N°, 11762 Donderdag 30 Juni. A0. 1898 feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. HEIDEROZEN. LEIDSCH DAGBLAD. paus DEZEB COXmaiTT: Voor Lelden per 3 cnaandeo. 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommer9 0.06. PRUS DER AnvKH'i'MM'i'i ffrw? "Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootero letters naar plaatsruimte. - Voor het incasseeren bulten de stad wordt 0.05 berekend Tweede Blad. In een Brief uit de Hofstad aan de Arn- hemsche Courant lezen wij: Die Leidsche professoren zjjn toch maar bollebozen in hun vakl Ik las in do courant„By de schouwing van het lyk van in het Academisch Ziekenhuis te Leiden moet gebleken zijn, dat de dood het gevolg was van den steenworp, hem toegebracht door een vijftienjarigen knaap". Deze .toegebrachte steenworp" vergeef ik als licentia ephemeridica van de koningin der aarde, die al monigen coup d'etat op grammaticaal gebied op haar kerfstok heeft staan, maar ik neem tot op den grond toe mijn ho6d af voor de Leidsche anatomen, die bij een lijkschouwing weten vast te stelten den leeftijd van den persoon, die de doodolyko verwonding beeft toegebracht. Après cela il faut tirer l'échelle, zouden de leden van ons Excelsior, indien ze Fransch kennen, zeggen. Er worden in don laatsten tijd met ruime hand ridderorden uitgedeeld; jubileerende doctoren, pastoors, schoolopzieners, predikan ten, onderwijzers, enz., enz. worden, groot- of kleinscheeps, met Leeuw of Oranje-Nassau- orde bedacht. Ik heb er niets tegen; ridder orden zijn ingesteld om ze uit te deelen, en aan al die jubilarissen misgun ik deze onder scheiding, die hun zeker genoegen doet, aller minst Maar ik zou zeggen, dat de Regeering in dit jaar zich wat moest matigen, anders houdt ze geen toonbare Nederlanders meer over om te decoreeren bij de aanstaande inhul diging van de Koningin. De Standaard merkt op aangaande voor bereidend militair onderricht: Er is door den Minister van Oorlog een regeling voor bovenstaand onderricht vast gesteld, en exemplaren daarvan zi)n toege zonden aan de Schoolopzieners, met verzoek „die ter hand te stellen aan de Hoofden der openbare scholen, met uitnoodiging (aan die openbare Hoofden) om enkele daarvan voor zichzelven te behouden, en de overige te willen doen toekomen aan de Hoofden der c. q. ter plaatse aanwezige Bijzondere scholen." Wy protesteeren tegen die wijze van handelen. Als de Regeering aan onze scholen iets heeft toe te zenden, moet zij dit doen aan onze adressen, en het niet van de goedheid der openbare school laten afhangen, of deze ons ten goede bedenken wil. In een schrijven in De Noord-Brabanter wordt door C. hot volgende denkbeeld aan de hand gedaan om de afschaffing der dienst vervanging te ondervangen door coöperatie: „Men stelle zich voor een gemeente, waaruit jaarlijks een contingent van 5 miliciens moet worden gerecruteerd. Indien deze vijf als vrijwilligers kunnen worden verkregen, be doeld in het 2de Hoofdstuk der Militiewet, dan strekken dezen in minderiog van het contingent (art. 14) en behoeven de overige ingeschrevenen niet te dienen. Onderstel nu, dat in die gemeente een tiental ingeschrevenen aanwezig zijn, wier ouders, bestond de plaatsvervanging nog, ge negen zouden zijn voor hun zonen ieder f 600 of f 700 op te offeren om een plaats vervanger te stelloD, dan zouden diezelfde lui ook wel genegen zijn om bijv. ieder 200 beschikbaar te stellen tot het uitloven van premiön voor hen, die zich als vrijwilligers willen aangeven. Met f 200 x 10 f 2000, zouden 5 premièn van f 400 kunnen worden uitgeloofd voor hen, die niet als rem- pla^anten, maar als vrijwilligers willen op treden. Zij zouden aan voor oefeningen kunnen deelnemen en dus in de gunstige positie komen van hen, die aan zekere militaire eischen van geschiktheid kunnen beantwoorden. Lust om als vrijwilligers op te treden mag te eer verondersteld worden, omdat men anders gevaar loopt toch te moeten dienen en dan zonder premie. Allicht zullen in zoodanige gemeente tot de lotelingen theologanten of ordebroeders behooren, wier vrijstelling niet belet, dat zij, tot den dienst aangewezen wordende, in mindering strekken van het contingent. Daar mede kan rekening gehouden worden bij het bepalen van het getal premiën. Ons wil het voorkomen, dat langs dien weg een Christelijk werk zou kunnen tot stand- komen, wijl vermogenden en onver- mogenden beiden zouden worden gebaat; de eersten, doordien zij voor minder geld dan dat nu vaak moet geofferd worden aan z. g. ronselaars, hun zonen van den gevreesden kazernedwang. kunnen verlossen, de on ver mogenden door hun een kapitaaltje te be zorgen, waarmede hun ouders hun sociale positie kunnen verbeteren, wat zy anders zouden missen en toch moeten dienen. Yereenigingen tot het beoogde doel zijn gemakkelijk op te richten en kunnen een zegen worden voor de gemeente. Zoo iets ware gewis een parel aan de kroon van den Christeiyken Boerenbond." De Arnhemschc Courantonder hoofdredactie van mr. Yan Gilse, een der bekende pleiters in ons land voor het evenredig kiesstelsel, vindt hot heel natuurlijk, dat onder het huidig stelsel de anti-liberalen elkaar steu nen aan de stembus. Niets natuurlijker dan ditimmers, hoe anders den grooteren vijand: het liberalisme, te keeren? 't Is bij het vigeerende kiesstelsel nu eenmaal niet anders, de partijen, die niet over de volstrekte meerderheid beschikken, zijn verplicht aan de stembus het negatieve resultaat na te jagen, om den grootsten vijand te weren, in plaats van, gelijk in een rationeel kiesstelsel het geval zou moeten zijn, vertegen woordigers aan te wijzen, die positief de tolken zijn van de denkbeelden en de richting der kiezers. Men kan het nu weder zien in Duitsch- land, hoe onzinnig het woord is waarlijk Diet te kras! het meerderheidsstelsol werkt. Daar heeft de vrees voor de sociaal-democratie de burgermaatschappij bevaDgen, en nu ziet men de heftigste tegenstanders daar de handen ineenslaan, den vrijzinnige op den anti-semiet, don nationaal-liberaal op een Eugen Richter, den felsten Pfaffenfresserop een centrum man stemmen, en een op zulke wijze samen gestelde Rijksdag heet dan den geest der Duitsche natie te vertegenwoordigen, waarvan by door zijn oorsprong niets meer is dan oen verwrongen negatief beeld. Zoolang echter het meerderheidsstelsel door de publieke opinie in haar blindheid nog ge duld wordt en blijft bestaan, is coalitie en samenwerking een plicht van zelfbehoud voor alle partijen in de minderheid, en ondanks het dreigen van sommige katholieke bladen zullen hun partijgenooten uit puur eigenbelang de anti revolutionnairen blijven steunen, ook al berust die steun niet op volkomen weder- keengheid. In de jongste vergadering van het hoofd bestuur van „Volksonderwijs," waar het wetsontwerp voor leerplicht is be sproken, werd herhalingsonderwijs voor jongens wonschciyk geacht tot 16-j-irigen, voor meisjes slechts tot 14 jarigen leeftijd. Waarom vraagt Nella in Belang en Recht dit verschil? Zouden de hoeren, (in het. bestuur der Ver- eeniging, die voor het ocderwys aan hot ge heeld volk wil waken, zit geen enkele vrouw) zouden de hoeren goen nota hobben genomen van do vergadering, 21 Mei 1.1. gehouden ter bespreking van een verzoek aan den Amster- damschen gemeenteraad, bm het onderwijs in koken en huishouden op te nemen onder bet herhalingsonderwijs? Steeds luider klinkt de wensch, dat het herhalingsonderwijs veel meer geve dan zijn naam doet verwachten, dat het bij de be vestiging van het geleerde gevo practische kundigheden, d. i. kennis en vaardigheden, die het kind uit de volksklasse geschikt makon voor het leven. Aan het moisje gevo hot dus vooral: lo. vaardigheid ia de zoogenaamde nuttige vrouwelijke handwerken, waaronder ook hot makon en vermaken van bovenkleeron; 2o. huishoudkunde en vaardigheid in het koken. Zouden de heeron van „Yolksondorwys" betwijfelen, dat genoemde vakken van zeer groot belang zijn voor de welvaart der lagere volksklassen? Of zouden zij meenen, dat het 14-jarige meisje er reeds de Doodige vorde ringen in kan maken? Voor de jongens vier jaren herhalings onderwijs, voor het meisje slechts twee jaren 1 Waarom? Do trek naar do steden. Aan een artikel van den heer Falkonburg in De Telegraaf (Sociale Kroniek) ontloenon wij het volgende: „Er is nauwelijks eon moeilijker vraagstuk denkbaar dan do groote uitbreiding onzer steden met haar onmiddellijke gevolgöD. In de vorige eeuw schatte men, dat ongeveer een vierde deel der menschen in de steden woonde; op dit oogenblik woont in Duitschland de helft, in Engeland meer dan tweederden en in Naderland ongeveer de helft in steden van meer dan 10,000 zielen. In den aanvang dezer eeuw bezat geheel Duitschland slechts twee steden met meer den 100,000 inwoners, nl. Berlijn en Hamburg. Omstreeks 1850 was dit aantal aangegroeid tot 5, in 1875 tot 12 en in 1895 tot 28 en daaronder was een stad mot 1 tweederde millioen en 9 andere met meer dan 200,000 inwoners. Nederland maakte diezelfde bewe ging mede. In 1795 hadden van de grootere gemeen ten Rotterdam 53,212, 's-Gravenhage 41,266, Utrecht 32,294, Groningen 23,770, Haarlem 21,227, Amsterdam 217,024, Delft 13,737, Arn hem 10,080, 's-Hertogenbosch 12,627, Nijme gen 12,783, Leeuwarden 15,525, Dordrecht 18,014, Middelburg 20,146, Leiden 30,955 en Zwolle 12,220 inwoners. In het geheele land hadden 15 steden een bevolking van meer dan 10,000 zielen en slechts tW60 steden over troffen de 50 000. Thans telt Nederland 8 ge meenten met meer dan 50,000 zielen, waar onder Amsterdam met 506,000. Terwijl in 1795 in de 8 groote steden met meer dan 20,000 zielen, 439,894 menscben leefden, leven in diezelfde steden thans driemaal zooveel menschen of 1,263,386. Onder dio acht sted6n behoorden op het eind der voorgaande eeuw juist niot die twee, welko van alle gemeenten in Nederland het stbrkst gestegen zyo, nl. Arnhem en Tilburg. De Tilburgscbe bevolking van nu is ongeveer driemaal zoo groot als in 1830. Dat record wordt door Arnhem nog overtroffen, want daar steeg de bevolking met 350 percent. Die snelle aanwas der bevolking is, zooals men begrepen zal, niet oen gevolg van haar natuurlijke productiviteit. Het platteland levert j.iarlijks z(jn enorm contingent aan de steden. Ia de laatste twintig jaren Lesft Amsterdam voor oen goed deel daaraan zjjn uitbreiding te danken of liever te wijten. S3dert 1865 vermeerderde de Amsterdamscho bevolking met bijna 75 pet. en aan die ver meerdering heeft de natuurlijke oorzaak der meergoboorte deel voor bijna 44 pet. en do trek naar Amsterdam voor mc-or dan 31 pet. In 's-Gravenhage werkten btido oorzaken elk voor ongeveer 58 pet. tot de vermeerdoring mede, zoodat op hot eind van 1896 de bevolking sedert 1865 gestegen was met 15 pet. Zouden wij ons willen vergewissen hoevele Amsterdam8che ingezetenen te Amsterdam geboren waren, dan zou ons de laatste volks telling leeron, dat V2n de drie bowonors van Amsterdam twee hier het levenslicht aan schouwden en óón geïmporteerd werd. Yan 1000 inwocors werden 683 al jier geboren 6n dat aantal is gedurig aan het dalen. In 1849 telde toch Amsterdam nog 789 hier geborenen op 1000 inwoners. In de Duitsche steden was die verschuiving van hot platteland nog veel grooter. Berlijn bestaat voor 59,3 percent uit elders geborenen, Dresden voor 61,9 percent, MQnchen voor 64 1 percent, en Charlottenburg zelfs voor 77.9 percent en men spreekt reeds van vrij gunstige verhoudingen, wanneer een stad evonvele immigranten als op haar gebied geborenen bozit" Natuurlijk beeft deze trek naar de steden zijn schaduwzijde en de hoer Falkenburg dringt er a m. op aan den intiemen baud tusschen de medeburgers weder aan te knoopen. Hy zegt: „Do gemeente kan en moet medewerken tot het herstel van oen inniger gemeenschaps gevoel, dat in de geïsoleerde stad der midden eeuwen zyn triomfen vierde. Dat wil niet zoggeD, dat ik de gemeenten gaarne een klein zielig „esprit de clocher" zou zien binnenhalen. Terugkeer tot dorpsche afgezonderdheid is niet mijn ideaal. Maar wat myns inziens wel op den weg der gomeeDten ligt, is de steden zóó in te richten, dat zy eon aangenaam en gezond verbiyf bieden aan alle klassen der maatschappij, die binnen baar grenzen leven, dat zy de levens voorwaarden van allen, zooveel in haar ver mogen is, verbeteren, dat zy naast het noodige en nattige de gelegenheid openstellen tot een ontspanning, waaraan alle bewoners kunnen doalnomen. Zy beboeren de balddadigheid dor jeugd te keer te gaan, voor hygiëne der woningen eon open oog te hebben, aan een oude stad dat aantrekkeiyke te laten, hetwelk met de eischen van een druk verkeer niet in 8lryd is, en vooral niet aan de manie mee te do9a rechts en links veel te breede verkeers wegen te scheppen, die de stad zulk oen dood8ch en eentonig aanzion goven en de grondprijzen tot zulk een hoogte opdryven, dat alleen hemelhoogte, van voren en van achteren vierdubbel bewoonde huizen in staat zün een voldoende rente te verschaffen aan hot voor don bouw gebruikte kapitaal. Daar naast hebben zy to waken, dat de groote in- nchtiogen van algemeen nut niet een mono polio worden van private maatschappyen, oon monopolie, dat stoods in het nadeel der burgers kan worden geëxploiteerd. De stad behoort niet langer alleon beschouwd te wordon ate de plaats, waar men een meer of minder ruim inkomen verdient, maar als do plaats, waar men to middon van zyn vrienden on medeburgers leventvreugde ge nieten kan. In De Telegraaf kwam het volgende inge zonden stuk voor ter verklaring van de nederlaag der liberalen by de eerste stemming voor de Provin ciale Staten: Wat bewyst de uitslag der verkiezingen voor de Provinciale Staten? Niet, dat do lib. partij zwakker werd, maar dat de liberale wetgeving impopulair werd Leerplicht. Die wet zal het schoolver zuim niet doen afnemen, z»l schrikkeiyk kostbaar zyn en alleen de ouders, die hun kinderen goed opvoeden, bemoeileken. En meer dan dat. Hoe zal zy de neringdoenden treffen! 3) Het liet hem volkomen onverschillig, dat het „huis Heiderode", in plaats van een kasteel te lijn, zooals zyn vader het zich had voor gesteld, een vry vervallen, oud gebouw was. Wat deed dat er toe? Het zag er met zijn eenvoudige veranda, die met wilde wijnranken en klimop begroeid was en zich langs den gehoelen voorgevel uitstrekte, even vrien delijk, oven gemoedelijk uit, als zijn bezitter, en daar, aan de geopende voordeur, stond immers ook de dochter des huizes, de lieflijke roei8ter vau straks! Zij had den wollen doek afgelegd, zoodat de bekoorlijke lijnen van hoofd en hals thans zooveel te zuiverder aan het licht kwamen. Een grooto St.-Bernardshond naast haar had reeds lang de naderenden bespeurd en scheen met zichzelven nog in het onzekere, of hij bij zjjn gebiedster blijven of den heer des huizes te gemoet snellen zou. Hij sloeg met zyn prach- tigen staart tegen het kleed van het jonge meisje en stiet haar met zyn grooten snuit aan, terwyi hy een paar schreden op de naderende personen toeliep en dan weer naar haar terugsprong, alsof hy baar raden wilde, hom door haar moegaan de moeilyke beslis sing ts besparen. Hy was het van haar ni9t gewoon, dat zy by zulke gelegenheden, vooral wanneor het betrof haar geliefden vader te ontvangen, achterbleef. Doch heden deed zy het, ja, zy ging zelfs nog een weimg in de schaduw van hot portaal achteruit, toen haar vader met den vreemdeliog de trappen van het bordes opkwam. „Hoe nu, myn kind, kom je uw ouden vader niet te gemoet? Wat moet dat be- teekenen?" vroeg de oude heer, maar zy hing reeds aan zyn arm. „Zoo, nu is bet goed; dat is, zooals ik bet gewoon ben," ging hy voort; „maar nu moet ge myn ouden vriend hier, ik meen den zoon van myn ouden vriond, leeren kermen." „O!" viel Harald hem levendig in derede, „wy behoeven ons niet meer aan olkander voor te stellen I U vergeet, mynheer de baron, dat mejufTrouw uw dochter en ik elkaar reeds hebbsn leeren kennen; ja, ik ben er trotsch op, dat zy myn eerste bekende in deze streek is. Is het roeitochtje u goed bekomen, freule?" voegde hy er by, zich tot het jonge meisje wendend. Hoe schalksch flikkerden haar oogenZon derling: nu lag er een geheel andere uitdruk king in dan straks; het was niet meer de ernstige, vragende kinderblik, maar een schelm achtig fonkelen, dat het gezichtje nog veel schooner deed voorkomen dan te voren. Doch bet antwoord, dat over de lachende lippen kwam, deed den vreemdeling onthutst en verstomd een schrede terugdeinzen. „blaar ik ben heelemaal niet uit roeien geweest en beb u ook nog nooit gezien." De oude heer echter begreep terstond, hoe alles in elkander zat, en lachte, dat de tranen hem in de blauwe oogen kwamen. „Hazoo!" riep hy uit, „nu merk ik, hoe do vork aan den steel zitl Zoo gaat bet allen vreem delingen, hetgeeD hun dan ook niot kwaiyk te nemen is; immers, ikzelf verwar die tweo soms met elkaar; alleen haar moeder over komt dat nooit; neen, do verstandige hen kan altyd haar kuikentjes ouderscheiden. Dus u weet nog niet, oude, ik wil zeggen jonge vriond, dat, toen my een zoon ontzegd bleef, my als vergoeding twee dochtertjes te geiyk geschonken werdentwee kersen aan éón tak, twee rozen als uit één knop? Wy noemden ze Elizabeth en Eleonora, twee in onze familie vanouds bestaands namen, maar de kinderen waren zoo klein, en het kwam ons voor, alsof wy met die lange, trotsche namen een te zwaar gewicht op hun zwakke schoudertjes legden, daarom verkortten wy ze tot Liza en Lora, en het was juist, alsof de kleine dingen ons voor die verlichting dankteD, want van toon af namen zy toe en begonnen te groeien." Harald was nog altyd niet van zyn verras sing bekomen. „Noen, maar zoo'n golykenis," sprak hy, „zoo iets is my nog nooit voor gekomen. Hoe is het u toch mogeiyk haar te onderscheiden?" „Wel, zooals ik u reeds gezegd heb," ant woordde de oude heer, „het overkomt myzolven somtyds, dat ik ze verwissel, hetgeen myn vrouw my natuuriyk telkens kwalyk neemt; maar ik zeg altyd: Wat hindert het? Ze zyn toch eigeniyk één en dezelfde, myn beide kleine meisjes, en heeft men Liza niet, dan heeft men toch Lom, en omgekeerd." „Neen, noen, vadertje!" verzekerde zyn dochter, terwyl zy hot bekoorlyk kopje schudde. „Als men Lora heeft, dan hoeft men nog geenszins Liza; dat i3 hot juist, en ale ge goed oppast, dan kunt go ons niot met elkaar verwarren, en u ook riet," wendde zy zich half 8chelmscb, half schuchter tot den jongen vreemdeling. „Ik beloof, goed op te letten," verzekerde Harald vroolijk, „en my aan goen verwissoling schuldig te maken; byvoorbeeld," ging hy voort, toen op dit oogenblik het tweedo blonde kopje in do deur verscheen, „daar komt freule Liza aan; juist geraden, niet waar?" Allen lachten. „Maar dat geldt niet!" riep Lora, naar binnen spingende; „wacht even! Wy zullen u wel boetnomen 1" riep zy nog uit de vestibule. Bruno, de St.-Bernardsbond, had echter den tyd teD nutte gemaakt om den vreemdeling voor zichtig en van alle kanten te besnuffelen, en was by dit onderzoek zeker tot oen alleszins bevredigend resultaat gekomen, want nu drukte hy den kouden snuit in Haralds warme hand: „goed-vriend 1" II. Wie zich onder heistreken elechta uitge strekte, onbekende, met heidekruid bogroeide zandvlakten voorstelt, zou zich misschien verbazen, wanneer hy de ryko en fraaie be zittingen leerde kennGn, die juist de hier beschreven provincie he6ft aan te wyzen. Zooals men weet, is heidegrond uitstekend voor bebouwing geschikt, en do landbouw kundige bereikt er de schoonste resultaten. De tegenwoordige bezittor van „Heiderode" behoorde echter oogenschyniyk niet tot degenen, die daarvan verstand hebben. Het g09d, dat reeds sedert tweo eeuwen eigendom zyner familie was, en dat, zooals de naam aanduidde, uit ontgonnen heidegrond ontstaan was, had, naar de erfopvolging, den ouderen broeder ten deel mooten vallen; de tegen woordige bezitter had er dus in zyn jeugd nooit aan gedacht, meer dan oen voorby- gaande belangstelling voor den landbouw aan den dag te leggen. Door zyn vader was hy voor de ambtenaarsloopbaan bestemd, hoewel hy, als hy zyn neiging had mogen volgen, veei liever soldaat was gewordSD. Opeens echter werd by door den plotselingen dood zyns broeders geroepen, het vaderiyk erfgoed op zich te nemen, en nauwelyks had by zich eenig8zins de werkzaamheid van grondbezitter eigen gemaakt, of do noodlottige jaren der Fransche overheerscbing kwamen over bet land. Ook het huis „Heiderode" werd door de ellenden van dien tyd geteisterd en de baron kon slechts een gedeelte van zyn vermogen uit de algemeone schipbreuk reddeD, doch alle persoonlyke inzichten weken voor de liefde tot het vaderland en den weosch tot •slands verheffiDg by te dragen; en ofschoon hy reeds ruim veertig jaar oud was, bood hy don koning vrywillig zyn dieneten aan en maakte de verschillende vryheidsoorlogon mee, (IVorclt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5