BP. 11728, Vrijdag SO Mei. A*. 1893 feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven* PERSOVERZICHT. Feuilletons LEIDSCH DA&BLAD. PRUS DEZER COURANT! Voor Leiden per 3 maandenr v f 1.10, Franco por postt 4 t 1.40. Alzonderlyko Nommers 0.05. PEUS DEK Ai) VERTENT IEN Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Orootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. Tweede Blad. In een „Brief uit de Hofstad" in de Am- hemsche Courant lezen we: Waar hebben we in vredesnaam onze di plomaten en consulaire ambtena ren voor, indien ze nog niet een9 in staat zyn, de Regeering in te lichten omtrent den staat der gemoederen in een vreemd land, waarheen onze Vorstinnen een uitstapje wil len maken? Toen de Pransche minister van buitenlandsche zaken», met al de kleingeestig heid, die aan een groote natie niet betaamt, een, ten overvloede volkomen ongemotiveerde en tot een verkeerd adres gerichte, intimida tie tot het kleine Nederland richtte, vond hij den gezant te Parys-terstond beroid om Zyn Excellentie onderdanig en gedwee ter wille te zijn, ofschoon de gezant van de gemoveerde quaestie niet op de hoogte was, maar, eebt hoffelijk, de Hanototelyke onfeilbaarheid gaaf en ten volle aanvaardde. Hot ware te wen- schen geweest, dat onze gezant te Rome zich even actief had getoond, toen het gold, voor de veiligheid, misschien wel voor hot leven onzer Vorstinnen te wakenof zijn onze diplo maten inderdaad alleen bestemd om den bui- tenlandschen machthebbendon hetschoei sel te kussen? In een der dagbladen kwam onlangs het bericht voor, dat de vrijwillige oefenin gen in den wapenhandel voortaan komen onder de leiding van den hoofdofficier voor het Reserve kader. Dit is een groote stap in een goede richting. Te vèr verdeelde leiding is geen leiding. Aldus een artikel in De-Avondpostr belang rijk genoeg om het hitr over te nemen. De vrijwillige oefeningon in den wapenhan del moeten één geheel vormen mot-de voor bereidende oefeningen van de adspiranten voor het resorvepersoneel, ook wanneer die oefenin gen dienstbaar kunnen zijn aan depractische vorming van reservenisten, die met groot ver lof zijn. Dit orderwjjs dient in ééne hand te zijn. Zoowel het onderwijs, het personeel en het materiêol als de Schatkist zullen er door gebaat worden. De gronden voor deze bewering zijn de volgende: Thans reizen de hoofdofficieren, toegevoegd aan de bevelhebbers in de militairo afdeelingen, het land af om in de gemeenten on bij school- autoriteiten de zaak der vrijwillige oefeningen te regelen en daarvoor steun te vragen. Deze officieren worden op den voet gevolgd door de officieren voor het Reservekader, waardoor men bij de schoolautoriteiten niet zelden groote begripsverwarring ziet ontstaan, die aan de medewerkiDg niet teD goede komt. Is de zaak geregeld, dan begint het reizen en trekken van officieren, onderofficieren en korporaals, ja zelfs soldaten, voor de instructie, terwijl wapens en leergoed van de eeno plaats naar de andere worden gezonden, ook al niet zonder kosten, schade en moeite. Dan worden vele officieren aan den dienst onttrokken door dat reizen; eveneons geldt dit voor de onderofficieren en korporaals. Een belangrijk geldeiyk bedrag voor reis- en ver blijfkosten is er mede gemoeid. Vergissen wij ons niet, dan bedroeg dit in 1893 ongeveer tachtig duizend gulden: in éón jaarl En welke resultaten heeft dit onderricht? Vaak blijven de leerlingen weg, zonder eenigo kennisgeving, en kan de instructeur onverrich- terzake torugkeeren, en dat in den winter! Alle kosten waren soms vergeefs besteed en de les kon niet wordon iDgehaald. Bij dit geldelijk bedrag komt nu nog, dat, wat vereischt wordt voor don theoretischen cursus voor het Resorvepersoneel, van October tot Mei. Ook voor dezen cursu3 zijn aanhou dend officieren, onderofficieren on korporaals op reis, en wordon wapens en leergoed heen en wesr gezonden, verl kosten gemaakt, ook al met onvoldoend resultaat. Dit komt, omdat men goen ander dwangmiddel heeft dan ver wijdering van het onderwijs, een middel, dat men niet gaarne te vroeg toepast, om de zaak niet te schaden. Zoodra echter de persoonlijke dienstplicht is ingevoerd en in werking treedt, zal het eigen belang sterk medewerken, om dat ver zuimen van lesson en oventusale verwijdoring tegen te gaan. Daarop kan men 6taat maken. Geen sterker drijfveer is er bjj de grocto massa dan het eigenbelang. Men bediene zich dan ook van die drijfveer. Om nu vele van de hier genoemde nadoelen op te heffen en er vele voordeelen voor in de plaats te krijgen, stellen wij zoer bescheiden voor: lo. In elke plaat?, waar geen garnizoen is, en toch militair onderwijs moet worden ver strekt, een gediplomeerd militair instructeur aan to stellen, op aan te duiden voorwaarden en een vast te stellen programma van onder wijs, theoretisch en practisch. Dit kan even goed als dat een onderwijzer in gymnastiek, in dansleer, een masseur, enz. een cursus houdt voor verschillende, vaak talrijke klassen. 2o. Men kieze daarvoor oud-militairen, die geschikt en genegen zijn, tegen billijke beloo- Ding naar gelang der sterkte van de klassen bijv. jaarlijks f 400 tct f 500 - onderwijs te geven. Ook gepensionneerdon kunnen daarvoor in aanmerking komen. Velen zullen daartoe genegen zijn. 3o. Men eische, dat bedoelde instructeurs om de twee jaren bewijzen van bekwaamheid geven voor een militaire commissie, zoodat het diploma twee jaren geldig is. 4o. Mon benoomo voor elke provincie een kapitein, belast met de leiding van en het toezicht op vorenbedoeld onderwijs en do regeling van alles, wat in de provincie op het Resorvepersoneel betrekking beeft. 5o. Men rogele de bezoldiging van de mili tairo instructeurs zoodanig, dat zij noch voor verder personeel, noch voor het onderhoud van materieel eenige kosten aan het Rijk in rekening brengen. Dit is het voordeeligst. 6o. Door het Ryk worden overeenkomsten getroffen met de gomeenten tot beschikbaar stelling van lokalen, voor verwarming on verlichting, waarvan de verrekening der kosten ook tusschen het wederzijdsch bestuur ge schiedt. 7o. Zoowel het personeel als het materiëel komt onder het bestuur van den hoofdofficier voor het Reservepersoneel of het Reserve kader. Bljjkt de omvang der werkzaamheden voor één persoon te groot, dan benoeme men één voor het personeel, het onderwijs en de te houden examens, en één voor de admi nistratie en het materieel. 8o. Het officierenpersoneel dient, byv. ge durende vijf jaren, uitsluitend onder den hoofd officier voor het Reservekader en wordt be schouwd als te zijn in speciale betrekking, zoodat geen andere of corpsdiensten worden verricht. 9o. Is in oen plaats het aantal leerlingen te groot voor één onderwyzer, dan detacheere men daar ter plaatse een onderofficier als mede- of hulpinstructeur, wanneer de ge diplomeerde instructeur zelf niet kan voorzien in het toevoegen van onderwijskrachten. Wordt deze regeling ingevoerd, dan ver wachten w\j daarvan voordeel voor de Schat kist, voor het onderwijs van het Reserve- personeel, voor oud-militairen on gepension- neerden, voor de eventueele legerreserve, voor de officieren, en niet het minst voor 's lands belang, door aankweeking van een fri3schen, opvo9denden militairen geest onder jong Holland, de mannen, die de toekomst op hun schouders dragen. Het Predikbeurtenblad te Amsterdam voegt aan de bespreking van een nieuwe serie oraDjeliederen den volgenden bohani- gingswaardigen wenk toe: Alleenlijk zouden wij met allo beschei denheid vragen: Krijgen wij niet te veel kro- nings-, inhuldigingsoranjeliederen? Waar moot het heen, als ieder, .wiens geest getuigt, om het oven of hij geboren dichter dan wel slechts rijmelaar is, zich nog laat hooren? Er bestaat een Latijnsch vereje, dat naar een vrjje vertaling aldus luidt: Jongens, laat den duiker neor, Want het veld is volgeloopen, 't Land behoeft geen water meer. Zoo zouden wij thans willen zeggen: Oranjedichters, staakt uw pogen! 't Begint te scheem'ren voor onze oogen, En 't land heeft nu reeds zang genoeg." Het schrijven van prof. Kern in Insulinde geeft der redactie van dat blad aan leiding tot een vraag aan den hoogleeraar, nl. of deze afkeurt ons systeem op Java, om door middel van de hoofden de bevolking te besturen, door welk systeem het ons mogelijk geweest is oen zoo uitgebreid gebied met een bevolking van vijfmaal die van Nederland te kunnen regeeren met een belachelijk kleine troepenmacht. „Verheffing van Indische volken tot ons be schavingspeil is tot nu toe in Azië, in de tropen, aan geen enkele koloniseerende natie gelukt. Op gevaar af, dat prof. Kern ons zal aan zien voor den typischen, lichtschuwen en be krompen oud-gast, beschouwen wij een serieuze poging tot peilverbeffing van de inlanders tot ons niveau als monnikenwerk. Zeker, er kan, vooral van rogeeringswege, meer gelet worden op humane behandeling van hoofden en volk, maar overigens zondigt het denkbeeld van prof. ICorn in onze oogen aan onduidelijke formuleering en algemeenheid. Het is ons niet duidelijk, hoe by zich voor stelt, dat wij in Indië dan te werk moeten gaan. Het ligt wellicht aan ons: misschien zouden wij geheel met hem meegaaD, wan neer wij wi3ten, welke denkbeelden hij voor staat. Mogen wg daarom prof. Kern met aandrang vragOD, om ten deze wat meer in bijzonder heden te treden?" Prof. Kern publiceert het volgende antwoord in bet Exportblad: De Red. van Insulinde vraagt my, of ik het systeem, om op Java door middel van de hoofd3n do bevolking te besturen, afkeur. „Die vraag berust op misverstand. Ik heb in 't geheel niet van een regeeringsstelsel gesproken, maar nu my die vraag gedaan wordt, wil ik gaarne een kort en duidelijk antwoord gevenik keur dat stelsel niet af, integendeel. Aan die vraag wordt vastgeknoopt de opmer king, dat verheffing van Indische volken tot o n 8 beschavingspeil tot nu toe in Azië, in de tropen, aan geen enkele koloniseerende natie golukt is. Hieromtrent veroorloof ik mij den redacteur van Insulinde te verwijzen naar mijn rede, uitgesproken op het Nederlandsch Taalcongres te Dordrecht in het vorig jaar. Daaruit zal hem blijken, dat ik de inlanders van den Indischen Archipel niet zou willen verouropeeschenintegendeel voor hen een opvoedingsstelsel zou wonschen gehuldigd te zien, waarbij al hun nationale eigenaardigheden behouden werden, maar dat sluit niet uit vooruitgang in overeenstemming met den volksaard en de tegenwoordige behoeften der inlandscho bevolking. In meer bijzonderheden kan ik niet treden, ten minste bier niet. Is het den redacteur van Insulindedie, indien hy op Java zyn oogen en ooren open heeft gehad, heel goed moet weten aan welke onbeschoftheden jegens inlanders, zelfs hooggeplaatste en hoogstbe- schaafdo inlanders, verscheiden ambtenaren zich schuldig makenis het, herhaal ik, hem ernst te weten welke denkbeelden ik voorsta, dan wil ik hem die privatum gaarne mededeelen." „Haagsche Sprokkolingen" in het Utrechisch Dagblad geven het volgende te lezen: Op economisch en practisch terrein kan het geloof in een betere toekomst geldelijk ern stige gevolgen hebben. Dat ondervinden al thans voorloopig de coöperatieve deelhebbers in de zg. tuinvereeniging van Eigen H u 1 p, die over bet vorige jaar een negatieve dividend- uitkeering, nl. een verlies van ruim 1300, genieten. Het bsstuur kondigt aan, dat dit byna zeker in 1898 zal worden ingehaald, en mis schien zijn er dus bijzondere uitgaven van eerste inrichting geweest, die de winst verslonden hebben, zoodat er geen ongunstige gevolg trekking over de levensvatbaarheid uit is op te maken. Maar is dit zoo, dan zou er wellicht uit dit geval zijn af te leiden, dat men zeer voor- deelig in kruidenierswaren kan coöpereeren en zelfs coöperatief op vleescb winst kan maken, maar dat voor het uitventen van groenten bijzondere vakkennis en handigheid noodig zijn, die een gepensionneerde kolonol bijv. met den besten wil niet kan ontwik kelen. Deze vorm van coöperatieve vere9niging heeft dan ook zeker nooit mijn ingenomenheid gaande gemaakt. Er i9 nog nooit geblekeD, dat do lieden, die met wagens of handkarren groenton venten, daarop een bovenmatige winst maken en binnen eenigo jaren rijk zjjn; er was dus geon reden voor coöperatief optreden. Integendeel zijn die uitventers in den regel kleine luyden, die maar met moeite aan een weekgeld komen; dus was er alle reien om hun dat bestaansmiddel niet te betwisten of te ontnemen, ten einde misschien 4 of 2 centen daags uit te sparen op gemiddeld 25 cents groente. Nu „Prinzipienreiterei" of onverzadigbare winzucht er toch toe deed besluiten, zal het mij dus, ronduit gezegd, volstrekt ge9n leed doen, als de coöperatieve tuinbouwhandol geen dividend-vruchten geeft en ten slotte als mislukt wordt opgeheven. Dezelfde sprokkelaar schrijft in verband met een ander onderwerp: Zeer bedenkelijk schijnt mij een metbode, dezer dagen door de couranten toegepast De rechtbank veroordeelde een zg. zaakwaar nemer wegens daadwerkelijk deelnomen aan frauduleuze handelingen, maar in de berichten las men alleeD, dat „een zaakwaarnemer" was gevonnist. Het beroep is over het alge meen niet zoo achtenswaardig, dat mij do reputatie der niet-veroordeelden bijzonder zou ter harte gaan; er zijn, natuurlek, eerlijke Ü9den onder, maar verscheiden hebben toch wel eens wat verdiend aan de cliënten, die in den regel niet van betere conditie werden doordien ze zich tot den „rechtskundige" wendden. Maar in elk geval had de wel-ver oordeelde toch, dunkt my, ten volle verdiend, dat men hem althans voor hot publiek had gesignaleerd als oen onvertrouwbaar raadsman. Mij dunkt, dj Pors kon op dit terrein zichzelve herzien: wat minder „schetsjes" uit de rechtszaal, wat minder berichten, dat oen „man" of „oen glazenwasschei" oen paar dagen kreeg voor verzet of iets dergelijks, maar daarentegen o; e lijk spreken, waar het publiek behng door het noemen van namen zon gobaat worden. Kerkelijke Boriehten. Katwijk aan Zee Ger-.fiorm. Gem. Donderdag, Hemelvamtsdag, des avonds te zes uren ds. G. Wielenga, van Katwijk a.1. Rijn. Na de verhuizing. i) Op het perron van een klein station tus schen Maastiicht en Venloo stond een slanke jonge man in donkore kleeding. Aan zijn houding en bewegingen herkende men in hom onmiddellijk den officier in burgerkleeding, ook al had men den witkiel achter hem niet gezien, die, behalve een grooten mantel, ook een sabel droeg en een doos, waarin een achako moest geborgen zijn. Het was een heldere, koude dag in de eerste helft van Januari; een scherpe wind blies over het porroD, die de reizigers zoo spoedig mogelijk hun plaatsen deed opzoeken. Ook de jonge officier zocht naar een goed plekje, toen hij, langs den trein loopendo, plotseling voor het portierraam van een coupé e0rsto klasse een allerliefst meisjeskopje te voorscb\Jn zag komen. Verbaasd bleef hij staan; hij scheen zijn oogen niet te kunnen gelooven; maar onmid dellijk daarop nam hij zeor beleefd zijn hoed af en ztide: - Juffrouw HoogeDraadwat een on verwacht genoegen u te zien Uit zijn toon sprak zooveel oprechte blijd schap, dat het geen wonder was, dat het jonge meisje bloosde. Om dat.te vorbergen, bracht zy haar mof iot op do hoogto van haar neus, zooiat alloen nog maar haar mooie, donkerblauwo oogen zichtbaar waren. Toen zy een oogenblik later de mof liet zakken, was de blos geweken en zeide zy heel kalm: Hó, bent u daar, myoheer Van Es! Ik had u waariyk niet hei kond. De jonge man draaide met zyu rechterhand de punt van zyn linker-knevel op, om een glimlach te verborgen, die deze voor hem zeer onwaarschynlijke raededeeling by hem te voorschyn riep. Daarop vroog by: Waar gaat u naar toe, juffrouw Hoogen- raad? Naar Den Haag, antwooordde zy. Papa is tot raadsheer in Den Haag benoemd Mama is met de kinderen vooruitgegaan, om het huis vast wat 'in orde te brengen, en nu gaan papa en ik ook daarheen. Reist u met uw vader? vroeg Van Es op een tooD, waaruit groote teleurstelling sprak. Ja. Wat dunkt u, zou hy er tegen hebben als ik in deze coupé plaats nam? Zy antwoordde eerst niet, maar begon te lachen. Zou ik hot maar wagon? Ik weet het heusch nistzeide zy ondeugend. Komik probeer hetriep hy uit, toen do conducteur, langs den trein loopendo, riep: InstappenI instappen, hoeren! De portieren werden dichtgeslagen. Van Es had den witkiel, die hem zgn bagage nadroeg, een wonk gegeven; hy opendo de coupé, nam zgn goed in ontvangst en zocht een plaatsje. Zoodra hg zyn besluit had genomen, was bet jonge meisje naar den tegenovergeitelden hoek van het rytuig gevlucht en zat daar nu doodbedaard, met een onschuldig gozicht, alsof zg haar plaats geen oogenblik veilatoa had. Tegenover baar op de bank lag, in een pels gewikkeld en onder reisdekens begraven, do hser Hoogonraad, do pas bonoemde raadsheer in het gerechtshof te 's-Gravcnhage, in het aller slechtste humeur, dat zich maar denken laat. Nauwelijks was de coupé door Van Es ge opend, of er drong zulk een yzige luchtstroom naar binnen, dat de raadsheer overeind vloog en, zgn pels vaster om zich heen trekkende, een woedenden blik wierp naar don nieuwen medereiziger, terwyi hy tevens op eon ver- vaarlgke maoier begon te niezen. Goeden avond, mynbeor Hoogenraad, zoide Van Es op zijn vriendeiykston toon; maar een dof gebrom was het eoDig antweord, dat daarop volgde. In het algemeen was mynheer Hoogenraad altgd onvriendeiyk en norsch tegen de jongelui, die het gezelschap zyner dochter schonen te zoeken; want dan reos by hem onmiddellijk de angst, dat zyn rust verstoord zou worden, dat zgn huis in rep en ro=r zou worden gebracht, dat er uitzetten betaald moesten worden -en bruiloftspal tyen gegeven. Maar si echter oogenblik had deze pretendent, want dat was Van Es inderdaad - zekor niet kunnen kiszen om onder zgn oogen te verscbynen. De laatsto dagen waren voor den ouden heer toch reeds allesbehalve aangenaam ge weest en haddon sterk meegewerkt om zgn over het algemeen weioig opgewekt humeur in een allerongunstigste.*! toestand te brongon. Hg was een dóór en dóór rechtschapen man, goed voor zyn vrouw en kindereü, oprecht en trouw voor zyn vrienden; in één woerd oen hart van goud! Maar dat gouden hart hield hg zorgvuldig verborgen onder een ruwtn bolster. Soms zelfs, in bijzondere om standigheden, kon by zóó ruw, norsch en kort-aangobonden zgn, dat hg er onuitstaan baar door word. En wtlke „byzondere omstan digheden" zgn nu moer geschikt om iemand van streek te maken dan een verhuizing! Bovendien was de goede man in de hoogste mate onpractisch, wist hg zich geheel niet in zco'n toestand te schikken en werkte hg in alle opzichten, en veelal buiton zyn schuld, m6er tegen dan mee. Naar zyn meening bad hg de laatste dagen onbeschrijflyk geleden. Hy, die gewoon was de drukte der huiskamer to ontvluchten en het grootste gedeelte van don dag in zgn rustig studeervertrek door te brengen, had nu moeten leven te midden van herrie en rommel en ten slotte aan een keukentafel zyn slecht toebereide ko fie moeten drinken, zyn broodje uit de hand moeten eten en zich op den koop toe nog moeten baasten, omdat een der verhuismannen met opgestroopte mouwen achter hem stond en wachtte op den stoel, waarop hg zat, om dien ook te kunnen opladen.... Neen, dat was te veel geweest! Hg had zioLzelven een duren eed gedaan, dat dit de laatste maal was, dat hfj ver huisde, en dat men ham eer narr zgn graf zou dragen, dau dat hy naar een andere positie, boe eervol ook, zou sollicitoeren. Twee dagen te voren was zijn vrouw ver trokken met de kinderen: drie jongens ea een kleintje. Toevallig woonde er nog een half zuster van hem in Den Haag, dio zich over een der jongens en het mc-isje een nakomertje van anderhalf jaar had ont fermd, voor een paar dageö. D-o twee oudste jongens bleven by mama en zouden haar een handje helpen. Annie was by papa gebleven om het laatste vrachtje in te pakken on t9 expeaiëeren. Zy waren daarna in een hotel gegaan, omdat er nog eDkelo zaken mossten geregeld worden, en wachtten slechts op een telegram V3n mama, dat de aankomst dor meubelen zou melden. Dat telegram was dien middag gekomen en Hoogenraad, in de stellige overtuiging, dat de aankomst der meubelen geiyk stond met bet in-orde-zyn van zyn huis, had onmiddeliyk de reis ondernomen. Eenigen tyd te voren was mevrouw Hoogen raad reeds naar Den Haag geweost om een huis te huren. Daar zy alle huishoudeiyke zaken alleen en zonder haar man bedistolde, omdat by het to druk bad en er liever niet mee werd lastig gevallen, had zy nu ook buiten hem om maar gehuurd. Thuiskomende, had zy verzekerd, dat het heel lief en buiten gewoon goedkoop was, twee eigenschappen,1 die, vereend, alleszins geschikt zyn om wan trouwen op te wekken. (Wordt vervolgdj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5