N'. 11741 Maandag O Juni. A°. 1898 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. Persoverzicht. Feuilleton. Haar Doorluchtigheidjct LEIBSCH DAGBLAD. fBUS DEZER COUHATTTi Voor Lelden per 3 maanden, t ff f I.10„ {*ranco per post1.40. </LftoQderlyke Nommors 0.05. J»EUS BKR flTlVV-H'^IHTI Van 1 6 regels f 1.05. ledore regel meer f 0.17 J. Grooterö letters naar plaatsruimte. Voor hot in casseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Staten-V erkie zing-. Dinsdag a. s, 7 Juni, is het de dag der verkiezing voor leden van de Provinciale Staten. Voor heel ons vaderland, dus ook voor ieder kiesdistrict in de provincie Zuid-Holland. By den burgemeester in de hoorplaatsen der districten moet op Dmsdag tusschen 9 en 4 uren de candïdaten-lyst, geteekend door ten minste 40 kiezers, worden ingeleverd. Die 40 of 50 kiezers behoeven niet allen in de hoofdplaats van het kiesdistrict to wonen, daar de kiezers uit de an iere gemeenten vsn het zelfde kiesdistrict ook kunnen teekenen. Het spreekt vanzelf, dat de besturen der kiesvoreenigingen Dindag op hun post zullen zün. De eerste stemming heeft plaats op Vrijdag 17 Juni; de herstemming op Dinsdag 28 Juni. Onder de woorden Persoonlijke dienst plicht schryft Eet Nederlandsche Dagblad: Met groote vreugde vermelden wij de aan neming van het ontwerp op den persoonlijken dienstplicht Gebroken is dus nu met de laffe, onmannelijke staatkunde, die het materia lisme tot grondslag had en ons land weer loos maakte. Van de Roomschen heeft alleen de heer Schaepman voorgestemd en dat is zeer zoker eon bewijs van mojd en karakter. Al de andere Roomschen stemden tegen, ofschoon de houding van don heer Scbaep man alleen reeds overtuigend aantooüt, dat door den persoonlijken dienstplicht geen zuiver Roomsche belangen worden geschonden, zoo [slechts op het punt der vrilstelliogep het verlangde is verkregen. de Roomschen bier, meer dan de andere Kamerleden, ge dreven zijn geweest door een teedere bezorgd heid voor pnze financiën, kunnen wij onmoge l(jk aannomoD. Toen er voor eenigen tijd staatssubsidie werd gevraagd voor een nieuw opgerichte kerkelijke gemeente in Limburg, hebben wy van die bezorgdheid Diets bespeurd. Wjj blijven dan ook volhouden, dat de Roomschen geen g09de gronden hebben ge had voor hun verzet, en dat in elk geval de gronden, die zij opgaven, niet de voornaamste waren. Ook met de houding van den heer Van Ded6m kunnen wjj ons niet vereenigen. Van allo anti revolutionnairen was by de eenige, die tegen stemde. Wy waardeoren het in den heer Van Dedem, dat hy thans niet, zooals voor enkele dagen, vóór de stem ming do Kamer heeft verlaten. Een afge vaardigde, die zelf geen, besliste meeüing heeft of aarzelt die te uiten, kan onmogeiyk geschikt zyn om de meeningen van anderen te vertegenwoordigen. Het is mogeiyk/dat de heer Van Dedom goede gronden tegen den porsooniyken dienstplicht hoeft en dan zullen wy die volkomen eerbiedigen, maar heeft de heer Van Dedom ook nu niet kunnen ver geten, dat hy zyn zetel ten deele ook aan de Roomschen te danken had, dan hopen wy, dat by eens ernstig zal willen overwegen, oi hy zich niet in een valsche positie bevindt, waaruit alleen een kloek besluit hem kau redden. Eet Vaderland zegt naar aanleiding der aanneming van het qntwerp tot wijziging en aanvulling van de wet van 19 Aug. 1861 betrekkeiyk de nationale militie, waarin de per80oniyke dienstplicht is opgenomen: „Aan het wyze inzicht-, om al hun krachten op deze hervorming te concentreeren en aan de met de jaren veel verbeterde party-discipline in da Kamer, die niet meer op kleine verschillen groote maatregelen laat afstuiten, is dit schoone resultaat te danken. En alzoo zal met 1 Sep tember de plaatsvervanging tot het verledene behooreD, als, waaraan niet te twijfelen is, de Earste Kamer het voorbeeld der Tweede volgt. Want het verdient opmerking, dat een voorstel, om de invoering der wet uit te stel len, in verschillende Persorganen bepleit en door den heer Vermeulen min of meer aan gekondigd, is achterwege gebleven. De Katho lieke party was biykbaar verstandig genoeg niet geheel onnoodlg een wisse nederlaag uit te lokken. Het ïydt wel geen twyfel, dat zy geen steun zou hebben gevonden, ook niet by de geavanceerde elementen, al heeft ook een publicist, die als incarnatie der radicale beginselen kan gelden, maar wiens leiding door radicalen zelden gevolgd is, zulk een öchynhervorming trachten goed te praten. Ook weten de Katholieksn wel, dat zy zich met gerust geweten by de hervorming kunnen neerleggen, nu hun geestelijken en ordebroe ders de voortdurende vrydom verzekerd is. En zoover zy er niettemin afkeerig van biy- ven, die afkeer zal wel elyten en de wet zal zoo zy nog geen nationale wet ie, wél een nationale wet worden." Na aangemerkt te hebben, dat de Eerste Kamer zonder twyfel dit ontwerp zal goed keuren, zegt het Eandelsblad „Voor de tegenwoordige Regeering on vooral voor de Ministers van Oorlog en van BinneD- land8Che Zaken, die het wetsontwerp met talent en toewyding verdedigd hebben, is dit een schoone overwinning. Aan hun gematigd heid en kalmte is het voor een groot deel te danken, dat de etryd ten slotte zoo'n rustig verloop had, dat de ingrypende maat regel, niettegenstaande aanmatigende voor spellingen, zal kunnen worden ingevoerd zonder agitatie in het land. De stervensure van de oude regeling was voor velen ongetwyfeld een ernstig moment, doch de Kamer was in een uiterst phlegmatieke stemming by een zoo gewichtige gebeurtenis. De meerderheid was zeker van de overwinning; de minderheid was geresigneerd. Doch hoe kalm en rustig het einde van het remplaganten-stelsel thans ook was, men vergete nimmer na hoeveel zwaren etryd deze overwinning ten slotte is behaald. De tegenwoordige Regeering kon zonder al te groote inspanniog de rypo vrucht plukken. Eere echter ook aan hen, die in vroegeren stryd niet slaagden, doch voor hun opvolgers den wog hebben geëffend. De namen van een Van Stirum, Rutgers van Rozenburg, Bergansius, Rooseboom en zoovele anderen zullen zeker met die van Eland en Borgesius aan de afschaffing van oen bedenkelijk euvel in onze Staatsinstellingen met dankbaarheid verbonden blyvon. Moge deze belangryke hervorming in ons krygswezen het uitgangs punt worden voor een goede regeling onzer weerkracht tegen vreemd geweld en binnen- landsche onrust." De Telegraaf merkt aan, dat deze Regeering in elk geval nu kan zeggen, niet tevergeefs geleefd te hebben. In het Haagsche Dagblad geeft de beer Heydenryck een hoofdartikel, waarin hy o. a. ontkent, dat in het RegoericgsoLtwerp iets aDti-katholleka lag. Voorts zegt hy, dat, al zou hy uit sociaal en economisch standpunt behoud der plaatsvervanging gewenscht heb ben, de verdediging des vaderlands moet voor gaan. Eq nu op verre na de meeste doskun- digen verk'aren, dat persoonlijke dienstplicht voor een behoorlyke legerorganisatie gevorderd werdt, legt hy zich daarby neder. Hy begrypt echter niet recht, hoe men tot de invoering van dat beginsel kan overgaan zonder eon geiyktydige nieuwe inrichting van het leger. Daarom heeft hem biykbaar zeer verwonderd, dat de heer Vermeulen niet aan zyn voor nemen gevolg gegeven heeft, om uitstel der invoering voor te stellen. En hy vindt het kenneiyk vreemd, dat, nu de heer Vermeulen afwezig was, geen der andere katholieke leden het in zyn plaats gedaan heeft. Ten slotte zegt hy o. a., met zyn artikel te hebben willen doen uitkomen, „hoe wy, vroegere fouten in aanmerking genomen, nog dankbaar mogen zyD, dat één der twee hoofd beginselen van de tegenwoordige Regeering (over Leerplicht nader) op do voor ods meest draagiyke wyze werd geregeld en ook hier eendracht welwillend overleg tusschen de goedgezindeD, heilzaam werkte." De Tijd zegt na de aanneming van het ontwerp o. m. Zonder ons in nutteloos gejammer over den afloop to willen beklagen, stollen wy er prys op, hier nog eenmaal uitdrukking te geven aan de by ons vaststaande meening: dat wy nameiyk hier te doen hebben met een onberaden en noodlottigen stap op het gebied onzer wetgeving. Met een maatregel, die niet enkel aan ons volk in al zyn geledingen een nutteloozen en hateiyken persoonlykon dwang oplegt, maar die tevens op onredeiyke wyze den geldeiyken last onzer zoogenaamde landsverdediging zal verzwaren, zonder eenig workoiyk nut voor de veiligheid van ons volksbestaan, ja, mot gevaar zelfs, dat hetgeen ter verzekering er van heette te geschieden inderdaad strekken zal om Neder land tot het aanvaarden van het vreemde juk op zeer doeltreffende wijze voor te be reiden. En het spreekt dan ook wel vanzelf, dat wy voor ons alle verantwoordelykheid ten aanzien van het genomen besluit van ons afwerpen. Vooral waar dit bo3luit ge nomen werd, zoDder dat omtrent een nieuw ontwerp van legerorganisatie, door dit Kabinet in te dienen, voldoende ialichtingen waren verstrekt. Eq voorts: Wat de stem aangaat, door dr. Schaepman ten gunste van het ontwerp uitgebracht, men zal ons veroorloven, die meer nog dan elke andere te betreuren. Vooral bij de herinne ring aan hetgeen door den wel sprekenden afgevaardigde voor Almeloo op de bijeenkomst te Utrecht ten aanzien van den persooDiyken dienstplicht werd in het midden gebracht, hadden wy gemeend te kunnen verwachten, dat do katholieke afgevaardigden, voor zoover aanwezig, eenstemmig tegen het ontwerp der Regeeriog waren opgetreden. Dat dit niet het geval was, wy maken daarvan Lismand een verwyt. Iedereen moet stommen ten slotte geiyk hy voor zyn geweten zich verplicht acht te doen. En wij kunnon ons overwegingen voorstellen, die dr. Schaepman deden besluiteD, hier tegen het eenparig votum zyner katho lieke medeleden in te gaan. Zo bier aan te geven, achten wy weinig voegzaam. Mis schien hebben wy dienaangaande oen openiyke toelichting van dr. Schaepman zeiven te ver wachten. Maar zelfs ook waar die toelichting ons overtuigde van eenige noodwendigheid, die zich hier deed gelden, van mogelijk belang- ryk voordeel voor land en volk, dat naar zyn schatting door zyu stem viel te bereiken, wy zouden daarin maar moeilijk kunnen be rusten by de gedachte, met hoeveel geharre war van allerlei aard zyn votum het katholieke Nederland 3lvast bedreigt. Gremen^d Nieuws. Door den heer J. P. Lambert, ambtenaar by de telegraphie te's Gravenhage, is uitgevonden een vtiligheidsstelsel voor eleetri8che trams metbovengrondschen stroom toevoer, waarby het gevaar voor personen of voorwerpen, welke door eon of ander toeval met den draad, welke den stroom toevoert, in aanraking komen, tot een minimum is teruggebracht. In de laatste aflevering van „De Natuur" wordt van deze uitvinding een beschryving met teekening gegeven. Het gerechtshof te Amsterdam heeft in appèl bekrachtigd het vonüis der rechtbank te Utrecht, waarby A. L., te Zeist, ter zake van diefstal van veertien centen op het kantoor der gasfabriek aldaar op 26 Januari jl. gepleegd, is veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. Cassatie is aange- teekend. Een lichtstoet te Amsterdam. - Eenigen tyd goledeo werd reeds melding ge maakt van een voorloopig plan voor het vormen by de inbulcigingsfeesten van een zoogenaamden lichtstoet, in den trant van de cortèges aux lumièreswelke vooral in België zooveel opgang hebben gemaakt. Men heeft zich daarby voor te sttllon een grooten optocht van honderden personen, voetgangers en ruiters, staatsiewagens, geheelo muziekcorpsen en zangvereenigingon, voorttrekkend in een schitterende overdaad van licht en kleuren geharnaste ruiters, rydend in den verblinden- een gloed van magnesiumfdkkels, schitterende praalwagens, foDkolend en stralend van hon derden gloeilampjes in velerlei tinten. De electriciteit zal nl. in dit lumineuss plan een groot aandeel hebbtn, maar bovendien zullen allerlei andere method n van verlichting worden toegepast. In een dezer dagen ge houden vergaderiüg hebben verschillende per sonen groote ingenoraenheil betuigd mot het plan, dat intusschen reeds geheel word om schreven, in teekening gebracht en ftaanciëe! berekend. De groote vraag tlft thans alleen, of oeze optocht nog een plaats kan verkrygen op het program van de feestweek en pogin gen worden daarvoor in het werk gesteld, om ook van hooger band steun te verwerven. Op een der t ovenzalen van „Hötel de France," in de Kalverstraat te Amsterdam, werd gisteravond tentoongesteld een teek ning van de groep der Goud- en Zilver-Industrie by den his orischen optocht tor gelegenheid der inhuliigingsfeesten van H. M. ae Koningin. Het geheel is genomen uit den tyd van Prins Maurits. Voorop gaat een banierdrager met h< t gilderaandel, geflankeerd door twee pages. Hierachter volgen eenige gezellen met coor hen vervaardigde schotels, kannen, enz. Zfi worden gevolgd door twee meesters, te paard zittende. Het zyu Paul van Vianen en Jan Lutma, met hun pages. Ten slotte komt de zegewagen, het glanspunt van de gro p. Bovenop troont de IJuelheid, aan haar voeten staan do Kunst en de Smaak. In het mimen staat een kunstvoorwerp, waaraan twee go- ztllen de laatste hand leggen. Het gebeel wordt getrokken door vier paarden. Om het gebeele plan in al zyn pracht te kunnen uitvoaren, heeft de commissie (secre taris de heer Jan Kruis) echter meer geld nooiig. En daarvoor worat de steun ingeroepen van alle welgezinde goud- en zilversmeden in den lande. Per Harwich boot zyn teRotter- dam uit Engeland aangevoerd 73 paarden, bestemd voor de cavalerie hier te lande. Er is weer volop werk aan da maatschappy „De Schelde," te Vlissingen. Zoowel de maatschappy „Nederland" als de Rott rdamsche Lloyd hebben ha; r den louw van een nieuw schip opgedragen voor de maildiensten op Java. Onder Farnsum (Gr.) is een ge heel gezin, bestaande uit man, vrouw en drie kindoren, ernstig ongesteld geworden, ten gevolge van het eten van vleescb, dat af komstig was van een zieke koe. De twee jongste kinderen zyn reeds bezweken. Een aan het RyksLandbouwproef- station te Groningen gedaan onderzoek heeft aan het licht gebracht, dat het besproeien tegen de aardappelziekte geen voor de ge zondheid schadelyko gevolgen heeft. In het loof der besproeide aardappelen bevonden zich koperdeelen, in de knollen echter niet. De Belgische bladen melden het overlydeD van een der gebroeders „Rorique", Lóonce De Graeve, te Cayenne. Men zal niet vergeten zyn hoe de twee broeders door de U) Prinses Ulrike trok een mondjo. Maar z'y raapte haar roman op en Z6tte zich met een gedwongen, onverschillig: „Hy goedl" in be weging. Ditmaal gaf freule Von Petershagen, zonder do verschuldigde égards jegens de prinses, den weg aan den kortsten weg naar het Blot. Zy verlangde er voor het eerst naar, zoo spoedig mogolyk onder de oogen van ma dame Etiquette te komen. Maar het prinsesje kon ook hardnekkig zyn. Al waagde zy het ook ni6t, een omweg voor te stellen, zoo trippelde zy toch zoo lang zaam mogelijk, bleef elk oogenblik staan en grinnikte dan telkens in zichzelve. En plotseling legde zy haar hand op don schouder der hofdame, dwong deze zoo, ook haar stap te vertragen, en verhief zich op de teenen, tot haar lippen byna ter hoogte van Charlottes oor kwamen. En haastig fluisterde zy daarin: „Pet, Lotti, luitenant Von Willröder Lotti dien zou >k wel gaarne eens een kus geven Freule Von Petershagen ontstelde zoo, alsof zij een slag in het gezicht had gekregen. Het hlosd steeg haar plotseling naar hot gelaat. En toen zy h6t naar de prinses keerde, ver schrikte deze evenzeer; zulk een strakke uit drukking had het. Ulrike poogde te glimlachen een ietwat beschaamd lachje, maar het gelukte haar niet goed. Zy kon slechts sta melen, terwyl zy Charlottes hand groep en die vast tusschen haar vingertjes klemde: „Ach, Lotti, woes niet boos; ik heb nu zeker weer iets zeer doms gezegd?" Met een energieke beweging maakte Char lotte haar hand vry. „Er zyn dingen, Door luchtigheid, welke een fatsoenlijk jongmeisje niet bedenkt, nog minder uitspreekt," ant woordde z(j, het hoofd in den nek werpend, trotsch en afwerend. „Daartoe behoort ook uw fantasie van daareven. Wat my betreft, ik zal uw ongepast gezegde zoo snel mogeiyk trachten te vergeten." Nu kwam toch voor een oogenblik de prin- sos in de kleino boven. „Ik verzoek u, freule Von Petershagen zeide zy uit de hoogte. Doch de trots verdween even snel als by opgekomen was. Daarvoor stonden haar oogen nu vol tranen en zy barstte ia snikken uit. „Maar wanneer ik hem nu toch zoo liefheb en hy myn ideaal is! En ik ben toch ook een mensch ik heb toch ook een hart er steekt toch niets verkeerds iD, dat ik 6teeds aan hem moet donken reeds van af het oogenblik, dat ik hem voor het eerst heb gezien toen op de straat ja en gy, Lotti, gjj houdt ook geen zier van my, geen zier anders zoudt gy niet zoo koel en on- vriendelyk, zoo onaardig jegens my zyn!" Dat zeggende, sloeg de prinses haar beide armen om Charlottes hals en deze voelde boe de heete, van tranen vochtige wangen zich tegen de hare aandrukten, hoe het jonge lichaam van hartstochteiyke opgewondenheid beefde. Eq nu verdween in het hart van hot jonge meisje het eerste, alles overweldigende gevoel en maakte voor innig medeiydon plaats. Zy kwam zichzelve plotseling zoo oud, zoo wys tegenover de prinses voor; een byna moederiyk gevoel maakte zich von haar meester. Zacht streek zy over de bloDde lokken, en terwyl zy zich uit de omarming losmaakte, zeide zy vriendeiyk:-„Arm prinsesje! Lief kind bedaar toch wat! Ik wilde immers ni9t hard en koel zyn, ik wilde slechts waar zyn, en de waarheid is dikwyls bitter Op het broede pad konden zy niet biyven staan en in dezen wanhopigen toestand, met de roode oogen, mocht de prinses zich niet in het slot vertoonen. Charlotte bracht Haar kleine Doorluchtigheid daarom naar een zy- paadje, waarin do schemering reeds lichte schaduwen wierp, drukte haar zacht op een bank neer on nam naast haar plaats, terwyl zy nu op haar beurt Ulrikes handen in de hare klemde. „Bedaar toch wat, prinses," smeekte zy telkens en telkens weer. Maar hoe meer zy tot de prinses sprak, des te rykelyker vloeiden haar tranen. Zy vlyde zich echter weer tegen Charlotte aan en smeekte: „Gij moet my helpen, Lotti! Ik stel alloon in u vertrouwen doch liet er klagend op volgen: „Maar gy zyt immers ook als de anderen; gy hebt mij niet lief! Gy hebt trouwens zeker r.og nooit iemand liefgehad, anders zoudt gij wel anders sproken, zoudt gy met my voelen en met my weenen als een goede vriendin." „Lieve prinses, luister eens bedaard naar myi" zeide Charlotte eindelyk ernstig, maar toch vriendeiyk. „Wy willen als tweewerke- ïyke vriendinnen, wanneer gy het toestaat, samen spreken. Ontvang dan van my als oudste den raad deze ongezonde ideeën uit uw hoofdje te zetten. In het gewone leven noemt men dat een bakvischdwepery en men hecht er niet veel aan, want men beredeneert terecht: het zal wel overgaaD. Maar by een vorstenkind is het een ander gevaleen prinses is meer aan het oordeel der wereld bloot gesteld en moet zich daarom ook van haar jeugd af meer leoren beheerschen, mag haar gevoelens niet verraden, moet er met kracht tegen stryden, wanneer die een verkeerde richting nemen In het begin had de prins tamelyk bedaard geluisterd. Nu echter viel zy heftig uit: „Neen, Lotti, noen! Dat kan en wil ik nietO, ik ben volstrekt niet zoo kinderachtig en dom als gy allen wel donkt; ik heb reeds alles by myzelvo overlegd. Ik wil met hem trouwen." „Maar Uw Doorluchtigheid l" „Waarom dan niet? Is een oom van my niet met een balletdanseres getrouwd? En prinses Wennigstedt met een stalmeester? Bah, ik zal myn wil wel doorzetten I Papa doet ten slotte toch altyd, wat ik wil. En hy mag hem zelfs zeer gaarne; dat heeft papa my onlangs nog gezegd. Gy zult het zien, Lotti, gy zult het beleven I En wanneer het volstrekt niet anders gaat, dan moet hy my schaken." Dat alles vloeide onstuimig over de lippen der prinses, en dat alles beredeneerde Char lotte by zichzelve waren phantasieën van een verwend kind, in wiens hart voor het eerst de sluimerende ziel was ontwaakt. Maar mogeiyk, zoo dacht zy ook, kon er wel oprechte genegenheid, werkelijke liefde onder schuilen. Eu juist dat hinderde haar onbescbryflyk. Zoo sprak zy dan eindelyk het harde woord: „Maar, prinses, weet u dao, of hy u ook lief» heeft?" De naam wilde baar niet over de lippen en boe kalm de toon van de vraag ook mocht klinkeD, beofdo er toch iets als angst in, dat het antwoord anders zou uitvallen dan ijj vorwachtte en hoopte. De prinses keek baar eerst met groote, verwonderde oogen aan, zonder te antwoorden. Het kind, dat van iodereen tot dusver slechts liefde en vereering had ondervonden, scbeen den zin der vraag niet dadeiyk te vatten. Zoo dikwijls was haar te kennen gegeven, mis schien ook ronduit gezegd, dat zy de alge» meene lieveling was, dat zij, ondanks alls bescheidenheid, welke in haar aard lag, niet anders kon gelooven dan dat een man, di&k zy liefhad, haar ook moest liefhebben. Er lag iets aandoeniyk8 in dit kinderiyk geloof. tWtrdt verwigd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 9