If. 11716
Donderdag 5 Mei,
A0. 1833
feze (gouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
Eerste Blad.
Feuilleton.
Betrouw tot in den dood.
IEIDSCH
DAGBLAD.
rBUS CEZEE COGHAUT)
Voor LeMon per 8 maanden. ƒ1.101
franco per post1.40.
Afeonderiyke Nommera 0.05.
rSUS DES ADVKRTEHTiÜN
Van 1—6 regale f 1.05. Iedere regel meer 0J.7], Grootera-
lettors naar plaatsruimte. Voor bet Incasseer en buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden. 4 Mei.
Op do gisteren gehouden vergadering van
de sectie, der Leidache studenten vereeniging
„Pro Patria", by de studenten-eerewacht ter
gelegenheid van de inhuldiging van Hare
Majesteit de Koningin werd benoemd tot
sectie-commandant de heer H. J. Lycklama a
Nyeholt; tot guides de heeren E. B. F. F.
"Wittert van Hoogland en J. L. Sölner.
Verder nemen aan deze eerewacht de vol
gende leden van het LeidBCh Studenten-corps
fleel: G. W. Van Tets, A. C. Van dor Feltz,
J. Smits van der Goes Lieftlnck, B. H. Everts,
J. W. Schorer, J. Ha velaar, H. L. Sixma van
Heemstra, H. C. M. Van Nispen tot Panner-
den, N. J. L. Brantjea, F. W. A. Beelaorta
van Blokland, F. G. W. J. Backer, A. W.
"Wïchers, i). Kleyn, A. J. Van Royen, J. Lun-
singh Wlchers, E. Bonn, F. W. Pynacker
Hordyk, C. J. A. Van Iterson, J. J. Van floëvell,
G. G. Van Buttingha Wichers, L. Th. Ver-
scheure, H. C. Willink Ketjon, G. J. A. M.
Van Ditzhayzen, D. W. Molhuysen en Ph. M.
Van der Haer.
Uit het verslag van de Vereeniging
„Armenzorg", te Leiden, over het jaar 1 April
1897 tot 31 Maart 1898, blijkt het volgende:
Het 8ste jaar van de Vereeniging werd be
gonnen met een saldo van f 386.50, tegen
f 279.93* in het vorige jaar. Er werd ont
vangen aan jaariyksche bijdragen f 851.50,
aan giften f 49.50.
Het bestuur, dat jaarlijks aftreedt, doch
herkiesbaar is, werd herkozen en bleef dus
samengesteld als volgt: mevr. Van da Sande
Bakhuyzen, presidente; mevr, Vreede, vice-
presidente; mej. C. Van Manen, secretaresse,
en mej. C. Bosman, penningmeesteresso.
Ondor de dames werkende leden kwam
eenige verandering voor. Mevrouw Holleman
Leeft de stad verlaten. Mej. Schoemaker, die
in bet huwelijk trad, heeft zich in Amsterdam
gevestigd. Mevrouw Njjkamp hoeft ook dit
jaar ttn gevolge van ongesteldheid nog geen
deel aan den arbeid der Vereeniging kunnen
nemen. Mevrouw Van Houten, die na een
lange afwezigheid weer in Leiden terugkeert,
hopen bestuurderessen weldra in haar midden
terug te zien. Verder trad mevrouw Asser-
De Sturler onder de werkende leden op.
In de werkcoramissie had dit jaar ook eenige
verandering plaats. Mejuffrouw Van Beek, die
zich verscheidene jaren met het uitgeven van
het werk en met het toezicht op het Depot
bezighield, moest dit opgeven. Mejuffrouw
Bosman, de penningmeesteresso, heeft aan
vankelijk haar taak welwillend op zich ge
nomen, zoodat de werkcommissie nu bestaat
uit mej. Bosman, mej. Van Manen, mej. Kaiser
en mevr. Greven.
Van de in de zaal van het Nut van het
Algemeen gehouden verkooping van het ge
maakte goedkleedoron en huishoudgoed,
bleef het cfjfer der opbrengst iets beneden
dat van het voorgaande jaar. Toch konaen
bestuurderessen door deze inkomsten weder
voortgaan met in de wintermaandon aan 40
vrouwen werk te verschaffen, zonder de ge
wone onderstandskas daarvoor to gebruiken.
Reeds meermalen hebban zjj pogingen aan
gewend om aan gestichten of andere inrich
tingen van dien aard kleederen of huishoud
goed te mogen leveren; zjj zouden daardoor
het aantal der werksters aanmerkelijk kunnen
uitbreiden. Tot heden bleven die pogingen
echter tevergeefs.
De verkoop in het depot Pieterskerkplein 2
is in dit jaar zeer vooruitgegaan. Bestuurderes
sen hebben het goed geacht de percenten
der depothoiidster aanzienlijk te verhoogen.
Het aantal behoeftige gezinnen, dat zy be
zochten, bleef op 80 gesteldde financiën ver
bieden helaas nog steeds dit getal te ver-
grooten. Zy konden 8 gezinnen van de lijst
afvoeren, sommige wegens verbetering van
hun toestand. In een vijftal gezinnen hebben
zy den man aan vast werk kunnen helpen.
Vier gezinnen werden geschrapt, daar het
bleek, dat zy niet wenschen mede te werken
tot verbetering van hun verarmden toestand.
Sommige lieden zyn zoo gewoon aan een staat
van onzindelykheid, slordigheid en armoede,
dat zy onwillig zyn daaruit opgeheven te
worden. Het gemak van bedelen in plaats
van werken, en zeker ook het geven van veel
personen zonder eenig onderzoek hoe hun
gift besteed is, zal steeds armoede en bedrog
in de hand blyven werken. Met het geven
van een klein geldstuk meent men er af te
zyn, doch men bedenkt niet, dat een dorgeiyke
gift by na altyd meer kwaad dan goed sticht.
De ledige plaatsen in de lyst der door hen
bezochte gezinnon vullen bestuurderessen
steeds uit de candidatehiyst aan.
Meermalen waren zy in de gelegenheid den
kinderen uit gezionen een goede plaatsing
als dienstmeisjes óf in eenlg ambacht te be
zorgen zy worden dan gewooniyk van eenig
uitzet in kleederen of gereedschap voorzien.
Werk- en waschvrouwen werden dikwyis
geplaats.
Extra giften kwamen dit jaar zeer weinig
in; misschien ten gevolge van den zachten
winter. Zeker is in zulk een winter de werke
loosheid minder groot, doch ziekte en ver
zwakking kwamen onder de gezinnen veel
vuldig voor.
Bestuurderessen verzochten aan verscheidene
stadg nooten, zoowel particulieren, fabrikanten
als winkeliers, om bussen met het opschrift
„Armenzorg" in huo werkplaatsen, winkels
of huizen te mogen plaatsen, hetgeen door
velen welwillend werd toegestaan. In de maand
December werden /le bussen alle opgevraagd
en geledigd. De som, daardoor byeengebracht,
was f 119.97. In aanmerking genomen, dat
dit de som was van een halfjaar, waren be
stuurderessen zeer voldaan; zy blyven de
busjes steeds aanbevekn. De opbrengst hier
van werd gebruikt om aan de steeds toe
nemende vraag naar melk en eieren tot ver
sterking van zieken en herstellenden te kunnen
voldoen, waartoe ook de bekende etenskaarten
van veel nut waren. Bestuurderessen moesten
zich daarby echter veelal tot 80 gezinnen oe-
perken, daar het beter is eenige goed dan
vele half te helpen.
Met grooter beschikbaar kapitaal zouden ze
zeker hun werkkring aanzienlyk kunnen uit
breiden. Van alle plaatsen, waarvan de ver
slagen over „Armenzorg" worden toegezonden,
staat Leiden, wat vaste inkomsten betreft, zeer
teu achter.
By veel moeilykheden zien bestuurderessen
echter gelukkig menig goed resultaat van hun
werk. Daardoor blyven zy moed houden om
voort te gaan, zy het op bescheiden schaal,
om zooveel zy kunnen armoede te lenigen
door werkverschaffing, hulp en vooral door
persoonlyken omgang met de behoeftigen.
Met een woord van dank aan allen, die ook
dit jaar hun steun verleenden, eindigt het
verslag, onder aanbeveling tevens der Vereeni
ging in de belangstelling onzer stadgenooten.
De voorzitter van de Loidsche Geheel-
Onth. afd. der Nederlandsche Vereeniging, de
heer K. Sytsma, deelt ons mede, dat het ons
toegezonden bericht over een vergadering van
de besturen der alhier ter stede bestaande
drankbestryders veroenigingen, voorkomende
in ons nommer van gisteren, niet geheol
juist is. Geldgebrek bleek alleen te bestaan
by de Chr.-Geheel-Onth.-vereeniging. Het voor
stel tot h9t exploitoeren eener flinke onth.-
tent tydens de aanstaande inhuldigingsfeesten
werd na ampele besproking niet wegens
geldgebrek ingetrokken, maar omdat men
inzag geen voldoend aantal geschikte personen
te kunnen vinden, die daarin werkzaam kon
den zyn. Het spreekt als vanzelf, dat niet de
eerste de beste, die zich daartoe aanbiedt
daarvoor is aangewezen.
Geslaagd zyn voor het akte-examen lager
onderwys de dames D. ,L. Leegstra en A. M.
Vzillant van Leiden.
Te Leeuwarden is benoemd tot tweeden
Ieeraar in de wis- en'natuurkunde aan het
instituut-Foutsma de hoor H. Gouwentak, van
Leiden, in het bezit van middelbare bevoegd
heid voor wis-, natuur- en scheikunde.
De korporaal-konstabel J. H. Elmendorp,
gedetacheerd by de Kweekschool voor Zeevaart
alhier, is bevorderd tot sergeant-konstabel.
Gedurende de maand April 1898 hebben
zich aangemeld by de verschillende kantoren
van aanneming der marine, voor vry willige
dienstneming by Hr. Ms. zeemacht, 103 jon
gens beneden den löeftyd van 16 jaren, waar
van er 64 werden afgekeurd en 39 geplaatst
by de Kweekschool voor Zeevaart alhier.
Thans kan worden medegedeold, dat
aan H. M. de Koningin en H. M. de Koningin-
Regentes tydens de inhuldigingsfeesten te
's-Gravenhage vanwege het Feestcomité een
gala-kunstavond zal worden aangeboden, welke
de Vorstinnen voornemens zyn met Hare
tegenwoordigheid te vereeren, in de zalen van
het Kon. Zoöl. Botanisch Genootschap, die
voor deze gelegenheid rykelijk versierd zullen
worden. De muzikale, schilderkundige en
dramatische krachten van Den Haag zullen
daartoe samenwerken.
De cantates, woorden van mr. Banck en
dr. Schaepman, muziek van Richard Hol en
mr. Henri Viotta, zullen door een koor van
p. m. 200 dames en heeren, onder begeleiding
van orkest, gezongen worden.
De avond zal afgewisseld worden door ge-
8chiookun<Jige tableaux-vivants van „Polehri
Studio", in aansluiting mst een voordracht
van dramatische kunst, geschreven door
Marcollus Emants, naar een roemrijke episode
uit Neerlands geschiedenis, in welk stok de
rollen vervuld zullen worden'door artiaten
van do Kon, Vereeniging „Het Noderlandsch
Tooneel", welke op de meest welwillende
wyze de medewerking] van de voornaamste
leden van het gezelschap heeft toegezegd.
Voor HH. MM. en gevolg zullen m een
gereserveerd gedeelte van de benedenzaal
zetels bestemd worden.
Het Uitvoerend Comité heeft gemeend de
gelegenheid te moeten openstellen extra
bydragen voor de feestviering te storten, welke
kunnen worden geschonken door deelneming
in een waarborgfonds tot bestrydiug der uit
gaven. Deze bydrage geeft recht om op gunstige
plaatsen de feestviering mede te maken.
De eigenaar of eigenares van het aandeel
wordt uithoofde zyner of harer bydrage door
de penningmeesters ambtshalve gebracht op
een lyst van genoodigden, welke plaatsing
recht geeft op tyd en plaats, door penning
meesters aan hen bekend te maken, het aan
deel in te ruilen tegen:
a. twee kaarten, toegang gevendo tot een
door het Uitvoerend Comité in den Koekamp
(noordzyde tegenover de laan, leidende naar
de sociëteitstent in het Haagsche Bosch) te
plaatsen tribune of verhevenheid, van waar de
geDOOiigden den plechtigen intocht van Haro
Majesteit de Koningin in de residentie van
zeer naby zullen kunnen aanschouwen;
b. twee kaarten, recht gevende tot bijwoning
van den gala-kunstavond in Hr. Ms. tegen
woordigheid, te geven in de groote concert
zaal van het Koninkiyk Zoölogisch Botanisch
Genootschap;
c. twee kaarten, recht gevende op twee
plaatsen op de groote tribune, welke met
hooge toestemming van Z. D. H. den Vorst
Von "Wied en H. K. H. de Vorstin Von Wied,
Prinses Marie der Nederlanden, op hot terrein
van het Paviljoen te Scheveningen zal worden
geplaatst ter gelegenheid van het groote voor
werk en de zeeverlichting te Scheveningen;
d. twee kaarten, recht gevende tot bewoning
op een tribune of in een gereserveerde ruimte
van de in de Maliebaan of elders vanwege
het Uitvoerend Comité te geven feesten, be
staande o. a. in concours hippique, schoolfeest
en volksfeesten;
e. twee kaarten, toegang gevende tot een
ruimte, van waar do genoodigden het bloemen
corso zullen kunnen aanschouwen.
Nu de dagen naderen, dat do regeling
van het beheer der kerkelyke goederen in de
Synode der Ned.-Herv. Kerk aan de orde komt,
heeft het Algemeen College van Toezicht aan
de verschillende kerkvoogdyen een circulaire
gericht, om de bezwaren in het licht te stellen
tegen het voorloopig aangenomon reglement.
In meer dan één provincie zullen afgevaar
digden van de verschillende kerkvoogdyen
samenkomen om te overwegen wolke stappen
kannen worden gedaan tegen de invoering
van het nieuwe beheersreglement.
De heer E. BisschofF, te Utrecht, is be
noemd tot onderwyzer aan de Chr. school te
"Woerden.
Aan het verslag van het Centraal Isr 8-
lietïsch Kinder-, Wees- en Doorgangsweeshuis
te Leiden over 1897 is het volgende ontleend:
Op 31 December werden in bet gesticht
verpleogd 13 jongens en 12 meisjes, waarvan
uit Leiden 1 jongen en 1 meisje. Een voor
uitgang by de vorige opgave van 5 kinder,n,
namelijk 2 jongens en 3 meisjes. Zeer voor
zichtige toelating, vooral wat betreft den ge
zondheidstoestand, stelde het óagel. bestuur
in de noodzakolykheid eenige aanyrag, n af
te wjjzen.
De verpleegden bezoeken allen de openbare
scholen, waar het onderwys kosteloos wordt
verstrekt.
Door het bedanken van den regent voor
Haarlem ontstond een vacature, waarin in
de jongste ledenvergadering werd voorzien
door de keuze te vestigen op den heer Lion
Cohen aldaar.
Het voornemen, voor het gesticht afdelin
gen te vormen, die ieder, als 't ware, plaatse-
ïyk werken en toch aan het gesticht verbon
den zyn, om zich een recht tot kostelooze
plaatsing van een kind te verzekeren, begint
langzamerhand tot uitvoering te komen en k m
worden gewezen op de vorming der afdeelin-
gen Zeeland en Noord Brabant. Doze beid®
afdeelingen brachten circa 150 nieuwe leden
aan, terwyi beide provinciën van hun recht
geen gebruik behoefden te maken.
De afdeeling Amsterdam en Rotterdam
geven steeds biyken van sympathie, terwyi
binnenkort 's-Gravenhage, Leiden en Haarlem
tot stand zullen komen.
Het ledental bedraagt thans circa 1000,
contribufierend p.m. f 3100. Yerder tesomden
de inkomsten uit verpleeggelden, collecten en
donatiën f 2150. De interest van belegd kapi
taal be raagt circa f 600, terwyl voor hot
uitspreken van Kaddish gebed een legaat van
f 650 werd ontvangen. In de Leidsche Spaar
bank kon in 't afgeloopen jaar f 1500 worden
belegd.
De hypotheek van ƒ1500 die nog op het
gebouw rustte, werd afgelost, zoodat als
passief nog slechts kan aangemerkt wor-on
die kapitalen, waarvoor kinderen voor een
vastgestelde som zyn ingekocht. Do betalingen
bedroegen in massa f 4905.21, terwyl de
ontvangsten beliepen 7026.79'/a-
E-n legaat van f 1000, vry van successie
recht, werd het gesticht nog in het afgeloopen
jaar vermaakt.
Naar wy vernemen, zyn door de directie
der Vereenigde Rotterüamsche Tooneslisten
ook met de heeren Alex. Faasson en Brond-
geest nieuwe contracten afgesloten. {N. R. CL)
Naar de „Leeuw. Ct." verneemt, is het
door sommige bladen medegedeelde bericht,
dat de burgemeester van Leeuwarden zou zijn
aangezocht om als burgemeester van 's Gra-
▼v'nhage op te treden, van allen grond ontbloot.
De min. van binnenlandsche zaken br: Dgt
32)
„Ik geloof, dat Elizabet in „Dower House"
even gelukkig zal zyn als hier," zeide Lucille.
„Zy zal er meer te doen hebben en hooft er
meer een bepaalde positie."
„Ja, ik moet erkennen, dat zy hier wel
eenigszins als de kist van Mahomed tusschen
hemel en aarde zweeft," beaamde juffrouw
Raymond lachend. „Zy zal het by ons leven
diger hebben, want Totty, Dotty en Lotty
xÖB vroolyke kinderen. Zy kunnen er zoo
kluchtig voor uitkomen, dat men wol om hen
lachen moet, of men wil of niet," giug de
liefhebbende moeder voort. „Zy zyn zoo
snedig, dat ik er my soms over verwonder,
dat het myn kinderen zyn. Van George
hebben zy die grappige invallen niet, want
hem moet men een aardigheid driemaal over
vertellen, eer hy er iets van begrypt."
Zoo welgezind jegens Elizabet bewilligde
juffrouw Raymond er gereedelyk in haar mot
de kinderen naar Brighton medo te nemen
als zy daar gingen logeeren; dus werd afge
sproken, dat do werkzaamheden van juffrouw
May op dat tydstip een aanvang zouden
nemen, en dan zou zy voortaan geen anderen
omgang met „Ingleshaw Castle" hebben dan
dat zy van tyd tot tyd haar weldoenster
kwam bezoeken.
Het huweljjk van Bruno en Lucille was op
den 20sten Januari bepaald. Op dien dag zou
juffrouw Raymond met baar gezin nog te
Brighton zyn. De Raymonds waren niet op
de bruiloft genoodigd, die uitsluitend onder
familie gevierd zou worden; alleen ton opzichte
van juffrouw Marjorum, die byna als een lid
der familie werd beschouwd, was een uitzon
dering gemaakt.
VU.
„Morgen is het Kerstdag en dan komt
Bruno t" riep Lucille uit, terwyl zy met juf
frouw Marjorum, Tompion en Elizabet May
aan de versiering van voorzaal, trap en
corridor werkte. Lord Ingleshaw was er tegen,
dat de woonkamers met hulst en klimop ver
sierd werden; pendules, lampen en schi'dery-
lysten, met groen omkranst, vond hy een
onaangenaam gezicht.
„Maak de voorzaal en den corridor zoo
fee8teiyk als gy maar wilt, myn lieve," had
hy gezegd; „maar laat goen madonna van
Guido mij uit het klimop als een uil aan-
kyken en pak myn „porcelaino de Sèvres" niet
vol met hulstenbessen."
„Ge moogt er zooveel op te zeggen hebben
als ge wilt, ouderwefcscho Philistyn," zeide
Lucille, in haar gedachten haar vader aan
sprekende, terwyl zy oen festoen van klimop
en glinsterende roode bessen om de leuning
van de eikenhouten trap wond; „maar Bruno
moet, zoodra hy op het kasteel komt, kunnen
zien, dat het Kersttyd is."
Lucille en baar drie helpsters werkten met
lust en yver van den ochtend tot ver in den
namiddag, en gezamenlyk wisten zy de oude
voorzaal, de breede trap en den langen, lagen
corridor zóó te versieren, dat het een aan
gename voorstelling van een Kerstviering
in den ouden tyd gaf. De eikenhouten panee-
len waren zulk een goede achtergrond en
het effect werd zoo verhoogd door het veel
kleurig licht, dat door hot geschilderde venster
aan bet einde van den corridor scheen.
Lord iDgleahaw en Bruno, die uit het
Noorden kwamen, werden eerst tegen den
avond verwacht. Zij konden niet vóór het
namiddag-theedrinken aankomen, juist den
gezelligsten tyd om hen te ontvangen. Vozen
met prachtige oranjeriebloemen stonden in
Lucille's „boudoir," en de gloed van een helder
vlammend haardvuur, door een vuurscherm
van matglas getemperd, verspreidde er eon
zacht rood schynsol. Dq sierlyke tafeltjes
Japansch of fraai ingelegd - en andere orna
menten waren door Lucille eigenhandig smaak
vol geplaatst; de weelderige, lage ruststoeltjes
schenen uit te lokken om zich or in neder
te viyen, en de jonge dame zelve was élégant
gekleed in donkerblauw fluweel, met het
donkerst rood gegarneerd. Dat was één der
kleedjes van Lucille's „trousseau"; en Tompion
had haar gezegd, dat het ongeluk zou
aanbrengen, als zy het droeg: dat was do
toekomst uittarten en moest op iets kwaads
uitloopenmaar Lucille had hot er op gezet er
op haar voordeelig&t uit te zien, als zy Bruno
wederzag na een folterende scheiding van
byna drie weken. Nooit had zy een kleed
gehad, dat haar zoo goed pasteen onschuldig
stond zy zichzelve in den toiletspiegel te
bewonderen.
„Wat staat dat kleed u goed, lady Lucille l"
riep Tompion uit; „maar als ik u was, zou ik
het toch nog niet dragen. Ik zou denken, dat
ik het noodlot in het aangezicht vloog."
„Ik geloof Diet, dat het noodlot juist veel
notitie van myn nieuw kleed zal nemeD,"
zeide Lucille, een pirouette makende. „En
ik wil Bruno behagen. Waar dient anders al
die opschik toe?"
„Neen, lady Lucille," bracht Tompion hier
tegen in. „Uw „trousseau" is om uw stand, als
de eenige dochter van zyn lordschap, eer
aan te doen. Dat moet gy in het oog houden."
„Ik zal het geluk van mijn echtgenoot in
het oog houden," antwoordde Lucille; ,en ik
hoop, dat ge dit ook zult doen, als ge getrouwd
zyt, Tompion."
Tompion zuchtte diep.
„Ik kan er niet aan denkoD, dat ik zal trou
wen," zeide zy; „want als ik getrouwd ben,
zult gy de een of andere malle Fransche
kamenier hebben, die uw lippen en wenk
brauwen wil schilderen."
„Dat zal zy wel laten, Tompion; ten minste,
zy zal het my niet voor de tweede maal
voorslaan; dat kan ik u verzekeren."
Tompion's huwelyk, waarvan in do laatste
zes jaar sprake was geweest, was weder onbe
paald uitgesteld; en Lucille zou haar nieuwen
staat intreden met haar oude kamenier.
Lucille wachtte, in do winteravondscheme
ring, alleen op de terugkomst van de reizigers,
want juffrouw Marjorum was uit bescheiden
heid op de pastorie gaan theedrinken. Zij
zat op eenigen afstand van den haard, met
©en boek, waarin zy niet las, op haar schoo1",
en luisterde of het geluid van rytuigwielon
en hoefslagen zich nog niet op den bevroren
grond deed hooren.
Daar was het eindelijk; daar klonk de schel.
Zou zy hun te gemoet gaan? Als het haar
vadta alleen was geweest, die terugkwam,
zon zy naar de voorzaal gesneld en hem in
de armen $$*fogen zyn, eer hy tyd bad gehad
om zyn overjas uit te trekken. Was het de
Bruno v*n vroeger geweest, zy zou hem
bovenaan de trap opgewacht hebben, om hem
lachend te vorwelkomon. Maar een ongekend
govoel van schroom weerhield de aanstaande
bruid.
„"Wel, dametje, vind ik u eindeiyk hier?"
zeide lord Ingleshaw, toen by en Bruno in
het 8chynsel van het vuur kwamen en een
atmosfeer van frisscha koude medebrachten.
„"Wat is er 06n dood3che stilte in huis
'tis byna alsof mon in oen graf komtl"
„Is dat nu al de lof, dien Lucille voor haar
Kerst versie ringen krygt?' vroeg Bruno, toen
hy en zijn verloofde elkander gekust hadden
en zij schuchter naast hem stond en bem
Dauweiyks in het gelaat durfde zien. „Mij
dnnkf, dat do voorzaal en de trap er toch
vrooiyk genoeg uitzien."
„Ik vond alles zoo spookachtig stil," zeid#
de graaf.
{Wordt vervolgd.)