K9. 11765. Maandag 4 Juli. A®. 1898 r geze {jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. F'euilleton. HEIDEROZEN. LEIDSCH DAG-BLAD. PRUS DÉZER COURÜNT: Toor Lelden per 8 maanden. f 1.1CX Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommer» 0.05. PRIJS DER ADVERTEHTIËNt Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regeJ meer f 0.17Groctere letters naar plaatsruimte. Voor het inca&seeren bulten de stad wordt /"0.05 berekend De Residentiebode bevat een artikel, getiteld Uit Leiden en geschreven door den zeer- eerwaarden heer P. M. Bots, R.-K. priester, te Loiden. Eet luidt als volgt: De heer J. A. Bots is dan gevallen. Zijn- edele behaalde 1828 stemmen, terwijl de can didaat der Liberalen, de heer Paul, er 1981 mocht verwerven. Alzoo behaalde laatstge noemde in deze herstemming een meerderheid van een honderd drie en vyftig stemmen. Natuurlijk is er thans perturbatio in castris, ontevreden beklag onder onze ten ten en onder die der BondgeDooten. Nu, tot op zekere hoogte kan dat alles gedeeld worden. Een mon8ch is eenmaal geen steen en als hy heel don verkiezingsarbeid van eenige weken door de lauwheid van de zynen vruchteloos ziet gemaakt, voorzeker, dan wordt het hoofd geschud, de wenkbrauw saamgetrokken en deze klacht komt over de lippen: 't Is toch wat te zeggonl Van Kempen gekozen en do Katholieke Bots nietl En dat ligt oor spronkeiyk aan een tiental, die op 17 Juni ontbraken. Maar, nadat men dan zoo eens uitgemopperd heeft, moest men, ons bedunkens, maar verder hoogst voorzichtig wezen in zyn spreken. Want neen, duizendmaal neeD, van onze hoogste goe deren ging er nog niets verloren. Vooreerst is er ampel voldaan aan de eer van den heer Bots, en zoo ooit een candidaat aan de stembus van velerlei, treffende staaltjes van gehechtheid en hoogachting gewagen mag, dan is het waarlijk deze volksvriend. Zynedele zal dan ook wel be grijpen, dat uitstel nog geen afstel is. Secundo, ook de geloovige party, als zoodanig, moet door niemand gescholden of afgekeurd. Want de schier heldhaftige toewyding en liefde, door de Katholieke Kiesvereeniging betoond, zy is (dat moet luide erkend) door de Kiesvereeniging onzer bondgenooten ten volle geëvenaard. Meer adverteereD, meer propaganda-maken, meer kosten besteden dan onze zoo recht schapene Protestanten hebben gedaan, is niot mogeiyk. Men verwyte dus den Protestanten of anti-revolutionnairen de houding niet, welke een deel der Christeiyk-Historiachen volge houden beeft, want die Christoiyk-Historischon staan op zichzelven. Ja, meer nog! Men ver wyte aan geen rechtschapen overste, van welke kleur ook, de weerbarstigheid van sommige volgelingen. Helaas, dat geldt ook den onzen 1 Indien men nu van ons nog een lesje zoude willen aanv3ardeD, dan zoude hot ge gevens lesje aldus luiden: Verfrischt het hoofd nog eens door een wandeling, en blyft dan eens staan voor het stadhuis I Daar, vlak boven den ingang van een der gevelpoorten, leest men deze woorden: Indien Gods goedheyt u brengt voort Gheluc en spoet, niet trots 't gemoed Maar neer wilt dragen I En zend Hy (Siet) weeromme aan 't boort, Angstig verdriet, weest daarom niet Te zeer verslaghenl W heil, zulc hil en toebehoort: Danct God, swyght stil, zoo was Zyn wil Begeer, behaghen. De zin is dus: Indien Gods goedheid u geluk en voorspoed voortbrengt, wilt dan uw gemoed niet trotscb, maar nederig in u rond dragen. En ziet, mocht Hy wederom angstig verdriet aan boord zenden, weest daarom niet te zeer verslagen! Want aan uw heil behoort nu eenmaal zulke verwisseling van toestanden. God dus te danken en stil te zwygen, zoo was Zyn wil, begeerte en behagen. Aan deze les ons gehouden. Want de tyd kan niettegenstaande heel onze oogenblikkeiyke nederlaag, toch niet verre meer zyD, waarop onze gekozenen zelfs de Raadkamer van dat stadhuis, met de Bondgenooten zullen be zetten. Moed gehoudenEr is niets verspoeldt zoolang do toekomst ons blyft behooren. Doch, breekt men, door onbiliyk aangaan tegen de anti-rovolutionnaireD, ons verbond in Leiden af, nu, wat is er dan straks te beginnen, zoodra by voorbeeld de Gemeenteraadsverkie zingen komen? Niets anders dan dat men veroordeeld is, óf wel tot nutteloos kiezen, óf wel tot thuisbiyven. Beide zaken zyn, in ODze tegenwoordige wereld, wel het aller laatste, dat voor de praktyk dienen kan. Alzoo een hartelijk dankwoord aan onzen candidaat en aan de beide kiesvereenigingen en dan onzen weg in vrede vervolgen 1 Naar aanleiding van de hulde, welke dezer dagen werd gebracht aan prof. Yan der W a a 18, wydt de Leidsche hoogleeraar dr. H. A. Lorentz in Eigen Baard een artikel aan dezen grooten geleerde. Hy herinnert, dat Van der Waals' dissertatie „over de continuïteit van den gas- en vloeistof toestand" alom als een meesterstuk erkend werd en den schryver al spoedig een plaats verzekerde in de voorste rijen der heden- daagsche natuurkundigen. Het was voor Van der Waals in hooge mate weggelegd onder één gezichtspunt samen te vatten wat eerst gescheiden en van onge- lyken aard scheen. De proefnemingen over de omstandigheden, onder welke het gasvormige koolzuur tot vloeistof kan worden verdicht, hadden reeds het denkbeeld doen ryzen, dat or tusachen den vloeibaren en den gasvormigen toestand geen scherpe grens is te trekken, en het was het werk van Van der Waals den inner- ïyken grond voor deze continuïteit bloot te leggen. Hy wist een groote theorie te scheppen, waarin niet meer, zooals voorheen, uitsluitend voor yie gassen, maar voor alle vloeibare en gasvormige toestanden plaats was. Eenige jaren na deze theorie der gassen en vloeistofFen volgde een tweede belangrijke generalisatie, de beroemde wet der overeen stemmende toestanden, terwijl de theorie van mengsels van twee stoffen hot derde groote onderwerp was, waaraan Van der Waals zyn krachten heeft gewyd. Na de beteekenis en het gewicht van deze 8) „Ja, "dat is een prachtige inval 1" riep Lora, den hoed opzettend, dien zy nog steeds in de hand hield, en met Bruno als metgezel snelde zy door den tuin op het bosch toe. Eensklaps sloeg Bruno aan met dat kort- afgabroken blaffen, dat, zooals zijQ meesteres wist, „goed-vriend I" beteekende, zeer ver schillend van het bedeDkelyke knorren in het tegenovergestelde geval, en op hetzelfde oogenblik zag zy Harald uit het bosch komen. De hond was reeds by hem en sprong vrooiyk om hem heen. Lora trok den hoed dieper in hot gozicht ©n verborg zich half achter een boomstam. „Halt, eerst raden! Welke is het?" riep zy. „Wel, natuuriyk freule Loral" was het lachend antwoord, terwyl de jonge man naar haar toekwam. „De hoop, my beet te nemen, mo6t u maar uit uw hoofd Z6tten, juffrouw, dat gelukt u toch niet I Maar u scbynt haast te hebben: wat is het doei van uw wandeling „O, niet verder dan het bosch l En wanneer U tyd en lust heeft my te vergezellen, dan kan u zich verdiensteiyk maken. Het is er om te doen in alleryi een grooten ruiker Meibloemen te plukken; Liza wou die graag hebben." „Zco?" antwoordde de jonge man, terwyl hy onderdanig rechtsomkeert maakte. „En H belangryke studiën te hebben uiteengezet, herinnert de heer Lorentz er aan, dat een breede schaar van natuur- en scheikundigen het door Van der Waals ontsloten gebied in alle richtingen hebben doorkruist. Na do vorschyning der „continuïteit" was het aan geen twyfel onderhevig, dat elk gas, indien men het maar ver genoeg kon af koelen, tot een vloeistof te verdichten zou zyn, en inderdaad kon den 12den Mei van dit jaar Dewar aan de Royal Society te Londen mededoelen, dat de laatste gassen, die nog weerstand boden, de waterstof en het helium, voor zyn herhaalde aanvallen waren bezweken. Terwyi men, ten einde alle gassen tot vloeistoffen te verdichten, er naar streefde al lagere en lagere tomperaturen voort te brengen, werd de aandacht vanzelf gevestigd op het groote gewicht, dat het onderzoek van menig physiach en chemisch verschynsel by zeer lage warmtegraden voor den voortgang der wetenschap moest hebbeD, en op de wensche- ïykheid, eenige laboratoria in het byzonder voor dit doel in te richten. De methoden, die in dergeiyke „cryogene laboratoria", zooals er te Leiden een door Prof. Kamerlingh Onnes werd tot stand gebracht, worden gevolgd, syn voor een groot deel de verwezeniyking der theoretische denkbeelden van Van der Waals. Aan den anderen kant bleek de wet der overeenstemmende toestanden een onschat bare gids by het doorzoeken van den doolhof van de individueels physische eigenschappen der stoffen. En eindelyk liggen op het grens gebied van natuur- en scheikunde tal van vraagstukken van soortgelyken aard als die, welke Van der Waals in rzyn theorie der mengsels heeft opgelost Dat aan de ont wikkeling van de jonge en bloeiende weten schap der „physische cheraié" Nederland een aandeel heeft genomen, hetwelk, zooals een Duitsch geleerde het dezer dagen uitdrukte, omgekeerd evenredig schynt aan de grootte der bevolking, is in hooge mate aan de op wekking te danken, die van Van der Waals is uitgegaan. De schryver eindigt aldus: „Tk zou myn taak slecht vervuld hebben, zoo ik den indruk naliet, dat een zóó grootsch werk als ik heb willeu schetseD, de vrucht kan zjjn van vernuft alleen. Zeker, de schoonste bloemen ontluiken als door een too verspel in de geheime werkplaatsen van den geest, en ze te plukken en samen te vlechten moet schier enkel genot zyn. Maar dat is in weinige gelukkige oogenblikken. Gedurende lange dagen daartu&scben ia de volharding en inspanning noodig, zonder welke niets duur zaams wordt voortgebracht. En wanneer de stipte vervulling van maatscbappelyke plichten, de toewijding aan een omvangryken werk kring, lichaam en geest vermoeit en de uren voor wetonschappeiyken arbeid aan rust en ontspanning moeten worden ontstolen, wanneer het leod des levens ter neer drukt, dan kan alleen het plichtbesef, dat op een onwrikbaar geloof in het einddoel van zyn streven berust, den onderzoeker voor stilstand behoeden. „Zoo huldigen wy dan in Van der Waals niet alleen het talent, maar ook de getrouwheid aan bet ideaal en den diepen ernst, waardoor hy ook voor hen, die zyn gaven missen, een verheven voorbeeld is." Onder het opschrift Consequent lezen wy in De Noordbrabanler In de Nedorlandsche wet staat (art. 353): „De oudera zyn verplicht hun minderjarige kinderen te onderhouden en op te voeden". Aldus staat er. En hieruit besluit nu onze Minister var Binnenlandache Zaken: „Mot je niet, dan zal je; doen het de ouders nietpardon.... verwaarloozen de ouders hun plicht om hun kinderen te laten onderwyzen, dan zal ik ze er met aanplakbiljet, boete eo gevangenis toe dwingen." En al erkent de Minister dan ook, dat „de wetgever (tot dan toe!) noch direct noch indirect dwangmaatregelen noodig achtte, om de naleving van deze verplichting ook zooveel mogeiyk te verzekeren", al staat er hon derd en duizend maal tot heden geen straf op de enkele nalatigheid in het onderwijs ver schaffen, de Minister vindt het nu anders en zal daar eens een stokje voor steken. Politie zal er nu by gehaald worden om de oudera te dwingen. Waarom toch? Omdat curieuze reden deze verplich ting volgens den Minister tweemaal in het Wetboek staat (art. 363 en art. 159)..., Geeft deze herhaling dan soms dubbele kracht? Dan geen dwang, goen politiemacht voor wetteD, die maar ééns in de Burgerlijke Wetgeving staan Da's toch wel een beetje gek. Maar wat dan? Kunnen dan alle wet ten met straffen aangedrongen worden? Byv. Art. 160 gebiedt: „de man is het hoofd der echtvereeDiging"art. 158: „de echtgenooten zyn elkander wederkeerig ge trouwheid, hulp en byetand verschuldigd". Zyn het heusch vergissingen, leemteD, leeg- ten, die aanvulling behoeven, als de wetgever op deze soort wetten geen straffen bepaalde? Of gaat minister Borgesius ook politiever ordeningen maken op ruzie tusachen man en vrouw, op balsturigheid der echtgenoot© en lastigheid van den man? Dit een en ander is toch bepaald tegen de wet, tegen art. 158 en art. 16011 En dan nog iets anders. Dit artikel 353 sproekt niet enkol van onder wy zen, maar van opvoeden. Als dos de vader vloekt, leelyke woorden spreekt, als de moeder vuil is en slordig en zy bet kind aldus slecht opvoeden, komt dan politie in huiB om met keukenpieterigen klom de betere opvoeding des kinds te waarborgen? Waarom dan wèl met wettelyke „actie", wettelyke reglementen het onderwys geregeld? Een brok van artikel 3531? Waarom?! Als ieder wetsartikel reglementeering bil- ïykt en vordert, waarom er dan een b i o k van genomen? Of zullen er veel ouders zyn, die enkel dit stuk van art. 353 verwaarloozen en voor do rest modellen van opvoediDg zyn? Nalatig, tegen beter weten in, dus onwillig hun kinderen te laten onderwyzen, maar andera heel braaf, zorgzaam, nyver, ordeiyk, puike opvoeders, toonbeelden van art. 353 op alle punten, behalve in de enkele zorg voor het noodige onderwys? Dit is bepaald een veronderstelling, die be- spotteiyk is. Daarom is de politie-regleraenteering op het loeren der kinderen, in zoover deze goed gepraat wordt door den Minister met beroep op art. 353 der Burgirlyke Wetgeving: lo. Onlogisch, want artt. 160 en 161 en tal van andere vragen dan hetzelfde „gemaaz- regel" van huispolitie; 2o. Oneeriyk; want de Minister neemt enkel een brok van art. 353, om dit met reglementen te treffen. Maar toch: Moet je niet, dan zal jet.... De Bartier y het Christeiyk-Historisch of vry- antirevolutionnair orgaan in Frieeland, spreekt met afkeuring over het feit, ook door De Nieuwe Sprokkelaar meermalen gehekeld, dat sommige afdeelingen van den Christ.-Hist. Kiezersbond, gesteund door een dagblad, nog stoeds „uit louter antipapisme, niet alleen enkele Roomscbe, maar ook alle an ti re v. candidaten openiyk bostryden en zich zonder eenige verbinding of overleg geheel opstellen als aanhangsel van de libe rale en radicale party". „Als de Chr.-Hi8tori8cbe vlag alleen moet dienen om de liberaal-radicale lading to dek- keD, ware het o. i. beter die vlag ook maar in te halen. Mocht er by de algemeen© poli tiek van de vorige Kamerverkiezing reden hebben beataaD, om by de bekende herstem ming de macht, die zich in de namen Kuyper- Schaepman opstelde met alle middelen te bostryden of althans tegen haar overheer- 8ching te waken, by de provinciale ver kiezing bestond daarvoor geen reden, zoomin in Friesland als in de overige gewesten. Dit is de zaak: de liberale party beerscht oppermachtig in ons land zoowel als in ons gewest; ofschoon zy hier, zoowel als over het geheel, feitelyk minderheid is. Komen nu alle schakeeringen van de rechterzyde een voudig tot hun recht, zooals het in een goede huishouding, krachtens onze tydsorde, behoort, dan zal do ovorheersching van ééne party eenvoudig ophouden en zal er over en weder genoegzame coatróle zy'n om voor eenzydig- heid te waken. Wanneer nu echter de Chr.- Hist. Kiezersbond liefst die eenzydigheid be vordert, door het afbrokkelend liberalisme op de beon te helpen of te houden, alleen gedekt door antileuzen, dan zal zy alleen o. L bewerken lo. de schittering van eigen onmacht en 2o. bet opzeggen van alle ver trouwen dergenen, die onder geene andere dau „christelijke" banier wenschen te stryden. Wy, die de revolutie-idee, de ongodistory, het ongeloof op het terrein van Staat en Kerk beslist verwerpen en krachtens diep gewortelde overtuigiug van ganscher harte en zoo oprecht mogeiyk tegenstaan, „wy kun- waarvoor moeten do Meibloemen dienen? Eri waarom gaat mejuffrouw uw zuster op dezen fraaien lentedag Diet zelve naar buiten? My dunkt, zoo'n wandeling naar het bosch was juist iets naar haar smaak „Ha ja, u weet het dus nog niet!? Ja, die arme Liza, hoe zou die vandaag een wandeling in het bosch kunnen doen? Wy verwachten immers gasten te eten en om een paar dagen te blyveD. Vader bracht ons zooeven de ttytiing: twee officieren, die paarden gaan koopen en van wie vader den eenen kent." „Zoo, dan heeft uw zuster zeker veel te doen?" „Natuuriyk, en die bloemen zyn voor de tafel bestemd." „Nu, het is altyd aangenaam te weten, dat w\j ons op die manier allen over den aanblik zullon mogen verheugen, en niet de vreemde gasten alleen." „Hè, wat is u egoïstisch l" riep Lora lachend. „Egoïstisch? Ja, wie kan zich daarvan geheel vrypleiten? Alle menschen zyn het, min of meer." „Ddfc is niet waar," stoof Lora op. „Werkeiyk?" hernam hy, haar achalksch aanziende. „Zou u willen beweren volkomen onbaatzuchtig te zyn?" „Ik?" riep zy schier vertoornd. „Hoe kan u maar een oogenblik denken, dat ik zoo'n waanwyze dwaas zou wezen? NeeD, neeD, ik dacht aan myn zuster," voegde zy er zachter by, „Liza kent in 't geheel geen egoïsme, geen spoor er van." „Dat geloof ik," antwoordde Harald naden kend; „ja, ik vraag my somtyds af, of uw zuster niet te volmaakt is, of zy er bogrip van heeft, boe zwak on onstandvastig en, rechtuit gesproken, slecht andere menschen zyn?" „O ja, begrip daarvan heeft zy wel," was het antwoord; „want, ziet u, dat alles ben ik juist, zwak en onstandvastig en bepaald slecht dikwyls, en wanneer ik vaak heelemaal wanhopig ben over myzelve, dan zegt zij, dat zy me heel goed begrypt en dat zy in heur bart honderdmaal dezelfde worstelingen en dezelfde aanvechtingen moet doorstaan. Zeker, voegt zy er dan by, ik begreep niet, hoe zy dat alles zoo stil met zich alleen af maakt, zonder anderen menschen het leven moeilyk te maken; maar dit ia waar, dat zy iemand weet te helpen en te troosten, alsof zy alles zelf bad meegemaakt." Zy waren by de Meibloemen aangekomen. Lora wierp zich op een mosbank neder en speelde met Bruno, terwyi Harald zwygend de bloemen begon te plukken. Hy had reeds een dikken ruiker gereed, toen Lora opsprong. „Nu kan u zien, hoe zelfzuchtig ik ben!" riep zy lachend. „Ik laat u rustig myn werk doen, terwyi ik bozig ben te luieren." En nu ging ook zy yverig aan het werk, maar zy had het zoo druk met Bruno af te weren, die met zyn groot9 pooten telkens op de bloemen wilde trappen, zy lachte zoo hartuiyk over de potsioriyko sprongen, tot welke hy daardoor genoodzaakt werd, dat het er, zonder Haralds hulp, met het sieraad der tafel erbarmelijk uitgezien zou hebbeD. Toen zy beiden, ryk beladen met geurige bloemen, het huis binnentraden, kwam Liza hen in de deur te gemoet. „O, hoe mooit" ri9p zy en legde haar wang tegen den ruiker, dien Lora baar voorhield. De hoofdjes der zusters raakten daarby elkaar boven de sneeuwkleurige bloemen aaD. „Rozen en Meibloemen," sprak Harald zacht, „cu past by elkaarI" Liza had ongetwyfeld die woorden niet ge hoord, zoo kalm hief zy het hoofd op, en bracht de bloemen naar de hoekkamer. Lora daarentegen bloosde even, waardoor de schoon heid van haar gezicht nog verhoogd werd, en plagend met den vinger dreigend, riep zy, terwyl zy de trap opsprong, lachend achter zich: „En roosje sprak, ik steek u." Aan tafel zat n de zusters, onverschillig of er bezoek was of niot, steeds rechts en linke van haar vader. Den kleinen luitenant was de plaats naast Lora ten deel gevallen, hetgeen niet belette, dat hy zyn oplettendheden tus- scheen haar en de togenover zittende Liza verdeelde. De jonge man scheen terstond by het eerste gezicht der „heiderozen" in eon stille ver rukking te zyn vervallen; hy wist heelemaal niet, wat hy at, en ternauwernood, wat hy dronk, zoo overgroot was zyn verrassing, in deze landelyke eenzaamheid, waar hy verwacht bad zich gruwelyk te moeten vervelen, zulk eon dubbele vondst te doen, en een andere vader zou bem misschien hebben berispt over de driestheid, waarmede hy, den koypbril op don neus, do jonge meisjes onopboudelyk bekeek. Doch de baron was veel to verstrooid of te goedaardig, om zulke dingen te bemerken of kwalyk to nemen, en do beide zusjes hielden klaarblijkelijk het aangapen door die met glazen gewapende oogen voor het treurige, maar onvermydeiyke gevolg van een lichaams gebrek. Toen men des avonds in de huiskamer by elkaar was, waarheen de barones, wanneer zy zich eenigszins wèl bevond, zich by zulke gelegenheden in haar rolstoel liet brengen, wydde de ritmeester zich hoofdzakeiyk aan haart om van gemeenschappelyko kennissen te vertolloD. De baron voegde zich by hen, en daar de heer Von Brackhof, die geen gasten kon uitstaan, zich, wanneer die er waren, meestal terugtrok, waren de jongo meisjes aan het gezelschap van Harald en don luitenant toegewezen. Zeor levendig wilde het gesprok eerst niet worden. De kleine, opgedirkte luitenant mis haagde Harald, die intusschen zyn bezigheden in het veld had nagegaan en zich eerst nu met zyn eenigszins bemorste en misschien niet voor een salon geschikte waterlaarzen weer by de familie voegde, en op wien, als een simpelen heerenboer, do met sporen rammelende officier niet weinig uit de hoogte neerzag. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5