N\ 11720. Dinsdag TO Mei. A*. 1898 fe feze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven* 1 - Feuilleton. Betrouw tot in den dood. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURA-NT; Voor Lelden per 3 maanden. l.IO. Franco per post1.40. Afzonderlyko Nommers0.06. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 1-6 regels f 1.06. Iedere rogol meer f 0.17J. tiruoter» lettere naar plaatsruimte. Voor bet Incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. Tweede Blad. Nieuw pantserschip. By de Tweede Kamer is thans ingekomen het door den Minister van Marine aangekon digde wetsontwerp tot verhooging van de marinebegrooting voor 1898, en waarby gelden worden aangevraagd om nog in dit kalender jaar een aanvang te kunnen maken met de voorbereiding tot den aanbouw van oen nieuw pantsorschip voor den Tndischen en den alge- meenen dienst van plus minus 0000 ton water verplaatsing met een diepgang van 57 dM., een proeftoehtsnelheid van gedurende 4 uur 16 myl en waarvan de kosten worden geraamd op f 4,300,000. De vaststelling van dit typeschip steunt op de overtuiging der Regeering, dat, hoewel onze personeels en flnanciöele krachten niet gedoogen, dat onze vloot een andere dan zeer secundaire plaats inneemt onder de oorlogs vloten der zeemogendheden, Nederland enkele krachtige, zeewaardige schepen moet bezitten, wil zyn vloot by machte zyn de rechten en belangen van het Ryk in en bulten Europa op die wyze te beschermen en te doen eer biedigen, als met het oog op ons uitgeweid en belangryk koloniaal bezit mag gevorderd worden. By de erkenning van de noodzakeiykheid in pnze vloot eenige krachtige oorlogsschepen op te nemen, zyn hun aantal en hun af metingen echter van 's lauds flnanciöele krachten afhankelijk. Een som van ongeveer 4.2 millioen, zooals coor den laatst afgetreden Minister daartoe wa6 aangevraagd, rekent de Minister voor bet oogenblik onze uiterste krachten aan te geven. De gronden, waarop het nieuwe type berust en waarop de noodzakelijkheid- steunt van den aanbouw van een dergelijk schip, later door 4 schepen van hetzelfde type te volgen, zyn, wat den dienst in Indiö betreft, dat, naar ^Ministers meening, een eskader, uitsluit nd bestaande uit pantserdekschepen, in vele ge vallen zal te kort scbieten ten opzichte van hetgeen van de zeemacht aldaar in oorlogstijd en by handhaving van de neutraliteit moet worden gevorderd en daarom een samenstel ling van het auxiliair eskader als in het orga nisatieplan van 1896 werd aangegeven, niet geacht kan worden in do behoeften op vol doende wyze te voorzien. De Minister biykt in te stemmen met de formatie van het auxiliair eskader, omschreven in art. 1 van het koninklyk besluit van 4 Juni 1897, maar meent, dat do 6 krachtige oorlogsschepen niet alleen pantserdekschepen moeten zyn, maar dat daarbij ook eenige 2waarder bewapende en meer beschermde schepen moeten voorkomen. By resumeert de voordeeleo van de aan wezigheid van gepantserde, zwaar bewapende schepen by het Indische auxiliair eskader als volgt: lo. zullen zy in staat zyn, betzy alleen, hetzy vereenigd met pantserdekschepen, krachtig op te treden tegen geïsoleerde vijandelijke schepen of kleine divisiön, welke aanvallen op ons grondgebied willen do9n of de noutraliteit schenden, en tegen welke onze pantserdekschepen niet altyd opgewassen zouden zyn; 2o. zullen zy krachtig kunnen medewerken tot het openhouden voor onze eigen schepen van de vaarwaters, leidende naar onze eenige refuge-haven Soera^aia, wanneer eenige vyandelyke schepen, krachtiger dan de pantserdekschepen, mochten trachten hun den toegang daarheen te beletten; 3o. zullen zy krachtig de vaste verdedigingswerken en torpedobooten by de verdediging van So rabaia kunnen steunen als een vyandeiyko macht, meester ter zee geworden, het haar zoo belangryke steunpunt Soerabaia zou willen bezetten. In overleg met den Minister van Koloniën wen8cht de Min. het in verband met het reeds bestaande materieel daarheen te leiden, dat het auxiliair-eskader zal bestaan uit 4 pantser dekschepen type-Holland en 2 pantserschepen ais boven omschreven, een weinig zwaarder gepantserd dan de schepen van het Kortenaer- type en beter ingericht dan deze voor den Indischen dienst en veel minder d?n de Kor- tenaors aan de nabybeid van een kolenstation gebonden. Hierna zet de Minister uiteen het voordeel, dat het door hem voorgestelde schip ook ge schikt is en nuttig is voor den algemec-nen dienst. De hoofdreden der dubbele bestemming ligt in de belangryke flnanciöele voordeelf-n, die verkregen worden, als de schepeD, be- noodigd voor den Indischen en den algemeenen dienst tevens geschikt zyn en de vereisebte strydwaarde bezitten om by de verdediging van Nederland te kunnen optreden. Hierby betoogt de Minister, dat ook voor de verdediging van het Nederlandsch territoir enkele krachtige, zeewaardige oorlogsschepen noodig zyn. De zeemacht van Nederland moet sterk genoeg zyn oma. In samenwerking met de landmacht met kans op goeden uit slag het binnendringen van den vyand en de accessen te water naar onze stellingen te be letten b. als Nederland in den oorlog Diet alleen staat, den bondgenoot althans dien steun te kunnen bieden van de op eigen kusten niet te machtige aanvallen te kunnen afwer- n; c. de verplichtingen van den neutraion staat in verbinding met de landsversterkingen na te komen en daardoor te voorkomen, dat er op ons grondgebied handelingen worden gepleegd, die ons in den oorlog konden meeslepen. Om verschillende redenen stemt de Minister geheel in met de meening van zyn beide ambts voorgangers, dat in de organisatie der vloot schepen moeten voorkomen, in sta.t om, met geheelo terzijdestelling van het denkbeeld om in op"Q zee den stryd te wagen met een vyandeiyk eskader, zoo noodig op de Neder landsch# kust te kunnen optreden en kan hy het gevoelen van hen, die zich tot een geheel ïydeiyke binnengaatsche verdediging ter zee van Neoerland willen bepaleD, niet deelen. Al is het voorgestelde schip op zichzelf duurder dan het type-Kortenaer, de geheele aanbouw zal minder uitgaven vorderen. Nagaande hoevele van die schepen behooren aangebouwd te worden, acht de Min. 5 vol doende, om te zamen met de bestaande zeven kruisers en de drie Kortenaors de diensten te vervullen, in het organisatieplan van 1896 aan gegeven. Rekenende nu op de aanwezigheid ln Indiö van 4 kruisers en twee pantser- schepen, op een aflossing der schepen van het auxiliair eskader om de drie jaar en op twee schepen beschikbaar voor buitenlandBchen dienst, dan kunnen by een behoorlyke ver dediging altyd in Nederland aanwezig zyn om voor de verdediging aldaar gebruikt te worden, behalve de drie Kortenaers nog twee pantser- schepen. De omstandigheden maken het bezwaariyk om betrekkeiyk de reorganisatie van dat deel onzer vloot, uitsluitend bestemd voor de lands verdediging, thans voorstellen aan de goed keuring der Staten-Generaal te onderwerpen. De Minister meent, dat de noodzakeiykheid nu voorschryft om den nieuwen aanbouw zoodanig te regelen, dat zoo spoedig mogeiyk het vastgestelde aantal van zes krachtige oorlogsschepen in Indiö aanwezig zy, en verder om, in verband met dien aanbouw bet Neder- laiidsche materiëel te vernieuwen en te ver sterken waartoe alsdan het eerst in aan merkiug zoude komen aanbouw van groot model torpedobooten en van monitors. De Min. verklaart ten slotte zich wel te kunnen vereenigen met de typen der in het organisatieplan van 1896 voorgestelde schepen, doch dat, met het oog ook op de bovenge noemde defensie omstandigheden, bediening van het daarby aangegeven aantal, van ieder type benoodigd, later niet achterwege zal kunnen biyven, zynde daarby echter gsen verhooging van het geheele vro ger geraamde bedrag voor aanbouw ten behoeve van het Nederlandsche defensie materieel, afgescheiden van de groote schepen, te verwachten. lljjwielbelasting. In zyn antwoord op het afdeclingsverslag der Tweede Kamer betrekkeiyk het ontwerp tot regeling der pereoneele belasting naar den grondslag ry wielen, betoogt de Min. andermaal, dat deze heffing past in het kader van het personeelbestrydt by, dat, ter versterking der Rijksmiddelen een verhooging van het invoer recht op rywiclen beter zou zyn dan een belasting op dit vervoermiddel, aangezien de binnenslands voortgebrachte ry wielen dan aan een 60ort van accijns zouden moeten worden onderworpen, hetgeen de ny verheid zeer zou belemmeren en aan de administratie veel om slag en moeite zou veroorzaken ter wille van een betrekkeiyk weinig opbrengende belasting. Voorts viodt de Minister geen enkele reden om een wijziging te brengen in het art. 31, dat zegt: „De belasting wordt geheven wegens het houden hier te lande van rijwielen, oie op deri openbaren weg worden tereden." Die woorden zeggen, naar hy blijft meenen, juist datgene, wat hier gezegd moest worden. Belast wordt niet elke houder, want dan zou ook de winkelier of fabrikant worden getroffen; niet elke wielryder, want dan zou ook de vreemdeling worden belast, die een rytoer maakt door ons land, of degeen, die nu en dan een rywiel huurt of leent. Maar de hier te lande wonende houder rjjwieler. Omtrent het geval, dat men zich gedacht heeft of iemand, by een ander logeerende, on die diens rywiel gedurende zyn verbiflf to zyner beschikking gesteld ziet, daarvan be lasting zal verschuldigd zyn, wanneer dit langer dan een woek duurt, geeft do Minister te kennen, dat zonder twyfel in zulk een geval belasting verschuldigd zal zyn, indien zulk een persoon gedurende dien tyd tan volle over het rywiel beschikt. Iemand - zoo blykt voorts uit 's Ministers antwoord die houder is van meer dan één rywiel, zal voor elk der rijwielen, die hy hou.t en beurtelings gebruikt, worden aan geslagen, hoewel de controle moeilijker za! zyn. De Minister is niet voornemens tot groote en kost care uitbreiding van personeel voor de controle mede te werken. Hy kan niet medeg.ian met hen, die wenschen, dat elk rywiel voorzien worde van een duideiyk zicht baar nommer, uit te reiken by het voldoen der belasting. Het tyjsüp der in-werking treding van de wet is nader vastgesteli op 1 Januari 1899 ia plaats van op 1 Juli 1898. Voorts is, nevens eenige andere wijzigingen, bepaald, dat voor de belasting, door een minderjarige verschuldigd, aansprakelijk is zyn wettelyke vertegenwoordiger, alsof de*e zelf was aangeslagen. Op gelyke wyze is de gemachtigde of een ander persoon, die hier te lande voor don minderjarige optreedt, aansprakelijk, indien ce wettelyke vertegenwoordiger buitenslands woont. Gemengd Nieuws. Te Westerbork (Dr.) is in een bosch een vrouw aangetroffen, schijnbaar byna verkleumd. Op last van den burgomeester werd z\j onder dak gebracht. Het bleek spoedig, dat zy de vrouw was, die aldaar bekend stond als „de vrouw met de zeere beenen," die meermalen bedelende in het dorp rondging. Een geneeskundige werd ontboden om haar beenen te onderzoeken en nu bleek, dat zy baar voeten geruimen ty<i in pek had gewik keld en ze op die manier moedwillig had bedorven, zelfs in zoo hevige mate, dat zy haar voeten nimmer weer zal kunnen gebruiken. De wonden beginnen nu te heelen,doch zy zal genoodzaakt zyo in het vervolg op krukken het werkelyk medelijden der menschen op te wekken. Zaterdagnacht ontstond te Moor drecht brand in den houtzaagmolen van den heer K. Van der Heyden, waarschijnlijk door het omvallen van een lamp. De molen en molen8chuur, beide van hout, zyn geheel ver brand. De brandweer aldaar slaagde er in het woonhuis, dat reeds vlam had gevat, to behouden. Voor de rechtbank te Arnhem werd Zaterdag behandeld de zaak van den gepensionneerden O. I. militair J. Teeuwe, te Doesburg, ter zake van met voorbedachten rade gepoogd te hebben zfjn zwager G. Velt- huysen door een revolverschot om het leven te brengen. Tusschen beide zwagers bestond e*n oude veete, omdat de laatste den eersten eens een lichameiyke tuchtiging heeft toegediend, wegens het mishandelen van zyn zuster, be- klaagdes vrouw. Dit is nu evenwel een maand of vier geleden. Beklaagde 3taat bekend als dronkaard, mar op den cag van den moord aanslag schynt hy volgens getuigen niet den indruk gemaakt te hebben van dronken te zyn. Verschillende menschen verklaarden hem bedreigingen te hebbon hooren uiten, enkelen hebben den aanslag gezim. Deskundigen, voor de rechtbank gehoord, verklaarden, dat een schot uit de gebezigde revolver doodeiyk kan zyn. Tegen beklaagde werd daarop geèischt een gevangenisstraf van zes jaar. Luitenant Clockener Brousson deelt in zyn „Indische penkrassen" in het „H. v. Nod." het volgende mede, dat plaats vond in een kamp van bevriende Atj^hers; „Een grappenmaker, de Limburger Ortmans, uit Vaals, wilde eens op zyn manier tegen over de Atjebers de eer der Europeanen op houden. Op e?n dier avondjes toch bad hy een teug petroleum in den mond genomen, spuwde oie uit en stak te gelyk een lucifer aan. Als een vuuretende toovenaar braakte hy nu een meter lange vlam naar boven en alle Atjehers vlogen verschiiit achteruit: „Zóó iets ging boven hun begrip, en toen de vlam verdwenen was, sprak Ortmans met woest rollende oogen den volke de volgende schrik aanjagende woorden toe: Saja cjoega makan pelloi (Ik oet ook kogels). „Wellicht zal het verhaal van den vuur- «puwenden en kogeletenden Hollander hier nog jaren later door ouderen van dagen aan do jeugd worden verteld." Hansen heeft te Weenen aan een journalist verklaard, dat hy Diet voor nemens is zich weder by een Noord-of Zuid- pooi-expeditie aan te sluiten. Zyn vootoUEom een schip met de noordelijke drift in een tijdsverloop van zes jaar van de Behringetraat wostwaarts naar Groenland te laten dryveo, is slechts een raad geweest, dien by aan be langhebbenden te St. Petersburg heeft gegeven. Ia de Stel. Werkiar. zya opgenomen: DATUM. DAOBN. Volw. perB. Kinde ren. Totaal. 1 Mei. Zondag 80 17 17 9 Maandag. 90 12 108 3 Dinsdag 111 22 138 4 Woensdag. 116 23 189 4 Donderdag 119 23 142 6 Vrijdag 121 22 143 Zaterdag. 112 18 ISO ÜITLOT1NGËN. 3.-pCt8. Oostonr. Bodcn- Credit-Anstalt-Obl. van 1889 afl. Trekking van 5 Mei 1898, betaalbaar 1 Februari 1899. Premiön: serie 2304 n°. 34 fl. 50,000, s. 6244 n. 24 fl 2000. s. 597 n. 30 en s. 5135 n. 10 elk fl. 1000, s. 202 n. 42, a. 739 n. 28, s. 942 n. 29, a. 1915 n. 44, 2057 n. 27, 8. 2285 n. 39, s. 4047 n. 30, s. 5054 23, s. 5666 n. 15 en 8. 6276 n. 25 elk fl. 200. Ter aflossiug met 100 fl. Serieën 649 1074 1900 2049 5518 6252 6326 6511 elk a 50 nommers. Bovendien ontvangen dc uitgelote stukken ean bewijs, voorzien van dezelfde serie en nummer, hetwelk aan de volgende premie-trekkingen mode deelneemt. 38) .Neen, neen, Dotty; de schoolkinderen moeten ook hun aandeel hebben," kwam Emma daartegen ju verzetwaarop Dotty haar met gebalde vuisten aanviel rooskleurige, mollige pootjes, tot kleine vleescbklompjes opgerold en haar tegenpartij tegen haar ceintuur stompte. „O, verschrikkelijk kind!" riep juffrouw Raymond, haar bedorven lieveling opnemendo. „De Kerstboom heeft haar hoofd geheel op hol gebracht 1" „Ik wil nog moor speelgoed ebben 1" schreeuwde Dotty, in baar gebroken kinder* taal, en werd, nog altijd schreeuwend, door Elizabet weggeleid, om tien minuten later, met Oen gewaeschen gezichtje, zoo gedwee als oen lammetje, terug te komen als het beeld van kinderlijke bedaardheid, en haar plaats in te nemen aan do theetafel in de eotkamer, waar de arme kinderen onthaald werden aan twee lange tafels, en de kinderen uit de burger lijke klasso aan een korte dwarstafel, aan het boveneinde der kamer geplaatst. Jufïiouw Raymond, Tompion en Elizabet bedienden Luciile en de diie meisjes uit de pastorie, dia het zich, op haar beurt, weder tot Bin aaugonamo taak steldon een uur lang onophoudelijk thse te schenken. Toen de kinderen zich volgestopt haddeu met koek en krentenbroodjes en boterhammen met gelei, een en ander doorgespoold met warme thee, werden de tafels afgenomen en weder gedekt voor de moeders en tantes en oudere zusters, die allen op dit namiddag- onthaal kwamen, en voor wie oen tweede zemelpastei gereed was gezet, waaruit linten en handschoenen en gezang- en gebeden boeken te balen waren. Voor de manDen zou om negen uren een tafel in de voorzaal aangericht warden, als de Kerstboom geplunderd was, als de was* kaarsen uitgebrand waren en de mishandelde iepeboom aan den bezorgden tuinman werd teruggegeven, om, na alles wat bij geleden had, weer tot zu'n vorige kracht en gezondheid gebracht te worden. De kinderen speelden blindemannetje, ter wijl de volwassen meisjes en de moeders thee dronken. Hun vrooljjke stemmen weerklonken in de oude Qothische voorzaal. Lucille en Bruno en de meisjes uit de pastorie lieten het oudere gezelschap aan de zorg van juf frouw Raymond en Elizabet May over, om nog een halfuur de kinderen te zien spelen, voordat te halfacht het klokje van gehoor zaamheid sloeg, dat het kleine volkje naar buis riep. Lucille zag er bij het zachte licht der waskaarsen allerliefst uit, terwijl z(J en Bruno by den Kerstboom stonden. Er waB geen ander licht in de voorzaal dan de gloed van het houtvuur, en nu en dan een opflik kerende vlam, als een brandend blok tegen een ander viel. „Wat ziet gij er lief uit 1" zeide Bruno tot Lucille, door den zachten glans in baar oogen getroffen. „Bjj zulke gelegenheden als deze komt ge op uw voordeeligst uit. Ik weet niet of g(j er wel half zoo lief zoudt uitzien, als gj een groote party gaaft." ,'t Is zoo aardig die kinderen gelukkig te maken," antwoordde Lucille. „Zjj hebben zoo weinig genoegens I Weet ge wel, dat zjj reeds dadelyk nadat hun zomerschoolfeest voorbij i8, verlangend naar de prtt van het Kerstfeest uitzien? Maar dit jaar onthalen wjj hen bij zonder feestelijk. Daar was mijn vader op gesteld ter eere van „Van ons aanstaand huwelijk. Wat moet ik m|j niet trotsch gevoelen I" zeide Bruno. „Het volgend jaar zal ik er ook wat in te zeggen hebben. Dan zullen wij iets buiten gewoons doen." Juist op dit oogenblik kwam er een stroom van kinderen, die wegliepen voor een alom- tegenwoordigen blindeman, in den persoon van het jongste meisje uit de pastorie, op de verloofden af en sloepte hen mede in het spel. Het meisje uit de pastorie, dat als blindeman oogen van voren en van achteren scheen te hebben, echoot op Bruno too; daarop werd hy geblinddoekt en ging kin deren by armenvol grijpen als een weerwolf, die hen aan het spit wilde steken als leeuwe riken, of hen in eeD pastei bakken met hun schoenen boven de korst uitstekende. Het spel werd met groote pret voortgezet, totdat bet gelui van do groote bel door de voorzaal gonsde als een reusachtige hommel, die daar verdwaald was en zyn kop tegen do beschilderde vensters stootte. „Komt, kleine Asschepoetsters," riep Bruno, zyn blinddoek afwerpende, „maakt nu, datje naar huis komt, voordat jelui je glazen muil tjes verliest, want we hebben hier geen prin sen om mee te trouwen!" De moeders en tantes kwamen na nit de kamer, waar zy hadden theegedronken, en ieder zocht uit het jonge gezelschap wie zy hebben moest. Hoedon worden opgezet, doeken omgedaan, er werd vriendeiyk en met de mooiste nygingen en buigingen bedankt voor al het genotene, en de kleine gasten trippel den vrooiyk over de hard bevroren paden, tsrwyi Lucille naar baar kleedkamer ging om voor het diner toilet te maken. Niemand anders dan de familie zon aan het diner deelnemen. Lord Ingleshaw had den gebeelen namiddag boven zyn „Variorum Horatius" zitten dutten en het gedrnisch van kinderstemmen en trippelende voetjes in de verte gehoord, door dikke deuren en tapijten- behangsels getemperd. Toen de kinderen weg waren, kwam by uit zyn afzondering te voor- schyn, beschouwde den Kerstboom met zyn laag brandende waskaarsen als zooveel levens, die ten einde liepen, en vornam met genoegen, dat het feest, door zyn dochter gegeven, zoo naar wensch was geslaagd. Hy vond Eliza bet May in de voorzaal bozig met den Kerst boom van zyn klatergoudversleringeo te ontdoen. „Wat hebt ge u dapper geweerd, Elizabet I" zeide by vriendeiyk; „ik boor, dat het grootste gedeelte van dien boom uw werk was." ,'t Is een groot gonoegen voor my geweest er aan te werken, mylord. Ik ben ook nog nooit op Kerstdag zoo vrooiyk gewee3t; ilc heb nooit geweten wat Kersttijd was vóórdat lady Lucille bet my geleerd heeft. O, wat is dat alios goed en gelukkig en geheel anders dan het levon in de steeg, waar ik gewoond hebt Ik wenBCbte, dat iemand op Kerstdag iets voor die arme kinderen deed." „Er wordt toch zeker wel Lts voor hen gedaan Er zyn in Londen genoeg brave menschen, die trachten te helpeD," zeide lord Ingleshaw. „Ja, ik weet wel, dat er veel gedaan wordt; maar er zyn zoovelen, die hulp noodig heb bon. Er zyn zooveel akelige holen en gaten, die er niet meer zyn moesten; maar als dis er eens niet meer waren, waar zouden de armen dan blijven? In Londen ls een nieuwe itad noodig een stad, voor de armen ge bouwd, en waarvan de ryken eigenaars zyn. Arme huisheeren en arme bewoners dat geeft ellende." „En door een ryk hulsheer verstaat ge er zekor oen, die niet verwacht huur van zyn woningen te trekken?" vroeg lord Ingleshaw. „Neen, dat niet, mylord; maar een man, dia waarde voor zyn geld geeft een man, die zyn huurders zuiver water laat drinken, zoo dat zy niet in hun ellendige woningen ver giftigd worden. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5