H\ 11763 Vrijdag X Juli. A°. 1898 feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden. 30 Juni. ATJEH. 3F® euilleton. HEIDEROZEN. paus DEZEK COUEAirri Voor Leiden per 8 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afeonderiyke Nommors 0.06. PT3T.TR DEE Apt/ k*>T*HVTl Hl.W Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel f 0.17J. - Grooter© letters naar plaatsruimte. Voor het m^sseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend De detacheering by de Kweekschool voor Zeevaart alhier van den kok W. F. Weppner is ingetrokken. De plaatselijke commissie te 'a-Graven- bage, tot aanbieding van een huldeblijk aan Hare Majesteit de Koningin Weiuwo Regentes, hield eene vergadering teo Raadhuize. Door den voorzitter, Jbr. Gevaerts van Siraonshaven, werd medegedeeld dat het tijdstip nadert, waarop de bijdrage der Residentie kan worden afgejragen. De afrekening en verantwoording werd vol komen in orde bevonden en daarop de penning meester gedechargeerd, onder dankbetuiging voor zijn nauwkeurig beheer. In het geheel is ingekomen aan bijdragen ©one som van 16,172.335; met bijvoeging der. daarvan gekweekte rente en na aftrek de: noo zakelijke onkosten, zal nu een bedrag van f 15,219.68® worden overgemaakt. Ten slotte werd door den voorzitter de Com missie ontbonden verklaard onder innigen dank aan al de leden voor hun gewaar- deerden steun eu verleende medewerking. Aan het groot ambtenaarsexamen, dat te Delft wordt afgenomen en deze week zal aflcopen, nemen deel 50 ingeschrevenen aan de Indische Instelling te Delft. Oorspronkelijk was hot getal 51, doch één heeit zich terug getrokken. Het aantal beschikbare plaatsen bedraagt 10. Naar men weet, zegt de „N. R. Ct."f heeft de Tweede Kamer, op voorstel van den minister van binneDlandsche zaken, een som van f 10,000 beschikbaar gesteld ter bestry- I ding van het misbruik van sterken drank. Kort daarna wendde de Socialistische Geheel. ©ntbouders-Propagandaclub zich in haar hoe danigheid van geheel-onthouders-werklioden- vereeniging tot den minister met het verzoek haar ten behoeve van de propaganda een zeker bedrag toe te staan. Het antwoord was ©venwel, dat er geen termen waren om aan dit verzoek te voldoen. De club wendde zich daarop andermaal tot .den minister, met het verzoek om eon gelde lijke toelage, en tevens vroeg zy, indien weder een weigering mocht volgen, de motieven daarvoor te mogen leeren kennen. Thans is ook op dit request door den minister van binnenlaodache zaken geantwoord, dat er geen termen zfjn om een van deze beide verzoeken in te willigen. De heer W. Hovy die verleden week te Amsterdam en te Weesp tot lid der Prov. Staten van Noord-Holland werd gekozen h.eft de benoeming voor Weesp niet aange nomen, zoodat aldaar een nieuwe verkiezing coo^ig wordt. Te Laren is gisteren overleden de heer J. Ritsema, directeur van ue Qooische Stoomtram, ©ud directeur van de stoomtrammaatschappij Dldambt Pekela. Het Solosche gezantschap werd gister avond uit Londen in Den Haag terugverwacht en zou in het „Parkhotel" te Scheveningen JogeereD. Behalve de reeds genoemde leden der Nederlandsche commissie voor de Brusselsche tentoonstelling, zijn nog in de Leopoldsorde benoemd dr. P. J. Kai6er (Leiden), dr. W. P. Ruysch en mr. D. Mesritz tot officier; mr. A.. Ferf, Gevers Deynoot, Labouchère, directeur van de Delftsche porseleinfabriek, te Delft, Jurriaan Kok, directeur van de Haagsche plateelfabriek „Roozenburg" en Bouvy, glas fabrikant, te Dordrecht, tot ridder. De leerlingen van het gymnasium te Zwolle hebben den aftredenden rector dr. Gunning een schoone ets aangeboden: een landschap van Maris. ZG.) Het stoomschip „Admiral" arriveerde 28 Juni van Hamburg eu Antwerpen te Mombas6a; de „Ardjoono", van" Java naar Rotterdam, arriveerde 29 Juni te Suez; de „Koningin Wilholmina", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 29 Juni Ouessant; de „Prins Alexander", van Amsterdam naar Batavia, vertrok 29 Juni van Suez; de „Soenda", van Batavia naar Amsterdam, pas- seera.» 29 Juni Ouessant; de „Titan", van Amsterdam en Liverpool naar Java, arriveerde 29 Juni te Port-Saïd; de „Cyclops", van Amsterdam naar Batavia, arriveer ie 27 Juni te Liverpool; de „König", van Oost-Afrika naar Rotterdam en Hamburg, arriveerde 29 Juni te Suez; de „Madura" arriveerde 29 Juni van Amsterdam te Batavia; de „Prinses Mari*" vertrok 29 Juni van Batavia naar Amsterdam; de „Bun^esrath", van Oost-Afrika naar Vlissingen en Hamburg, arriveerde 29 Juni te Marseille; de „Herzog" arrivoerde 28 Juni van Hamburg en Amsterdam to Delagoa- baai; ce „Prios van Oranje" vertrok 30 Juni van Amsterdam naar Batavia; de „Soembing" arriveerde 30 Jur.i van Batavia te Rotterdam. Uit d© „Staatscourant." Koninklijke besluiten. Voor den duur van het studiejaar 1898—1899 benoemd totroctor- magnificus der Rijks-Universiteit: te Leiden: dr. P. J. L'osiju; te Utrecht: inr. J. De Louter; te Groningenmr, J. Domcla Nieuweuhuis. Benoemd bij het personeel van den geneeskun digen dienst der landmacht, tot ipspecteur, de dirig. officier van gez. der 1ste klasse W. T. Philipsen, van dat personeel; benoemd en aange steld tot officier van gez. der 2de klasse bij het {lersoueel van den geneeskundigen dienst van het eger in Nederlandsch-Indiö, de heer J. S. Fre- deriks, arts. Goedgekeurd, dat aan jhv. H. Van Panhuys, burgemeester der gemeente Leek, op zijn verzoek, eervol ontslag is verleend als secretaris dier ge meente. Toestemming verleend aan: jhr. C. Röell, bur- Jemeester en secretaris van Bemnes, om tot 1 uli 1899 te Baarn te Wijven wonen; jhr. J. C. Van Styrum, burgemeester van Oud-Alblas, om tot 21 Februari 1902 te Dordrecht te wonen. Aan den kapitein-luitenant-tor-zee ihr. J. A. G. Van der Staaf, adjudant van H. M. ae Koningin, verlof verleend tot het- aannemen der teekonen van officier der orde van het Legioen van Eer, hem geschonken door den president der Fransche Republiek. Politietoezicht op de visschertj. De „Sts.-Cfc." No. 150 bevat het reisrapport va© Hr. Ms. schoener „Zeehond", belast met het politie toezicht op de visscherij in de Noordzee, van 2 tot 10 Juni 1898. Gedurende deze reis werden geen belangrijke overtredingen geconstateerd Drie onzer kust- visschers, W. R. 217 ou 213 on T. X. 11, werden aangemaand in den vervolge, indien zij visschonde waren, de mand te vertoonen, waarvan zij in ge breke gebleven waren. Trawlviescheryj, Het collego voor de Zeevisscherijen vestigt in do „Staats-uouront" de aandacht van belangheb benden op de nieuwe door de Deensche rogee- ring vastgestelde bepalingen betreffende de schrob- netvisscherij in do territoriale zee van IJsland. Do volledige tekst dier bepalingen is te vinden in de „Nederl. Staats-Courant" No. 150. EERSTE RARER. Voortzetting der beraadslagingen over het wetsontwerp tot invoering van den persoon lijken dienstplicht. De heer Van Boneval Faure wenscht eenige kanttoskeningen te maken op eenige uitlatin gen van de nota-v. d. Biesen. Spr. meent, dat die nota niet steeds van ernst getuigt. Er wordt beweerd, dat een vrfiheid het volk ontnomen wordt. Welke? De vrijheid om zich aan een grond wettigen plicht te onttrekken? De vrijheid om dien plicht af te koopen? Zou die vrijheid den Nederlanders „over-dierbaar" zyn? Is dat „de laatste onzer vrijheden? Neen, het is een dooddoener.... die niet coodtl Zoo ook is de bewering kortswijl, dat, wijl Ministers en Staatsraden nitt voortkomen uit de lagere kbssen, art. 5 der Grondwet eigenlijk rechtsongelijkheid schept. Het tegendeel is waar; rechten van geboorten bestaan niet meer. Nog altijd kan de jongen uit du lijnbaan admiraal worden. Belijdenis doet daartoe niet af; aan godsdienst kan noch voorrecht, noch achterstelling verbonden wordeD. Deze beginselen hebben hun vastheid en bekrachtiging te danken niet aan een paity of een godsdienstige sekte, maar aan het evangelie der liefde. Op art. 5 der Grondwet to smalen laat spr. voor rekening van den heer v. d. Biesen. De afschaffing der vervanging strijdt tegen het natuurrecht zegt de nota. Spr. kent zoodanig recht niet. Hét recht om over z(in eigen persoon te beschikken, is niet alleen geen heilig recht, het bestaat in het geheel niet volgens onze burgerlijke wetgeving. Het is geen recht, dat men een verplichting, die op ieder rust, op een ander kan overdragen. Voorts wordt in de nota gesproken van e)n dwang wet, doch ook dat is weer een groot woord, weer een dooddoener, die niets dood doet. Tegen al die groote woorden heeft spr. gemeend een woord van protest te moeten doen hooren. De heer v. d. Biesen verheugt er zich over, dat de bestrijding van zijn nota door den heer Faure wat langer was dan die van do Regeering. Edoch, hy dacht, dat toen de heer Faure begon, er een donderbui boven zyn hoofd zou losbarsten, maar bet liep nogal los. Alleen kreeg hy eenige theologische beschou wingen te hooren, waarvan hy het nut nog niet inziet. Spr. houdt vol, dat het met de vryheden ni.t te best staat en dat e?n dier vryheden zonder noodzaak wordt opgeheven. Eveneens houdt 6pr. vol, dat het misbruik is van het recht om over zyn eigen persoon te beséhikken, wanneer men h9tn tot dienen dwingt, zonder dat het belang des lands dat vordert. Hy houdt dus eveneens vol, dat een drukkende last op de natie wordt gelegd. En waar gesproken werd van groote woorden, daar constateert hy, dat alleen groota woor den daartegenover zyn gesteld. Waarom de heer Van Boneval Faure zich zoo boos maakte, begrijpt spr. nog niet en hy ziet daarin alleen de bevestiging van het spreekwoord': „qui se fache, a tort." De heer Van Asch van Wvjck zegt, dat de antirev. in hun program van actio dit punt niet als urgent op den voorgrond stellen. Maar dit heeft nimmer ingesloten verzet tegen een eventueel voorstel der Regeering. De heer v. Wijek verdedigt dus de houding der party tegenover den heer Van Zinnicq Bergman en betoogt na^er, dat hy zich niet gerechtigd acht, om tegen dit ontwerp te stemmen, waar de Regeering dit noodig acht voor de ver dediging des lands. Spr. wyst op verschillende verbeteringen, die dit ontwerp aanbrengt. Hy is een groot voorstander van algemeenen dienstplicht en had dus liever geiyktydige leger organisatie gewenscht, maar waar die afstuit op financièele bezwaron, neemt hy hetgeen thans wordt aangeboden. De hoer Rutgers van Rozenburg behoeft niet te zeggen, dat hy een voorstander is van den persoonlyken dienstplicht. Niet om te ge tuigen vraagt hy 't woord. Evenmin omdat hy verwerping der wet vreest. Want dc-ze voordracht is zoo degelyk en deugdeiyk in zichzelf, dat verwerping onmogelijk is. Spr. wenscht dan ook een woord van op rechte hulde te brengen aan don Minister, die een biyk gaf van goed beleid door dit door de Tweede Kamer gevoteerde beginsel, los van elk ander voorstel, voor de Rechtbank der Volksvertegenwoordiging te brengen. De zaak is sterk. Dat bleek reeds voor jareD. Terecht zag de Minister in, dat hy op het voetstuk van 1890/91, toen de minister Bergansius voor deze zaak zoo krachtig streed, moest voortbouwen. Spr. brengt ook nog hulie aan het Kabinet van 18S8'91, dat de legerwet indiende, die zou z(jn aangenomen zonder het obstructionismo van een groep „vooruitstrevers par excellence" der rechter- zyde. Dat ontwerp blyft een monument voor het Kabinet van 1888/91, en voor den minis ter Bergansius. Spr. wil den persoonlyken dienstplicht niet verdedigen. Den tegenstand der Katholieken heeft spr. steeds bevreemd en hij betreurt dien nu. Welk Katholiek dogma motiveert dien tegenstand? Spr. heeft nooit een be- vrecigend antwoord gekregen. Maar do heer Willebois heeft geantwoord, dat met het intellectueel en financiöel kapitaal ook de elementen van onrust in de kazerne zouden komen. Dat is iets nieuws. Mün heeft het recht te vragen: welke godsdienstige gronden hebt gy, Katholieken, tegen den persoonlijken dienstplicht? Er zijn er geen. De bezwaren zyn opgeheventoch stemden in de Tweede Kamer alle Katholieken minus één togen de wet. Zoo hebben z(j grond gegeven tot het vermoeden, dat zy, behalve godsdienstige, rog andere, minder waardige gronden hebben. Degenen, die verband vragen met een algomeene dienstplicht rekening, komen met een exceptie, waarmede alle gemoedsbezwaren z(jn te vangen, tegenstanders zoowel als ultra militarist n, maar met een exceptie, die ver sleten is. Spr. wyst ten slotte op het verband tusschon de afschaffing d r plaatsvervanging en de aanvulling van ons In .Isch legor. De vry wil ligors komen nu voor dat leger beschikbaar. Spr. hoopt, dat heden de schande voor Nederland, zal ophouden, die in de plaatsver vanging gelegen is. De beer Reekers kan, met allo dankbaarheid voor de ontheffingen, de bezwaren tegen don persoonlyken dienstplicht niet over het hoofd zien. Zy wegen by hem zwaarder dan de voorJeelen of beweerde voordtelen. Een daarvan is de z.g. sociale rechtvaardig heid. Van de zyde, waarvan men dit beginsel vcorop stelt, heeft men in het algemeen niet afgezien van het privilege van de dienstver- vanging. Het gevaar voor demoralisatie in de kazerne is niet grooter dan elders; het zou spr. niet kunnen bel tt-n voor de wet te stemmen. Hy zou ook nog over andere bezwaren kunnen heenstappen. Op één voorwaarde: dat dit ontwerp ons bracht een iehoorlyke regeliog der levende strydkrachten, die nog steeds en souffrance zyn. Tot een goede regeling brengt dit ontwerp ons gem stap nader. Men beroept zich op sociale rechtvaardigheid, niet op de eischen van defensie. Men geeft zooveel op van de macht van intelligentie, maar een legermacht van louter professoren betoekent niets zoolang mon geen behoorlijke regeling der strydkrachten heeft. Van de invoering van den persoonlyken dienstplicht verwacht spr. niet veel voor een regeling d r levende strydkrachten. Da vergadering wordt verdaagd tot Vrydag te elf urtn. Dan is de minister van oorlog aan het woord. Uit Batavia is gisteren aan de „N. R. Ct." geseind „Een bataljon zoekt een emplacement voor een nieuwe versterking te Kroeng Kali in de XXVI Moekims aan den voet der heuvels, waarop de Goudberg zich verheft, ten oosten v.;n Toongkoop. Als deze versterking is opge richt, zullen cie van Pohama, Lamjong, Roem- pit, Tjot Iri en Tjot-Mantjung worden opge heven. „Vrydag gaat overste Van der Dussen mot een half bataljon naar Lohong tot verdryving van de zich aldaar ophoudende volgelingen van Toekoe Oemar. „Panglima Polim is v*n plan naar Mekka to gaan." Blykens van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indiö ontvangen telegraphische berichten, z<Jn by de jongste in Atjeh (Peair) geleverde gevechten gesneuveld: de sirgeant A. Scholten No. 47553, de ziekenoppasser C. Mertens No. 26967, do fuselier A. Abrahams No. 33344 en de cavalerist G. J. R. A. Lucas No. 34252; voorts gevaoriyk gewond: do fusoiier B. Hassink No. 44636; en licht ge- 6) Ook thans, nu zy volwassen waren, of- •cboon haar vader dit ondanks haar achttien lentes niet wilde laten gelden en hy ze nog steeds zyn „kleine" meisjes noemde ook nu nog bleek die wedorzydsche liefde even bestendig, al was de uitdrukking daarvan van minder kinderachtigen aard; en ook bier was de werking zoo, dat beider liefdesbewyzen elkaar aanvulden. By kleine, dagelyks voorkomende dingen was het Lora, die beslissend op haar zuster werkte. De liefkoozende, innemende manier, waarmee zy haar overreding deed gelden, was voor Liza onweerstaanbaar. In gewichtige levensvragen echter was het Liza, wier invloed overwegend was, Liza alleen, die het onge duld, ja, vaak het onverstand van haar zuster wist te beteugelen. By de opvoeding zyner dochters had de baron slechts één vak, het onderwys in het rekenen, zelf op zich genomen. Hy beweerde, dat het vrouwelyk geslacht, zyn eigen vrouw niet uitgezonderd, hieria niots degeiyks kon voortbrengen. Of hy het zelf met eenigen gunstigen uitslag ooit godaan had? Daarop zou misschien het debet en credit in zyn grootboek eeu treurig antwoord hebben kun nen geven. Hoe dit ook zy, hy was er niet al te brengen zyn dochters in het rekenen te onder richten. Tydens haar kinderjaren placht hy daarvoor den tyd te kiezen, dat Frans, het oude factotum der familie, hem kin en wangen met het scheermes behandelde. Daarby achtte hy het doelmatig zyn leerlingen voor den duur der les van elkander te scheiden, opdat zy elkaar niet van de wys zouden helpen. Lora kreeg alzoo haar plaats op de toilet tafel van papa, Liza werd een vootonbankje aangewezen. Dan gebeurde het vaak, dat Lora, om een antwoord verlegen, met haar mollig vingertje naar beneden wees. „Vraag het aan Liza," klonk het dan. Ia latere jaren liet de baron den baard groeien en de aankomende meisjes mochten naast den vaderiyken leuningstoel plaats nemen; maar nog lang na afloop van het rekenonderwys behield Lora de gewoonte alle moeilyke vragen van zich af te schuiven en de oplossing daarvan aan Liza over te laten. Lora was een natuur, die eeu schier zieke- ïyke neiging voor het ideale en schoone aan den dag legde; haar fijngevoeligheid wendde zich af van alles, wat aan het onfraaie, onhar monische grensde. Dat zy een stap verder ging en tevens afkeerig was van alle persoon- lyke onaangenaamheden, geschiedde byna on bewust, en haar zuster versterkte haar hierin door haar eokele persoonlykheid. Het stond nu eenmaal vast, dat Liza over alle diagen wist mee te praten; waarom zou zy (Lora) zich dus het hoofd breken, wanneer men Liza slechts behoefde te vragen? Men beweert niet zonder reden, dat alleen dan een daad van zelfopoffering verricht wordt, wanneer degene, die haar uitvoert, ze zelf niet als zoodanig inziet, en dat was by Liza hot geval. Wanneer zy lange uren met de vry ver warde rekeningen haars vaders doorbracht, terwyi deze met Lora naar het bosch ging; wanneer zy dagelijks haar liefste studie ter zyde legde om huiseiyke bezigheden te ver richten, opdat haar zusje ongestoord by haar muziek blyven kon; wanneer schier op haar alleen de armenzorg rustte voor de behoeftigen in het gelyknamige dorpje, omdat vuilheid en ellende en ziekte Lora's teedere natuur zoo pynlijk aandeden, dat zy alleen door den aan blik half ziek werd, dan kwam het haar nooit in de gedachte, of zy hiermede iets buitengewoons deed. Wel zei haar moeder vaak, terwyi zy het hoofd schudde: „Liza, Liza, weet je wel, dat je Lora's leven voor de toekomst eer moei- ïykor maakt dan lichter? Want wie zal haar ooit zoo verwennen als gy?" Maar Lora viel dan haar zuster om den hals en smeekte met de vleiende, innemende oogsn, meer dan met den mond„'t Is immers zoo schoon door u verwend te worden, allerliefste zusl Beloof my, dat je het altyd doen zult, want wy blyven immers altyd by elkaar, wy beiden, niet waar?" Wie kon dan ooit Lora weerstand bieden? Liza zeker het allerminst. Verwennen? Zy had immers haar leven wel willen geven voor haar bloeiende, geliefde zuster 1 Eu wanneer de moeder beiden aanzag, als zy zoo arm in arm vóór haar stonden, met de hoofdjes tegen elkaar geleund, dan bekende zy zich met stillen dank, dat hot geluk van zulk een bezit door jarenlang lyden niet te duur ge kocht was. Het was geen biydo ommegang, dien de jonge volontair daags na zyn aankomst door het landgoed „Heiderode" maakte; dat wil zeggen, geen blijde in de oogen van een land bouwkundige, die het van huis uit anders gewoon was. Hier was klaarbiykelyk met goed materiaal slecht en gewetenloos huisgehouden, en toen Harald de persoonlykheid leerde kenueD, die het eigenlijk beheer van het goed in handen had, voelde hy zich in dit vermoeden ver sterkt. Reeds op den avond van zyn aankomst had de baron hem verteld, hoe erg hy in de eerste jaren, nadat hy het vaderlyk erfgoed in bezit had genomen, door trouwelooze rent meesters bedrogen was geworden, die uit zyn onbekendheid met de zaken eigen voor deel hadden weten te trekkennu echter sinds eenige jaren was een halfbroeder zyner vrouw, die vroeger zelf onafhankeiyk grond bezitter geweest was, doch buiten z(jn schuld zyn vermogen verloren had, by hen komen inwonen, en had het geheole beheer op zich genomen. Sedert dien tyd, verzekerde de oude heer, was er nieuwe bloei iu alles gekomeD, al zouden er ook jaren moeten verloopen vóór de sporen der vroegere misstanden ver dwenen. Harald verwonderde zich in stilte er over, hoe het or vroeger hier wel moest hebben uitgezien, wanneer de tegenwoordige armzalige toestanden ah „nieuwe blooi" konden aan geduid worden. De persoonlykheid van zyn onmiddellyken chef, met wien hy dien morgen bad kennis gemaakt, kon bom dan ook goon groot vertrouwen inboezemen. De heer Von Brackhof „oom" Brackhof, zooals de tweelingzusters hem, niet zeer juist, noomdeD was een man, dicht by den veertig jarigen leeftyd; naar zyn uitwendig voorkomen echter kon hy voor ouder doorgaan. Zyn ineengedrongen gestalte, de lichte vlakstaande oogen en het spaarzame haar, dat met zorg over een toch niet te verbergen kale plek gekamd was, dat alles kwam meor overeen met het uiteriyk van een eenigszins afgeleefden wereldling dan met dat van een landbouwkundige, die in de athlctis^he, hoog on flink gebouwde gestalte én het frissche, open gelaal van doQ jongen Harald beter uitkwam. Ea het was, alsof de heor Von Brackhol het voordeel, dat de nieuw aangekomeno alleen reeds door zyn uitorlyk op hem vóór had, gevoelde, en in hem een vyandig element bespeurde, want hy nam hem met arg wanende blikken op en maakte hora mot een koole formaliteit, die nauweiyks iets van beleefdheid had, met zyn nieuwe plichten bekend. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1