11774:
Donderdag 14 Juli.
A\ 1898
<Qeze {Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§fin- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
P<
Feuilleton.
MARTHA.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT i
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Yanco per poel1.40.
onderiyke Nommers 0.05.
PBUS DKR ADVEBTENTÜiir i
Tan 1-6 regols 1.05. lodere rogal meer f 0.17J. - Grootero
lettere naar plaatsruimte. Voor bet iecaseeereo buiten de etad
wordt f 0.06 berekend
Tweede Blad.
p - Op bet 't o u d e r 1 i) t gezag en de
TOOgdvJ betrekking hebbend wetsontwerp
del Kegeering heeft het ütrechtsch Dagblad
eenige aanmerkingen.
Dat de vaaer met het voortdurend gezag,
ala het ware met het uitvoerend gezag, wordt
belast, schijnt het blad juist too. Men had
'echter het door de wet vereischte overleg met
de moeder niet tot een paar gevallen ihoeten
beperken, want in beginsel moet de opvoe
dingsplicbt op haar evonzeer als op den vader
rusten. Doch dan moet er ook in alle geval
len een orgaan z'yn, waarop zy zich beroepen
kan, indien de vader met haar van gevoelen
Kefschilt. In alle gevallen moet de tusschen-
['ranst van den kantonrechter kunnen worden
ingeroepen.
Blinder gelukkig acht het blad het ook,
dat de wetgever den minderjarige ten aan-
ïien der ouders niet het recht heeft gegeveD,
dat hij ten aanzien van zijn voogd en toe-
J zien -en voogd bezit, nl. om zich in geval van
weigering tot toestemming tot een huwelijk
op den kantonrechter te beroepen.
Minder gelukkig schijnt ook de handhaving
vaii het vruchtgenot der goederen van minder
jarigen tot hun 20ste jaar door de ouders,
ij Wat de gronden betreft, waarop de ouders
uit het ouderlijk gezag ontzet kunnen worden,
deze schijnen juist gekozen. Maar terwijl
gemeen-gevaariyke misdrijven zonder recidive
tot ontzetting kunnen leideD, kan dit by andere
misdrijven pas by recidive. Dit acht het blad
verkeerd.
intusschen verdient to:h, volgens het
ütrechtsch Dagbladde Regeering grooten lof,
r' dat zij, in navolging harer voorgangster, in
P'hefc belang van samenleving en individu het
gevaar eener verwaarloosde jeugd durfde
onder de oogen zien.
Onder het hoofd „Alarm" zegt Eet Gentrum:
In een katholiek blad vinden wy (op de
ierste pagina) de stelling neergeschreven, dat
katholieken „boofdzakelyk" de kosten
zullen hebben te dragen ter uitvoering van
kazerne en schoolplicht, beide als
i uitbroedsels der loge" gequalificeerd.
Dezelfde schryver zegt:
„Als men het samenstel, de uitvoering en
rog wat der bedryfs- en vermogens- en vooral
successiewet inziet en nagaat, dan moet men
al schromeiyk reichsfreundlich zyn,
om niet te zien, dat die vooral ter eere der
Katholieken gemaakt zyn."
Eigenaardig is, dat op deze regels by na
L «pmiddeliyk de woorden volgen: „argumenten
f. 8. v. p., geen dooddoeners."
H Heel toepasseiyk, meenen wy.
H Toch achten we, zelfs met zulke toevoegin
gen, ontboezemingen als de bovenstaande min
'of meer gevaarlyk.
Zij C03D ons denken aan den knaap, die
een paar malen valsch alarm maakte c'oor
j het geroep: De wolf komt! De wolf komt!
Tosn de wolf later in werkeiykheij kwam,
bekommerde zich niemand om zyn hulpgeroep
en werd hy verscheurd.
Zou het mutatis mutandis ook niet
zoo kunnen gaan met de schry vers van zekere
sensatie-artikelen?
De liberale meerderheid in do
Staten. Het Vaderland zegt, dat het
gansch iets anders is zittende leden te her-
kiezeD, ook al behooren zy ten deele tot de
tegenparty, dan een candidaat van eigen party
niet te kiezen ter wille van een candidaat der
tegenparty. Deden de clericalen dit laatste
ooit, en waren de liberalen ooit in de ge
legenheid te toonen, dat zy het eerste niet
zouden willen doen?
Wy kunnen het op dit oogenblik niet con-
troleeren, maar zoo ons geheugen ons niet
bitt-r en bitter in den steek laat, was de
anti liber ile meerderheid in de Staten van
Utrecht reeds eenmaal in de gelegenheid een
door overlyden of bedanken van den heer
Rooyaaros van Scherpenzeel opengevallen
liberale plaats in het college van Ged. Staten
aan te vullen, lezen we verder in De Resi
dentiebode.
Zy deed toen wat de liberalen hoewel
zij vaak de gelegenheid er toe hadden nog
nooit hebben gedaan en gaven hem een libe-
ralon opvolger.
Ook dit excuus gaat dus altyd zoo ons
geheugen ons niet geheel in den steek laat
riet op.
Eet Vaderland gaat echter oen stapje verder,
zegt De Residentiebodeen zegt:
„Mogen wy ons verheugen in de verkiezing
van don heer Evers, wy meenen toch, dat
men het verzoek der anti-liberalen, nu het
een opengevallen plaats gold, had kunnen in
overweging nemen. De Residentiebode heeft
zich te onzen aanzien vry scbramper uitge
laten, dat wy zoo iets zeiden vóór de Staten
verkiezing, maar dat er daarna voor die edel
moedigheid niets gebleken is. Wy moeten
echter onzen collega opmerken, dat de leden
der Gedeputeerde Staten niet in ons redactie-
bureau worden gekozen."
Wy danken het blad voor de goede bedoe
ling, maar aangeziende leden der Gede
puteerde Staten niet in het redactiebureau
van Het Vaderland worden gekozen en de
liberale leden der SUten, die deze verkiezing
doen, biykbaar van oen tegenovergesteld ge
voelen zyn als dit blad, baat zyn edelmoe
digheid ons bitter weinig.
Naar aanleiding der laatste opmerking van
Eet Vaderland zy ons echter do vraag ver
oorloofd waarom zy dan dezer dagen be
weerde, dat w y uit den koers waren, omdat
men van katholieke zyde te Rotterdam
bier liberalen had aanbevolen.
De Vooruitganghet vrijzinnig democratisch
weekblad, schrijft:
„De verkiezing voor twee^ leden van Gede
puteerde Staten van Zuid-Holland is er op
uitgeloopen, dat de liberalen het „wee den
overwonnene" boven gerechtigheid en biliyk-
heid hebben laten gaan en van hun macht
misbruik maakten om aan hun tegenstanders
eiken invloed op het genoemde college te
onthouden.
Dit betreuren wy ten zéérste en wy be
grepen onze vrienden in het college der Pro
vinciale Staten niet, die toch sterk genoeg
waren om de schaal ten gunste van den
billyken wensch der clericalen te doen
overslaan.
Immers er behoefden zich slechts 6 stemmen
by de 36 der clericalen te voegen, om de
vereisebte helft plus een te verbrygen.
Nu zyn evenwel do berichten der togen
standers, als zou van het verkiezen van een
claricaal tot lid van gedeputeerden geen sprake
geweest zyn, onjuist.
Het denkbeeld is wèl eti zeer uitvoerig
besproken in de liberale club, en daarby
stonden de vooruitstrevenden aan de zyde
van hen, die de tegenparty een zetel wilden
gunmn, maar het voorstel kon geen meer
derheid verkrijgen.
Evenwel meenen wy, dat indien het lid
maatschap van de liberale atatenclub den
vooruiistrevenden belet, te doen wat zy recht
vaardig en biliyk achten, zy zich daarvan
behooren los te maken en een zelfstandige
groep behooren te vormen.
Dit sluit volstrekt niet uit, oat zij met de
conservatief liberalen kunnen overleggen, waar
htt de meer specifiek vryzinnige belangen
geldt.
Deze statenvergadering had nu wel is waar
wat heel kort na de verkiezingen plaats,
zooJat er weinig tyd was tot overleg, maar
wy hopen daD, dat de volgende keer de
vooruitstrevenden beter voorbereid zal vinden,
om te doen wat in overeenstemming is met
hun democratische beginselen."
Over de verkiezing van Gedeputeerden lezen
wy in De Hollander:
„Ware hst nu, dat de vyf afgetredenen
hadden kunnen herkozen worden het
exclusivisme ware toch af te keuren geweest,
hoewel niet bepaald stuitend, daar er iets
voor te zeggen is om een aftredende te her
biezen. Maar zóó stond de zaak niet. Laten
we de vacature-Goekoop onbesproken, dan
was er in ieder geval één vacature in het
college van Gedeputeerden, waarvoor geen
aftredend lid kon worden herkozen, daar de
heer De la Bassecour Caan geen zitting meer
heeft in de Staten. In diens plaats hadden
alzoo de 43 aanwezige liberale Staten-leden
o zoo gemakkelyk een anti-revolutionnair of
Roomsch Katholiek kunnen benoemen. Dat
was toch zoo al het minste, dat zy konden
doen. Keuze was er voor hen genoeg. Daar
haperde het niet aan. Mannen als Michiels
van Yerduynen, Van Yelzen en Havelaar
waren als vanzelf voor die betrekking aan
gewezen.
Maar neen: het liberalisme is en biyft
exclusief. De 43 liberalen kozen noch Van
Yelzen, noch Michiels, noch Havelaar, maar
een liberaal."
En verder:
„Misschien denkt nu wel do een of ander,
dat Het Vaderland in zak en assche zal zitten,
nu zyn partygenooten het door do redactie
gegevon advies niet volgden?
Men zy gerust. Het Vaderland neemt de
ergeriyke uitsluiting door de 43 zich noemende
liberalen heel kalmpjes op. Ja zelfs schryft
het: „De benoeming van den hear Evers zal
by de liberalen, en ook wel by velen buiten
hun kring, met voldoening zyn vernomen."
Mtn gelooft haast zyn oogen niet. In ieder
geval zeiden we niets te veel, to*n wy hier
boven spraken van „stembus-gemoedelyk-
heden", die sommige kiezers van impressio-
nistischen aanleg misschien wel heel mooi
vonden.
Hoo dit alles zy het liberalisme vertoonde
zich, speciaal in Zuid-Holland, weder in zyn
oude gedaante.
Hardleersch blijft het.
Naar redenen van billykheid luistert het
niet; goede voorbeelden blyven zonder invloed.
Van proportioneels vertegenwoordiging wil
het niet weten.
In de dagen van Groen als nu steeds
zorgt het liberalisme, dat de betrekkingen
voor de vriendjes blyven.
Wy betreuren deze houding van onze liberale
laudgenooten.
Evenwel meer voor hen dan voor ons.
Want het spreekt toch vanzelf, dat zulk
een politiek zichzelve wreekt, en dat de
christeiyko partyen er slechts door aangevuurd
worden, om met nog meer energie een richting
te bestryden, die op het punt van recht en
billykheid onverbeteriyk blyft.
Strak3, myne hecren lioeralent by de stem
ming van 1901 of vroeger ontmoeten wy
elkander weerl"
Onder h6t opschrift De Staat en het
godsdienstonderwijs bespreekt Het
Vaderland het adres der heeren Bruiniog c. s.
omtrent zóódanige regeling cei schooltyden,
dat geschikte uren vrijvallen voor het gods-
di9nstonderwys.
Het blad vraagt, hoe het komt, dat de be
kende bezwaren der adressanten zich juist
thans zoozeer doen gevoelen.
„Het is toch tientallen, twintigtallen van
jaren niet anders geweest. De uren, waarop
onderwys wordt gegeven, hebben met de
tegenwoordige nooit belangryk verschild en
altyd heeft de godsdienstleeiaar de vry blyvende
uren moeten benuttigen. Maar dan gelooven
wy, dat men er toch ook wel eens ia ge
slaagd is uren te vinden, waaraan niet de
bezwaren kleven, die thans breed wor Jen uit
gemeten. Er zyn toch ook nog avonduren,
die niet bepaald ongeschikt zyn. Oudere leer
lingen zullen niet door oververmoeidheid
worden aangetast, als zy op een enkel avond
uur by den predikant ter leering gaan. Yoor
jongere leerlingen is het immers niet noodig,
dat zy de ganscho Woens- en Zaterdagmiddagen
vry zyn. Wy herinneren ons nu een 30 jaar
geleden in een provinciestad een catechisatie,
die tot algemeen genoegen gehouden werd,
in voorjaar en zomer althans, van des ochtends
7'/^ tot 81/* uur: dan behoefde do predikant
niet te klagen over onfrischheid en de leerling
niet over het gemis van vrye uren. Al geven
wy gaarne toe, dat zulk een regeling moeiiyk
zon zyn in plaatsen, waar de leerlingen groote
afstanden hebben af te leggen naar catechisatie
en school, het is toch zeer de vraag, of
niet meer in deze richting kan worden ge
daan, als aan de toenemende gemakzucht van
het tegenwoordig geslacht wat miader werd
toegegeven."
„Door deze wyze om de zaak te behandelen
wordt slechts verbittering gekweekt en een
goede oplossing bemoeiiykt. Ja, Het Schoolblad
benadeelt tr zyn eigen zaak mee, daar ver
klaarbare verstoordheid over dien gering-
schattonden toon de juiste kern der opmer
king over het hoofd doet zien. Die juiste kern
is doze, dat de Regeering, voor wie het open
baar onderwys krachtens grondwettig voor
schrift een voorwerp van aanhoudende zorg
moet zyn, by het stellen van elke vraag om
het vrygeven van uren voor eenig ander
onderwys, slechts dat standpunt van beoor
deeling heeft ia te nemen, of inwilliging van
den gestelden eisch met de zorg voor goede
inrichting van bet onderwys strookt
Wy zyn geenszins onwelwillend gezind
tegenover het verlangen vaQ adressanten en
geenszins blind voor de hooge beteekenis van
het godsdienstonderwys. Als tegemoetkoming
aan billyke wenschen mogelyk is, denkon
wy niet aan verzet. Maar het standpunt,
waarop de Staat zich stellen moet, wenschen
wy beslist te handhaven."
Het blad betwyfelt, of de belangen van
het onderwys wel toelaten, ll/a uur aaa do
morgenuren te ontnemen.
„Elke 1'/, uur minder, hoe weinig betrek-
keiyk ook, hangt er in. Men zal het gansche
plan moeten omwerken, en het zal do vraag
zyn, op welke vakken men het verlies ver
halen zal."
Voorts meent Het Vaderlanddat de adres
santen zich in de eerste plaats tot de ge-
meentelyke autoriteiten hadden behooren te
wenden. „Wanneer cit meermalen ware ge
schied, dan zou duideiyk zyn gebleken, of by
die plaatselyke autoriteiten onwil of onmacht
bestaat om een voor het godsdienstonderwys
gewenschte regeliDg te treffen."
Toch wil het blad gaarne, zoo mogelyk,
aan billyke wenschen te gemoet komen, en
het keurt af de (ook in ons blad vermelde)
taal van Het Schoolblad.
Gemengd Nieuws»
De harddraveryen en wedren-
nen te Clingendaal op Zaterdag 16 Juli be
loven zeer belangryk te worden. De Derby II
is een wedren voor in Nederland gefokte
3 jarige volbloeipaarden, terwyi de aanmoe-
digings-harddravery slechts open is voor in
Nederland geboren harddravers van 4, 5 of 6
jaar. Deze beide nummers kunnen dus be
schouwd worden als het criterium derNeder-
landsche fokkery.
Voor de wedrennen zyn ingeschreven:
Derby II, 2400 M.f 3 paarden; Noordzeeprys,
1900 M., 13 paarden; Oosterbeekprys, Hor-
denreD, 3000 M., 5 paarden.
Voor de harddraveryen: Aanmoediging?-
i)
fc; Toen Martha byna vyftien jaren oud was,
erd zy van school genomen en deed zy
aar beiydenis. Om de gewoonte te volgen,
padden haar ouders zuchtend besloten, haar
half jaar van huis te zenden, om haar
voeding te voltooien; „geleerd" had zy nu
noeg. Men bezorgde haar by een predikant
n platten lande, om daar de huishouding te
peren en wat manieren op te doen, wat de
uders beter aan anderen schynen toe te ver-
ouwen dan aan zichzelveo. Buiten Martha
daar nog oen pensionnaire, een jonge,
^ke erfdochter, voor wie het „dienstmeisje-
pelen" slechts een luim ter afwisseling wa9.
eze nam haar huiselyke plichten dan ook
emakkeiyk op; de huisvrouw drukte een
dicht zy wist wel waarom en
artha moest des te meer doen. Het ryko
eisje was zeer begaafd en den kunstlievenden
uisheer deed het veel genoegen, met de
'onge dame op haar wensch studiën te houden
over kunst en literatuur, opdat zy niet geheel
„verboerde", zooals zy lachend zeide. Martha
acht weemoedig hoe heerlijk het zou zyn,
la zy in die lessen mocht deelen; maar in
en kinderlyken trots harer vyftien jaren
11de zy er niet om vragen, want zy wist,
at de andere den predikant zyn moeite ruim-
hoots betaalde, en haar oudere wilde zy
daarover niet lastig vallen; in eiken brief
toch, dien zy van huis ontving, werd geklaagd
over de vele kosten der huishouding, over
het schoeisel en vooral over de schrikkeiyk
dure schoolboeken.
De schoolboeken waren altyd een doom
geweest in het oog van Martha's moeder;
men gaf er zooveel geld voor uit en later
waren ze byna niets waard, al waren ze ook
nog zoo goed als nieuw. Yoor een jongen
kon dat gaaD, want jongens moesten nu oen-
maal veel leereD, al willen teedere moeders
hun zoo gaarne die moeite besparen. Maar
meisjes! Waartoe? By haar diende het tot
niets! Dus van haar ouders mocht Martha
niets extra's vragen, allerminst op het gebied
van leeren; het was al mooi, als zy een nieuw
kleedje kreeg of het geld voor een buiten-
party tje; dat kon zyn renten opbrengen, dacht
haar moeder.
De predikant had altyd in den zomer een
raam aan den tuinkant open staan. In dien
tuin bevond zich het nuttige met het aan
gename; ooft, groenten en bloemen gedyden
daar in een voor oog, neus en gehemelte
aangename afwisseliDg, want de geeatelyke
was niet alleen een liefhebber van het schoone,
maar ook in zekere mate een lekkerbek.
Op een morgen in Juli kwam Martha met
een mandje pas geplukte jonge salade een
tuinpad langs, dat omzoomd was met prachtige
aalbesseboompje8, waarvan de vrucht haar
aandacht trok. Zy bleef staan, en nadat zy
zich overtuigd had, dat Doch de predikants
vrouw, noch Mina, de roodwangige meid en
verklikster, in zicht waren, boog zy zich voor
over, plukte eenige trossen en verkwikte
zich er aan. Onderwyi zy zich aan de ver
boden vrucht laafde, hoorde zy eensklaps de
stem van den predikant, die uit het naby-
zynde open venster duideiyk tot haar kwam.
Hy sprak over het beeldhouwwerk der oude
Grieken en dit thema bezielde hem dermate,
dat zyn stem zich welsprekend verhief en
meeslepend werd.
Niet alleen zyn bekende leerlinge maar
ook een heimeiyke toehoorderesse luisterde
met ingehouden adem naar zyn bezielende
voordracht. Zy vergat de aalbessen, vergat
de salade, die naast haar in de zon stond,
de huisvrouw, Mina en het gebraad, dat aan
haar zorg was toevertrouwd. Zy vergat zich
zelve. Haar ziel doorvloog ruimte en tyd. Zy
zag in het zonnige Attika den Akropolis
opduiken en het mastbosch der schepen in
den Piraeusl Daar schemerde de blauwe
Aegeïsche zee, beglansd en verwarmd door
de Grieksche zon, de zon van Homerus. Zy
hoorde den naam van Praxiteles; een hymne
aan de schoonheid door haar uitverkoren
priester.
Zy had den nadenkenden kop van Hermes
dikwerf gezien in de studeerkamer by het
afstoffen; ook in die onvolkomen afbeelding
was de goddelykheid van het hoofd herken
baar; zy had de schoonheid er van nooit zoo
opgemerkt als nu.
Ondanks het warme weder rilde het meisje;
tranen kwamen in haar oogen en zy wist niet
waarom, Zonder het zelve te gevoelen, was
zy bevangen door geestdrift voor het eeuwige,
onsterfiyke van het schoone.
„Marthai" klonk het scherp en geërgerd
uit het keukenvenster.
„Juffrouw Marthat dat is een mooie ge
schiedenis!" zoo kwam Mina vuurrood en
opgewonden aanloopen. „Het vleesch brandt
aan en gy denkt er niet om!"
Een onuitgesproken: „Nu, gy zult er van
lusten!" was daarby in Mina's felle oogen
te lezen en mot een verwytend hoofdschudden
nam zy de slappe salade op.
En zy kreeg er van langs! Yan het ver
hevene tot het belacbeiyko doch Martha
verging het lachen, als ieder, die met de huis
vrouw te doen kreeg, wanneer iets niet in
orde was. Zy boette met jammeriyke ver
nedering de oogenblikken van hooge verhef
fing. Het is waar, hot ging haar slechts als
ieder sterveling, die zich eenmaal tot het
goddelyke voelt opgeheven, maar dat wi3t
de kleine Martha nog niet, die meende, dat
haar iets zeer onrechtvaardigs was geschied.
De anders zoo kieskeurige dominee at het
aangebrande vleesch met verheven kalmte en
Alice eveneens. „Die beiden vermeien zich nog
in het ryk van het schoone," dacht Martha
benydend, „en ik, ik ben, [nauwelyks over den
drempel, er uit verjaagd;" dat wil zeggen, zy
mocht het nu juist niet met die woorden den
ken, maar het had er toch veel van. „Maria en
Martha" was de predikant gewoon zyn pleeg
kinderen te noemen, al was dan ook Maria
wat heel wereldscb. Ook dien middag, toen
Martha hem de koffie bracht, streek hy het
beschreid uitziend meisje vriendeiyk over het
hoofd en prees de „bedryvige Martha." Toen
sloeg Martha, die er anders wel aan gewoon
was, de betraande oogen tot hom op en zei
met ongewone bitterheid: „Ja, Marth3,
Martha maar! Doch Maria heeft het betere
deel gekozen."
De predikant dacht by haar uitval aan een
kleine huiselyke scène en had daarby niet
geheel ongelyk. Wat er meer in haar omging,
kon niemand raden, want het was Martha
niet gegeven haar gevoelens te uiten. Yan
toen af vermeed Martha het in de nabyheid
van het open venster te komeD, als Alice les
had in de studeerkamer. Die lessen waren
niet voor haar; zy was de bedryvige Martha
en Diets meer; het was haar lot. Yoor haar
slechts de huiselyke haard; het heilig vuur
op het altaar van het schoone gloeide voor
anderen.
En toch viel haar het scheiden moeiiyk. Zy
hing aan den goedhartigen predikant en aan
de schitterende Alice, wie zy menigen zoom
en menig knoopje had aangenaaid; zy hield
van beiden met een dweepachtige, maar
schuchtere en daardoor onbegrepen genegen^
heid.
„Gelukkig, dat ik nu eon volwassen dochter
heb," zei de vrouw van den stadsbouwmeester,
toen Martha in den herfst als een groot,
bloeiend, spoedig kleurend mei3je naar huis
kwam.
(Wordt vervolgd.)