m Mwt mm MENGELWERK. iii lil JU mm I'S WÊi !|P óók zal blaken, boe weinig inzicht in den aard van hetgeen vereischt wordt door ?eei candidaten aan den dag wordt gelegd. Het zou evenwel niet wenschelijk zijn, den toegang tot het middelbaar onderwijs af te sluiten voor de onderwijzers aan de lagere school; want daaruit zijn veel uitstekende docenten voortgekomen. Niet door uitsluitiDg zal men verbetering krijgen, maar door samen werking en doeltreffende regeling. Er dient van de candidaten voor de akte M. O. gevor derd te worden het bewijs eener degelijke algemeene voorbereiding, meer dus dan één akte als hulponderwijzer of in het geheel niets, zooals tegenwoordig. En tevens moeten zij door hun examen het bewijs levereD, niet alleen, dat zij een zekere hoeveelheid feiten kennis bezitten, maar ook, dat zij een goed iuzicbt hebben in den aard van werkelijk wetenschappelijke studie. Dat zal hen bebceden voor eigeD over schatting en pedanterie en daardoor hun ver houding tegenover de leerlingen oneindig veel gemakkelijker maken. Want dezen zijn er op uitgeslapen om den leeraar vast te zetten en door vragen in verwarring te brengen, wan neer zy bemerkeD, dat hy niet goed op de hoogte is, en vooral als zij zien, dat hy zich op quasi-geleerdheid laat voorstaan. Wat de gepromoveerden aangaat, dezon zullea op de laatstgenoemde klip niet zoo licht verzeilen; maar ook zij hebben veel teleeron voordat zij geschikte docenten zijn. Vooreerst loopen zjj, die in den laatsten tijd hunner academische studiën zich hebben bezigge houden met onderwerpen, veel te geloerd loor do burgerschool, gevaar van in het begin hunner loopbaan als leeraar de elementaire zaken te veel over het hoofd te zien en, voor de klasse staande, „over de hoofden der leer lingen heen te praten". Ten andere hebben zij gewoonlijk nooit onderwijs gegeven en moeten zij, al doende, leeren orde te boudeü. Gelukt hun dat niet, dan zijn zij allicht ge neigd, het toe te schrijven aan omstandig heden, buiten henzelven gelsgen. Dat nu is de gevaarlijkste dwaling, die zy kunnen koes teren. Een geschikt docent weet, zooder bui tengewone middeleD, orde te houden, zelfs onder de ongunstigste omstandigheden. Het kan een pas beginnend leeraar niet genoeg op het hart gedrukt wordeD, dat bij, wanneer er gedurende de les wanorde geweest of iets onordelijks geschied is, daarvan onver biddelijk de schuld moet geven aan z i c h- zelven en niet aan de leerlingen. Voor hem geldt, ook later, ja, gedurende zjjn geheele loopbaan als leeraar, de leus: „herzie uzel- ven", in haar volle kracht. Want ook later, als hjj over de eerste moeilijkheden heen is en bi) de jongens de reputatie heeft gekregen van een leeraar, die niet met zich laat spot- teD, moet bi) steeds op zijn hoede zijn en blijven. Nimmer kan hij op zjjn lauweren rusten en zich het wat gemakkelijker willen maken, want de jongens blijven altyd dezelf den. Zij zoeken altijd naar een voege in het fcamas van den leeraar, waar bjj kwetsbaar is, zelfs van den meest goroutioeerden docent. In dat opzicht make men zich geen illusies an dat is juist de reden, waarom aan de betrekking van leeraar zulke hooge eiscben gesteld moeten wordeD. Velen worden prik kelbaar buiten den schooltijd, in den huiee- ïyken kring, als een gevolg van de Inspanning en het zelfbedwang, waaraan zij bjj hun onderwijs onderworpen zijn. Want, al les gevende, moeten zi) voort durend de geheele klasse en ieder leeriing afzonderlijk in het oog houden; hun waak zaamheid mag, om zoo te zeggen, geen seconde verflauwen, terwijl zij tegelijkertijd, zonder daarvan Iets te laten bemerken, zich moeten inspannen voor het onderwijs zelf; een dub bele werkzaamheid dus, die hoogst vermoeiend is en waaraan men eerst na jaren geheel gewend raakt. Ieder, die onderwijs hoeft gegeveD, zal dat bevestigen. Voor zoover in deze oen bepaald criterium is aan te geveD, het leven is veelzijdig en spot dikwijls met elk systeem zou ik als vereiscbten voor een geschikt docent willen opnoemen: vastheid van karakter, werkelijke beschaving, ook zich openbarende in beschaafde vormen, strikte rechtvaardigheid, kennis van den aard van kinderen en jonge menschen, opdat hij ze verstandig on met tact weto te behandelen en eindelijk (ik noem dit punt opzettelijk het laatst, omdat het in betrek king tot de vorige, wel beschouwd, van onder geschikt belang is) voldoende wetenschappe lijke kennis en ontwikkeling. Bij de opvoeding en daarvan maakt het onderwijs een integreerend deel uit is de vorming van gemoed on karakter van nóg meer belang dan hot bijbrengen van een zekere dosis konnis. De Zecuio vestigt de aandacht op het vol gende stukje (Op je gezondheid) van De Zuid-Limburger Op je gezondheid 1 zeggen de drinkebroers. En dat zeggen ze tegen elkaar dat is het gekke 1 Als ze dat tegeD den kroegbaas zeiden, dan zou ik het begrijpen. Want die vaart er goed bij. De jenever zei reeds vóór 200 jaar een Fransch geleorde is een wonder ding. Die haar vorkoopen, leven er van die haar drinken, sterven er van. Toe, schenk nog eens In. Op je gezondheid 1 Frissche morgen I Gezondheid 1 Even aangestooten mot de bittertjes, en daar glippen zij naar binnen. Dat gaat op eikaars gezondheid, meenen ze. En weet ge 'wat de Duitscho geneeskundige jTuczok er vaa denkt? Luister even. Do alcohol bederft de maag. - Op jo gezond heid! Hi) vergiftigt het bloed. - Op je gezondheid! H(j verwoest het zenuwstelsel. Op je gezondheid! Hij tast de hersenen aan. Op je gezond heid! Hü benadeelt het hart. - Op je gezondheid I E\J veroorzaakt lever- en nierziekten. Altemaal op je gezondheid! Toe, schenk nog eens in. Op je gezondheid Nog een jaartje of wat, misschien nog een maand of wat, en op is je gezondheid Op gaat ja gezondheid, Op gaat je levenslust, Op gaan je .krachteD, Op gaat je zielerust; Op gaat je naam, Je fatsoen en je eer, Op gaan je centen Frissche morgen, mijnheer. CORRESPONDENTIE. - A. B.! - We oor- deelen het beter het door U bedoelde hoofdartikel niet in zfn geheel op te nemen. Het blad, waarin het voorkomt, ligt ter Uwer beschik king. Straatmuziek. Welk bedryf ook onder den invloed van eenig jaargetijde moge stilstaan, zy, die er hun beroep van maken om ons door muziek het leven een weinig of zeer veel te veraan genamen, hebben zich over zoo'n stilstand of komkommartijd niet te bestegen. Zoowel den muzikanten, die in concertzalen, schouwburgen of do tuinen van sociëteiten of andere derge lijke uitspaoningsoorden, op de terrassen vaD badhuizen of in muziektempels in parken onze ooren plegen te streelen, zoowel hun als hun collega's, die dit voor de deur onzer woning in de stad of op het platteland pogen te doen, is het vrij onverschillig ol de dagen lengen of korten, of het een steen dik vriest dan wel of de kraaien uit de lucht vallen. Laatstbedoelde artisten (aiet de kraaien, maar de straatmuzikanten) zijn evenwel sedert tal van jaren door een wijs en volksbe- schavend bestuur tot een enkele soort be perkt. Wij hebben althans in do steden niets meer dan mannen met draaiorgels, maar die zijn er dan ook in soorten, zooals we de volgende week zullen ondervinden. In vroeger tijd hadden we den vermaarden, b\j de thaDS levende jeugd gansch onbekenden, echten bellenmaD, met ziju koperen, uit drie étages bestaand hoofddeksel, dat op elke ver dieping luid klinkende belletjes deed hooren. Voorts belletjes aan enkels, knieën, polsen en ellebogen, een trom voor den buik, bekkens op do trom, oen reeks rieten fluitjes voor de borst op de hoogte van den- mond. Als die man ergens verscheen, dan stond alle arbeid in de buurt stil en liep alles uit om naar hem te kyken, als hij sprin gend, rinkelend, fluitend en dansend door de hem omringende groep kioderen en meiden huppelde, die dan telkens gillend uiteenstoof. Er is eens op zekeren middag als ik me niet vergis, was het bepaald in een der vele Groenestegen of in de Ruime-Conscientie- straat een oude tante van iemand zóó van zoo'n lawaaimakend tijdgenoot geschrikt, dat ze het fel op haar zenuwen kre9g, met het droevig gevolg, dat de man ten doode werd gedoomd. Een „Leidsch Dagblad" heeft het feit bepaald vermeld. Die oude tante heeft wat op haar geweten! Want toen eenmaal de aandacht gevestigd was op hetgeen er op straat alzoo voor ongerechtigheden voor vielen, begon overal de groote schoonmaak, gelijk staande met een uitroeiing of verdelging. De onvervalschte doedelzak men zou in onzen royalen tijd een „pop" geven om hem te hooren is verjaagd naar andere gewesten. Oude Saar, die nog op haar zeventigsten verjaardag als velen tegenwoordig gepen- sionneerd worden ondor guitaarbegeleiding zoo lieflijk zong: „Ich bin een Vüglein nur im Neste" en die tal van min vleiende Hollandsche adjec tieven tot haar beschikking had om ze het publiek naar het hoofd te slingeren als haar recette tegenviel die oude Saar heeft men meedoogenloos het zwijgen opgelegd. De clarinetspeler, die zóó geregeld kwam, dat de meid op hem rekende om de eieren in het kokende water te laten zakken weg is bij! De harpspeler, d9 ware harmonika-artist, de echte, en de Savoyaard met zijn lier en zijn marmotje 't was zco'n aardig diertje! zijn daarna gevolgd. De Duitscho muzikanten, ha! die hebben zich nog het langst staande gehouden en vertoonen zich nog heden ten dage op het platteland, maar in de steden, noen! daar mogen ze gewoon niet meer komen, behoudens met kermis en op andere hoogtijden. In de steden zien we nog wel orgelliêD, hier bijv. op den Zaterdagschen marktdag, maar geen Duitsche muzikanten. Zy ook hebben moeten zwichten voor den geest van „beschaving", die over ons, stedelingen vooral, vaardig werd, en hebben moeten plaats maken voor niets anders. Die Duitscho naburen bad men moeten uitzonderen van do algemeene slachting, welke men onder alle mogelijke straatvirtuozen indertijd heeft aangericht! Want als er iets veredelend op den mensch werkte, dan was het toch zeker het zion en hooren van zoo'n troep ^hancekemeiers", zooals men ben tooD reeds met zeer ongerechtvaardigde minachting noemde. Men kan er zich haast geen denkbeeld meer van vormen, welk oen lange reeks van edele gewaarwordingen door deze eenvoudige menschen in de harten van het hen omrin gende publiek werd opgewekt. Hun nadering alleen reeds stemde tot tevredenheid. Daar kwamen zij aangeloopen, achter elkander, als de ganzen, de oudste voorop, de jongste achteraan, als het beeld der volgzaamheid, en allen met donzelfden geduldigen trek op het gelaat, die, als zi) straks op den hoek der straat in een kring bij elkaar gaan staan, nog duidelijker merk baar zal worden. K-jnners beweerden, dat die te voorschijn geroepen werd door „Sehnsucht", door „Sabnaucht nach %er Heimath". Maar wat daarvan zi), opmerkelijk was het, dat niets in staat was om hun gebruind ge laat eenigszins op te vrooiyken; allerminst hetgeen om hen heen op straat voorviel. Dat scheen hun volkomen onverschillig te z\Jn. En of er een op een clarinet blies en daarby een mond trok of hy op een reuzenulevel zoog, dan wel of een ander een groote schuif trompet in werkiDg bracht en daarby een hoofd kreeg als een Edammer kaas, óf dat een derde het mondstuk van zyn trompet nam en het instrument liet leegloopen, die geduldige, sombere trek ging van hun ge zichten niet af; hy scheen er op vast gegroeid 1 Alleen scheen hy nog een weinig te verhel deren, wanneer zy, aan een onweerstaanbaren drang gevolg gevende of misschien ook ge dachtig aan al de centeD, die zy hier reeds inzamelden, gemeenschappelijk aanhieven: „Was iet das Deutsche Yaterland?" en wat daar verder volgt zongen. De oudste van het gezelschap, nog eens: zulke gezelschappen ziet men niet meer, zelfs mot Leideche kermis niet die met den gryzenden baard, keek dan langs zyn instru ment den kring rond, zooals alleen een waakzaam huisvader kan doen, die zich over tuigen wil of al de dischgenooten onder het gebed voor het eten de oogen wel gesloten houdeD. En met meer tevredenheid kan zoo'n huis vader het „amen" niet uitspreken, dan waar mede deze mazïkant de oogen naar omhoog sloeg by den laatsten regel: „Das ganze Dsutschland soil es sein." Zelfs de muzikant, die zich onder het spelen afzonderde om met zyn instrument langs de huizen te collecteeren, verloor onder dit inroepen der milddadigheid ook geen eDkel oogenblik dien „Sehnsuchts"-trek van zyn gelaat. Die onvergetelijke gelaatsuitdrukking krygen wy sedert jaren niet meer te aanschouwen. De Germaansche broederen mogen zich hier alleen nog maar bjj enkele buitengewone ge legenheden doen hooren en dat had invloed op die uitdrukking en op al hun doen en laten. En waarom werden die Duitschers geweerd De muziek, door hen voortgebracht, deed kwaad, ik weet niet meer welk, maar zy had in gewone tyden een ongunstige uitwer king, ik geloof op het moralistisch gevoel of zoo iets. En daarenboven, men ging zelf meer en natuuriyk beter in het artikel „muziek" doen. Nu, het valt natuuriyk slechts te pry zen, dat onder zulke omstandigheden de oude over heid den Germaanschen muzikanten in gewone tyden den toegang met het doel om muziek te maken tot steden ontzeide. Slapen en inkoopen doen mogen ze er natuuriyk tot in lengte van dagen. Het platteland hun muziek, wy het voordoe^ dat ze afwerpen, zonder hun muziek! Ten slotte hebben wy, stedelingen, dan ook niets overgehouden dan draaiorgels. Die hebben we van de meest antieke soort tot een pro duct, waarvoor zelfs het trotsche Amsterdam zich niet behoeft te schamen. De antieke soort behoorde eigenlijk om den hals van een orgeldraaier te hangen, doch aangezien ieder meDSch op zyn gemak gesteld is, staat dit orgel op een wagentje en wordt aan een kruk voortgetrokken; of hot geluid kan voortbrengen, is niet bekend, want daar toe wordt geen poging gedaan. Het instrument wordt ergens neergezet, aan de nabyzyDde huizen wordt gescheld en na eenige oogen- blikken rydt het orgel weer weg, terwyi de meiden beweren, dat het doofstom is. Zulke ongelukkigen zien we in Leiden evenwel zelden. Andere orgels, de nieuwere, draaien er echter lustig op los of beter worden er lustig op los gedraaid; eenige hebben een vliegwiel aan hun slinger en daardoor wordt het den knecht want de baas zelf maakt zich niet drukker dan noodig is, om met het bakje rond te gaan eenigszins gemakkeiyber gemaakt om zjjn vast loon, winter en zomer te verdienen. Zulke orgels heeft men vooral te Amsterdam niet weinige, en men zou haast denken, dat het vak van orgeldraaier daar inzonderheid aan eenige familiën verbonden is. Want „de oudste menschen kunnen zich niet herinneren" daar ooit een nieuwen orgeldraaier te hebben ge zien. Edoch, ook Lelden heeft zyn orgeldraaiers- typen I Den man, dien een Amsterdammer als kleine jongen voor zyn vader het orgel heeft zien voorttrekken, zy waren beiden klein —ziet hy thans nog met hetzelfde onbeweegiyke gelaat naast zyn orgel staan ofschoon van den ouden heer verteld werd, dat hy eigen huizen had. Aannemende, dat in eenige groote steden het orgeldraaien werkeiyk een soort „familie kwaal" is, zou het zeker weinigen onaange naam zyrtf als die familiën zonder manneiyke afstammelingon ten grave daalden, want er zyn sommige wyken in die steden, waar er soms drie of vier op een enkelen morgen komen. En als men dan het geluid uit deze instrumenten voegt by dat van al de piano's, die men er boven, beneden, achter en naast zich hoort, dan is het niet te verwonderen, dat men zuchtend naar minder verlangt. Te Leiden heeft men geen reden tot klagen over de straatorgels. Enkel ter gelegenheid van de Zaterdagsche markt en in dagen van groote vrooiykheid, als byv. met kermis, wordt men onthaald op orgelmuziek. Dat dit niemand dan uit zyn humeur brenge, vooral met kermis niet, als wanneer eenig en alleen binnen Leidens grenzen geduld worden ge- examineerde orgels en gediplomeerde orgel draaiers, van welke nationaliteit dan ook! Merken we ten slotte nog op, dat het nieuwste gebruik onder ODze hedendaagscho Leidsche orgeldraaiers is in nieuwe wyken der stad, welke vroeger niet tot de gemeente l#'ioorden en waar toen de orgeldraaiers eerst alle dagen en later een paar keeren in de weak „vry spel" hadden, de bewoners of hun dienstboden naar de huisdeuren te roepen door middel van de bel en aan te kondigeD, dat hun opwachting maken de orgeldraaier of diens vrouw of moeder. Yan een orgel geen spoor! Hun bedoeling behoeft geen nadere omschryving. Hoe lang zal dit gebruik duren? Zullen onze kinderen en de kinderen onzer kinderen daarvoor ook nog op andere dagen dan Zaterdagmorgen offeren? En zullen zy het ontstaan van dat gebruik dan nog kunnen verklaren? We hopen er door deze regelen voor gezorgd te hebben. TWEEDE HAMER. Handelmaatschappij. De Regeering heeft, ttr vervanging van de bestaande overeenkomst, die in 1897 is opge zegd, een nieuwe overeenkomst met de Neder- landsche Handelmaatschappy gesloten, ttr bekrachtiging aan de Tweede Kamer aange boden. Deze nieuwe overeenkomst zal op 1 Januari 1900 in werking treden en wykt in Probleem No. 80 tan IJlde Prijs in een torno Goede oploesingen No. 78 ontvangen van: Leiden: J. v. Beveren, W. Ridderhof, G. H. Key, Een lid van „Palamedes". Deventer: A. v. Eelde, G. W. Kloos terboer. Goede oplossingen No. 79 ontvangen van: Leiden: G. H. Key, B. C. M. Savi, H. J. BR. Paulides, W. Ridderhof, S. Van Kloeten, J. Van Beveren. zoover van de tegenwoordige af: lo. dat ho. wel voor den t(jd van vijf jaren (van 1 Jan, 1900 tot en mot ulto. Dec. 1904) aengegaan, elk dtr partijen bovoegdheid heeft om haar, mits tijoig opzeggende, met tik jaar ts doen eindigen, terwijl het beoing eener stilz»j|. gende verlenging is weggelaten2o. dat het waart orgkapitaal groot 5 millioen niet van de Nederlandscbs Handelmaatschappij wordt gevorderd. In de Memorie van Toelichting zegt dn Minister: „Tot het verleenen van de sub lo. ver melde bevoegdheid tot opzegging is besloten op uitdrukkelijk verlangen van do Maatschappij omdat zij, boewei nog altijd veel prijs stel- lende op het bestendigeD van de relation met den Staat met opzicht tot den afscheep, bet vervoer, den opslag en den" verkoop der Oost- Indische gouvernementspro iucten, de daaraan verbonden geldelijke voordeelen stoeds ziet verminderen, zoodat die büna niet meer op. wegen tegen de verplichtingen en kosten, welke die relation haar opleggen. „Bij de thans bestaande organisatie is de Maatschappij verplicht om gedurende vijf jaren alles in stand te houden en te bekos- tigcn, wat voor den verkoop van een veel grootere, dan de te verwachten, hoeveelheid producten noodig Is, terwijl de Rogoering vrij blijft om die boeveelbeid tot een minimum te beperken. „De sub 2 bedoelde opheffing der ver plichting tot storting van een waarborgkapi- taal werd door de Handelmaatschappij als voorwaarde gesteld voor een verlenging van de overeenkomst, omdat z|J zich niet verant woord achtte om nog langer een deel van kapitaal aan zijn bestemming te onttrekken voor een zaak, welke thans zoozeer vermin derende voordeeltn afwerpt. Tegen het vol doen aan die voorwaarde bestaat voor den Staat geen bezwaar, nu de Handelmaatschappij bereid is hevondon om in artikel 2 der over eenkomst op andere wjjze de storting van de opbrengst der producten in 's Rijks schatkist ten volle te waarborgen." B. 6. Laws, Londen. i der „Chess Monthly".) Adres voor oploesingen: J. J. Colpa, Lange Mare 18. OpL probL No. 79. Df8 Kd4 PXcqp Kd 6 Pg6q: K f 4 D X P qr Ó4. D b8 q: P onv. P X c T- Opl. probl. No. 78. 1 Td2 (dl) of 1 Ke2 Kf3- 2 T g 2 2 T g 3 K e 8. 3 K e 2 3 P e 2 f x E 4 Le7 4 f 5. e 3. 5 P e 4. 5 tempo K f 4 6 f5 6 L e 7 4- K o 8. 7 P e 5 7 P e 5 f X P. 8 f6 8 16 e 4 9 T g 6 9 T g 6 f XT 10 f 7=p 10 f7 q: Ook gaan op K d 2 of K f 2. Het grootste gedeelte van Lichtenatein'» composities ia incorrect Deventer: A. EelJe, G. W. Kloos terboer. CORRESPONDENTIE. P. J. K., te H.: Niet onaardig voor eos eerste proeve; de constructie is echter te gebrekkigde looper d 5 dient alleen om f af te sluiten, de looper a 1 is zeer leelijk 09 veroorzaakt een dubbelmat na K f 0. J. v. B.: In dank ontvangen. SCHAAKRUBRIEK. - Maandag 2-5 Juli 1898. Redactie: L. S.-V. „Mokphy". Adres: W. C.Tan der Heulen, Breestraat 151, Leiden. Schaaknieuws. Stand van den internationalen wedstrijd te IVeenen na de 33ste ronde 1. Tarrasch 25 6. Burn 18 11. Blackburne 15)4 16. Sbowalter o Pillsbury 24)4 7. Schlechter 18 12. Marco 15)4 17. Caro 3. St.initz 22 8. Alapin 18 13. "Walbrodt 14)4 18. Baird 4. Janowski 22 9. Lipke 18 14. Schillers 14)4 19. Trenchard 5. Tscbigorin 18)4 10. Maroczy 17)4 15. Halprin 14 12)4 11X SU 6 Tarraech kwam PillBtury winstpunt voor door de partij niet Pillsbury zelf te winnen. Ook een Record! Tot voor eenige dagen was de langste partij, in den wedstrijd tc Woenen gespeeld, de partij Baird Walbrodt, die na 132 zetten eindigde. Do heeren Burn en Halprin hebben dat record geslagen met oen dame-gambiet, dat 15 uur duurde en eerst na den 140sten zet door Burn word gewonnen. Schaakpartij No. 74. Bespeeld te Nieuw- York in Februari ■98. Spaansohe Partij. de opening niet sterk be- J. D. SkwalUr. IL li. Pillsbury. handeld. P d 4 tl Wit. Zwart. Om den ruil op f 3, door ei 1 e 6 L g 4 te ontgaan. PfS 3 P c 6 11 0-0 Lb5 - 8 Pf 6 P f 3 12 C 6 0-0 4 P e 4 b c 6 13 b c 6 d 4 6 Pd 6 Tel 14 Lg 6 6 L e 7 f4 14 P g 4, P c 616 L e 7 7 D e 7 De3+, gevolgd door Pf 2-4-. d e 5: 8 14 D c 7 Voordeeliger la misschien f4 15 Pg4 Lc68 d 6:, Pe 5: 9. f5 16 P f 6 8 P b 5 P e 4 17 P e 4 a t 9 d 6 T e 4 18 d 5 a b 5 10 P e 6 T h 4 19 Zwart heeft nu b(j goed Wit staat thans weer zeer Bpel een pion meer. Wit heelt goed. 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 D h 5 Tf 1 T h f 4 P b 3 P c 5 c3 h 4 T 1 f 2 K h 2 Pb3 Kgl Er dreigde Tf6:1 30 Tel-fr T f 1 81 L a 6 Tel: 32 Teiq- en wit geeft op, daar de toren van f4 verloren gaat, DdS h 6 D f 6 Ld 7 T e 8 L c 8 T e 7 T f e 8 T e 3 T7 e 5 Dd 6 Zwart, mm mJt r „c-- .s wA lit Wit. Mat in 2 zetten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6