N», 11733 X>oii<ierclag 26 Mei, A°. 1838 fezs (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Boo ze elkaar kregen. LEIDSCH DAGBLA PRIJS DEZER COURANT: Voor tolden per 3 maanden, 1.10. Franco per post140. Afzonderiyke Nommera 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatoruimte. Voor bet inca68eeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. I, Officiëele Kennisgeylng;en« Paspoorten. De Burgemeeater van Leiden brengt ter kennia van belanghebbenden, dat dagelijks, Zon- en Feest dagen uitgezonderd, doa voormiddugs van 1 12 uren, de Paspoorten voor de Miliciens dozer gemeente, beboorcnde tot do lichting van den Jare 1891, verkrijgbaar ziju tcrGomeeDte-Sccrttao'e (bureau der afd. at. Militie eD Schutterij, kamer No. 9). mits men zich in persoon en voorzien van zijn zakboekje daartoe aanmold.'. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 21 Mei 1898. F. WA8. Eet Centrum zegt onder het hoofd „Zonder ling VerwtJt" het volgende: Hel Nederlcindsche Dagblad toont zich uiterst ontstemd, omdat in De Nederlander het a a- mengaan met de Roomschen weer openlijk wordt aanbevolen. De vr\]-antirevolutionDairen zijn nu geheel uit de gratie by het chri3telyk-historisch orgaan dat aan zyn verontwaardiging in de volgende bewoordingen lucht geeft: „Het bltfft dus voor hen (de vry-antirovo- lutionnairen) wat het was, een zonder va6t beginsel ronddobberen op do baron, een geven en nemen om er maar te komen, en een tac tiek, die opnieuw bewijst, dat de vrij-anti- revolutionnairen geen toekomst hebben, omdat zy bun afgevaardigden grootendeels aan Room- sche hulp te danken hebben en hua verleden Diet kunnen te niet doen." De vraag of de vry-antirevolutionnai:en al dai^-niet een toekomst hebben, blyve hier onbesproken. Wy hebben deze partij niet te verdedigen. Maar wij zouden wel eens een andere vraag willen Stellen, namelijk deae: Op welken grond steunt de verwachting, dat de cbristelyk-hioto- rischen een toekomst hebben? De hooge toon, dien de redactie van Het Ned. Dagbl. tegenover de vry-antirevolution- nairen aanslaat, doet vermoeden, dat zd voor haar eigen party groote dingen ontwaart in het verschiet. Maar nog eens: Op welken grond steunt die verwachting? Waar zyn de legioenen, die het christelyk-historiache hart met trots ver vullen? Dr. De Visser werd ten vorigen jare te Rotterdam gekozen met behulp van anti* revolutionnaire, radicale enRoomsch9 stemmen. De hoeren Bastert en Van Karnebeek zege vierden te Utrecht door toedoen van liberalen radicalen en socialisten. Had men de christeiyk-historischen geheel en al met eigen riemen laten roeien, geen enkel hunner candidaten zou de welkome haeèn der Tweede Kamer hebben bereikt. jja steun van anderen washun onmisbaar en zoo zal het ongetwyfeld ook in de toe komst zyn. Maar is het dan niet een beetje dwaas, dat bet orgaan van zulk een zwakke, onbedui dende, by de gratie van het toeval levende party do vry-antirevolutionnairen gaat kapitte len, omdat dezen op een bondgenootschap aan de stembus vigilecren? Omtrent de Statenverkiezingen zegt Het Centrum: De verki9ziDgen voor de Provinciale Staten roepen ona binnenkort weder in het geweer. Dat deze verkiezingen, behalve een admini stratieve, óók een politieke beteekenis hebbeD, zal wel onnoodlg zyn uitdrukkelyk in herin nering te brengen. De samenstelling der Eerste Kamer staat dus met deze verkiezingen in bet nauwste verband en dit is een reden te meer, om der tegenparty niet het veld ruim te lateD. Er is over dit verband meermalen geklaagd en ongetwyfeld ware er veel voor te zeggeD, dat daaraan een einde werd gemaakt; maar voorloopig zal alles wel by het oude blyven en moeten wy dus by de Statenverkiezingen vooral ook rekening houden met de staatkun dige richting der candidaten. Dit klemt te meer, daar de liberale party in de E.rste Kamer over een meerderheid beschikt, welke geenszins in verhouding staat tot haar getalsterkte in den lande, en zy niet schroomt c. q. van die meerderheid gebruik te maken. Waarby dan nog komt, dat de positie der anti liberalen in de provincies, waar zy een meerderheid tellen, niet overal even vast is. In Gelderland byv. zya wy slechts een paar stemmen in hit voordeel. En Utrecht en Zee land zyn ook geen vaste burchten. Dei halve opgepast en den stryd good voor bereid. Wie zyn över bevaart tot lv t a lerlaatste oogenblik, biyft doorgaans fn hot nadoel. Ook do Arnhemsche Courant bespreekt de verkiezingen voor de Provinciale Staten, die in Geldorland trouwens van groote beteekenis zyn, omdat daar de partyon nagenoeg tegon elkander opwegen. Het blad zegt o. a. De Provinciale Staten hebben nog meer politieke beteekenis door het uit hun midden gekozen college van Gedeputeerden, dan als kiescollege voor de Eerste Kamer. Let men vooral op dit laatste, dan is het genoog van de candidaten te weten, dat zy zullen stem men voor liberale Eerste-Kamer-leden. Maar zegt het blad stemt men met ons in, dat aan de Provinciale Staten èn als provincialen wetgever èn om hun recht van benoeming van Gedeputeerde Staten voor ons openbaar en staatkundig leven een veel grootere beteekenis moet worden toegekend, dan is het niet to loochenen of ook by de provin ciale verkiezingen mag men zich niet meer tevreden stellen met de algemeene verklaring, dat de voorgestelde candidaat „liberaal" is, maar dient gelet te worden op de scheiding der geesten, welke, ia de laatste jaren-vooral, door .de verschillende vraagstukken van socia len aard ontstaan,, zy 't ook langzamer d«n veleu zouden wenschen, niettemin onafgebro ken doorwerkt. Ook de Provinciale Staten, vooral het uit hun midden gekozen college van Gedeputeerde Staten, hebben een taak te vervullen ter ver betering van de algemeene maatschappelyke toestanden. Ook van hen worden beslissingen gevraagd in vraagstukken als de bepaling van maximum-arbeidstyd en minimum-loon in bostekken van openbare werken, verzeke ringen tegen ongevallen en ziekten, zoolang en voor zoover niet de staatswet daarin voor ziet, of do zorg voor don ouden dag van lagere ambtenaren en werklieden; het provin ciaal bestuur regolt voor eon grooten staf van ambtenaren de bezoldig g en heeft voor ten minste een even groot i antal het toezicht op di9 regeling door lager» ou&curen; hot gede puteerd collego hooft door zyn uitgebreide administratieve rechtspraak en door zyn con trole op de bestuursmaatregelen der gemeen ten, door zyn wetgevende macht en zyn toezicht op water- en landwegen, zulk een overwegenden invloed in ons inwendig bestuur, dat het by eonig nadenken niemand onver schillig kan zyn, welke denkbeelden omtrent sociale staatszorg de meerderheid van Provin ciale en Gedeputeerde Staten is toegedaan. Eq daarom is het plicht voor hen, die zich by de hervormingsgezinden aangesloten en onder do vaan der Liberale Unie in 1897 aan den stryd om de meerderheid in de Tweede Kamer deelgenomen hebbeD, ook by de keuze hunner candidaten voor de Provinciale Staten aan die beginselen trouw te blyven. Htt blad verklaart vooits riet te bedotlen, dat zyn geestverwanten in elk district uit sluitend met eigen candidaten zullen optreden. De tactiek der minderheden moet wezen om door samenwerking één of meer der party althans in herstemming te brengen, terwyi men door eigen candidaten voor allo open vallende plaatsen te stellen, gevaar loopt reeds by de cor3te stemming geheel uit te vallen. Nu de politieke tegenstanders allereerst het oog hebben op de keuze voor de Eerste Kamer, mo9t dit ook de tactiek bepalen voor de liberalen. Waar aftredende niet-clericale leden zich niet herkiesbaar stellen, eischt de voorzichtigheid, overleg te plegen met de meer behoudende liberalen zoowel als met de meer radicale elementen, opdat niet door versnippering van krachten den tegenstanders de ovorwinning gemakkeiyk worde gemaakt. Eq dat overleg moet reeds aan de eerste stemming vooraf gaan, wil men niet, dat uit den stryd by die eerste stemming een verbittering nabiyve, welke de noodzakelijke samenwerking van alle anti cloricalen by de herstemming verlamt. Meer nog dan voor de geheel vrygevallen zetels geldt dit voor die districten, waarin door een drachtige samenwerking één of meer plaatsen te winnen zyn. In De Tijd treffen we onder bet opschrift „Hervormingen" by het departe ment van financiën het volgende in- 'gezonden artikeltje aan: Nu de steeds stygende uitgaven nog door llerlei plichtplegingen jegens leger en school dreigen te vermeerderen, schynt men aan het Miiiiterie van Financiën minder bevreesd te worden voor inbrekers, die toch op een be rooide kas niet afkomen. Immers, het aantal deuren voor den hoofd ingang van ons financieel departement is met twee verminderd. Tot dusverre waren er, behalve de dubbele hoofddeur, die overdag altyd openstond, twee paar tochtdeuren, waarvan echter één paar overdag ook nooit gesloten was. Alsof dit nog geen afsluiting genoeg was, stond op het bordes een armeiyk houten tentje, dat een marquise moest verbeelden en ook twee deuren had, die gedurende bureautyd al even min dicht waren als de hoofddeur. Maar ze konden dan toch dicht. Deze marquise nu is met haar deuren weggenomen, zoodat men nog slechts drie paar afsluitingen over heeft. Kouwelijke of vreesachtige ambtenaren zul len dit geen verbetering noemen, doch het is er wel degeiyk een. Het Griekschachtige front toch een paar kolommen met een opeenstapeling van steenblokken tot aan de daklyat prykt thans, daar het behalve van het leelyke tentje ook van een verflaag is ontdaan en opgekalefaterd wordt, in onge repte schoonheid, al iykt het wel een vlag op een aachschuit. De gevel toch is van heel modesten bouwtrant. Van de gelegenheid dezer restauratie is gebruik gemaakt, om het allen, die met den Minister van Financiën of zyn grooten staf wat te maken hebben, wat gemakkeiyker te maken een voorkomendheid, die men van het departement der belastingbiljetten niet gewoon is. Moest men tot dusverre zoeken, waar men wezen moo3t, nu staat boven den ingang met bescheiden roode lettertjes: „Ministerie van Financiën." Met bescheiden lettertjes, zoo geheel ia overeenstemming met den aard van het Departement, waar o. a. de vermogensbelasting is uitgebroed; met roode lettertjes, zooveel mogelyk in overeenstemming met de kleur van het Kabinet. In De Bode, orgaan voor onderwyzers, komt het volgend schryven voor van den beer A. De Witte, te Vlaardingen, aan dr. P. H. Ritter, te Amsterdam: Zeergeleerde Heer! Zondag 24 April veroorloofdet Gy u in een overigens van liefde en teederheid overvloeiende preek, de volgende woorden aan het adres der onderwyzers te richten: a. we beleven oen tyd, dat de onderwyzers optreden op ruwe, niet te qualif iceeren w y z e; b. er i3 voor hen geen moraal meer; c. als ze wisten, wat zo dedeD, zouden ze de oogen van schaamte neerslaan. Deze woorden, met pakkend pathos uitge sproken in een kring van menschen, die weinig of niets van de onderwyzersbeweging onzer dagen afweet, moeten een indruk teweeg ge bracht hebbeD, dat de tegenwoordigo onder- wyzer een W6zen is van het laagste allooi. Ik meen, dat de onderwyzers recht hebben óf op herroeping óf op motiveering van Uw vernietigend vonnis. Daar U èn als persoon èn als schrijver van paodagogische schetsen niet do eerste de beste bent, achtte ik hot gewenscht Uw merk waardige uitspraken niet onopgemerkt to laten voorbijgaan. Vlaardingen, Uw dn., 26 April 1898. A. De Witte. Dr. Ritter, hierop antwoordende, zegt in de eerste plaats, dat by niet „zonder uitzon dering allen" bedoeld heeft, „die in Nederland het ambt van onderwyzer bekleedeD." Voorts teekent de schryver by de drie pun ten (a, b on c), door den heer Do Witte ge noemd, het volgende aan: a. dat oen ruw optreden van onderwyzers nier alleen door my wordt geconstateerd. Vó3r my ligt een zacht gestelde Memorie van B. en Ws. vaQ Amsterdam, waarin gewaigd wordt van „onbeschaafde wyze". Vóór my ligt een Algemeen Verslag, waarin door een verdediger der onderwyzers sommige „vormen" ala „onsympathiek" en „onverstandig" wordon „afgekeurd". En, om tot mijzelf terug te keeren, vóór my ligt een reeks citaten uit artikeleD, door onderwyzers geschreven, voor welke het woord „ruw" een nog te zachte uitdrukking is. Ik weet inderdaad het feit niet te qualificeeren, dat menschen, wier onmid- deliyko roeping is het opkomend geslacht t9 beschaven en dat opkomend geslacht een afkeer in te boezemen van zulke uitingen, zelf zich aan zulk proza bezondigen; b. dat, naar myn herinnering, de uiting dezs was: „dat het zesjarig kind by zyn intreden in de schooi uit do hand zyns vaders wordt ovorgenomen door een onderwyzer, voor wien moraliteit oen onverschillige zaak is, dat is, enz."; en dat ik hierby dacht aan een volzin, die thans in originali vóór my ligt, en aldus luidt: „Moraliteit is in onze door en door be dorven maatschappy oen onding." Door u zal worden toegegeven, dat dit origineel nog iets sterker is dan myn aanhaling; c. dat ik niet geschokt ben in myn over tuiging omtrent hetgeen geschieden zal, wanneer zjj, die zich een en ander hebben aan te trekken, tot andere gedachten komen. Wordt het hun helder, dat een beschaafd man eenig en alleen zyn kracht zoekt in do kracht zyner argumentenwordt bet hun helder, dat moraliteit niet is een onding in onze door on door bedorven maatschappy, maar dat mora liteit het eenige zout is, dat een maatschappy voor algeheel bederf kan behoeden, en wordt het hun duideiyk, dat de ouders met kloppend hart, wat zy boven hun leven liefhebben: hun teere, reine kind, aan hen toevertrouwen, er op rekenend, dat dit kind Diet van ben zal afzienruwe vormen, noch van hen zal leeren, dat moraliteit een onding is, wordt hun dit eenmaal helder, dan geloof ik, dat zy ten aanzien van hun vroeger bestaan stil zullen wordon. Laat ik, om reeds by voorbaat mogelyk misverstand af te snyden, 1 ier nog aan toe voegen, dat ik op geenerlei politieke richting hot oog had of heb. 6) Nu was toch het oogenblik gekomen, om haar te zeggen wie ik was, doch ik, mispunt, hoorde dat lieve stemmetje trillen, zag lioe ze op het punt stond haar bekentenis te beginneü, en kon niets uitbreDgen dan een half door ontroering, half door nieuwsgierigheid ondui- delyk uitgesproken „nu?", wat baar voldoende scheen te zyn. Intusschen waren we op een vensterbank gSan zitten, half verscholen achter do gordy- n#nmen zou gèen betere- plaats hebben kannen vinden om zoo'n bekentenis -aan te heoren. Ja, weet u," zei zy zachtjes, „ik vind hom erg aardig, hy valt byzonder goed in myn smaak, maar ik kan niet uitstaan, dat hy altyd allen jongen meisjes het hof maakt." Maar dat do9t hy niet!" zei ik, in het Yolle bewu8*zyn myner onschuld. Jawel, dat doet hy wel! Waarom Zond hy anders dadelyk dien bouquet, Voordat h'y nog kon gissen hoe en wie het nichtje was? ;En dan die bespottelyk overdreven brief dat liep de spuigaten uit l" Dat was alleen bedoeld als een attentie tegenover my," zoo verdedigde ik mijzelf met heel veel warmte. Ja, maar hy is altyd zoo'n flirt," zei laas boos; „gisteren op het ys was by weer druk bezig een onooglijk-uitzi9nd klein meisje het hof te makon, mij zag hy absoluut niet, zeg ik u; het is een schande! Eu als ik hem ontmoet, dan erger ik mij zoo vreeseiyk aan hem, dat ik niet anders dan onvriendelyk tegen hem kan zyn. En van natuur ben ik dat toch niet, wel, tante?" Eq haar klein handje drukte do myne ik vreesde het ergste en durfde baar hand niet firukkenl Tantetje!"-zoo ging Ines, na een poosje geaarzeld te hebben, voort: „neemt u het my niet kwaiyk, maar praat nu niet zoo hoog meer, het klinkt zoo komiek, het past niet by de ernstige zaak, die we bepraten, toe, spreek nu weer gewoon, dan zou ik veel b6ter op myn- gemak zyn." •Dat was een- prachtige inval van haar! Het zou een mooie scène zyn geweest, als ik opeens myn hard, laag stemgeluid bad verheven! Nu myn laatste reddingsmiddel my word ontnomen, kon ik eigeniyk even goed myn masker afleggen. In myn angst zocht ik nog een uitvlucht. Voorzichtig keek ik naar alle kanten om my heeD, en begon fluisterend en zoo toon loos mogelyk te praten. Ik kan niet praten als gewooniyk", fluisterde ik, „dicht by ons staat iemand, die ik zeer goed kon, kyk, die heer in dat Spaan- sche ko3tuum, by luistert voortdurend naar wat wy zeggen als ik zoo zacht praat, hoort niemand wat en men kan toch ook do ernstigste dingen fluisterend behandelen." Zy dacht een oogenblik na. U hebt misschien geiyk", zei zy zuch tende, „maar zeg nu eens, tantetje, gelooft u werkeiyk, dat Zy zwoeg en legdo haar masker af, het was alsof het haar te warm werd daarna draaide zy haar bekooriyk kopje op zy en bleef ernstig peinzend voor zich kyken. Dat?" herhaalde ik onbarmhartig; ik hield my oxpre3 dom, mijn uur van wraak was geslagen. Dat hy een heel klein be6tje van my houdt?" zei zy aarzelend en met veel moeite, terwjjl zy haar gezichtje in haar handen vor- borg, „ondanks zyn manie om allen meisjes het hof te maken, gelooft u, tanto?" Myn heele verdere leven heeft het my be rouwd, dat ik op die vraag niet met een driewerf herhaald „ja" heb geantwoord. Doch ik trachtte myzelf te beheorschen, hoeveel morite het my ook kostte. Ik dacht: dit is waarschynlyk de eenige gelegenheid, haar oen boetpreek te houden het leven heeft my geleerd, dat ik op dat oogenblik een goed inzicht in de zaken had en begoD zoo zacht en lieflyk als het zuidenwindje, dat door d9 boomtoppen ruischt, een zeer goed doordachte redevoering. Nu, nu, kindje, je bent wel een beetje zwaartillend op dat punt! Onze luitenant is misschien eea beetje lichtziunig (hoe was het my te moede by die bekentenis), ofschoon ik er niet aan geloof (dat was werkeiyk zoo, ik protesteerde altyd in stilto als ik mijzelf zoo slecht maakte„maar je moet het eerst met jezelf eens zyn, wat jo eigeniyk wilt. Hij houdt heel veel van je dat heeft hy my zoo en zoovele malen gezegd!" Tante 1" riop Ines uit, terwyi zy van haar stoel opsprong. Ik trok haar weer naast my op de venster bank. Maar hy zal zich niet lang meer zoo onvriendelyk laten behandelen", ging ik op ernstigen toon voort; „je ziet, dat hy van avond ook Liet hier is als hy nu eens heelemaai niet moer by ons kwam?" Zy liet haar kopje hangen en antwoordde niet. Ik kon ook niets meer zeggen - ik had het gevoel alsof myn koel toegeschroefd werd, ik liet myn hoofd op myn hand ru3ten, alsof ik ernstig over de ingewikkelde geschie denis nadacht. 13 uw hoofdpyn weer erger geworden, tantelief?" zoi Ines op hart9iyk bezorgden toon, „en ik, groote egoïst, zit u nog te vervelen met myn gebabbel, wilt u Diet liever naar huis gaan? Wel is waar ben ik voor het souper gevraagd on is myn balboekjo geheel vol, maar ik zou toch zoo graag met u mee gaanik heb een hokol aan den heolen boel hier." Dat was hot toppuntdat voorstel bedreigde op onherroepelijke wyze myn incognito. Neen, dat gaat niet, je moet hier blyven," zei ik op vaston toon, „'t zou eenalteonbe- leefden indruk mak9n als je zoo, zonder iemand goeden dag to zeggen, weggingt. Kom, ga nu weer naar mevrouw Massenburg, dan kunnen we morgenochtend alles nog eens bepraten. Maar wooa voortaan wat vriendelyker togen Rotenberg," voegde ik or dreigend by„maak het niet al te bont." loos was zoer stil geworden en liet zich, zonder iets te zeggen, naar haar „balmoeder" brengen. Zoodra ik haar kwyt was, holde ik, zonder aan myn waardigheid van vrouw en aan myn kostuum te denken, de trap af, rukte myn masker af, sprong in een rytuig en rood zoo hard bet paard loopen kon naar het huis van myn liove, oude vriendin, om haar myn hait uit te storton. H3t noodlot scheen my dion dag to vor- volgen; in de gezellige huiskamer branddo nog licht. In het volle bewustzyn van myn* good rGcht de oude dame al myn aangenarao en onaangename ervaringen op elk uur van den dag te kunnen meedeelen, trok ik hard aan de bel harder dan ik hot had willen doen, hot was al byna halfelf en ia huis was het doodstil, zoodat do bel luidde alsof hot huis in brand stond. Het moisje, dat my opendeed, kon haar oogen byna niet openhouden van den slaap, en scheen niot bepaald in een rooskleurige stemming te /.yn. - Da juffrouw wildo juist naar bed gaan," zei ze op scherpen toon. Zy nam my van het hoofd tot de voeten op; myn kostuum kwam haar verdacht voor, ze scheen r.iet veel lust te hebben mij binnen te laten. Vraag eens of do juffrouw mü een oogonblikje kan ontvangen; ik heb haar ieU zeer gewichtigs mee te deelen." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5