m
Mwt
mm
MENGELWERK.
iii lil
JU mm
I'S
WÊi
!|P
óók zal blaken, boe weinig inzicht in den
aard van hetgeen vereischt wordt door ?eei
candidaten aan den dag wordt gelegd.
Het zou evenwel niet wenschelijk zijn, den
toegang tot het middelbaar onderwijs af te
sluiten voor de onderwijzers aan de lagere
school; want daaruit zijn veel uitstekende
docenten voortgekomen. Niet door uitsluitiDg
zal men verbetering krijgen, maar door samen
werking en doeltreffende regeling. Er dient
van de candidaten voor de akte M. O. gevor
derd te worden het bewijs eener degelijke
algemeene voorbereiding, meer dus dan één
akte als hulponderwijzer of in het geheel
niets, zooals tegenwoordig. En tevens moeten
zij door hun examen het bewijs levereD, niet
alleen, dat zij een zekere hoeveelheid feiten
kennis bezitten, maar ook, dat zij een goed
iuzicbt hebben in den aard van werkelijk
wetenschappelijke studie.
Dat zal hen bebceden voor eigeD over
schatting en pedanterie en daardoor hun ver
houding tegenover de leerlingen oneindig veel
gemakkelijker maken. Want dezen zijn er op
uitgeslapen om den leeraar vast te zetten en
door vragen in verwarring te brengen, wan
neer zy bemerkeD, dat hy niet goed op de
hoogte is, en vooral als zij zien, dat hy zich
op quasi-geleerdheid laat voorstaan.
Wat de gepromoveerden aangaat, dezon
zullea op de laatstgenoemde klip niet zoo licht
verzeilen; maar ook zij hebben veel teleeron
voordat zij geschikte docenten zijn. Vooreerst
loopen zjj, die in den laatsten tijd hunner
academische studiën zich hebben bezigge
houden met onderwerpen, veel te geloerd
loor do burgerschool, gevaar van in het begin
hunner loopbaan als leeraar de elementaire
zaken te veel over het hoofd te zien en, voor
de klasse staande, „over de hoofden der leer
lingen heen te praten". Ten andere hebben
zij gewoonlijk nooit onderwijs gegeven en
moeten zij, al doende, leeren orde te boudeü.
Gelukt hun dat niet, dan zijn zij allicht ge
neigd, het toe te schrijven aan omstandig
heden, buiten henzelven gelsgen. Dat nu is
de gevaarlijkste dwaling, die zy kunnen koes
teren. Een geschikt docent weet, zooder bui
tengewone middeleD, orde te houden, zelfs
onder de ongunstigste omstandigheden.
Het kan een pas beginnend leeraar niet
genoeg op het hart gedrukt wordeD, dat bij,
wanneer er gedurende de les wanorde geweest
of iets onordelijks geschied is, daarvan onver
biddelijk de schuld moet geven aan z i c h-
zelven en niet aan de leerlingen. Voor hem
geldt, ook later, ja, gedurende zjjn geheele
loopbaan als leeraar, de leus: „herzie uzel-
ven", in haar volle kracht. Want ook later,
als hjj over de eerste moeilijkheden heen is
en bi) de jongens de reputatie heeft gekregen
van een leeraar, die niet met zich laat spot-
teD, moet bi) steeds op zijn hoede zijn en
blijven. Nimmer kan hij op zjjn lauweren
rusten en zich het wat gemakkelijker willen
maken, want de jongens blijven altyd dezelf
den. Zij zoeken altijd naar een voege in het
fcamas van den leeraar, waar bjj kwetsbaar
is, zelfs van den meest goroutioeerden docent.
In dat opzicht make men zich geen illusies
an dat is juist de reden, waarom aan de
betrekking van leeraar zulke hooge eiscben
gesteld moeten wordeD. Velen worden prik
kelbaar buiten den schooltijd, in den huiee-
ïyken kring, als een gevolg van de Inspanning
en het zelfbedwang, waaraan zij bjj hun
onderwijs onderworpen zijn.
Want, al les gevende, moeten zi) voort
durend de geheele klasse en ieder leeriing
afzonderlijk in het oog houden; hun waak
zaamheid mag, om zoo te zeggen, geen seconde
verflauwen, terwijl zij tegelijkertijd, zonder
daarvan Iets te laten bemerken, zich moeten
inspannen voor het onderwijs zelf; een dub
bele werkzaamheid dus, die hoogst vermoeiend
is en waaraan men eerst na jaren geheel
gewend raakt. Ieder, die onderwijs hoeft
gegeveD, zal dat bevestigen.
Voor zoover in deze oen bepaald criterium
is aan te geveD, het leven is veelzijdig en
spot dikwijls met elk systeem zou ik als
vereiscbten voor een geschikt docent willen
opnoemen: vastheid van karakter, werkelijke
beschaving, ook zich openbarende in beschaafde
vormen, strikte rechtvaardigheid, kennis van
den aard van kinderen en jonge menschen,
opdat hij ze verstandig on met tact weto te
behandelen en eindelijk (ik noem dit punt
opzettelijk het laatst, omdat het in betrek
king tot de vorige, wel beschouwd, van onder
geschikt belang is) voldoende wetenschappe
lijke kennis en ontwikkeling.
Bij de opvoeding en daarvan maakt het
onderwijs een integreerend deel uit is de
vorming van gemoed on karakter van nóg
meer belang dan hot bijbrengen van een
zekere dosis konnis.
De Zecuio vestigt de aandacht op het vol
gende stukje (Op je gezondheid) van
De Zuid-Limburger
Op je gezondheid 1 zeggen de drinkebroers.
En dat zeggen ze tegen elkaar dat is
het gekke 1
Als ze dat tegeD den kroegbaas zeiden,
dan zou ik het begrijpen. Want die vaart er
goed bij.
De jenever zei reeds vóór 200 jaar een
Fransch geleorde is een wonder ding. Die
haar vorkoopen, leven er van die haar
drinken, sterven er van.
Toe, schenk nog eens In. Op je gezondheid 1
Frissche morgen I Gezondheid 1
Even aangestooten mot de bittertjes, en
daar glippen zij naar binnen.
Dat gaat op eikaars gezondheid, meenen ze.
En weet ge 'wat de Duitscho geneeskundige
jTuczok er vaa denkt?
Luister even.
Do alcohol bederft de maag. - Op jo gezond
heid!
Hi) vergiftigt het bloed. - Op je gezondheid!
H(j verwoest het zenuwstelsel. Op je
gezondheid!
Hij tast de hersenen aan. Op je gezond
heid!
Hü benadeelt het hart. - Op je gezondheid I
E\J veroorzaakt lever- en nierziekten.
Altemaal op je gezondheid!
Toe, schenk nog eens in. Op je gezondheid
Nog een jaartje of wat, misschien nog
een maand of wat, en op is je gezondheid
Op gaat ja gezondheid,
Op gaat je levenslust,
Op gaan je .krachteD,
Op gaat je zielerust;
Op gaat je naam,
Je fatsoen en je eer,
Op gaan je centen
Frissche morgen, mijnheer.
CORRESPONDENTIE. - A. B.! - We oor-
deelen het beter het door U bedoelde hoofdartikel
niet in zfn geheel op te nemen. Het blad,
waarin het voorkomt, ligt ter Uwer beschik
king.
Straatmuziek.
Welk bedryf ook onder den invloed van
eenig jaargetijde moge stilstaan, zy, die er
hun beroep van maken om ons door muziek
het leven een weinig of zeer veel te veraan
genamen, hebben zich over zoo'n stilstand of
komkommartijd niet te bestegen. Zoowel den
muzikanten, die in concertzalen, schouwburgen
of do tuinen van sociëteiten of andere derge
lijke uitspaoningsoorden, op de terrassen vaD
badhuizen of in muziektempels in parken onze
ooren plegen te streelen, zoowel hun als hun
collega's, die dit voor de deur onzer woning
in de stad of op het platteland pogen te doen,
is het vrij onverschillig ol de dagen lengen
of korten, of het een steen dik vriest dan wel
of de kraaien uit de lucht vallen.
Laatstbedoelde artisten (aiet de kraaien,
maar de straatmuzikanten) zijn evenwel sedert
tal van jaren door een wijs en volksbe-
schavend bestuur tot een enkele soort be
perkt. Wij hebben althans in do steden
niets meer dan mannen met draaiorgels, maar
die zijn er dan ook in soorten, zooals we de
volgende week zullen ondervinden.
In vroeger tijd hadden we den vermaarden,
b\j de thaDS levende jeugd gansch onbekenden,
echten bellenmaD, met ziju koperen, uit drie
étages bestaand hoofddeksel, dat op elke ver
dieping luid klinkende belletjes deed hooren.
Voorts belletjes aan enkels, knieën, polsen en
ellebogen, een trom voor den buik, bekkens
op do trom, oen reeks rieten fluitjes voor de
borst op de hoogte van den- mond.
Als die man ergens verscheen, dan stond
alle arbeid in de buurt stil en liep alles
uit om naar hem te kyken, als hij sprin
gend, rinkelend, fluitend en dansend door de
hem omringende groep kioderen en meiden
huppelde, die dan telkens gillend uiteenstoof.
Er is eens op zekeren middag als ik me
niet vergis, was het bepaald in een der vele
Groenestegen of in de Ruime-Conscientie-
straat een oude tante van iemand zóó
van zoo'n lawaaimakend tijdgenoot geschrikt,
dat ze het fel op haar zenuwen kre9g, met het
droevig gevolg, dat de man ten doode werd
gedoomd. Een „Leidsch Dagblad" heeft het
feit bepaald vermeld. Die oude tante heeft
wat op haar geweten! Want toen eenmaal
de aandacht gevestigd was op hetgeen er
op straat alzoo voor ongerechtigheden voor
vielen, begon overal de groote schoonmaak,
gelijk staande met een uitroeiing of verdelging.
De onvervalschte doedelzak men zou in
onzen royalen tijd een „pop" geven om hem te
hooren is verjaagd naar andere gewesten.
Oude Saar, die nog op haar zeventigsten
verjaardag als velen tegenwoordig gepen-
sionneerd worden ondor guitaarbegeleiding
zoo lieflijk zong:
„Ich bin een Vüglein nur im Neste"
en die tal van min vleiende Hollandsche adjec
tieven tot haar beschikking had om ze het
publiek naar het hoofd te slingeren als haar
recette tegenviel die oude Saar heeft men
meedoogenloos het zwijgen opgelegd. De
clarinetspeler, die zóó geregeld kwam, dat de
meid op hem rekende om de eieren in het
kokende water te laten zakken weg is bij!
De harpspeler, d9 ware harmonika-artist, de
echte, en de Savoyaard met zijn lier en zijn
marmotje 't was zco'n aardig diertje!
zijn daarna gevolgd.
De Duitscho muzikanten, ha! die hebben
zich nog het langst staande gehouden en
vertoonen zich nog heden ten dage op het
platteland, maar in de steden, noen! daar
mogen ze gewoon niet meer komen, behoudens
met kermis en op andere hoogtijden. In de
steden zien we nog wel orgelliêD, hier bijv.
op den Zaterdagschen marktdag, maar geen
Duitsche muzikanten. Zy ook hebben moeten
zwichten voor den geest van „beschaving",
die over ons, stedelingen vooral, vaardig werd,
en hebben moeten plaats maken voor
niets anders.
Die Duitscho naburen bad men moeten
uitzonderen van do algemeene slachting, welke
men onder alle mogelijke straatvirtuozen
indertijd heeft aangericht! Want als er iets
veredelend op den mensch werkte, dan was
het toch zeker het zion en hooren van zoo'n
troep ^hancekemeiers", zooals men ben tooD
reeds met zeer ongerechtvaardigde minachting
noemde.
Men kan er zich haast geen denkbeeld
meer van vormen, welk oen lange reeks van
edele gewaarwordingen door deze eenvoudige
menschen in de harten van het hen omrin
gende publiek werd opgewekt.
Hun nadering alleen reeds stemde tot
tevredenheid. Daar kwamen zij aangeloopen,
achter elkander, als de ganzen, de oudste
voorop, de jongste achteraan, als het beeld
der volgzaamheid, en allen met donzelfden
geduldigen trek op het gelaat, die, als zi)
straks op den hoek der straat in een kring
bij elkaar gaan staan, nog duidelijker merk
baar zal worden. K-jnners beweerden, dat die
te voorschijn geroepen werd door „Sehnsucht",
door „Sabnaucht nach %er Heimath".
Maar wat daarvan zi), opmerkelijk was het,
dat niets in staat was om hun gebruind ge
laat eenigszins op te vrooiyken; allerminst
hetgeen om hen heen op straat voorviel. Dat
scheen hun volkomen onverschillig te z\Jn.
En of er een op een clarinet blies en daarby
een mond trok of hy op een reuzenulevel
zoog, dan wel of een ander een groote schuif
trompet in werkiDg bracht en daarby een
hoofd kreeg als een Edammer kaas, óf dat
een derde het mondstuk van zyn trompet
nam en het instrument liet leegloopen, die
geduldige, sombere trek ging van hun ge
zichten niet af; hy scheen er op vast gegroeid 1
Alleen scheen hy nog een weinig te verhel
deren, wanneer zy, aan een onweerstaanbaren
drang gevolg gevende of misschien ook ge
dachtig aan al de centeD, die zy hier reeds
inzamelden, gemeenschappelijk aanhieven:
„Was iet das Deutsche Yaterland?" en wat
daar verder volgt zongen.
De oudste van het gezelschap, nog eens:
zulke gezelschappen ziet men niet meer, zelfs
mot Leideche kermis niet die met den
gryzenden baard, keek dan langs zyn instru
ment den kring rond, zooals alleen een
waakzaam huisvader kan doen, die zich over
tuigen wil of al de dischgenooten onder het
gebed voor het eten de oogen wel gesloten
houdeD.
En met meer tevredenheid kan zoo'n huis
vader het „amen" niet uitspreken, dan waar
mede deze mazïkant de oogen naar omhoog
sloeg by den laatsten regel:
„Das ganze Dsutschland soil es sein."
Zelfs de muzikant, die zich onder het spelen
afzonderde om met zyn instrument langs de
huizen te collecteeren, verloor onder dit
inroepen der milddadigheid ook geen eDkel
oogenblik dien „Sehnsuchts"-trek van zyn
gelaat.
Die onvergetelijke gelaatsuitdrukking krygen
wy sedert jaren niet meer te aanschouwen.
De Germaansche broederen mogen zich hier
alleen nog maar bjj enkele buitengewone ge
legenheden doen hooren en dat had invloed
op die uitdrukking en op al hun doen en
laten.
En waarom werden die Duitschers geweerd
De muziek, door hen voortgebracht, deed
kwaad, ik weet niet meer welk, maar zy
had in gewone tyden een ongunstige uitwer
king, ik geloof op het moralistisch gevoel of
zoo iets. En daarenboven, men ging zelf meer
en natuuriyk beter in het artikel „muziek"
doen. Nu, het valt natuuriyk slechts te pry zen,
dat onder zulke omstandigheden de oude over
heid den Germaanschen muzikanten in gewone
tyden den toegang met het doel om muziek
te maken tot steden ontzeide. Slapen en
inkoopen doen mogen ze er natuuriyk tot in
lengte van dagen. Het platteland hun muziek,
wy het voordoe^ dat ze afwerpen, zonder hun
muziek!
Ten slotte hebben wy, stedelingen, dan ook
niets overgehouden dan draaiorgels. Die hebben
we van de meest antieke soort tot een pro
duct, waarvoor zelfs het trotsche Amsterdam
zich niet behoeft te schamen.
De antieke soort behoorde eigenlijk om den
hals van een orgeldraaier te hangen, doch
aangezien ieder meDSch op zyn gemak gesteld
is, staat dit orgel op een wagentje en wordt
aan een kruk voortgetrokken; of hot geluid
kan voortbrengen, is niet bekend, want daar
toe wordt geen poging gedaan. Het instrument
wordt ergens neergezet, aan de nabyzyDde
huizen wordt gescheld en na eenige oogen-
blikken rydt het orgel weer weg, terwyi de
meiden beweren, dat het doofstom is. Zulke
ongelukkigen zien we in Leiden evenwel zelden.
Andere orgels, de nieuwere, draaien er
echter lustig op los of beter worden er lustig
op los gedraaid; eenige hebben een vliegwiel
aan hun slinger en daardoor wordt het den
knecht want de baas zelf maakt zich niet
drukker dan noodig is, om met het bakje
rond te gaan eenigszins gemakkeiyber
gemaakt om zjjn vast loon, winter en
zomer te verdienen. Zulke orgels heeft
men vooral te Amsterdam niet weinige, en
men zou haast denken, dat het vak van
orgeldraaier daar inzonderheid aan eenige
familiën verbonden is. Want „de oudste
menschen kunnen zich niet herinneren" daar
ooit een nieuwen orgeldraaier te hebben ge
zien. Edoch, ook Lelden heeft zyn orgeldraaiers-
typen I
Den man, dien een Amsterdammer als kleine
jongen voor zyn vader het orgel heeft zien
voorttrekken, zy waren beiden klein —ziet
hy thans nog met hetzelfde onbeweegiyke
gelaat naast zyn orgel staan ofschoon van
den ouden heer verteld werd, dat hy eigen
huizen had.
Aannemende, dat in eenige groote steden
het orgeldraaien werkeiyk een soort „familie
kwaal" is, zou het zeker weinigen onaange
naam zyrtf als die familiën zonder manneiyke
afstammelingon ten grave daalden, want er
zyn sommige wyken in die steden, waar er
soms drie of vier op een enkelen morgen
komen. En als men dan het geluid uit deze
instrumenten voegt by dat van al de piano's,
die men er boven, beneden, achter en naast
zich hoort, dan is het niet te verwonderen,
dat men zuchtend naar minder verlangt.
Te Leiden heeft men geen reden tot klagen
over de straatorgels. Enkel ter gelegenheid
van de Zaterdagsche markt en in dagen van
groote vrooiykheid, als byv. met kermis,
wordt men onthaald op orgelmuziek. Dat dit
niemand dan uit zyn humeur brenge, vooral
met kermis niet, als wanneer eenig en alleen
binnen Leidens grenzen geduld worden ge-
examineerde orgels en gediplomeerde orgel
draaiers, van welke nationaliteit dan ook!
Merken we ten slotte nog op, dat het
nieuwste gebruik onder ODze hedendaagscho
Leidsche orgeldraaiers is in nieuwe wyken
der stad, welke vroeger niet tot de gemeente
l#'ioorden en waar toen de orgeldraaiers eerst
alle dagen en later een paar keeren in de
weak „vry spel" hadden, de bewoners of hun
dienstboden naar de huisdeuren te roepen door
middel van de bel en aan te kondigeD, dat
hun opwachting maken de orgeldraaier of
diens vrouw of moeder. Yan een orgel geen
spoor! Hun bedoeling behoeft geen nadere
omschryving. Hoe lang zal dit gebruik duren?
Zullen onze kinderen en de kinderen onzer
kinderen daarvoor ook nog op andere dagen
dan Zaterdagmorgen offeren? En zullen zy
het ontstaan van dat gebruik dan nog kunnen
verklaren? We hopen er door deze regelen
voor gezorgd te hebben.
TWEEDE HAMER.
Handelmaatschappij.
De Regeering heeft, ttr vervanging van de
bestaande overeenkomst, die in 1897 is opge
zegd, een nieuwe overeenkomst met de Neder-
landsche Handelmaatschappy gesloten, ttr
bekrachtiging aan de Tweede Kamer aange
boden. Deze nieuwe overeenkomst zal op 1
Januari 1900 in werking treden en wykt in
Probleem No. 80 tan
IJlde Prijs in een torno
Goede oploesingen No. 78 ontvangen van:
Leiden: J. v. Beveren, W. Ridderhof, G.
H. Key, Een lid van „Palamedes".
Deventer: A. v. Eelde, G. W. Kloos
terboer.
Goede oplossingen No. 79 ontvangen van:
Leiden: G. H. Key, B. C. M. Savi, H.
J. BR. Paulides, W. Ridderhof, S. Van
Kloeten, J. Van Beveren.
zoover van de tegenwoordige af: lo. dat ho.
wel voor den t(jd van vijf jaren (van 1 Jan,
1900 tot en mot ulto. Dec. 1904) aengegaan,
elk dtr partijen bovoegdheid heeft om haar,
mits tijoig opzeggende, met tik jaar ts doen
eindigen, terwijl het beoing eener stilz»j|.
gende verlenging is weggelaten2o. dat het
waart orgkapitaal groot 5 millioen niet van
de Nederlandscbs Handelmaatschappij wordt
gevorderd.
In de Memorie van Toelichting zegt dn
Minister:
„Tot het verleenen van de sub lo. ver
melde bevoegdheid tot opzegging is besloten
op uitdrukkelijk verlangen van do Maatschappij
omdat zij, boewei nog altijd veel prijs stel-
lende op het bestendigeD van de relation met
den Staat met opzicht tot den afscheep, bet
vervoer, den opslag en den" verkoop der Oost-
Indische gouvernementspro iucten, de daaraan
verbonden geldelijke voordeelen stoeds ziet
verminderen, zoodat die büna niet meer op.
wegen tegen de verplichtingen en kosten,
welke die relation haar opleggen.
„Bij de thans bestaande organisatie is
de Maatschappij verplicht om gedurende vijf
jaren alles in stand te houden en te bekos-
tigcn, wat voor den verkoop van een veel
grootere, dan de te verwachten, hoeveelheid
producten noodig Is, terwijl de Rogoering vrij
blijft om die boeveelbeid tot een minimum
te beperken.
„De sub 2 bedoelde opheffing der ver
plichting tot storting van een waarborgkapi-
taal werd door de Handelmaatschappij als
voorwaarde gesteld voor een verlenging van
de overeenkomst, omdat z|J zich niet verant
woord achtte om nog langer een deel van
kapitaal aan zijn bestemming te onttrekken
voor een zaak, welke thans zoozeer vermin
derende voordeeltn afwerpt. Tegen het vol
doen aan die voorwaarde bestaat voor den
Staat geen bezwaar, nu de Handelmaatschappij
bereid is hevondon om in artikel 2 der over
eenkomst op andere wjjze de storting van de
opbrengst der producten in 's Rijks schatkist
ten volle te waarborgen."
B. 6. Laws, Londen.
i der „Chess Monthly".)
Adres voor oploesingen: J. J. Colpa,
Lange Mare 18.
OpL probL No. 79.
Df8 Kd4 PXcqp
Kd 6 Pg6q:
K f 4 D X P qr
Ó4. D b8 q:
P onv. P X c T-
Opl. probl. No. 78.
1 Td2 (dl) of 1 Ke2 Kf3-
2 T g 2
2 T g 3 K e 8.
3 K e 2
3 P e 2 f x E
4 Le7
4 f 5. e 3.
5 P e 4.
5 tempo K f 4
6 f5
6 L e 7 4- K o 8.
7 P e 5
7 P e 5 f X P.
8 f6
8 16 e 4
9 T g 6
9 T g 6 f XT
10 f 7=p
10 f7 q:
Ook gaan op K d 2 of K f 2. Het
grootste gedeelte van Lichtenatein'»
composities ia incorrect
Deventer: A. EelJe, G. W. Kloos
terboer.
CORRESPONDENTIE.
P. J. K., te H.: Niet onaardig voor eos
eerste proeve; de constructie is echter te
gebrekkigde looper d 5 dient alleen om f
af te sluiten, de looper a 1 is zeer leelijk 09
veroorzaakt een dubbelmat na K f 0.
J. v. B.: In dank ontvangen.
SCHAAKRUBRIEK. - Maandag 2-5 Juli 1898.
Redactie: L. S.-V. „Mokphy". Adres: W. C.Tan der Heulen, Breestraat 151, Leiden.
Schaaknieuws.
Stand van den internationalen wedstrijd te IVeenen na de 33ste ronde
1.
Tarrasch
25
6. Burn
18
11. Blackburne
15)4
16.
Sbowalter
o
Pillsbury
24)4
7. Schlechter
18
12. Marco
15)4
17.
Caro
3.
St.initz
22
8. Alapin
18
13. "Walbrodt
14)4
18.
Baird
4.
Janowski
22
9. Lipke
18
14. Schillers
14)4
19.
Trenchard
5.
Tscbigorin
18)4
10. Maroczy
17)4
15. Halprin
14
12)4
11X
SU
6
Tarraech kwam PillBtury winstpunt voor door de partij niet Pillsbury zelf te winnen.
Ook een Record! Tot voor eenige dagen was de langste partij, in den wedstrijd tc
Woenen gespeeld, de partij Baird Walbrodt, die na 132 zetten eindigde. Do heeren Burn
en Halprin hebben dat record geslagen met oen dame-gambiet, dat 15 uur duurde en eerst
na den 140sten zet door Burn word gewonnen.
Schaakpartij No. 74.
Bespeeld te Nieuw- York in Februari
■98.
Spaansohe Partij.
de opening
niet
sterk be-
J. D. SkwalUr. IL li. Pillsbury.
handeld.
P d 4
tl
Wit.
Zwart.
Om den
ruil op f 3, door
ei
1
e 6
L g 4 te ontgaan.
PfS
3
P c 6
11
0-0
Lb5
- 8
Pf 6
P f 3
12
C 6
0-0
4
P e 4
b c 6
13
b c 6
d 4
6
Pd 6
Tel
14
Lg 6
6
L e 7
f4 14 P g 4,
P c 616
L e 7
7
D e 7
De3+, gevolgd door Pf 2-4-.
d e 5:
8
14
D c 7
Voordeeliger la
misschien
f4
15
Pg4
Lc68 d 6:, Pe
5: 9.
f5
16
P f 6
8
P b 5
P e 4
17
P e 4
a t
9
d 6
T e 4
18
d 5
a b 5
10
P e 6
T h 4
19
Zwart
heeft nu
b(j goed
Wit staat
thans weer zeer
Bpel een pion meer.
Wit heelt
goed.
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
D h 5
Tf 1
T h f 4
P b 3
P c 5
c3
h 4
T 1 f 2
K h 2
Pb3
Kgl
Er dreigde Tf6:1
30 Tel-fr
T f 1 81 L a 6
Tel: 32 Teiq-
en wit geeft op, daar de
toren van f4 verloren gaat,
DdS
h 6
D f 6
Ld 7
T e 8
L c 8
T e 7
T f e 8
T e 3
T7 e 5
Dd 6
Zwart,
mm mJt
r „c--
.s
wA lit
Wit.
Mat in 2 zetten.