OËT LICOT VAN DES ÏUMTORES. MENGELWERK. nr. kunnen vele zijn; er kan brand ontstaan aan boord door een kanonschot of door aanvaring ▼an een brander; een afgevuurde kanonskogel, die doordringt in do kruitkamer, kan oorzaak zijn van een ontploffing die het schip doet uiteenbarsten en met zijn geheele bemanning in d« lucht slingert, natuurlijk niet zonder zyn vijand on de nab(jzijnde schepen te ver nielen of althans in hooge mate te beschadi gen Zoo ongeveer, doch veel uitvoeriger, beschreef vóór enkele jaren dr. Swart Abra- hamaz in een Gids-artikel een zeestrijd in de dagen onzer groote zeehelden Tromp en De Ruyter. Zelfs de stoutste verbeelding schrikt terug voor het beeld van oen zeeslag op eenigszins groote schaal, in den tegenwoordigen tijd. Hoe onschuldig en schadeloos doen zich do kanonnen on andere vernielingswapenen voor, waarmede in de XVIIdo eeuw de Hollandsche en Eogelsche vlootvoogden elkander bevochten, wanneer men ze vergelijkt met de ontzaglijke goschutgevaarten, geplaatst in draaiende torens, van muurdik ijzer, kanonnen, die projectielen van honderden kilo's, zeiven gevuld met ver- nieliogsmatoriaal van vroeger o. gekend kracht- dynamiet, fulguriet, schietkatoen, wegslingeron op afstanden, die voor het oog bijna onbe reikbaar zijn. De oorlogsschepen van onzen tijd, de zoogenaamde vecbtschepen, kunnen in werkelijkheid drijvende vestingen van ijzer en staal genoemd worden, vestingen, die elk millioonen schats hebben gekost, een bezetting van honderden verdedigers biDnen haar ijzeren en stalen muren hebben en verder het grootste gedeelte met brandbare en ontplofbare stoffen, steenkolen, kruit, dynamiet, enz. gevuld zijn. Boven afgronden, die bergen kunnen ver zwelgen, gaan deze gevaarten een regen van massa's ijzer en vuur op elkander afzenden. Nog heeft men ternauwernood een vijand bespeurd, aan den horizon, of reeds doen zich vroeselijke ontploffingen hooren. De eerste massa's staal, den naderenden vijand toege- ïlingerd, missen hun doel of stuiten af op het ondoordringbare pantser. Op oenmaal een kroot: masten, tuig en schoorstsonen worden als weggevaagd, een regen van vuur, in den vorm van mitraillo, valt op hot dek. Al wat zich daar to voren bewoog, is ia weinig oogenblikken gedood of op de vreeselijkste wijze verminkt en vaneengoscheurd. Nog blijft het pantser weerstand bieden Eindeiyk, met een ontploffing, die een opening van meters omvang in een der zijden boort, dringt een granaat van centenaarsgewicht door den scheepswand. Het nog kort geleden zoo trotsch zich bewegend scheepsgevaarte helt op zijde, een niet te keeren stroom van zeewater golft naar binnen, dooft de vuren, doet de stoomketels uiteenbarsten, en het schip met zijn bemanning van honderden, zijn kunstige en kostbare machinerieën en be wapening, zinkt voorgoed weg in de diepte. Andera scheepsgevaarten drijven reddeloos, als spol der golven, rond, wijl een schot van dan vijind hun roertoestel heeft vernield, en verdwijnen op hun beurt in den afgrond, ge troffen door den stalen ram van een vijand, die met vollen stoom op ben aankomt, en door de dikste pantsers als waren zü een papieren wand heen boort. Doch het vreeselijkste en afschuwelijkste, het tevens voor onzen tijd meest karakteris tieke wapen in den zeestrijd is de torpedo. Ziedaar oen prachtig gevechtschip, van den eersten rang, hetwelk tot nog toe alle aan vallen zegeviorond heeft doorstaandaar nadert met bliksemsnelheid, bijna onzichtbaar, een door een vijandelijk schip onder water afge vuurde torpedo. Men bespeurt een oogenblik den verraderlijken vijand, doch reeds te laat, om hem af te wendenGeen dapperheid, geen beleid, geen zeemanschap kunnen hier helpen; stoot de torpedo tegen do kiel van het vaartuig, dan een ontploffing, een massa van rook, vuur en zeewater, welke te midden ▼an een zwarte wolk omhoog wordt geslin gerd, gelijk de uitbarsting van een vulkaan. Als de wolk optrekt, is het schip verdwenen. Ia 1878, tijdons den Russisch-Turkschen oorlog, wisseldon pantserschepen van beide sl rijd voerende partijen eenige schoten in de Zwarte Zee. Een Russische granaat kwam daarbij terecht in den schoorsteen van een der Turksche schepen on drong door in den stoomketel, met het gevolg, dat deze ontplofte en het schip in de lucht vloog. In 1882 geraakten twee Peruaansche pant- serschepon in gevecht met één Chileensch schip. Weldra was de rook zoo dik, dat men ternauwernood den omtrok der schepen kon onderscheiden. De Chilier nam toen eon krijgs list te baat; bij drong door tusschen zijn beide vijanden, die elk van zijn kant een regen van projectielen op hem deden neerkomen. Toen do rook hot dichtst was, maakte het Cbiloon- scbe vaartuig zich onbemerkt uit de voeten, terwijl de twee Peruaansche schepen, nog altijd meenende mat den vijand te doen te hebben, voortgi gen met vuren. Zóó bombar deerden zij elkander, met het gevolg, dat heide zonken, terwyi hun vijand ODgedeerd wegkwam. Ziedaar een staaltje van den humor van den tegenwoordigen zeeoorlog. De Standaard meent, dat de zeeslag, tus schen de Amerikanen en de Spanjaarden by Cavite geleverd, voor ons een les moot zijn. Zeker zegt het blad de Spanjaarden hadden zich niet aldus onvoorbereid moeten laten overvallen I Ze mogen dapper gevochten hebben, en hun eero als militair volk hebben gered, maar van vooruitziend beleid was geen sprake. De meest primitieve voorzorgsmaatregelen waren verwaarloosd. Doch al ware dit andera geweest, zou d e uitslag daarom een and?re gewekt zyn? En bewees ook de slag by Cavite niet opnieuw hoe alle worsteling op zee zoo good als ge heol gematerialiseerd is, en almeer hangt aan louter stoffelyke factoren Ook voor onzen Archipel wordt het daarom steeds twijfelachtiger, of men er met kruisers zou kunnen volstaan, en of men er zonder slagschepen, zy het dan ook van klein kaliber, voor zQn veiligheid verantwoord is. Want het is wel waar, dat tegen een groote zeemogendheid toch niet meer valt op te roeien, daar doze tegenover uw zwaarste schepen altoos nog zwaardere kan stellen, en tegen elk half dozyo, dat gy in het gevecht brengt, harerzyds m9t een heel dozijn en meer kan komen; maar ook in het bangste geval vindt men ons dan toch niet onvoor bereid, en zou een letterlijk wegblazen van heel het eskader, als thans in de baai van Manilla is gezien, ons bespaard blyven. Doch dan worde het type ook zóó gekozen, dat op de eischen, aan zulk een schip voor Indiö te stellen, in niets ter wille van alge- meenen dienst of dienst hier te lande be knibbeld worde. By wat voor Indiö gebouwd wordt, moet het belaDg van Indiö den doorslag geven, en het hinken op de twee gedachten van het double usage moet buiten rekening biyven. Moer nog, niet alleen het type moet door wat Indiö eischt beheorscht worden, maar ook het aantal schepen van dat type moet voor de vordediging, zy hot ook voor de ge concentreerde verdediging, van onzen Archipel, naar billyken maatstaf, voldoende zyn. Tegen een coup de main althans van de zeemogendheden van den tweeden rang moeten we op Java volkomen beveiligd zyn. Het verheugde ons daarom, dat de heer Van Alphen, namens de Anti revoJutionnaire paity, ditmaal alleen aan de Marinebegrooting als Credietwet zyn steun bood. De beslissing inzake ons Indisch eskader valt eerst later. Onder het hoofd Politiek" zegt De (anti- rev.) Nederlander: Enkele liberale bladen, zooals de Nieuwe RoUerdamsche en do Amsterdanische Courant trachten de meening ingang te doen vinden, dat het verzet tegen het wetsontwerp op den leerplicht door „de politiek" wordt be- heerscht, en beroepen zich dan op de stemmen van enkele anti-revolutionnairen en roomsch- katholieken, die „leerplicht" verdedigen. Geen voorstelling is onjuister dan deze. Dat ook anti-revolutionnairen en roomsch- katholieken vaak „leerplicht", zelfs een wet telijke regeling daarvan, hebben verdedigd, is oud nieuws. Leerplicht wordt zelfs door elk g03d Christen verdedigd, en overheidsbemoeiing ter naleving van dien plicht behoeft niet principiëel te worden bestreden. Geheel iets anders echter is de bemoeiing met deze zaak door een godsdienstlooze over heid; of een regeling zooals door minister Borgesius wordt voorgesteld. Zelfs indien goede Christenen, zich door hun yver voor trouw schoolbezoek latonde meesleepen, zich vóór die regeling verklaren, biykt daaruit nog niet, dat zy het ver band van deze wet met geheel ons toe komstig staatsbeleid hebben doorzien. Men kan toch moeilyk beweren, dat onzer zijds geen argumenten zyn aangevoerd om dat verband aan te toonen. Van liberale zyde weerlegt men die dan ook niet, maar men maakt het volk diets, dat hier „de politiek" in het spel is. Alsof men niot wist, dat van onze zyde steeds, en jaren lang, tegen leerplicht regeling in ons land is gestredendat zelfs zeer vele liberalen er nooit aan gewild hebben, en dat ook nu de oppositie mede is uitgegaan van oen groep, die waarlyk wel getoond heeft haar oordeel over regeerings- ontwerpen geheel los te maken van de zoo genaamde „boogere politiek". En juist die groep heeft meer dan eenige andere de indie ning van het wetsontwerp betreurd. "Wy keeren dan ook de zaak juist om. Do liberalen weteQ zeer wel, dat dit ont werp al heel weinig het schoolverzuim zal beletten. Toch heeft dit radicale Kabinet het inge diend, lo. om politieke redenen, ter voldoe ning aan stembusbeloften; 2o. omdat de aan neming van dit wetsontwerp de erkenning is van het beginsel, welks toepassing tenslotte geheel het gezin onderwerpt aan de voogdy van den neutralen staat. „Yogelmoord." Het streven van den „Bond ter bestrydiDg van den vogelmoord" ondervindt moer en meer waardeering en zyn ledental is steeds toenemende. Het bestuur is echter van oor deel, dat er meer kracht van den Bond moet uitgaaD, het doel van den Bond meer moet bekend worden. Om daartoe te geraken, heeft het een circulaire verspreid, waarin het op wekt tot geldelyken steun en tot aansluiting aan den Bond. In dat stuk worden de vol gende cyfers aangevoerd als bewys, dat wer- kelyk het kwaad een grooten omvang heeft bekomen. In de laatste vyf en twintig jaren zyn meer dan drio duizend millioen (3,000,000,000) koli bries, paradysvogels, enz. als slachtoffers der mode gevallen. Voor Europa bedraagt de jaar- ïyksche invoer ongeveer honderd vyf on zeven tig millioen (176,000,000) stuks, cyfers om van te duizelen; hierby zyn dus niet eens de Europeoöche vogels begrepen, noch hun broedsel, dat by milliarden dsn hongerdood is gestorven. Onlangs gaf een Paryscho firma aan een groot-handelaar een orde van 30,000 kwik staartjes, een ander van 76,000 roodborstjes en sysjes. Volgens de statistiek in FrankrQk bedraagt de schade, door den zinneloown vogelmoord aan den landbouw toegebracht, jaarlyks een som van 400 a 600 millioen franken. Ea nu onze inlandsche vogels ook al worden belaagd, wordt het meer dan tyd aan deze afschuwe- lyko en schadelyke mode een einde te maken. Het bestuur van den Bond bestaat uit de dames: douairière De Jong van Beek on Donk, gob. gravin Nahuys, Kasteel te Beek en Donk mevrouw Goekoop, geb. De Jong van Beek en Doük, Laan van Moerdervoort 55, 's-Graven- hagemevrouw Pompe van Meardervoort, geb. Pompo van Moerdervoort, Villa „Etoile Polaire" Niauport Bainamejuffrouw C. R. Van Eelde, Catharynesingel 57, Utrecht; movrouw Diepen- broek, geb. De Jong van Beek en Donk, secretaresse-penningmeesteres, Parkweg 175, Amsterdamen den boer C. F. J. Brands, Villa „Dó3iró,'' Stationsweg, Bussam,2den secretaris. RECLAMES, a 25 Cents per regeL De vrouw van den vuurtorenwachter in gevaar. Een ware on zeer interessantegoschiedenis werd onlangs aan een reporter van de „Brid gend Chronicle" op byzondero wyze bekend gem t k Ten oinde zoo mogelyk zich van de feiten van dit geval te verzekeren, droeg de uitgever iemand van zyo ambtenaren op, de vrouw van den vuurtorenwachter een bezoek te brengen. De vuurtoren van Nash is gelegen op de steile rotsen van het Bristol-Kanaal. Aldaar aankomende, zag de reporter een vrouw en in enkele woor- ^|H den vertelde hy J H wat hy gehoord had, te weten I yylytUT dat een juf- WM frouw Evans, aldaar wonen- de, byna het slachtoffer van jf| een ongeval ■3 waa geweest. „Ik ben juf- - frouw Evans," reide zy, „en ik ben, wat men noemen kan, op wondervolle wyze genezen." Juffrouw Evans vertelde, dat haar man, de wachter van den vuurtoren, in Maart 11. daar geplaatst was en voorheen op het eiland Caldy (Tenby) woonde. „Waart gy gezond, toen U bier gekomen zift?" „Ik was zwak, maar niet wat men noemen kan ongezond. De lucht waa versterkend, maar ze maakte my ziek. Ik geloof, dat ze te sterk voor my is. Ik was slechts een maand hier, toen ik zeer ziek werd en myn man ver plicht was een geneesheer te laten komon. Deze ziokte duurde drie maanden en eindelyk nam zy plotseling zeer toe. De geneesheer kwam nog steeds en behandelde my met veel zorg en bekwaamheid, maar hy deelde myn man mede, dat het nutteloos was hem te laten komen." „Uw man was zeker erg beangst? „Ja, in werkelijkheid, want ik leed aan een zeer slechte spysvertering, vergezeld van een leverziekte." „Waar schryft U uw genezing aan toe?" her nam de reporter. „Welnu, ik kan haar slechts aan een enkele zaak toeachryven. Ik was byna krankzinnig geworden door bet vele ïydea, dat ik door stond in myn hoofd, en door de inwendige pijnen, veroorzaakt door voortdurende slechte spijsvertering. Myn tong was droog en myn tandvlee3ch opgezwollen en wel zoodanig, dat ik noch drinkon noch eten kon, en zoodra ik er toe gekomen was iets te eten, ondervond ik hevige pyoen, totdat ik het woder uitge braakt had. Toen ik op z'n ergst was, zag ik in een der dagbladen een verslag omtrent vele per sonen, die door do Pink-Pillen van Dr. Wil liams voor bleeke personen genezen waren geworden. Ik liet ze ook halen en nadat ik de oerste doos gebruikt had, gevoelde ik my veel beter. Alvorens de tweede doos gebruikt te hebben, was het my mogelijk myn bod te verlaten, en met het gebruik voortgegaan zynde, kan ik thans myn bezig heden waarnemen. Ik kan goed eten, drinken en slapen en de martelende pijnen, veroorzaakt door de slechte spysvertering, zyn verdwenon." Mejuffrouw Stabbs, de goede vrouw, die by mejuffrouw Evans als ziekenverpleegster dienst gedaan had en haar gedurendo haar geheele ziekte verzorgd had, overtuigde den reporter, dat de verandering te danken was aan de Pink- Pillen van Dr. Williams, want ik bespeurde een groote verandering by haar, voordat zy de eerste doos gebruikt had. Ziehier de feiten op eenvoudige en natuurlijke wijze, zooals zy aan den reporter werden medegedeeld, en de echtgenoot van mejuffrouw Evans was volko men overtuigd, dat, als de Pink-Pillen van Dr. Williams er niet geweest waren, hy zyn vrouw niot meer zou hebben, om hem het leven op te vroolykon en hem aan te moedigen tydens de lange uren van verveling, verbonden aan de betrekking van vuurtorenwachter. Het is niet alleen in dorgolyke gevallen als dat van de vrouw van den vuurtorenwachter van Nash, geiyk in de „Bridgend Chronicle" ver haald wordt, dat de Pink-Pillen van Dr. Wil liams haar bewyzen geleverd hebben. Zy bob bon ook genezen: verlamming, ataxie locomo- trice, rheumatiek en heupjicht; alsmede alle ziekten, veroorzaakt door bloedarmoede, als: klieren, chronische belroos, luchtpyp- en long tering, bloedarmoede, bleeke en vale gelaats kleur, algemeene zwakte der spieren, verlies van eetlust, hartkloppingen, pynen in den rug, zenuwachtige hoofdpijn, te vroegtydig verval, alle vormen van vrouweiyke zwakte en hysterie. Deze pillen zyn een spierversterkend middel en geen purgeermiddel. Zy hebben als spierversterkend middel en als versterkend geneesmiddel voor beide ge slachten geen mededingster. De Pink-Pillen, die afzonderlyk of in glazen bokalen verkocht worden, zyn niet echt; neemt ze niet aan. Prys f 1.75 de doos, f 9 per 6 doozen. Ver- krygbaar by Snabilié, Steiger 27, Rotterdam, eenig depothouder voor Nederland, en Apo theken. 3818 130 Al "te dankbaar. Vit het Fransck van André Picard. L Hoe ik my dien dag toevallig op het kermis terrein te N. bevond, kan ik m'y niet meer herinneren. Ik had wat rondgeloopen en zag ineens de vlammon slaan uit een tent van zeildoek, oen circus, zooal3 ik later hoorde. Dadeiyk ontstond er, zooals gewooniyk by zulke gelegenheden, een ontzettend gedrang. Aan alle kanten geduwd en gestooten, mocht het my toch al heel gauw gelukken in de eerste ry der toeschouwers een plaatsje te veroveren. Maar niet tevreden met daar te blyven staan, drong ik door de uit den circus vlucbt?nde menschen heen naar binnen, waar ik juist aankwam, toen de laatste artist er uit verdween. Waarom ik myn leven zoo onnoodig waagde, was my zelf een raadsel en ik wilde net weer terugkeeren zooals ik gekomen was, biy dat in de volte niemand myn aanstellery had opgemerkt, toen ik my eensklaps voelde aangegrepen door twee armen, die my vast omklemden. Ik trachtte nog eens van myzelf te weten te komen wat my toch eigenlyk hierheen had gevoerd, maar tot myn groot9 ergernis moest ik het antwoord schuldig bljjven. Ik kon na niet meer terug metleege handeu, zooals ik eerst gewild had, en was dus wel genoodzaakt, tegen wil en dank voor menschenredder te spelen. Ik bukte my naar den grond, om de vrouw, want nat uurlyk was het een vrouw, op te helpen, doch daar zij in dien tusschentyd flauw gevallen was, bleek dit een onmogelykheid. II. Buiten gekomen, werd ik begroet met een luid hoezeegeroep, waarvan ik zóó schrikte, dat ik stok8tyf bleef staan, met de nog steeds bewustelooze vrouw in myn armen. Nu eerst overzag ik ten volle myn toestand en ik had my op dat oogeDblik niet dankbaarder kunnen voelen dan wanneer de grond zich eensklaps onder my geopend had; of de last, dien ik torste, er ook zoo over gedacht zou hebben, b9twyfel ik ten zeerste. Ik heb er nooit van gehouden, voor een held door te gaan of het middelpunt te zyn van ieders aandacht en belangstelling. Een zonderling te zyn of er voor gehouden te worden, wat al tameiyk op hetzelfde neer komt, vond ik altyd iets verschrikkelyks, en nu had ik myzelf in dien zeer onaangenamen toestand gebracht. En dat ik maar steeds geen antwoord kon vinden op de vraag wat my toch tot die onzinnige daad gebracht had, maakte my nog veel boozer. De brandweer, die reeds opgescheld was, had haar immers evengoed kunnen redden. Ik zag my al het slachtoffer van een daad, die ik niet eens zelf kon verklaren. Photo- grafen, reporters en de hemel weet wie nog meer, zouden my onmiddellyk tot hun prooi kiezen; ik zou in couranten verschynen, met opgeheven armen, waarin een bewustelooze vrouw, midden in de vlammen; een in het zwart gekleed heer zou my eon of andere medaille, waar ik altyd mede gelachen had, op de borst hechtenin het kort, ik zou niet weten waar my de eerste dagen, ja misschien wel woken, te bergen. Al die visioenen maakten my zoo benauwd, dat ik gaarne de vrouw op straat zou hebben neergelegd, als my dit mogelyk geweest was. Wat behoefden al die menschen my ook zoo aan te gapen l Ik zag overal om my heen open monden, die hoezee riepen. „Heeren", begon ik maar op goed geluk af tegen enkelen in myn onmiddeliyke naby- heid, „ik weiger pertinent myn naam op te geven, hoort gy, ik herhaal, per ti - nent." „En als ge niet dadelyk van plan verandert," voegde ik er by op een toon, alsof men my gevaarlyk wilde beleedigen, tegen enkelo jon gelui, die aanstalten maakton my in triomf rond te dragen, „dan zult ge eens zien wat ik doe." Een algemeen gemompel steeg op, men vond my biykbaar een zeer onaangenaam mensch, maar ik bad myn doel bereikt en juist koos ik my iemand uit, dien ik gemak kelijk zou kuDnen omverloopen om my zoo een doortocht banen, toen do vrouw, die ik op een stoep had neergezet, eensklaps tob zicbzelve kwam en myn overjas zóó stevig vasthield dat ik onmogeiyk weg kon. Ik keek om en zag, dat zy recht overeind zat, met ten hemel geslagen oogen. Plotseling barstte zü zonder eenige voorafgaande aankondiging in snikken uit. In gewone tyden moet zy al zonder eenige bekoorlijkheid geweest zyn, doch nu was zy zóó leeiyk en zag zy er zóó potsieriyk uit, daar men haar maar voort durend met water had begoten om haar by te brengen, dat ik moeite had myn lachen in te houden. Zy bracht myn handen aan haar lippen en bedekte ze met kussen, zeondorwyl besproeiend met tranen, en daarna legde zy myn rechter hand tegen haar hart. Ik stamelde een paar woorden, want de hoele scène ergerde me meer dan ik kan zeggen. Ik vond, dat nu het gunstig oogenblik gekomen was, om te ont snappen, maar weer was het de arme vrouw, die my tegenhield. Nog minstens vyf minuten moest ik haar dankbetuigingen aanhooren en met luide stem eischte zy, dat fk myn naam en myn adres zou opgeven. Ik weigerde, maar een politie agent vlak by ons keek me zóó wantrouwend aan, dat ik het maar beter vond niet langer te biy'ven weigeren. Men mocht my nog eens naar het bureel brengen. Later bejammerde ik het ooit zoo zwak geweest te zyn. Myn eerste werk was, toen ik thuis kwam, zoo nauwkeurig mogelyk de vrouw te ba- schryven, wie ik het leven gored had, 't aan myn knecht overlatend van het geval to denken wat by wilde. Ik verklaarde hem eens vooral, haar nooit te zullen ontvangen. Zoodra zy kwam, moest hy maar zeggeD, dat ik juist naar Perziö was vertrokken. Den volgenden dag tegen twee uren, ik zat juist bedaard een sigaar te rookeD, kwam myn knecht my zeggen, terwyi hy my met ongeveinsde bewondering aanstaarde: „De dame, die mynheer uit de vlammen gered heeft, wacht in het salon." Ik schold hem uit voor al wat leeiyk was, wat hem, daar hy zulk een behandeling niet van my gewoon was, zeer verbaasd deed staan. Ik kon do vrouw in het salon niet altyd laten wachten, dus ging ik, te laf om haar ineens flink weg te zenden. En dat was het begin van al myn ellende. Niet eens, maal ''i9n-, twintigmaal, her haalde zy dat bez&iL', zich steeds uitputtend in dankbaarheidsfrasen. Al heel gauw begreep ik, waar zy heen wilde, maar dat zou haar toch niet gelukken l Zy was er vast van overtuigd, beweerd* zÖ, dat wy bestemd waren, om met eikaal vereenigd te worden. Met zachtheid eerst, later wat krasser ge formuleerd, poogde ik haar te beduiden, dat ik geenszins die teedere gevoelens deelde, dat ik haar nog niet behoefde te trouwen, omda) ik haar het leven had gered, en dat jeugdl schoonheid en beschaving ook lang geen te versmaden voorrechten waren in een echt genoot©. Maar zy bleef doof voor alle rede en stoorde zich niet aan deze logische argumenten. Op een zekeren dag by een dergelijk bezoek werd ik zóó boos, dat ik een ongeladen revolver van tafel nam, welke dienst deed als presse- papier, en snel al myn moed byeenverzamelend, tot haar zeide: „Het is na eindelyk tyd, dat hier eens een eind aan komt; gy wilt my per se tot uw echtgenoot maken en ik biyf voor die eer bedanken. Ik weet geen ander middel om aan uw koppige volharding te ontkomen, die myn leven vergiftigt, dan op u te schieten. Dat ik veel moed heb, weet ge; anders had ik voor u niet de vlammen getrotseerd; welnu, ik geef u tyd tot ik tot vyf geteld heb. Één...." Ik legde myn revolver aan. „Twee...." Haar handen beefden sterk. „Drie...." Zy stond op en haar rokken byeennemend, was zy al verdwenen, eer ik nog „vier" ge zegd had. De deur sloeg achter haar dicht; ik heb haar, tot myn onuitsprekelyke verlichting, nooit weergezien. Invoer van vee in België. Het „Ned. Landbouw-"Weekblad" deelt het volgende mede: VolgeDS „Le Patriote," een Belgisch blad, heeft de minister van landbouw, de heer De Bruyn, te Termonde een redevoering gehou den en toen ook gesproken over invoer van NederlaDd8ch vee in België. Hy zou daarbQ medegedeeld hebben, dat het plan bestaat om weidevee (bétail maigre) uit Nederland in België toe te laten, nadat het aan de grenzen is in quarantaine gesteld. Deze maatregel zal een voorloopige zyn, in afwachtiog van een nader aao het depar tement uit te werken plan, dat, eenmaal vastgesteld, een einde zal maken aan den tegenwoordigen toestand. UITLOïINGEN. Italiaanscho Boodo-Krais-X/oton 1835 a L. 25. TrekkiDg van 2 Mei 1808. Betealbiar 9 Mei 1898. Boofdprgzen: Serie 8511 nr. 6 a 35,000 £r.e. 10165 d. 50 a 2000 fr.; e. 6017 n. 34 a 1000 fr.; a. 16 n. 15, 8. 2886 d. 43, e. 7470 n. 16, e. 10305 n. 8, e. 11528 n. 47 elk 50 fr. Voor amortisatie de serieéo: dos. 227 907 1185 1983 2254 8054 3058 3152 3562 3816 4264 £178 62e6 6622 7215 7456 9121 10788 11233 11858. De in dez serieën vervatto 1000 nummera ▼orden met elk fr. 3 uitbetaald.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6