H\ 11763
Vrijdag X Juli.
A°. 1898
feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden. 30 Juni.
ATJEH.
3F® euilleton.
HEIDEROZEN.
paus DEZEK COUEAirri
Voor Leiden per 8 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afeonderiyke Nommors 0.06.
PT3T.TR DEE Apt/ k*>T*HVTl Hl.W
Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel f 0.17J. - Grooter©
letters naar plaatsruimte. Voor het m^sseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
De detacheering by de Kweekschool voor
Zeevaart alhier van den kok W. F. Weppner
is ingetrokken.
De plaatselijke commissie te 'a-Graven-
bage, tot aanbieding van een huldeblijk aan
Hare Majesteit de Koningin Weiuwo Regentes,
hield eene vergadering teo Raadhuize. Door
den voorzitter, Jbr. Gevaerts van Siraonshaven,
werd medegedeeld dat het tijdstip nadert,
waarop de bijdrage der Residentie kan worden
afgejragen.
De afrekening en verantwoording werd vol
komen in orde bevonden en daarop de penning
meester gedechargeerd, onder dankbetuiging
voor zijn nauwkeurig beheer.
In het geheel is ingekomen aan bijdragen
©one som van 16,172.335; met bijvoeging
der. daarvan gekweekte rente en na aftrek
de: noo zakelijke onkosten, zal nu een bedrag
van f 15,219.68® worden overgemaakt.
Ten slotte werd door den voorzitter de Com
missie ontbonden verklaard onder innigen
dank aan al de leden voor hun gewaar-
deerden steun eu verleende medewerking.
Aan het groot ambtenaarsexamen, dat
te Delft wordt afgenomen en deze week zal
aflcopen, nemen deel 50 ingeschrevenen aan
de Indische Instelling te Delft. Oorspronkelijk
was hot getal 51, doch één heeit zich terug
getrokken. Het aantal beschikbare plaatsen
bedraagt 10.
Naar men weet, zegt de „N. R. Ct."f
heeft de Tweede Kamer, op voorstel van den
minister van binneDlandsche zaken, een som
van f 10,000 beschikbaar gesteld ter bestry-
I ding van het misbruik van sterken drank.
Kort daarna wendde de Socialistische Geheel.
©ntbouders-Propagandaclub zich in haar hoe
danigheid van geheel-onthouders-werklioden-
vereeniging tot den minister met het verzoek
haar ten behoeve van de propaganda een
zeker bedrag toe te staan. Het antwoord was
©venwel, dat er geen termen waren om aan
dit verzoek te voldoen.
De club wendde zich daarop andermaal tot
.den minister, met het verzoek om eon gelde
lijke toelage, en tevens vroeg zy, indien weder
een weigering mocht volgen, de motieven
daarvoor te mogen leeren kennen. Thans is
ook op dit request door den minister van
binnenlaodache zaken geantwoord, dat er geen
termen zfjn om een van deze beide verzoeken
in te willigen.
De heer W. Hovy die verleden week
te Amsterdam en te Weesp tot lid der Prov.
Staten van Noord-Holland werd gekozen
h.eft de benoeming voor Weesp niet aange
nomen, zoodat aldaar een nieuwe verkiezing
coo^ig wordt.
Te Laren is gisteren overleden de heer J.
Ritsema, directeur van ue Qooische Stoomtram,
©ud directeur van de stoomtrammaatschappij
Dldambt Pekela.
Het Solosche gezantschap werd gister
avond uit Londen in Den Haag terugverwacht
en zou in het „Parkhotel" te Scheveningen
JogeereD.
Behalve de reeds genoemde leden der
Nederlandsche commissie voor de Brusselsche
tentoonstelling, zijn nog in de Leopoldsorde
benoemd dr. P. J. Kai6er (Leiden), dr. W. P.
Ruysch en mr. D. Mesritz tot officier; mr. A..
Ferf, Gevers Deynoot, Labouchère, directeur
van de Delftsche porseleinfabriek, te Delft,
Jurriaan Kok, directeur van de Haagsche
plateelfabriek „Roozenburg" en Bouvy, glas
fabrikant, te Dordrecht, tot ridder.
De leerlingen van het gymnasium te
Zwolle hebben den aftredenden rector dr.
Gunning een schoone ets aangeboden: een
landschap van Maris. ZG.)
Het stoomschip „Admiral" arriveerde
28 Juni van Hamburg eu Antwerpen te
Mombas6a; de „Ardjoono", van" Java naar
Rotterdam, arriveerde 29 Juni te Suez; de
„Koningin Wilholmina", van Amsterdam naar
Batavia, passeerde 29 Juni Ouessant; de
„Prins Alexander", van Amsterdam naar
Batavia, vertrok 29 Juni van Suez; de
„Soenda", van Batavia naar Amsterdam, pas-
seera.» 29 Juni Ouessant; de „Titan", van
Amsterdam en Liverpool naar Java, arriveerde
29 Juni te Port-Saïd; de „Cyclops", van
Amsterdam naar Batavia, arriveer ie 27 Juni
te Liverpool; de „König", van Oost-Afrika
naar Rotterdam en Hamburg, arriveerde 29
Juni te Suez; de „Madura" arriveerde 29 Juni
van Amsterdam te Batavia; de „Prinses
Mari*" vertrok 29 Juni van Batavia naar
Amsterdam; de „Bun^esrath", van Oost-Afrika
naar Vlissingen en Hamburg, arriveerde 29
Juni te Marseille; de „Herzog" arrivoerde 28
Juni van Hamburg en Amsterdam to Delagoa-
baai; ce „Prios van Oranje" vertrok 30 Juni
van Amsterdam naar Batavia; de „Soembing"
arriveerde 30 Jur.i van Batavia te Rotterdam.
Uit d© „Staatscourant."
Koninklijke besluiten. Voor den duur
van het studiejaar 1898—1899 benoemd totroctor-
magnificus der Rijks-Universiteit: te Leiden: dr.
P. J. L'osiju; te Utrecht: inr. J. De Louter; te
Groningenmr, J. Domcla Nieuweuhuis.
Benoemd bij het personeel van den geneeskun
digen dienst der landmacht, tot ipspecteur, de
dirig. officier van gez. der 1ste klasse W. T.
Philipsen, van dat personeel; benoemd en aange
steld tot officier van gez. der 2de klasse bij het
{lersoueel van den geneeskundigen dienst van het
eger in Nederlandsch-Indiö, de heer J. S. Fre-
deriks, arts.
Goedgekeurd, dat aan jhv. H. Van Panhuys,
burgemeester der gemeente Leek, op zijn verzoek,
eervol ontslag is verleend als secretaris dier ge
meente.
Toestemming verleend aan: jhr. C. Röell, bur-
Jemeester en secretaris van Bemnes, om tot 1
uli 1899 te Baarn te Wijven wonen; jhr. J. C.
Van Styrum, burgemeester van Oud-Alblas, om
tot 21 Februari 1902 te Dordrecht te wonen.
Aan den kapitein-luitenant-tor-zee ihr. J. A. G.
Van der Staaf, adjudant van H. M. ae Koningin,
verlof verleend tot het- aannemen der teekonen van
officier der orde van het Legioen van Eer, hem
geschonken door den president der Fransche
Republiek.
Politietoezicht op de visschertj.
De „Sts.-Cfc." No. 150 bevat het reisrapport va©
Hr. Ms. schoener „Zeehond", belast met het politie
toezicht op de visscherij in de Noordzee, van 2
tot 10 Juni 1898.
Gedurende deze reis werden geen belangrijke
overtredingen geconstateerd Drie onzer kust-
visschers, W. R. 217 ou 213 on T. X. 11, werden
aangemaand in den vervolge, indien zij visschonde
waren, de mand te vertoonen, waarvan zij in ge
breke gebleven waren.
Trawlviescheryj,
Het collego voor de Zeevisscherijen vestigt in
do „Staats-uouront" de aandacht van belangheb
benden op de nieuwe door de Deensche rogee-
ring vastgestelde bepalingen betreffende de schrob-
netvisscherij in do territoriale zee van IJsland.
Do volledige tekst dier bepalingen is te vinden
in de „Nederl. Staats-Courant" No. 150.
EERSTE RARER.
Voortzetting der beraadslagingen over het
wetsontwerp tot invoering van den persoon
lijken dienstplicht.
De heer Van Boneval Faure wenscht eenige
kanttoskeningen te maken op eenige uitlatin
gen van de nota-v. d. Biesen.
Spr. meent, dat die nota niet steeds van
ernst getuigt. Er wordt beweerd, dat een
vrfiheid het volk ontnomen wordt. Welke?
De vrijheid om zich aan een grond wettigen
plicht te onttrekken? De vrijheid om dien
plicht af te koopen? Zou die vrijheid den
Nederlanders „over-dierbaar" zyn? Is dat „de
laatste onzer vrijheden? Neen, het is een
dooddoener.... die niet coodtl
Zoo ook is de bewering kortswijl, dat, wijl
Ministers en Staatsraden nitt voortkomen uit
de lagere kbssen, art. 5 der Grondwet eigenlijk
rechtsongelijkheid schept. Het tegendeel is
waar; rechten van geboorten bestaan niet
meer. Nog altijd kan de jongen uit du lijnbaan
admiraal worden. Belijdenis doet daartoe niet
af; aan godsdienst kan noch voorrecht, noch
achterstelling verbonden wordeD.
Deze beginselen hebben hun vastheid en
bekrachtiging te danken niet aan een paity
of een godsdienstige sekte, maar aan het
evangelie der liefde. Op art. 5 der Grondwet
to smalen laat spr. voor rekening van den
heer v. d. Biesen.
De afschaffing der vervanging strijdt tegen
het natuurrecht zegt de nota. Spr. kent
zoodanig recht niet. Hét recht om over z(in
eigen persoon te beschikken, is niet alleen
geen heilig recht, het bestaat in het geheel
niet volgens onze burgerlijke wetgeving.
Het is geen recht, dat men een verplichting,
die op ieder rust, op een ander kan overdragen.
Voorts wordt in de nota gesproken van
e)n dwang wet, doch ook dat is weer een
groot woord, weer een dooddoener, die niets
dood doet.
Tegen al die groote woorden heeft spr.
gemeend een woord van protest te moeten
doen hooren.
De heer v. d. Biesen verheugt er zich over,
dat de bestrijding van zijn nota door den
heer Faure wat langer was dan die van do
Regeering. Edoch, hy dacht, dat toen de heer
Faure begon, er een donderbui boven zyn
hoofd zou losbarsten, maar bet liep nogal los.
Alleen kreeg hy eenige theologische beschou
wingen te hooren, waarvan hy het nut nog
niet inziet. Spr. houdt vol, dat het met de
vryheden ni.t te best staat en dat e?n dier
vryheden zonder noodzaak wordt opgeheven.
Eveneens houdt 6pr. vol, dat het misbruik is
van het recht om over zyn eigen persoon te
beséhikken, wanneer men h9tn tot dienen
dwingt, zonder dat het belang des lands dat
vordert. Hy houdt dus eveneens vol, dat een
drukkende last op de natie wordt gelegd. En
waar gesproken werd van groote woorden,
daar constateert hy, dat alleen groota woor
den daartegenover zyn gesteld. Waarom de
heer Van Boneval Faure zich zoo boos maakte,
begrijpt spr. nog niet en hy ziet daarin alleen
de bevestiging van het spreekwoord': „qui se
fache, a tort."
De heer Van Asch van Wvjck zegt, dat de
antirev. in hun program van actio dit punt
niet als urgent op den voorgrond stellen.
Maar dit heeft nimmer ingesloten verzet tegen
een eventueel voorstel der Regeering. De heer
v. Wijek verdedigt dus de houding der party
tegenover den heer Van Zinnicq Bergman en
betoogt na^er, dat hy zich niet gerechtigd
acht, om tegen dit ontwerp te stemmen, waar
de Regeering dit noodig acht voor de ver
dediging des lands. Spr. wyst op verschillende
verbeteringen, die dit ontwerp aanbrengt. Hy
is een groot voorstander van algemeenen
dienstplicht en had dus liever geiyktydige
leger organisatie gewenscht, maar waar die
afstuit op financièele bezwaron, neemt hy
hetgeen thans wordt aangeboden.
De hoer Rutgers van Rozenburg behoeft
niet te zeggen, dat hy een voorstander is van
den persoonlyken dienstplicht. Niet om te ge
tuigen vraagt hy 't woord. Evenmin omdat
hy verwerping der wet vreest. Want dc-ze
voordracht is zoo degelyk en deugdeiyk in
zichzelf, dat verwerping onmogelijk is.
Spr. wenscht dan ook een woord van op
rechte hulde te brengen aan don Minister, die
een biyk gaf van goed beleid door dit door
de Tweede Kamer gevoteerde beginsel, los
van elk ander voorstel, voor de Rechtbank
der Volksvertegenwoordiging te brengen.
De zaak is sterk. Dat bleek reeds voor
jareD. Terecht zag de Minister in, dat hy op
het voetstuk van 1890/91, toen de minister
Bergansius voor deze zaak zoo krachtig streed,
moest voortbouwen. Spr. brengt ook nog
hulie aan het Kabinet van 18S8'91, dat
de legerwet indiende, die zou z(jn aangenomen
zonder het obstructionismo van een groep
„vooruitstrevers par excellence" der rechter-
zyde. Dat ontwerp blyft een monument voor
het Kabinet van 1888/91, en voor den minis
ter Bergansius.
Spr. wil den persoonlyken dienstplicht niet
verdedigen. Den tegenstand der Katholieken
heeft spr. steeds bevreemd en hij betreurt
dien nu. Welk Katholiek dogma motiveert
dien tegenstand? Spr. heeft nooit een be-
vrecigend antwoord gekregen. Maar do heer
Willebois heeft geantwoord, dat met het
intellectueel en financiöel kapitaal ook de
elementen van onrust in de kazerne zouden
komen. Dat is iets nieuws. Mün heeft het
recht te vragen: welke godsdienstige gronden
hebt gy, Katholieken, tegen den persoonlijken
dienstplicht? Er zijn er geen. De bezwaren
zyn opgeheventoch stemden in de Tweede
Kamer alle Katholieken minus één togen de
wet. Zoo hebben z(j grond gegeven tot het
vermoeden, dat zy, behalve godsdienstige, rog
andere, minder waardige gronden hebben.
Degenen, die verband vragen met een
algomeene dienstplicht rekening, komen met
een exceptie, waarmede alle gemoedsbezwaren
z(jn te vangen, tegenstanders zoowel als ultra
militarist n, maar met een exceptie, die ver
sleten is.
Spr. wyst ten slotte op het verband tusschon
de afschaffing d r plaatsvervanging en de
aanvulling van ons In .Isch legor. De vry wil
ligors komen nu voor dat leger beschikbaar.
Spr. hoopt, dat heden de schande voor
Nederland, zal ophouden, die in de plaatsver
vanging gelegen is.
De beer Reekers kan, met allo dankbaarheid
voor de ontheffingen, de bezwaren tegen don
persoonlyken dienstplicht niet over het hoofd
zien. Zy wegen by hem zwaarder dan de
voorJeelen of beweerde voordtelen.
Een daarvan is de z.g. sociale rechtvaardig
heid. Van de zyde, waarvan men dit beginsel
vcorop stelt, heeft men in het algemeen niet
afgezien van het privilege van de dienstver-
vanging.
Het gevaar voor demoralisatie in de kazerne
is niet grooter dan elders; het zou spr. niet
kunnen bel tt-n voor de wet te stemmen.
Hy zou ook nog over andere bezwaren kunnen
heenstappen. Op één voorwaarde: dat dit
ontwerp ons bracht een iehoorlyke regeliog
der levende strydkrachten, die nog steeds en
souffrance zyn. Tot een goede regeling brengt
dit ontwerp ons gem stap nader. Men beroept
zich op sociale rechtvaardigheid, niet op de
eischen van defensie.
Men geeft zooveel op van de macht van
intelligentie, maar een legermacht van louter
professoren betoekent niets zoolang mon geen
behoorlijke regeling der strydkrachten heeft.
Van de invoering van den persoonlyken
dienstplicht verwacht spr. niet veel voor een
regeling d r levende strydkrachten.
Da vergadering wordt verdaagd tot Vrydag
te elf urtn. Dan is de minister van oorlog
aan het woord.
Uit Batavia is gisteren aan de „N. R. Ct."
geseind
„Een bataljon zoekt een emplacement voor
een nieuwe versterking te Kroeng Kali in de
XXVI Moekims aan den voet der heuvels,
waarop de Goudberg zich verheft, ten oosten
v.;n Toongkoop. Als deze versterking is opge
richt, zullen cie van Pohama, Lamjong, Roem-
pit, Tjot Iri en Tjot-Mantjung worden opge
heven.
„Vrydag gaat overste Van der Dussen mot
een half bataljon naar Lohong tot verdryving
van de zich aldaar ophoudende volgelingen
van Toekoe Oemar.
„Panglima Polim is v*n plan naar Mekka
to gaan."
Blykens van den gouverneur-generaal van
Nederlandsch-Indiö ontvangen telegraphische
berichten, z<Jn by de jongste in Atjeh (Peair)
geleverde gevechten gesneuveld: de sirgeant
A. Scholten No. 47553, de ziekenoppasser
C. Mertens No. 26967, do fuselier A. Abrahams
No. 33344 en de cavalerist G. J. R. A. Lucas
No. 34252; voorts gevaoriyk gewond: do
fusoiier B. Hassink No. 44636; en licht ge-
6)
Ook thans, nu zy volwassen waren, of-
•cboon haar vader dit ondanks haar achttien
lentes niet wilde laten gelden en hy ze nog
steeds zyn „kleine" meisjes noemde ook
nu nog bleek die wedorzydsche liefde even
bestendig, al was de uitdrukking daarvan van
minder kinderachtigen aard; en ook bier was
de werking zoo, dat beider liefdesbewyzen
elkaar aanvulden.
By kleine, dagelyks voorkomende dingen
was het Lora, die beslissend op haar zuster
werkte. De liefkoozende, innemende manier,
waarmee zy haar overreding deed gelden, was
voor Liza onweerstaanbaar. In gewichtige
levensvragen echter was het Liza, wier invloed
overwegend was, Liza alleen, die het onge
duld, ja, vaak het onverstand van haar zuster
wist te beteugelen.
By de opvoeding zyner dochters had de
baron slechts één vak, het onderwys in het
rekenen, zelf op zich genomen. Hy beweerde,
dat het vrouwelyk geslacht, zyn eigen vrouw
niet uitgezonderd, hieria niots degeiyks kon
voortbrengen. Of hy het zelf met eenigen
gunstigen uitslag ooit godaan had? Daarop
zou misschien het debet en credit in zyn
grootboek eeu treurig antwoord hebben kun
nen geven.
Hoe dit ook zy, hy was er niet al te
brengen zyn dochters in het rekenen te onder
richten. Tydens haar kinderjaren placht hy
daarvoor den tyd te kiezen, dat Frans, het
oude factotum der familie, hem kin en wangen
met het scheermes behandelde. Daarby achtte
hy het doelmatig zyn leerlingen voor den duur
der les van elkander te scheiden, opdat zy
elkaar niet van de wys zouden helpen.
Lora kreeg alzoo haar plaats op de toilet
tafel van papa, Liza werd een vootonbankje
aangewezen. Dan gebeurde het vaak, dat Lora,
om een antwoord verlegen, met haar mollig
vingertje naar beneden wees. „Vraag het aan
Liza," klonk het dan.
Ia latere jaren liet de baron den baard
groeien en de aankomende meisjes mochten
naast den vaderiyken leuningstoel plaats
nemen; maar nog lang na afloop van het
rekenonderwys behield Lora de gewoonte alle
moeilyke vragen van zich af te schuiven en
de oplossing daarvan aan Liza over te laten.
Lora was een natuur, die eeu schier zieke-
ïyke neiging voor het ideale en schoone aan
den dag legde; haar fijngevoeligheid wendde
zich af van alles, wat aan het onfraaie, onhar
monische grensde. Dat zy een stap verder
ging en tevens afkeerig was van alle persoon-
lyke onaangenaamheden, geschiedde byna on
bewust, en haar zuster versterkte haar hierin
door haar eokele persoonlykheid.
Het stond nu eenmaal vast, dat Liza over
alle diagen wist mee te praten; waarom zou
zy (Lora) zich dus het hoofd breken, wanneer
men Liza slechts behoefde te vragen?
Men beweert niet zonder reden, dat alleen
dan een daad van zelfopoffering verricht
wordt, wanneer degene, die haar uitvoert, ze
zelf niet als zoodanig inziet, en dat was by
Liza hot geval.
Wanneer zy lange uren met de vry ver
warde rekeningen haars vaders doorbracht,
terwyi deze met Lora naar het bosch ging;
wanneer zy dagelijks haar liefste studie ter
zyde legde om huiseiyke bezigheden te ver
richten, opdat haar zusje ongestoord by haar
muziek blyven kon; wanneer schier op haar
alleen de armenzorg rustte voor de behoeftigen
in het gelyknamige dorpje, omdat vuilheid en
ellende en ziekte Lora's teedere natuur zoo
pynlijk aandeden, dat zy alleen door den aan
blik half ziek werd, dan kwam het haar
nooit in de gedachte, of zy hiermede iets
buitengewoons deed.
Wel zei haar moeder vaak, terwyi zy het
hoofd schudde: „Liza, Liza, weet je wel, dat
je Lora's leven voor de toekomst eer moei-
ïykor maakt dan lichter? Want wie zal haar
ooit zoo verwennen als gy?"
Maar Lora viel dan haar zuster om den
hals en smeekte met de vleiende, innemende
oogsn, meer dan met den mond„'t Is immers
zoo schoon door u verwend te worden,
allerliefste zusl Beloof my, dat je het altyd
doen zult, want wy blyven immers altyd by
elkaar, wy beiden, niet waar?"
Wie kon dan ooit Lora weerstand bieden?
Liza zeker het allerminst. Verwennen? Zy
had immers haar leven wel willen geven voor
haar bloeiende, geliefde zuster 1 Eu wanneer
de moeder beiden aanzag, als zy zoo arm in
arm vóór haar stonden, met de hoofdjes tegen
elkaar geleund, dan bekende zy zich met
stillen dank, dat hot geluk van zulk een
bezit door jarenlang lyden niet te duur ge
kocht was.
Het was geen biydo ommegang, dien de
jonge volontair daags na zyn aankomst door
het landgoed „Heiderode" maakte; dat wil
zeggen, geen blijde in de oogen van een land
bouwkundige, die het van huis uit anders
gewoon was.
Hier was klaarbiykelyk met goed materiaal
slecht en gewetenloos huisgehouden, en toen
Harald de persoonlykheid leerde kenueD, die
het eigenlijk beheer van het goed in handen
had, voelde hy zich in dit vermoeden ver
sterkt.
Reeds op den avond van zyn aankomst
had de baron hem verteld, hoe erg hy in de
eerste jaren, nadat hy het vaderlyk erfgoed
in bezit had genomen, door trouwelooze rent
meesters bedrogen was geworden, die uit
zyn onbekendheid met de zaken eigen voor
deel hadden weten te trekkennu echter
sinds eenige jaren was een halfbroeder zyner
vrouw, die vroeger zelf onafhankeiyk grond
bezitter geweest was, doch buiten z(jn schuld
zyn vermogen verloren had, by hen komen
inwonen, en had het geheole beheer op zich
genomen. Sedert dien tyd, verzekerde de oude
heer, was er nieuwe bloei iu alles gekomeD,
al zouden er ook jaren moeten verloopen
vóór de sporen der vroegere misstanden ver
dwenen.
Harald verwonderde zich in stilte er over,
hoe het or vroeger hier wel moest hebben
uitgezien, wanneer de tegenwoordige armzalige
toestanden ah „nieuwe blooi" konden aan
geduid worden. De persoonlykheid van zyn
onmiddellyken chef, met wien hy dien morgen
bad kennis gemaakt, kon bom dan ook goon
groot vertrouwen inboezemen.
De heer Von Brackhof „oom" Brackhof,
zooals de tweelingzusters hem, niet zeer juist,
noomdeD was een man, dicht by den veertig
jarigen leeftyd; naar zyn uitwendig voorkomen
echter kon hy voor ouder doorgaan.
Zyn ineengedrongen gestalte, de lichte
vlakstaande oogen en het spaarzame haar,
dat met zorg over een toch niet te verbergen
kale plek gekamd was, dat alles kwam meor
overeen met het uiteriyk van een eenigszins
afgeleefden wereldling dan met dat van een
landbouwkundige, die in de athlctis^he, hoog
on flink gebouwde gestalte én het frissche,
open gelaal van doQ jongen Harald beter
uitkwam.
Ea het was, alsof de heor Von Brackhol
het voordeel, dat de nieuw aangekomeno
alleen reeds door zyn uitorlyk op hem vóór
had, gevoelde, en in hem een vyandig element
bespeurde, want hy nam hem met arg
wanende blikken op en maakte hora mot een
koole formaliteit, die nauweiyks iets van
beleefdheid had, met zyn nieuwe plichten
bekend.
(Wordt vervolgd.)