is, en de beperkende
bepalingen daaromtrent in de concessie op
genomen zyn op verzoek en in het belang
van Don Haag; de heeren te Delft hadden
dus geen reden om het initiatief te nemen,
maar 's-Gravenhage bad vroeger geen aanvraag
tot het doen eener proefgedaan, en zou dan toch
ook kwalgk van de heeren van Delfland wenken
of voorschriften kunnen aannemor, hoe zy
ia een uitsluitend Haagsche zaak ten boste
van Den Haag moesten handelen."
Men vindt hier dus bevestigd, wat o. a.
door ons meermalen is opgemerkt, dat de
beperking ni.-t was geëischt door en in het
belang van Delfland, maar indortyd door de
heoren Patyn c.s. (ter wille van Bad-Scbove-
ningen) aan Delfland was opgedrongen, zegt
do Haagsche Courant
De Kroniekschrijver der Nieuwe Groninger
Courant maakt van den stillen tgd gebruik
om in zijn jongste opstel een woord te wyden
aan de journalistiek en hen, die in
haar dienst staan. Wellicht, dat het ook onzen
lezers belangstelling inboezemt t9 vernemen,
wat de schryver zooal te zeggen heeft
„Hot is een merkwaardig verschijnsel van
onzen tgd, in ons land zoo goed als elders
waargenomen, dat tientallen jongelieden de
begeerte voelen om zich 3an don dienst der
pers te wijden. Uit do verte gezien is geen
enkel ander der vrije bdroepen zoo begeerlijk
als dat van den dagbladredacteur. Meu let
daarbg natuurlijk slechts op het uiteriyk der
dingen, roept zich enkele bekende, vaak be
roemde namen voor don geest, droomt van
reusachtige honoraria, geiyk er in de wereld
slechts weiDigen genieten. Men denkt in dit
beroep niet alleen brood te vinden, maar een
kalfskarbonade er bij. En het is niet alleen
de lust om een zelfstandige positie te ver
werven, die velen aandryft, het zyn vaak
edele bew93ggrondon. Zy hebben het hart
vol van humanitaire denkbeelden en omdat
hun bloed snel jaagt, meenen zg, dat de aarde
te langzaam draait. E pur si muove! Ieder
is overtuigd, dat, wanneer hy maar ia do
pers diensten zal bewijzen, hot rad de3 tgd3
een nieuwen duw zal krijgen; zgn geestdrift
zal duizenden doen ontvlammen, de toekomst
zal al het leed, alle ellende doen verdwijnen
van den tegenwoordigen tyd. Dat moetl
Maar de waarheid is, dat hot niet moet.
Er is geen enkel gezegde zoo verwerpelijk
als dit, dat het echte talent altijd zya weg
vindt. Wg weten niet wie het heeft uitge
vonden, maar het moet een middelmatig man
zgn geweest, die zgu weg gemaakt had en
nu voor een echt talent wilde doorgaan. Neen,
ook echte begaafdheid is in de pers geen
waarborg voor zulk slagen, waarbij de mensch
niet alleen innerlijke bevrediging krygt, maar
ook te eten heeft. Wy hebben men9cben gekend
van groot talent, literatoren, theologen, juris
ten, die een misschien verzekerde toekomst
opgaven om hun weten en kunnen in dienst
der pers te stellen en die mislukten, omdat
zg niet bozaten die „special fitness", die zelfs
van een middelmatig begaafd man een be
kwaam journalist kan maken.
Begaafdheid, talent is alleen niet voldoende,
maar de fout is bovendien, dat de tientallen,
dis journalist willen worden, niet eens nagaan
of zy wel voldoende begaafdheid bezitten om
zich op het glibberig pad te wagen. Zg doen
ons denken aan een Fransch jongetje, dat, op
do tot kinderen gerichte gebruikelijke vraag
wat by worden moest, antwoordde: Monpèro
veut que je deviens ténor. Eu dez9 fout wordt
begaan, omdat men zich geen rekenschap
geeft van hetgeen van den journalist gevor
derd wordt.
Het beroep van den journalist, juist en
eeriyk opgevat, is een van de moeilykste,
van de meest „aufr6ibendo." Geen enkel ander
bgna vordert zooveel taaiheid, zooveel ver
mogen om zich allerlei te ontzeggen. Dag in
dag uit staat de geest bloot aan een stortvloed
van grooto en kleioe dingen; het komt erop
aan het meest belangwekkende op te nomen,
te verwerken. Er moet snel geoordeeld, snel
geschreven worden; tot lang nadenken is geen
tijd. Een standbeeld voor den man, die de
schaar heeft uitgevonden, waarmede men uit
andere bladen knippen kan! Zonder dezen
redder in den nood ware het bedrijf pbysiek
onmogelijk. Maar de schaar alleen is niet
voldoende. Voor politiek on polemiek heeft
men er niemendal aan. Een staatkundig pro
gram, party-belangon, vraagstukken van alge
meen nut vragen do aandacht. Daarover moet
worden nagedacht, daarover moet iets oor
spronkelijks worden geschreven. En bij het
nadenken komen de „gevleugelde woorden",
de machtssproukGn, onwillekeurig ia do pen.
Het is do kunst om ze er uit te houden. Er
moet gevochten worden Voor eon idee. En
als men het gedaan heeft, dag aan dag, met
warmte, met geestdrift dan moet het
besef ryzeD, dat alle goede bedoelingen mis
schien zonder vrucht zullen blijven, omdat
de menschen, voor wie men schryft....
menschen zyn. Geestdriftvolle jongelieden,
zoudt ge dia teleurstelling te boven komen?
Zoudt ge u tevreden kimnen stellen met het
bewustzijn naar uw boste weten do waarheid
gediend te hebbon?
Wy weten, dat in de gehëeie wereld de
moest bekende on beroemde journalisten
mannen zgn, die aanvankelijk eon andere
bestemming hadden, maar mislukten en nu
in de pers primi inter pares zgn geworden.
Maar wy herhalen, moge het een les zgn
dat hoogst bekwame manDen in de pers teleur
stelling vonden, ervoeren, dat tel s'éclipse
au second qui brille au premier. Omdat er
onder de knappe journalisten mislukte men
schen zyn, meene men niet, dat een mislukt
mensch per se een goed journalist wordt 1"
Een lezenswaardige beschouwing voorzeker,
maar ongetwyfeld ware het juister geweest,
zegt Het Centrumwanneer de schryver niet
van knappo journalisten als van „mislukte
menschen" had gesproken. Iemand, die een
knap journalist wordt, is o. i. niet mislukt.
Hy kan alleen een kortoren of langeren tyi
noodig hebben gehad om zgn ware bestemming
te vinden. En zulke menschen treft men aan
op elk gebied, zonder dat men er aan denken
zal hen mislukt te noemen.
De Tijd schrijft over de vlootrevue
tor gelegenheid der inhuldiging:
„De aanstaande vlootrevue op het Holland-
sche Diep zal daarom een prachtige gelegen
heid opleveren, om te zien hoe een 19-eeuwsche
vloot er uitziet, die bestemd is, om, in een
strijd met wez°Diyke oorlogsschepen, in den
grond te worden geschoten."
Het Handelsblad noemt deze conclusie „waar
lijk onzinnig", en sc'.aryft o. a.:
„En volkomen dwaas is het om, aan de
hand van de Standaard-autoriteit, te vorklaren,
dat die „vlcoï." bestemd is „om in den grond
te worden geboord."
Op het voorbarige oordeel van den schryver
in De Standaarddie blijkbaar de buitenlandsche
bladen en de andere berichtgevers over den
oorlog niet goed heeft gevolgd, raag men niet
zoo grif ingaan. Voorloopig zal men wöl doen
door, in afwachting van betrouwbare en zaak
kundige verslageD, niet te vergeten, dat cp
de Spaansche schepen de inrichting en waar-
8chynlgk ook de bediening van het geschut
zeer veel te wenschen overliet, de stukkon
liepen o. a. in zeer korten tgd warm, zoodat
niet alleen de groote slagschepen, maar zelfs
e?n simpel adviesjacht als de „Gloucester" met
succes tegen Spaansche kruisers konden op
treden.
Het verspreiden van zulke onjuiste en voor
barige berichten wekt onze ergernis, omdat
wy woteD, dat de yverige beknibbolaars van
oorlogsuitgaven er dadelijk mu it uit slaan voor
hun laat-maar-waaien-theorie.
Wie te haastig, te voorbarig schiet onder
militairen noemt men dat „voortrekken"
hoeft veel kans mis te schietenen zyn
kogel elders kwaad te zien stichten."
In de kroniek „Van dag tot dag" van hot
Handelsblad lezen wy het volgende:
Wanneer wy op zee zyn en van verre een
oorlogsschip zien nadereD, dan vragen wy
steeds: Welken wimpel roert het?
Maar dat is dikwyis zeer moeiiyk dadelijk
te zien; het rood, wit en blauw prykt evenzeer
op Fran8Che wimpols als op dio van Holland
Daarom een wenscb, een bode. Kan hot
in overweging genomen wordon of niet bg
het naderend feest aan de Koninklijke vloot
van Noderland het recht en privilegie worde
gegeven om den oranjewimpel te voeren op
den grooten top?
Men kent een oorlogsschip van verre aan
zyn wimpel.
Do Nederlandsche vlag waait van don
bezaansgaffel of van den vlaggestok, maar van
^■0ULill©1:O33La
De Bruidsmarscli.
SM)
.Ik heb zeker een groven misslag begaan,"
-ide Hans verschrikt.
De man antwoordde niet.
Mistroostig stond Hans op, om de moeder
volgen en zich te verontschuldigen, maar
hy ging weer zitten en verzekerde Endrid,
dat hy volstrekt geen kwade bedoeling had
gehad.
„Oeb, gy kunt hot, dUDkt mg, wel weer
•""goed maken."
De vader bad op hem zulk een guustigen
ndruk gemaakt, dat by hem alles durfde
-"Vragen.
Endrid echter antwoordde: „Neen, Iaat haar
maar aan zichzelve over; ik ken haar."
Maar Hans, die even te voren gedacht had,
zyn innigste weDscbon weldra bevredigd te
zien, meende nu verder dan ooit van zyn doel
te zyn afgeraakt en verkeerde in de hoogste
bezorgdheid, hoe de vader hom ook poogde
te troosten. De hond, die nu op hem toe
kwam, gaf eenige afleiding, want Endrid vroeg
tot in de kleinste byzonderheden naar zyn
hoedanigheden en vorteldo op vrool'jken toon
van een hond, dien hy zelf had gehad en dien
hy nauwkeurig had gadegeslagen, zooals men
dat meer ziet van eenzame lieden.
A9trid was voor de huisdeur op een bank
gaan zitten.
Het plan van baar dochter was oorzaak,
dat de bruidsmaiech zoo'n gevoeligcn indruk
had gemaakt op haar gewond hart. Zy zelve
had niet, zooals haar dochter, een man ge
nomen, dien zy beminde! De schande, hun hy
bun bruiloft aangedaan, waa immers billijk
geweest, en deze schande on het verlies der
kinderen, de kwellingen en de strijd van
zooveel jaren, dat alles stond haar opeens als
een schrikbeeld voor den geest. Al haar ge
beden om van deze kwAlingen verloet te
worden waren dus tevergeefs geweest! Inner-
ïyk verontwaardigd over baar eigon zwakheid,
beschuldigde zy in haar wanhoop zichzelve
van ai het leed, dat zy bad uitgestaan. Zy
gevoelde nogmaals den smaad, haar by de
bruiloft door het volk aangedaan; zy over
stelpte zichzelve met verwytingen, dat zy toen
haar tranen niet kon inhouden, en dat zy zich
nu al weer riet wiet to beheerschen by de
herinnering daaraan; dat zy door baar gebrek
aan zelfbebeerscbing, door baar zwakheid haar
ouders in een kwaad daglicht had geplaatst,
haar eigen gezondheid geschokt en daardoor
haar kicderen gedood had, al vóór ze het
leven genoten en verder, dat zy door die
zelfde zwakheid het leven van oen liefderijk
man verbitterd en een vroomheid voorgowend
had, die zy niet bezatwant daarvan was ze
overtuigd I En nu woer diezelfde zwakheid,
dat gebrek aan zelfbeheersching; zy was dus
met haar jaren volstrekt niet verbeterd l En
nu werd bet haar duidelykhet was gekrenkte
trots geweest, wat haar by de kerk tranen
deed schreien, wat den ongelukkigen toestand
had veroorzaakt, waardoor haar jeugd en haar
gezondheid als moeder geheel bedorven waren.
Het was ook gekrenkte trots, wat haar nu
doed schreien; elk oogenbiik kon dit de oor
zaak worden van haar eeuwig ongeluk; zy
voelde zich zeer terneergeslagen.
Maar waarom, moest zy zichzelve vragen,
waarom was ze nu juist zoo ten prooi aan
die neigingen? Nu juist baar dochter met do
grootste oprechtheid en stralend van geluk
oen keus had gedaan? Waarom moest nu
al dat hatelyke weer voor den dag komen,
dat haar dagen sinds lang had verbitterd?
Benijdde zy Mildrid? Bonyddo zü baar eigen
dochter? Neen, dat deed zy niot, dat gevoelde
zy duidelyk haar zwartgalligheid werd
langzamerhand minder; nu zou haar dochter
haar eigen kwaad weer goed maken; dat
was toch een heeriyk droombeeld l Zouden
kinderen dat kuDnen? Ja zeker, zoo zeker
als hun hetzelfde bloed in de aderen vloeit,
zoo zeker kunnen zo dat l Maar dan moeten
wy ook met hen berouw gevoelen en dank
zeggen l En voordat Astrid het zelve wist,
kon ze woer bidden. Zy smeekte om genade
als iemand, die kwytachelding vraagt van de
doodstraf; want nu kon ze nog het leven
genieteD, dat voelde zy. Nu was haar schuld
uitgewischt, het was de laatste rekening
geweest, die zy afgesloten had; en zy stond
op en zag om zich heen, terwyi de tranen
baar over de wangen stroomden; zy voelde
zich geheel verlicht, er was iemand, die nu den
emartelykon last van haar borst had weg
genomen. Maar had zo dat vroeger ook niot
eens gevoeld? Neen, nog nooit zooals nu;
nu pas had zo de zege behaald, en ze ging
verder en voslde, dat zy nu zichzelve weer
meester wasl Onzichtbare boeien, die haar
tot nog toe hadden gebonden, waren gebro
ken in elke gevoelsuiting bemerkte zy, dat
zg naar lichaam en gee6t weer vrjj was; en
daar zy dit naast God aan haar dochter te
danken had, zou deze nu ook haar geluk
met volle teugen genieten I
Zy ging naar het openstaand portaal voor
do kamer van de grootmoeder, haar tred werd
door niomand binnen gehoord. Zy groep do
deurklink en deed de deur open, alsof zo eon
vreemde was.
„Mildrid, kom eens bier," zeide zy, en
Mildrid en de grootmoeder keken elkaar aan
want zy was dezelfde niet meer.
Mildrid snelde op haar toe. Wat zou er toch
gebeurd zyn?
De moeder nam haar by den arm, deed
de deur achter zich dicht, zoodat ze alleon
waren, en viel haar om den hals onder een
strcom van tranen, terwyi ze haar omhelede
met een innigheid, dio Mildrid, door haar liefde
geadeld, van harte kon beantwoorden. „God
zegene u en loone het u in alle eouwigheid,"
fluisterde de moeder.
De beideD, die nog in de kamer zaten,
zagen zo hand aan hand over het eri komen en
wel zoo snel, dat zu iets vermoedden; de deur
ging open, zy traden biDnen, maar in plaats
van haar aan hem over te geven of iets aan
den vader of hem te zeggen, trok Aetrid nog
eens haar dochter aan het hart en riep dan
met diep bewogen stem nog eens: „God
zegene u en loone het u in alle eeuwigheid
Een poos daarna zaten alle vier in de kamor
der grootmoeder. De oude was vrooiyk gewor
den, want do jongeren hadden haar al spoedig
verteld, wie en wat Hans Haugen was, en zj)
vatte dadeiyk deze verbinding op ala een vol
doening voor haar zoon on haar schoondochter.
Het vergenoegde oudje vond bovendioD, dat
HanB er aardig uitzag. Zy bleven den gehoelen
dag by elkaar en het slot van dezen dag was,
dat de vader, nadat men een stichtelyk lied
gezongen bad, uit een boek een hoofdstuk
voorlas, dat heette„De Hoero ia in ons huis
geweest."
Dit hun verder leven wil ik maar een paar
dagen nemen en uit die dagen slechts eiriige
oogenblikken.
De eerste is de trouwdag der jongeliedeD.'
Inga, Mildrids vriendin, die zelve al getrouwd
was, kwam om de bruid to kloeden. Dit ge
beurde in het voorraadsgebouw; de lade,
waarin de zilveren bruidstooi vau de familie
werd bewaard, kroon, gordel, keursiyf, doek
speld, ringen, was te voorschyn gehaald. De
grootmoeder had den sleutel daarvan, zy wa3
zelve by het openen tegenwoordig, on Beret
volgde haar als medehelpster. Mildrid had
haar bruidskleed reeds aangetrokkon en al do
sieraden omgehangen, die baar eigendom
waren, toen de zware pronkstukken, door Beret
en haar grootmoeder een week te voren ge
poetst, in al hun pracht te voorBchyn kwamen.'