H* 11716. Donderdag 5 Mei. jgg#
feze fèourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven»
PERSOVERZICHT.
F9 euilleton.
Getrouw tot in den dood.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZES COUKANTj
Voor Loidon per 3 maanden. 1.10,
Franco per post 1.40.
Alzonderlyko Nommere 0.06.
PBUS DEE ADVEBTEjrriEN
Van 1-6 tegels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Orooter»
letters naar plaatsruimte. Voor liet Incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Ollloiëele Konnisgovlngen.
SCHUTTERIJ.
Burgemeester en Wethouder» van Loidon broDgea
ter ftlgemeene kennie, dat een aanvang zal worden
gemaakt met de inschrijving voor den sohuttorlghon
dienst van degenen, die daartoe dit jaar verplioht ngn
dat deze ineohrgvmg zal geschieden in tien af
zonderlijke register», met dien verstande, dat do
p*reo..t*, geboren in 1864 tot 1872 ingesloten, welko
©ich bier ter stede, sedert de voiige inschrijviog,
tilt andere plaatsen mettorwoon h.-bboj nodcrgozet,
waaronder ook zijn bfgropen de nnlitairon, die sedort
de laatste Insobrijving hnn paspoort verkregen en
sioh alhier hebben gevestigd, alsmede de zich in
dit Rót ©Q binnen deze feomcente eindi do laatsto
tttchrgving gevestigd hebbende vreemdeliogon, zullen
worden ingeschreven achter-in de register?, waartoe
zjj volgens hun ouderdom bebooren; terwijl de ge-
torenen in het jaar 1873 zullen worden geplaatst
in oon nieuw register, te wetenhet eerste van den
jaro 1898 on hot tiende, of dat der geborenen
in 1863, vau het verige jaar, zal komon te vervallen
dat van de L eohrgving niemand der bovengonoemdo
personen is uitgezoudord, al vermeende hg tot de
vrijgestelden of uitgeelotenen te bc-hooren. en das
ook niet dio personen, welke roods ban ontslag uit
den schutte lijken dienst hebben bekomen;
dat de registers van inechrgviog, iogovolge art. 6
Tan bet koninklijk beslait yan 21 Maart 1828 (Stiate-
blad No. 6). zullon worden geopend op Maandag
den 16den Mei aanstaande, en op Woensdag den
Isten Juni daaraanvolgende zullen worden gesloten;
dat, ten einde deze insobrijving geregeld afloope,
Bjj» die daartoe in de termen vallen, worden opge
roepen, om zioh te vervoegen aan hot bureau der
Afdeoliug Nationale Militie en Schuttorg ten Raad-
lraize (kamer No. 9), en wel:
degenen, wier geslachtsnamen aanvangen met de
letters A, B, O en D, op Maandag den 16den Mei
1896;
degene*, wier geslachtsnamen aanvangen mot de
letters E, P, G, H, I, J en K, op Dinsdag den
tlden Mei 1898;
degenen, wier geslachtsnamen aanvangen met de
letters L, M, N en O, op Woensdag den ldden Mei
1898;
degenen, wier geslachtsnamen aanvangen met do
lettors P, Q, R en 3, op Donderdag den 19den Mei
1898;
degocOD, wier geslachtsnamen aanvangen met_do
letters T, (J, V, W, X, Y en Z, op Vrijdag den
20slen Mei 1898, telken dage van des voormiddage
tien tot dea namiddags drio aren.
Tevens worden opgeroepen allo personen, die als
gehuwd of als weduwnaar met kind of kinderen
in het ofgeloopen Jaar in de termen zgu geweest,
'om uit dien hoofde in de tweede klaseo yan do
•lgemeene rol der Sohotterg te worden gobraoht,
doch eodort dien tyd, door het overigdon van hun
Yiouwe* of kinderen, de bevoegdheid hebben ver
loren om in die klasse te verblijven, en dus alsnu
in de eerste klasse dor voor dit jaar op te makou
algemeeno schuttersrol geplaatst moeten worden,
om van zoodanige verandering van omstandigheden
•ohriftelijk kennis te geven, of zich daartoe ter
fieort-tane aan te melden, tusschen des voormiddags
tien uren en 's namiddags één uur, vóór den lijd
▼an aanvang der inschrgving, en dus uiterlgk tot
00 met den I4den Mei aanstaande.
Burgemeester en Wethouders van Leidon;
Gezien art. 8, lste alinea, dor wet van den 2den
Juni 1875 (Staatcblad No. 95), tot regeling van hot
toezicht bij het oprichten van inrichtingen, welke
gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken;
Brengen bg deze tor algomoene kennis, dat door
hen op bedou vorgunniug is verleend aan P. VAN
DE ROTTE en rechtverkrijgenden tot het plaatsen
•n in-workiDg-etellen van een gasmotor van 2''/j
paardekrackt en de oprichting van een smederij in
bot peroeel Langostraat No. 8.
Burgemeester en Wotboadors voornoemd,
Leiden, F. WAS, Purgomooster.
2 Mei 1898. VAN HEY8T, Seoretarie»
Directe Belastingen.
De Burgemeester van Leiden brengt ter algemeene
kennis, dat aan den Ontvanger der Directe Bolaelingen
is ter hand gesteld bet kohier der Porsoncelo
belasting No. 2 van den dienst 1898, executoir
verklaard den 2don Mel jl., en her nnort voorts
don belanghebbenden aan hunne verplichting om dcu
aanBlag op den bg do Wet bepaalden voet to voldoen.
LoldoD, Do BnrgemeeB-or voornoemd,
3 Mei 1898. F. WA8.
In Vooruitgang pleit freule Jetje De Bosch
Kemper voor onderwijs In het koken by
botherhalingsonderwys. Zy schrijft o.a.
„Als eenig vak waard is te wordon onder
wezen, dan zouden wij zeggen, is het de ken
nis van koken, wel het allereerst ooodig voor
het meisje uit do volksklasse. De proeven,
die dan ook in Don Haag, Delft, Amsterdam
zijn genomen, hebben ten zeerste voldaan. De
leasen in rekenen, schrijven, stellen en natuur
kunde vinden haar toepassing in de kookles,
terwijl de onderwijzeres een ruim veld heeft
om nuttige wenken voor het loven te geven,
op het gebied van zuinigheid, overleg en rein
heid.
De kosten van het aanschaffen van gereed
schappen mogen aanvankelijk wat groot zijn,
het onderhoud van zulk een inventaris behoeft
niet kostbaar to wezen, en voor 30 ets. per
avond of f6 voor een cursus van 20 lessen
aan ongeveer 16 meisjes ziin heel wat ingre
diënten en voedingsmiddelen te verkrijgen.
Er bestaat heelwat vooroordeel op het ge
bied van eten, maar menige burgervrouw wil
zeer gaarne wat betera loeren en zich voegen
naar betgoen haar dochtertjes van de school
meebrengen."
En verder o. a.:
„Ook het belang van menige jonge vrouw
kan door het onderwijs in koken worden be
vorderd. Do arbeidsmarkt is byna op ieder
gebied overvoerd, voor kookschool-leeraressen
echter is nog werk te over. Het is waar, de
studie er voor telle men niet to licht; hoe
zal men anderen' onderwyzen, wanneer men
zelf do diDgen maar half weet en begrijpt?
Er behoort vo9l konnif, doch ook veel toe
wijding toe, maar het is een dankbaar werk
■minbevoorrechten iets mee te deelen wat hun
leven rijker en botor maakt.
Mocht weldra do tjjd aanbreken, dat in ieder,
die met onderwijszaken te maken heeft, hot
besef leveniig wordt, dat kookonderwijs recht
van bestaan heeft op de school
dat de volksvoeding workelyk beter en meer
voldoet aan de eischen van hygiëne en s &ke-
Hjkheid;
dat er tal van bekwame, dergelijke onder
wijzeressen worden gevonden, die zich met hart
en ziel aan dit grooto volksbelang wijden."
De heer O. Kamerlingh Onnes schrijft in
het Exportblad over den oorlog tusschen
Spanje en Amerika in verband met het
koloniaal bezit van Nederland. Hy
zegt o. m.:
„Noch Frankrijk, noch Nederland en aller
minst Engeland kunnen met onverschilligheid
aanzien, dat in het koloniaal beheer eener
Europoeache natie wordt ingegrepen door een
staat buiten Europa. In dit opzicht zijn de
belangen der drie grooto koloniale mogend
heden in Europa solidair, behoorden zij het
te zijn ten minste.
Dat Spanje in zijn koloniën bedreigd wordt
voor de oogen van Europa, heeft dus een
overwegende rodoD, Het belang van een der
hoofdpartijen is zonder twijfel gediend met
de erkenning van Amerika als oorlogsmacht.
Z'.ovel naar het Oosten als naar het Westen
kan de invloed van Amerika zich alsdan doen
gelden in het belang van de politieke party
in Europa, die zich van haar steun verzekert.
Als zoodanig is de verschyning van Amerika
op het groote politieke schaakbord onge
twijfeld gewenscht voor Engeland, vooral in
Azië. Welnu, Amerika, dat gisteren niets
beloekende als maritieme oorlogsmacht, geldt
heden, dank zy dezen oorlog, en zal morgen
nog meer meetellen.
Mo9t Spanje derhalve opgeofferd, het is
mogelijk, evenzeer als men kon beleven, dat
de ko)oniën8chat van Nederland in een politieke
onderhandsche veiling zou gevaar loopen.
De tyd zal spoedig leeren hoe deze zaak
voor Spaüjo beslist wordt, maar hy zal onge
twijfeld ook aanwyzen,dat Amerikakunstmatig
in het bezit wordt gebracht eener oorlogs- en
handelsvloot, welke laatste, door de groote
beschermingsparty in Amerika reeds lang
begoerd, aanstonds voor staatsrekening groo
gemaakt, als alle kunstmatige scheppingen
ernstig nadeel zal berokkenen aan haar
omgeving.
Wat wy, Nederlanders, uit dezen oorlog
en de onzydigheid van Europa tegenover
Spanje reeds nu leeren, is het groote belang
om als koloniale mogendheid te zorgen in
tel te zyn, aan de beredderzucht van wie
ook het voorwendsel te onthouden, dat het
bezit, aan ons toevertrouwd, ons te zwaar
valt, allereerst door krachtig koloniaal bestuur,
maar ook door krachtige handelsverbindingen,
iedere vreemde inmengingen onze Koloniën
allen schyn van noodzakelijke socialo en
cooimorciöele bezorgdheid te ontnemen, waar
mode op het oogonc-lik Amerika tegenover
Spanje een ongehoorde daad van machts
misbruik dekt.
De Standaard is bezig met de concen
tratie van de anti-liberalen. Het
blad wil h9n brengen op het Chiist9iyk stand
punt. Het stelt de vraag: Als, dank zij het
optreden van dit kabinet, ten leste toch weer
een liberale concentratie tot stand komt, moet
daar dan niet een anti-liberale tegenover ge
steld? De Standaard stelt het geval, dat de
overheid deukt voor een nog onontwikkeld
volk, dat haar volgt als een kudde schapen.
Miar rypt zulk oen volk, en begint het zelf
ook te deDken, dan ontstaan partyen.
Behalve de verschillen, uit verschil in be
ginsel voortvloeiend, zyn er ook nog schakee-
ii> gen denkbaar, hotzy in graad van scherpte
by de toepassing der beginselen, helzy naar
persooniyk inzicht uiteengaande. Straks gaat
deze deeling allicht nog verder. En wat het
bedenkolijkst is, hieraan is eenvouoig niets
te doen. Het is het noodwendig uitvloeisel
van de mondigheid der volkeren.
Evenwel, de middelpuntzoekende kracht
biyft daartegenover haar rechten behouden; en
zoodra uit de feiten biykt, hoe men door de
sterke versnippering van kracht niets anders
doet dan zyn tegenstanders in de hand wer
ken, en zyn eigen toekomst verspelen, waakt
er vanzelf een besef op, dat zekere verstand
houding toch aanbeveling zou verdienen, en
dat het aanleggen van zekeren teugel aan
de eindelooze versnippering plichtmatig kon
worden.
In die gemoedsstemming vindt dan hot denk
beeld van concontratie weer iDgang. Men
begint zyn naastverwante groepen met wat
minder nydige oogen aan te zien, en vraagt
zich af, of vroegere samenwerking niet te
herstellen ware.
Welnu, in zooverre gaan ook wfl hierin
van harte mede.
Dit is echter heel iets anders dan hot in
net leven roepen eener anti-liberale concen
tratie. Wat uit deze overweging voortvloeit
kan, zoo men ni6t op een tydeiyke en concrete
handeling het oog heeft, nooit tot iets anders
leiden dan tot een concentratie op Christelyk
standpunt. Tydelyk, en met het oog op ©en
concrete handeling, kan men zich met elke
party combinoeren; iets wat met name geldt,
als togonover het syndicaat der conservatieve
bolangen, te stryden valt voor de deugdelyko
regeling der sociale belangen. Maar heeft men
het oog op een politieke samenworkiog, die
rusten zal op een verwantschap van beginse
len, dan is het uw plicht, achter uw bijzonder
beginsel bet meer algemeen beginsel op te
zoeken, on saamwerking te zoeken met hen,
die in de belijdenis van dit meer algemeen
beginsel het m6t u eens zyn. Zoo ligt achter
het Calvinistisch beginsel het Protostantscb,
en achter het Protestantsch het Christelijk
beginsel; en uit dien hoofde hebt ge u dus
af te vragen, welke andere groepen of partyen
dat Christelyk beginsel met u als uitgangs
punt kfozen. Alzoo rust uw concentratie op
positieven grondslag en dringt door tot hot
punt, waar hot algemeen beginsel, waaruit
de u vyandigo p;.rtyen opkomen, vlak tegen
over het uwe ligt. Spreekt ge daarentegen van
anti-liberale concentratie, dan is uw saam-
werking enkel negatief van aard. Critisch be-
strydt ge dan het liberalisme, maar zonder
er zelf een positief beginsel tegenover te
stellen, en zoo komt ge onverbiddelijk weer
uit by de fusie idee der vroegere reebtorzydo.
Conservatieven, oud-gaston, privilegiejagers,
allen politici van het oud model, komen dan
weer als klissen aan u hangen. En hot eind
is, dat go teleurgesteld en in uw kracht ver
lamd, UT/ luchthartig en onnadenkend concen-
treeren vloekt.
Het Vaderland behandelt in hoofdzaak als
volgt de rywielbela8ting:
Do noodzakeiykheid van een belasting op
de rywiolen zien wy volstrekt niet in; zy
zal, daar allen het er over eens zyn, dat zy
matig moet wezen, slechts een kleinigheid
opbrengen, die ter styving der schatkist weinig
zal baten en die zoo noodig langs anderen
weg veel boter ware te verkrygen; maar nu
er eenmaal oen strooming ten gunste dezer
belasting is opgewekt, zouden wy aan een
invoerrecht, als het minst bezwarende middel,
de voorkeur geven.
Tegen dit denkbeeld is aangevoerd, dat dit
invoerrecht een beschermend karakter zou
dragen. Men vergat, dat het tegenwoordige
invoerrecht dan ook reeds beschermend kan
heeten en de verhooging niet zoo heel veel
zou beteekenen. Maar bovendien, dat de
koopers van eersto-hands-rywielon hun keus
in den regel niet op grond van kleino pry's-
verschillen bepalen. Er zyn uitstekende binnon*
landache merken, die zóó verbazend veel
goedkooper zyn dan gezochte buitonlandsche,
dat hot invoerrecht by dat verschil zoowat
in het niot verzinkt. Zoo een binnenlaudfeche
bloeiende fabricage zich heeft ontwikkeld,
men kan niet zeggen, dat dit aan hot be
schermend recht te danken is. Een kleine
verhoogiDg van recht zou dan ook op den
bloei van dien tak van nyverheid niot veel
invloed hebben. Meent men evenwel, dat do
invloed van het recht, hoe gering die mag
wezen, toch niet geheel te miskennen is, dan
ligt het voor de hand door een accyns op
het binnenlandsch fabrikaat een togonwiebt
op te leveron. Een voortdurend toezicht op
de productie zou voor dit artikel, dat zich
voor handigheden en smokkelkunston kwaiyk
leent, wel niet noodig zyn. Waarom zou men
den leverancier niet voor zyn ten verkoop
voorhanden zynden voorraad kunnen aanslaan,
onder invoering van een credietstelsel, dat
hem de betaling vergemakkelykt naargelang
van zyn verkoop? Volgens het ontwerp zal
de fiscus wel den fietsverhuurder kunnen
aanslaan voor zyn rywielen; waarom zou by
ook den leverancier niet kunnen vinden voor
zyu voorraad?
Voor den bezitter liggen de voordeelen van
dit stelsel van belasting, invoerrecht en acc.yns
voor de hand. Mon wordt slechts eenmaal
ge-troffen en byna zonder dat men het merkt,
terwyl het hier niet geldt een artikel, dat
men telkens weder noodig heeft en telkens
weder inslaat. In de tweede plaats treft men
gelijkelijk, terwyi in het stelsel der R^georing
do provinciale en gemeontoiyke opcenten een
groot verschil in de belasting kunnen teweeg
brengen. In de derde plaats treft men alleen
heD, die eerste-hands-rywielen bezitten, zoodat
do smallere beurzen zullen vrykomen, wat in
het 6tel8ol der Regeering wel tot zekere hoogte
het geval, maar in onvoldoende ro^te is.
Men vergelykt by voorkeur den grondslag
rfiwiol met don grondslag paard, maar het
rywiel is niet als het paard oen weelde-artikel,
en daarom is er geen reden om heteveDeons
met een speciaal recht to bezwaren.
En als men nu het rywiel wel afzonderiyk
gaat belasten, is toch de behandeling van het
rytuig vergeiykenderwys te genadig.
Dat een speciale ry wislbelasting haar recht
vaardiging vindt in het feit, dat door het ge
bruik van ry wielen de opbrengst der paarden
belasting vermindert, kunnen wy mede niet
als steekhoudend argument aanmerken. In de
eerBte plaats valt het zeer moeilyk te bowyzen,
in welke mate het fietsgebruik, tredende in
do plaats van het gobrüik van paarden, de
31)
„Wat bedoelt ge met vóórdat?" vroeg
Lucille, haar vorschend aanziende. Het was
alsof de blikken van die twoo in elkanders
ziel drongen en elkanders geheimste gedach
ten lazen.
„Vóór dien avond op het jacht, toen ik me
by mynheer Chalioner over myn lot be
klaagde ik, die zooveel reden had om de
Voorzienigheid en u dankbaar te zyn. Ik ben
na dien tyd verstandiger geworden, lady
Lncille. Ik heb geleerd myn jaloerschen aard
te bedwingen, dankbaar te zyn voor al het
goede, dat ik geniet, en als ik by juffrouw
Raymond ben, zal ik myn best doen om voor
de kinderen de beste gouvernante te zyn, die
zy ooit kunnen hebben."
„Ik geloof, dat gy het in uw macht hebt
alles te zyn, wat ge wilt," zeide Lucille, door
haar ernst getroffen en berouw gevoelende
over het wantrouwen, dat haar hart van
Elizabet had afgekeerd.
Zy hief haar uit haar knielende houding
op en kuste haar voor de eerste maal in
haar loven.
„Ik zql my dit biyk van groote vriendschap
nimmer onwaardig betoonen," zeide Elizabet,
en van dit oogenblik af was de omgang tus
schen haar beideu byna weer even vriend
schappciyk als vroeger, tot onuit6prekelyke
ergernis van Tompion.
Dit gesprek had plaats in December, toen
de sneeuw haar witten sluier over het park
en het bosch had gespreid en opgehoopt in
alle dalen en holle wegen lag. In het kasteel
was alles warmte en helderheid: houtvuren
vlamden in de breede, ouderwetsche haarden,
en de koperen haardyzers glinsterden in den
gloed van het vuur, terwyi oranjeriebloemen,
als: rozen, reseda's, hyacinten en lelietjes
der-dalen, haar geuren met de warmte in do
kamers vermengden.
„D9 laat6t© sneeuw, die ik me herinner,
veranderde in modder en siyk een half uur
nadat ze gevallen was," zeide Elizabet, „en
de laatste koude winden, die ik me herinner,
schenen me door merg en been te dringen.
Voor de ryken is de wioter geheel iets andere
dan voor de armen."
De armen werden in dien strengen winter
niet door Lucille vergeten. Ze was vol zorg,
vol hulpvaardigheid voor hen. Ze nam Eliza
bet tot helpster by al haar werken van
liefdadigheid, en die was haar, door haar be
kendheid mot de behoeften der armen, hun
doen en laten, hun vooroordeelen zelfs, van
niet weinig nut.
Elizabet was onvermoeid om by het zieken
bezoeken van huis tet huis te gaan. Ze waakte
verscheidene nachten by een meisje, dat de
tering had, en verpleegde haar alsof zo een
zuater van haar was. Haar gedrag was zóó
uitmuntend, dat Lucile zich over baar vroeger
kwaad vermoeden, dat haar zoo gekweld had,
schaamdo en Elizabet haar volle vertrouwen
schonk. Bruno wa3 toen, wegens de verkie
zingen, met lord Ingleshaw naar een plaats
in hot Noorden van Engeland, en Lucille had
den tyd om zich geheel aan de zorg van de
armen te wyden. Ze bad voor hen gezorgd
en hun wèl gedaan van haar kindsheid af;
maar nu Kersttyd naby was, had zy byzondere
plichten te vervullen. En deze Kersttyd inzon
derheid moest een gulden herinnering zyn
voor ai de armen van het kerspel te Ingle
shaw, nu haar eigen vreugdebeker vol was tot
ovorvloeiens toe.
Sedert dien schemeravond in October had
men niets van Tom Brook gohoord, en Eliza
bet begon byna aan baar gesprek met hem
te denken alsof hot een nare droom was ge
weest. Dat behoorde tot het verleden en had
geen kwade gevolgen gehad.
Zy scheen nu gelukkiger en dat was zy
ook dan zy in lang gewoest was. Weder
by haar weldoenster in de gunst en in staat
zich nuttig te maken als Lucille's aalmoeze-
nbreter, menigmaal gezegend door de zieken
en ouden van dagoD, die door haar dagelyk-
sche bezoeken opgebeurd en vertroost werden,
vond zy het leven niet langer ledig en do iloos.
Lady Carlyon was naar een ander landgoed
vertrokken een landgoed, waar Keratiyd
veel feesteiyker gevierd werd dan op „Ingleshaw
Castle"; want hier bestond de grootste fees-
teiykheid in theedrinken van moeders, tantes
en schoolkinderen en een onthaal van de
mannen en jongelingen in de middeleeuwsche
voorzaal. Maar op dat landgoed zouden een
liefhebbery tooneölvoorstelling en een gekos-
tuue rd bal plaats hebben; en lady Carlyon
had het hoofd vol plannen voor haar bal
kostuum dat een prachtig effect zou maken
en byna niets zou kosten en, als men er
sterk op aandrong, zou zy ook in detooneel-
voorstelling meedoen. Zy ging zeer opgeruimd
heen en beloofde minstens een week voor
den trouwdag terug te komen.
„Uw „trousseau" i3 du in alle byzonderhedon
geregeld," ztide zij. „Ik ken u met oen genist
hart verlaten."
Zoodra zy vertrokken was, hervatte Lncille
al haar vroegere gewoonten, las Italiaanech
met juffrouw Marjorum, speelde veel piano,
wandelde in het park, legde bezoeken af,
altyd vergezeld van Elizabet. Juffrouw Ray
mond en haar kinderen kwamen in de oude
leerkamer theedrinken, om Elizabet juf
frouw Miy, zooals de vrouw van den rent
meester haar noemde aan haar nieuwe
betrekking te gowennen. Het was over het
geheel een gezellige en aangename tjjd; en
3ls Elizabet aan haar leefwyze van een jaar
geleden dacht, toen dronkemansgetier het
eenige kenmerk van Kersttyd in haar omgeving
was, zwol haar hart van dankbaarheid voor
zulk een gelukkige verandering.
„Dat meisje heeft iets zeer liefs over zicb,"
zeide juffrouw Raymond tot Lucille na het
theedrinkon, toen Elizabet met Dotty, Totty
en Lotty en den dikken, kleinen jongen in
den corridor verstoppertje speelde. „Tk geloof
waarlyk, dat gy dien dag in hot boscb een
parel hebt gevonden, lady Lucille."
„Ja," antwoordde Lucille met een lichten
zacht, „ik weet, dat zy een odel karakter
heeft. Zy is zoo goed, zoo zelfopofferend voor
do armen. En toch heeft zy iets raadselach
tigs, dat my soms hindert. Ik kan haar niet
recht begrypon."
„Myn waarde lady Lucille, de edelste
karakters hebben soma verborgen diepten,"
hernam juffrouw Raymond; „en men moet
ook wel in aanmerking nemen hoe het meisje
grootgebracht is. Ik geloof, dat er oogenblik-
ken zyn, dat de herinnering aan vroeger leed
haar ter neer drukt, haar misschien prikkelbaar
maakt. En zy heeft geen enkelen bloedver
want op de wereld. Zy gevoelt haar eenzaam
heid misschien meer dan wy wel denken, als
zy anderen met zooveel familiebanden ziet.
Ik zal myn best doen het haar aangenaam
te maken, als zy by my komt; maar het zal
oen groote verandering voor haar zyn van hot
kasteel naar „Dower House.""
Raymond en zijn vrouw bewoonden een
aardig oud landhuis, dat by h-t hek van hot
park stond en in vroeger dagen tot het erf
deel van de adeliyke weduwen van Ingleshaw
had behoord, maar dat de moer wereldsche
weduwen van deze eeuw aan de schande van
slooping prfls gegeven zouden hebben. Het was
een ruime, onrogelmatig, half van hout ge
bouwde woDing, omringd van rozen, die door
een der ouderwetsche weduwen geplant waren,
en een landelyken tuin en boomgaard.
{Wordt vervolgd.)