N\ 11720.
Dinsdag TO Mei.
A*. 1898
fe
feze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven*
1 -
Feuilleton.
Betrouw tot in den dood.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURA-NT;
Voor Lelden per 3 maanden. l.IO.
Franco per post1.40.
Afzonderlyko Nommers0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere rogol meer f 0.17J. tiruoter»
lettere naar plaatsruimte. Voor bet Incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Nieuw pantserschip.
By de Tweede Kamer is thans ingekomen
het door den Minister van Marine aangekon
digde wetsontwerp tot verhooging van de
marinebegrooting voor 1898, en waarby gelden
worden aangevraagd om nog in dit kalender
jaar een aanvang te kunnen maken met de
voorbereiding tot den aanbouw van oen nieuw
pantsorschip voor den Tndischen en den alge-
meenen dienst van plus minus 0000 ton water
verplaatsing met een diepgang van 57 dM.,
een proeftoehtsnelheid van gedurende 4 uur
16 myl en waarvan de kosten worden geraamd
op f 4,300,000.
De vaststelling van dit typeschip steunt
op de overtuiging der Regeering, dat, hoewel
onze personeels en flnanciöele krachten niet
gedoogen, dat onze vloot een andere dan zeer
secundaire plaats inneemt onder de oorlogs
vloten der zeemogendheden, Nederland enkele
krachtige, zeewaardige schepen moet bezitten,
wil zyn vloot by machte zyn de rechten en
belangen van het Ryk in en bulten Europa
op die wyze te beschermen en te doen eer
biedigen, als met het oog op ons uitgeweid
en belangryk koloniaal bezit mag gevorderd
worden.
By de erkenning van de noodzakeiykheid in
pnze vloot eenige krachtige oorlogsschepen
op te nemen, zyn hun aantal en hun af
metingen echter van 's lauds flnanciöele
krachten afhankelijk. Een som van ongeveer
4.2 millioen, zooals coor den laatst afgetreden
Minister daartoe wa6 aangevraagd, rekent de
Minister voor bet oogenblik onze uiterste
krachten aan te geven.
De gronden, waarop het nieuwe type berust
en waarop de noodzakelijkheid- steunt van
den aanbouw van een dergelijk schip, later
door 4 schepen van hetzelfde type te volgen,
zyn, wat den dienst in Indiö betreft, dat, naar
^Ministers meening, een eskader, uitsluit nd
bestaande uit pantserdekschepen, in vele ge
vallen zal te kort scbieten ten opzichte van
hetgeen van de zeemacht aldaar in oorlogstijd
en by handhaving van de neutraliteit moet
worden gevorderd en daarom een samenstel
ling van het auxiliair eskader als in het orga
nisatieplan van 1896 werd aangegeven, niet
geacht kan worden in do behoeften op vol
doende wyze te voorzien.
De Minister biykt in te stemmen met de
formatie van het auxiliair eskader, omschreven
in art. 1 van het koninklyk besluit van 4
Juni 1897, maar meent, dat do 6 krachtige
oorlogsschepen niet alleen pantserdekschepen
moeten zyn, maar dat daarbij ook eenige
2waarder bewapende en meer beschermde
schepen moeten voorkomen.
By resumeert de voordeeleo van de aan
wezigheid van gepantserde, zwaar bewapende
schepen by het Indische auxiliair eskader als
volgt: lo. zullen zy in staat zyn, betzy
alleen, hetzy vereenigd met pantserdekschepen,
krachtig op te treden tegen geïsoleerde
vijandelijke schepen of kleine divisiön, welke
aanvallen op ons grondgebied willen do9n of
de noutraliteit schenden, en tegen welke onze
pantserdekschepen niet altyd opgewassen
zouden zyn; 2o. zullen zy krachtig kunnen
medewerken tot het openhouden voor onze
eigen schepen van de vaarwaters, leidende
naar onze eenige refuge-haven Soera^aia,
wanneer eenige vyandelyke schepen, krachtiger
dan de pantserdekschepen, mochten trachten
hun den toegang daarheen te beletten; 3o.
zullen zy krachtig de vaste verdedigingswerken
en torpedobooten by de verdediging van
So rabaia kunnen steunen als een vyandeiyko
macht, meester ter zee geworden, het haar
zoo belangryke steunpunt Soerabaia zou willen
bezetten.
In overleg met den Minister van Koloniën
wen8cht de Min. het in verband met het reeds
bestaande materieel daarheen te leiden, dat
het auxiliair-eskader zal bestaan uit 4 pantser
dekschepen type-Holland en 2 pantserschepen
ais boven omschreven, een weinig zwaarder
gepantserd dan de schepen van het Kortenaer-
type en beter ingericht dan deze voor den
Indischen dienst en veel minder d?n de Kor-
tenaors aan de nabybeid van een kolenstation
gebonden.
Hierna zet de Minister uiteen het voordeel,
dat het door hem voorgestelde schip ook ge
schikt is en nuttig is voor den algemec-nen
dienst. De hoofdreden der dubbele bestemming
ligt in de belangryke flnanciöele voordeelf-n,
die verkregen worden, als de schepeD, be-
noodigd voor den Indischen en den algemeenen
dienst tevens geschikt zyn en de vereisebte
strydwaarde bezitten om by de verdediging
van Nederland te kunnen optreden.
Hierby betoogt de Minister, dat ook voor de
verdediging van het Nederlandsch territoir
enkele krachtige, zeewaardige oorlogsschepen
noodig zyn. De zeemacht van Nederland moet
sterk genoeg zyn oma. In samenwerking
met de landmacht met kans op goeden uit
slag het binnendringen van den vyand en de
accessen te water naar onze stellingen te be
letten b. als Nederland in den oorlog Diet
alleen staat, den bondgenoot althans dien
steun te kunnen bieden van de op eigen kusten
niet te machtige aanvallen te kunnen afwer- n;
c. de verplichtingen van den neutraion staat
in verbinding met de landsversterkingen na te
komen en daardoor te voorkomen, dat er op
ons grondgebied handelingen worden gepleegd,
die ons in den oorlog konden meeslepen.
Om verschillende redenen stemt de Minister
geheel in met de meening van zyn beide ambts
voorgangers, dat in de organisatie der vloot
schepen moeten voorkomen, in sta.t om, met
geheelo terzijdestelling van het denkbeeld om
in op"Q zee den stryd te wagen met een
vyandeiyk eskader, zoo noodig op de Neder
landsch# kust te kunnen optreden en kan hy
het gevoelen van hen, die zich tot een geheel
ïydeiyke binnengaatsche verdediging ter zee
van Neoerland willen bepaleD, niet deelen.
Al is het voorgestelde schip op zichzelf
duurder dan het type-Kortenaer, de geheele
aanbouw zal minder uitgaven vorderen.
Nagaande hoevele van die schepen behooren
aangebouwd te worden, acht de Min. 5 vol
doende, om te zamen met de bestaande zeven
kruisers en de drie Kortenaors de diensten te
vervullen, in het organisatieplan van 1896 aan
gegeven. Rekenende nu op de aanwezigheid
ln Indiö van 4 kruisers en twee pantser-
schepen, op een aflossing der schepen van
het auxiliair eskader om de drie jaar en op
twee schepen beschikbaar voor buitenlandBchen
dienst, dan kunnen by een behoorlyke ver
dediging altyd in Nederland aanwezig zyn om
voor de verdediging aldaar gebruikt te worden,
behalve de drie Kortenaers nog twee pantser-
schepen.
De omstandigheden maken het bezwaariyk
om betrekkeiyk de reorganisatie van dat deel
onzer vloot, uitsluitend bestemd voor de lands
verdediging, thans voorstellen aan de goed
keuring der Staten-Generaal te onderwerpen.
De Minister meent, dat de noodzakeiykheid
nu voorschryft om den nieuwen aanbouw
zoodanig te regelen, dat zoo spoedig mogeiyk
het vastgestelde aantal van zes krachtige
oorlogsschepen in Indiö aanwezig zy, en verder
om, in verband met dien aanbouw bet Neder-
laiidsche materiëel te vernieuwen en te ver
sterken waartoe alsdan het eerst in aan
merkiug zoude komen aanbouw van groot
model torpedobooten en van monitors.
De Min. verklaart ten slotte zich wel te
kunnen vereenigen met de typen der in het
organisatieplan van 1896 voorgestelde schepen,
doch dat, met het oog ook op de bovenge
noemde defensie omstandigheden, bediening
van het daarby aangegeven aantal, van ieder
type benoodigd, later niet achterwege zal
kunnen biyven, zynde daarby echter gsen
verhooging van het geheele vro ger geraamde
bedrag voor aanbouw ten behoeve van het
Nederlandsche defensie materieel, afgescheiden
van de groote schepen, te verwachten.
lljjwielbelasting.
In zyn antwoord op het afdeclingsverslag der
Tweede Kamer betrekkeiyk het ontwerp tot
regeling der pereoneele belasting naar den
grondslag ry wielen, betoogt de Min. andermaal,
dat deze heffing past in het kader van het
personeelbestrydt by, dat, ter versterking der
Rijksmiddelen een verhooging van het invoer
recht op rywiclen beter zou zyn dan een
belasting op dit vervoermiddel, aangezien de
binnenslands voortgebrachte ry wielen dan aan
een 60ort van accijns zouden moeten worden
onderworpen, hetgeen de ny verheid zeer zou
belemmeren en aan de administratie veel om
slag en moeite zou veroorzaken ter wille van
een betrekkeiyk weinig opbrengende belasting.
Voorts viodt de Minister geen enkele reden
om een wijziging te brengen in het art. 31,
dat zegt: „De belasting wordt geheven wegens
het houden hier te lande van rijwielen, oie
op deri openbaren weg worden tereden." Die
woorden zeggen, naar hy blijft meenen, juist
datgene, wat hier gezegd moest worden. Belast
wordt niet elke houder, want dan zou ook
de winkelier of fabrikant worden getroffen;
niet elke wielryder, want dan zou ook de
vreemdeling worden belast, die een rytoer
maakt door ons land, of degeen, die nu en
dan een rywiel huurt of leent. Maar de hier
te lande wonende houder rjjwieler.
Omtrent het geval, dat men zich gedacht
heeft of iemand, by een ander logeerende, on
die diens rywiel gedurende zyn verbiflf to
zyner beschikking gesteld ziet, daarvan be
lasting zal verschuldigd zyn, wanneer dit
langer dan een woek duurt, geeft do Minister
te kennen, dat zonder twyfel in zulk een geval
belasting verschuldigd zal zyn, indien zulk
een persoon gedurende dien tyd tan volle
over het rywiel beschikt.
Iemand - zoo blykt voorts uit 's Ministers
antwoord die houder is van meer dan één
rywiel, zal voor elk der rijwielen, die hy
hou.t en beurtelings gebruikt, worden aan
geslagen, hoewel de controle moeilijker za! zyn.
De Minister is niet voornemens tot groote
en kost care uitbreiding van personeel voor
de controle mede te werken. Hy kan niet
medeg.ian met hen, die wenschen, dat elk
rywiel voorzien worde van een duideiyk zicht
baar nommer, uit te reiken by het voldoen
der belasting.
Het tyjsüp der in-werking treding van de
wet is nader vastgesteli op 1 Januari 1899
ia plaats van op 1 Juli 1898.
Voorts is, nevens eenige andere wijzigingen,
bepaald, dat voor de belasting, door een
minderjarige verschuldigd, aansprakelijk is zyn
wettelyke vertegenwoordiger, alsof de*e zelf
was aangeslagen.
Op gelyke wyze is de gemachtigde of een
ander persoon, die hier te lande voor don
minderjarige optreedt, aansprakelijk, indien
ce wettelyke vertegenwoordiger buitenslands
woont.
Gemengd Nieuws.
Te Westerbork (Dr.) is in een
bosch een vrouw aangetroffen, schijnbaar byna
verkleumd. Op last van den burgomeester
werd z\j onder dak gebracht. Het bleek spoedig,
dat zy de vrouw was, die aldaar bekend
stond als „de vrouw met de zeere beenen," die
meermalen bedelende in het dorp rondging.
Een geneeskundige werd ontboden om haar
beenen te onderzoeken en nu bleek, dat zy
baar voeten geruimen ty<i in pek had gewik
keld en ze op die manier moedwillig had
bedorven, zelfs in zoo hevige mate, dat zy haar
voeten nimmer weer zal kunnen gebruiken.
De wonden beginnen nu te heelen,doch zy
zal genoodzaakt zyo in het vervolg op krukken
het werkelyk medelijden der menschen op te
wekken.
Zaterdagnacht ontstond te Moor
drecht brand in den houtzaagmolen van den
heer K. Van der Heyden, waarschijnlijk door
het omvallen van een lamp. De molen en
molen8chuur, beide van hout, zyn geheel ver
brand. De brandweer aldaar slaagde er in
het woonhuis, dat reeds vlam had gevat, to
behouden.
Voor de rechtbank te Arnhem
werd Zaterdag behandeld de zaak van den
gepensionneerden O. I. militair J. Teeuwe, te
Doesburg, ter zake van met voorbedachten
rade gepoogd te hebben zfjn zwager G. Velt-
huysen door een revolverschot om het leven
te brengen.
Tusschen beide zwagers bestond e*n oude
veete, omdat de laatste den eersten eens
een lichameiyke tuchtiging heeft toegediend,
wegens het mishandelen van zyn zuster, be-
klaagdes vrouw. Dit is nu evenwel een maand
of vier geleden. Beklaagde 3taat bekend als
dronkaard, mar op den cag van den moord
aanslag schynt hy volgens getuigen niet den
indruk gemaakt te hebben van dronken te
zyn. Verschillende menschen verklaarden hem
bedreigingen te hebbon hooren uiten, enkelen
hebben den aanslag gezim.
Deskundigen, voor de rechtbank gehoord,
verklaarden, dat een schot uit de gebezigde
revolver doodeiyk kan zyn.
Tegen beklaagde werd daarop geèischt een
gevangenisstraf van zes jaar.
Luitenant Clockener Brousson
deelt in zyn „Indische penkrassen" in het
„H. v. Nod." het volgende mede, dat plaats
vond in een kamp van bevriende Atj^hers;
„Een grappenmaker, de Limburger Ortmans,
uit Vaals, wilde eens op zyn manier tegen
over de Atjebers de eer der Europeanen op
houden. Op e?n dier avondjes toch bad hy
een teug petroleum in den mond genomen,
spuwde oie uit en stak te gelyk een lucifer
aan. Als een vuuretende toovenaar braakte
hy nu een meter lange vlam naar boven en
alle Atjehers vlogen verschiiit achteruit:
„Zóó iets ging boven hun begrip, en toen
de vlam verdwenen was, sprak Ortmans met
woest rollende oogen den volke de volgende
schrik aanjagende woorden toe: Saja cjoega
makan pelloi (Ik oet ook kogels).
„Wellicht zal het verhaal van den vuur-
«puwenden en kogeletenden Hollander hier
nog jaren later door ouderen van dagen aan
do jeugd worden verteld."
Hansen heeft te Weenen aan
een journalist verklaard, dat hy Diet voor
nemens is zich weder by een Noord-of Zuid-
pooi-expeditie aan te sluiten. Zyn vootoUEom
een schip met de noordelijke drift in een
tijdsverloop van zes jaar van de Behringetraat
wostwaarts naar Groenland te laten dryveo,
is slechts een raad geweest, dien by aan be
langhebbenden te St. Petersburg heeft gegeven.
Ia de Stel. Werkiar. zya opgenomen:
DATUM.
DAOBN.
Volw.
perB.
Kinde
ren.
Totaal.
1 Mei.
Zondag
80
17
17
9
Maandag.
90
12
108
3
Dinsdag
111
22
138
4
Woensdag.
116
23
189
4
Donderdag
119
23
142
6
Vrijdag
121
22
143
Zaterdag.
112
18
ISO
ÜITLOT1NGËN. 3.-pCt8. Oostonr. Bodcn-
Credit-Anstalt-Obl. van 1889 afl. Trekking van 5
Mei 1898, betaalbaar 1 Februari 1899. Premiön:
serie 2304 n°. 34 fl. 50,000, s. 6244 n. 24 fl 2000.
s. 597 n. 30 en s. 5135 n. 10 elk fl. 1000, s. 202
n. 42, a. 739 n. 28, s. 942 n. 29, a. 1915 n. 44,
2057 n. 27, 8. 2285 n. 39, s. 4047 n. 30, s. 5054
23, s. 5666 n. 15 en 8. 6276 n. 25 elk fl. 200.
Ter aflossiug met 100 fl. Serieën 649 1074 1900
2049 5518 6252 6326 6511 elk a 50 nommers.
Bovendien ontvangen dc uitgelote stukken ean
bewijs, voorzien van dezelfde serie en nummer,
hetwelk aan de volgende premie-trekkingen mode
deelneemt.
38)
.Neen, neen, Dotty; de schoolkinderen
moeten ook hun aandeel hebben," kwam Emma
daartegen ju verzetwaarop Dotty haar met
gebalde vuisten aanviel rooskleurige, mollige
pootjes, tot kleine vleescbklompjes opgerold
en haar tegenpartij tegen haar ceintuur
stompte.
„O, verschrikkelijk kind!" riep juffrouw
Raymond, haar bedorven lieveling opnemendo.
„De Kerstboom heeft haar hoofd geheel op
hol gebracht 1"
„Ik wil nog moor speelgoed ebben 1"
schreeuwde Dotty, in baar gebroken kinder*
taal, en werd, nog altijd schreeuwend, door
Elizabet weggeleid, om tien minuten later, met
Oen gewaeschen gezichtje, zoo gedwee als oen
lammetje, terug te komen als het beeld van
kinderlijke bedaardheid, en haar plaats in te
nemen aan do theetafel in de eotkamer, waar
de arme kinderen onthaald werden aan twee
lange tafels, en de kinderen uit de burger
lijke klasso aan een korte dwarstafel, aan het
boveneinde der kamer geplaatst.
Jufïiouw Raymond, Tompion en Elizabet
bedienden Luciile en de diie meisjes uit de
pastorie, dia het zich, op haar beurt, weder
tot Bin aaugonamo taak steldon een uur lang
onophoudelijk thse te schenken.
Toen de kinderen zich volgestopt haddeu
met koek en krentenbroodjes en boterhammen
met gelei, een en ander doorgespoold met
warme thee, werden de tafels afgenomen en
weder gedekt voor de moeders en tantes en
oudere zusters, die allen op dit namiddag-
onthaal kwamen, en voor wie oen tweede
zemelpastei gereed was gezet, waaruit linten
en handschoenen en gezang- en gebeden
boeken te balen waren.
Voor de manDen zou om negen uren een
tafel in de voorzaal aangericht warden, als
de Kerstboom geplunderd was, als de was*
kaarsen uitgebrand waren en de mishandelde
iepeboom aan den bezorgden tuinman werd
teruggegeven, om, na alles wat bij geleden had,
weer tot zu'n vorige kracht en gezondheid
gebracht te worden.
De kinderen speelden blindemannetje, ter
wijl de volwassen meisjes en de moeders thee
dronken. Hun vrooljjke stemmen weerklonken
in de oude Qothische voorzaal. Lucille en
Bruno en de meisjes uit de pastorie lieten
het oudere gezelschap aan de zorg van juf
frouw Raymond en Elizabet May over, om
nog een halfuur de kinderen te zien spelen,
voordat te halfacht het klokje van gehoor
zaamheid sloeg, dat het kleine volkje naar
buis riep.
Lucille zag er bij het zachte licht der
waskaarsen allerliefst uit, terwijl z(J en
Bruno by den Kerstboom stonden. Er waB
geen ander licht in de voorzaal dan de gloed
van het houtvuur, en nu en dan een opflik
kerende vlam, als een brandend blok tegen
een ander viel.
„Wat ziet gij er lief uit 1" zeide Bruno tot
Lucille, door den zachten glans in baar oogen
getroffen. „Bjj zulke gelegenheden als deze
komt ge op uw voordeeligst uit. Ik weet niet
of g(j er wel half zoo lief zoudt uitzien, als
gj een groote party gaaft."
,'t Is zoo aardig die kinderen gelukkig te
maken," antwoordde Lucille. „Zjj hebben zoo
weinig genoegens I Weet ge wel, dat zjj reeds
dadelyk nadat hun zomerschoolfeest voorbij
i8, verlangend naar de prtt van het Kerstfeest
uitzien? Maar dit jaar onthalen wjj hen bij
zonder feestelijk. Daar was mijn vader op
gesteld ter eere van
„Van ons aanstaand huwelijk. Wat moet
ik m|j niet trotsch gevoelen I" zeide Bruno.
„Het volgend jaar zal ik er ook wat in te
zeggen hebben. Dan zullen wij iets buiten
gewoons doen."
Juist op dit oogenblik kwam er een stroom
van kinderen, die wegliepen voor een alom-
tegenwoordigen blindeman, in den persoon
van het jongste meisje uit de pastorie, op de
verloofden af en sloepte hen mede in het
spel. Het meisje uit de pastorie, dat als
blindeman oogen van voren en van achteren
scheen te hebben, echoot op Bruno too;
daarop werd hy geblinddoekt en ging kin
deren by armenvol grijpen als een weerwolf,
die hen aan het spit wilde steken als leeuwe
riken, of hen in eeD pastei bakken met
hun schoenen boven de korst uitstekende.
Het spel werd met groote pret voortgezet,
totdat bet gelui van do groote bel door de
voorzaal gonsde als een reusachtige hommel,
die daar verdwaald was en zyn kop tegen do
beschilderde vensters stootte.
„Komt, kleine Asschepoetsters," riep Bruno,
zyn blinddoek afwerpende, „maakt nu, datje
naar huis komt, voordat jelui je glazen muil
tjes verliest, want we hebben hier geen prin
sen om mee te trouwen!"
De moeders en tantes kwamen na nit de
kamer, waar zy hadden theegedronken, en
ieder zocht uit het jonge gezelschap wie zy
hebben moest. Hoedon worden opgezet, doeken
omgedaan, er werd vriendeiyk en met de
mooiste nygingen en buigingen bedankt voor
al het genotene, en de kleine gasten trippel
den vrooiyk over de hard bevroren paden,
tsrwyi Lucille naar baar kleedkamer ging
om voor het diner toilet te maken.
Niemand anders dan de familie zon aan
het diner deelnemen. Lord Ingleshaw had den
gebeelen namiddag boven zyn „Variorum
Horatius" zitten dutten en het gedrnisch van
kinderstemmen en trippelende voetjes in de
verte gehoord, door dikke deuren en tapijten-
behangsels getemperd. Toen de kinderen weg
waren, kwam by uit zyn afzondering te voor-
schyn, beschouwde den Kerstboom met zyn
laag brandende waskaarsen als zooveel levens,
die ten einde liepen, en vornam met genoegen,
dat het feest, door zyn dochter gegeven, zoo
naar wensch was geslaagd. Hy vond Eliza
bet May in de voorzaal bozig met den Kerst
boom van zyn klatergoudversleringeo te
ontdoen.
„Wat hebt ge u dapper geweerd, Elizabet I"
zeide by vriendeiyk; „ik boor, dat het grootste
gedeelte van dien boom uw werk was."
,'t Is een groot gonoegen voor my geweest
er aan te werken, mylord. Ik ben ook nog
nooit op Kerstdag zoo vrooiyk gewee3t; ilc
heb nooit geweten wat Kersttijd was vóórdat
lady Lucille bet my geleerd heeft. O, wat is
dat alios goed en gelukkig en geheel anders
dan het levon in de steeg, waar ik gewoond
hebt Ik wenBCbte, dat iemand op Kerstdag
iets voor die arme kinderen deed."
„Er wordt toch zeker wel Lts voor hen
gedaan Er zyn in Londen genoeg brave
menschen, die trachten te helpeD," zeide lord
Ingleshaw.
„Ja, ik weet wel, dat er veel gedaan wordt;
maar er zyn zoovelen, die hulp noodig heb
bon. Er zyn zooveel akelige holen en gaten,
die er niet meer zyn moesten; maar als dis
er eens niet meer waren, waar zouden de
armen dan blijven? In Londen ls een nieuwe
itad noodig een stad, voor de armen ge
bouwd, en waarvan de ryken eigenaars zyn.
Arme huisheeren en arme bewoners dat
geeft ellende."
„En door een ryk hulsheer verstaat ge er
zekor oen, die niet verwacht huur van zyn
woningen te trekken?" vroeg lord Ingleshaw.
„Neen, dat niet, mylord; maar een man, dia
waarde voor zyn geld geeft een man, die
zyn huurders zuiver water laat drinken, zoo
dat zy niet in hun ellendige woningen ver
giftigd worden.
Wordt vervolgd.)