If. 11716 Donderdag 5 Mei, A0. 1833 feze (gouraat wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Feuilleton. Betrouw tot in den dood. IEIDSCH DAGBLAD. rBUS CEZEE COGHAUT) Voor LeMon per 8 maanden. ƒ1.101 franco per post1.40. Afeonderiyke Nommera 0.05. rSUS DES ADVKRTEHTiÜN Van 1—6 regale f 1.05. Iedere regel meer 0J.7], Grootera- lettors naar plaatsruimte. Voor bet Incasseer en buiten de stad wordt 0.05 berekend. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden. 4 Mei. Op do gisteren gehouden vergadering van de sectie, der Leidache studenten vereeniging „Pro Patria", by de studenten-eerewacht ter gelegenheid van de inhuldiging van Hare Majesteit de Koningin werd benoemd tot sectie-commandant de heer H. J. Lycklama a Nyeholt; tot guides de heeren E. B. F. F. "Wittert van Hoogland en J. L. Sölner. Verder nemen aan deze eerewacht de vol gende leden van het LeidBCh Studenten-corps fleel: G. W. Van Tets, A. C. Van dor Feltz, J. Smits van der Goes Lieftlnck, B. H. Everts, J. W. Schorer, J. Ha velaar, H. L. Sixma van Heemstra, H. C. M. Van Nispen tot Panner- den, N. J. L. Brantjea, F. W. A. Beelaorta van Blokland, F. G. W. J. Backer, A. W. "Wïchers, i). Kleyn, A. J. Van Royen, J. Lun- singh Wlchers, E. Bonn, F. W. Pynacker Hordyk, C. J. A. Van Iterson, J. J. Van floëvell, G. G. Van Buttingha Wichers, L. Th. Ver- scheure, H. C. Willink Ketjon, G. J. A. M. Van Ditzhayzen, D. W. Molhuysen en Ph. M. Van der Haer. Uit het verslag van de Vereeniging „Armenzorg", te Leiden, over het jaar 1 April 1897 tot 31 Maart 1898, blijkt het volgende: Het 8ste jaar van de Vereeniging werd be gonnen met een saldo van f 386.50, tegen f 279.93* in het vorige jaar. Er werd ont vangen aan jaariyksche bijdragen f 851.50, aan giften f 49.50. Het bestuur, dat jaarlijks aftreedt, doch herkiesbaar is, werd herkozen en bleef dus samengesteld als volgt: mevr. Van da Sande Bakhuyzen, presidente; mevr, Vreede, vice- presidente; mej. C. Van Manen, secretaresse, en mej. C. Bosman, penningmeesteresso. Ondor de dames werkende leden kwam eenige verandering voor. Mevrouw Holleman Leeft de stad verlaten. Mej. Schoemaker, die in bet huwelijk trad, heeft zich in Amsterdam gevestigd. Mevrouw Njjkamp hoeft ook dit jaar ttn gevolge van ongesteldheid nog geen deel aan den arbeid der Vereeniging kunnen nemen. Mevrouw Van Houten, die na een lange afwezigheid weer in Leiden terugkeert, hopen bestuurderessen weldra in haar midden terug te zien. Verder trad mevrouw Asser- De Sturler onder de werkende leden op. In de werkcoramissie had dit jaar ook eenige verandering plaats. Mejuffrouw Van Beek, die zich verscheidene jaren met het uitgeven van het werk en met het toezicht op het Depot bezighield, moest dit opgeven. Mejuffrouw Bosman, de penningmeesteresso, heeft aan vankelijk haar taak welwillend op zich ge nomen, zoodat de werkcommissie nu bestaat uit mej. Bosman, mej. Van Manen, mej. Kaiser en mevr. Greven. Van de in de zaal van het Nut van het Algemeen gehouden verkooping van het ge maakte goedkleedoron en huishoudgoed, bleef het cfjfer der opbrengst iets beneden dat van het voorgaande jaar. Toch konaen bestuurderessen door deze inkomsten weder voortgaan met in de wintermaandon aan 40 vrouwen werk te verschaffen, zonder de ge wone onderstandskas daarvoor to gebruiken. Reeds meermalen hebban zjj pogingen aan gewend om aan gestichten of andere inrich tingen van dien aard kleederen of huishoud goed te mogen leveren; zjj zouden daardoor het aantal der werksters aanmerkelijk kunnen uitbreiden. Tot heden bleven die pogingen echter tevergeefs. De verkoop in het depot Pieterskerkplein 2 is in dit jaar zeer vooruitgegaan. Bestuurderes sen hebben het goed geacht de percenten der depothoiidster aanzienlijk te verhoogen. Het aantal behoeftige gezinnen, dat zy be zochten, bleef op 80 gesteldde financiën ver bieden helaas nog steeds dit getal te ver- grooten. Zy konden 8 gezinnen van de lijst afvoeren, sommige wegens verbetering van hun toestand. In een vijftal gezinnen hebben zy den man aan vast werk kunnen helpen. Vier gezinnen werden geschrapt, daar het bleek, dat zy niet wenschen mede te werken tot verbetering van hun verarmden toestand. Sommige lieden zyn zoo gewoon aan een staat van onzindelykheid, slordigheid en armoede, dat zy onwillig zyn daaruit opgeheven te worden. Het gemak van bedelen in plaats van werken, en zeker ook het geven van veel personen zonder eenig onderzoek hoe hun gift besteed is, zal steeds armoede en bedrog in de hand blyven werken. Met het geven van een klein geldstuk meent men er af te zyn, doch men bedenkt niet, dat een dorgeiyke gift by na altyd meer kwaad dan goed sticht. De ledige plaatsen in de lyst der door hen bezochte gezinnon vullen bestuurderessen steeds uit de candidatehiyst aan. Meermalen waren zy in de gelegenheid den kinderen uit gezionen een goede plaatsing als dienstmeisjes óf in eenlg ambacht te be zorgen zy worden dan gewooniyk van eenig uitzet in kleederen of gereedschap voorzien. Werk- en waschvrouwen werden dikwyis geplaats. Extra giften kwamen dit jaar zeer weinig in; misschien ten gevolge van den zachten winter. Zeker is in zulk een winter de werke loosheid minder groot, doch ziekte en ver zwakking kwamen onder de gezinnen veel vuldig voor. Bestuurderessen verzochten aan verscheidene stadg nooten, zoowel particulieren, fabrikanten als winkeliers, om bussen met het opschrift „Armenzorg" in huo werkplaatsen, winkels of huizen te mogen plaatsen, hetgeen door velen welwillend werd toegestaan. In de maand December werden /le bussen alle opgevraagd en geledigd. De som, daardoor byeengebracht, was f 119.97. In aanmerking genomen, dat dit de som was van een halfjaar, waren be stuurderessen zeer voldaan; zy blyven de busjes steeds aanbevekn. De opbrengst hier van werd gebruikt om aan de steeds toe nemende vraag naar melk en eieren tot ver sterking van zieken en herstellenden te kunnen voldoen, waartoe ook de bekende etenskaarten van veel nut waren. Bestuurderessen moesten zich daarby echter veelal tot 80 gezinnen oe- perken, daar het beter is eenige goed dan vele half te helpen. Met grooter beschikbaar kapitaal zouden ze zeker hun werkkring aanzienlyk kunnen uit breiden. Van alle plaatsen, waarvan de ver slagen over „Armenzorg" worden toegezonden, staat Leiden, wat vaste inkomsten betreft, zeer teu achter. By veel moeilykheden zien bestuurderessen echter gelukkig menig goed resultaat van hun werk. Daardoor blyven zy moed houden om voort te gaan, zy het op bescheiden schaal, om zooveel zy kunnen armoede te lenigen door werkverschaffing, hulp en vooral door persoonlyken omgang met de behoeftigen. Met een woord van dank aan allen, die ook dit jaar hun steun verleenden, eindigt het verslag, onder aanbeveling tevens der Vereeni ging in de belangstelling onzer stadgenooten. De voorzitter van de Loidsche Geheel- Onth. afd. der Nederlandsche Vereeniging, de heer K. Sytsma, deelt ons mede, dat het ons toegezonden bericht over een vergadering van de besturen der alhier ter stede bestaande drankbestryders veroenigingen, voorkomende in ons nommer van gisteren, niet geheol juist is. Geldgebrek bleek alleen te bestaan by de Chr.-Geheel-Onth.-vereeniging. Het voor stel tot h9t exploitoeren eener flinke onth.- tent tydens de aanstaande inhuldigingsfeesten werd na ampele besproking niet wegens geldgebrek ingetrokken, maar omdat men inzag geen voldoend aantal geschikte personen te kunnen vinden, die daarin werkzaam kon den zyn. Het spreekt als vanzelf, dat niet de eerste de beste, die zich daartoe aanbiedt daarvoor is aangewezen. Geslaagd zyn voor het akte-examen lager onderwys de dames D. ,L. Leegstra en A. M. Vzillant van Leiden. Te Leeuwarden is benoemd tot tweeden Ieeraar in de wis- en'natuurkunde aan het instituut-Foutsma de hoor H. Gouwentak, van Leiden, in het bezit van middelbare bevoegd heid voor wis-, natuur- en scheikunde. De korporaal-konstabel J. H. Elmendorp, gedetacheerd by de Kweekschool voor Zeevaart alhier, is bevorderd tot sergeant-konstabel. Gedurende de maand April 1898 hebben zich aangemeld by de verschillende kantoren van aanneming der marine, voor vry willige dienstneming by Hr. Ms. zeemacht, 103 jon gens beneden den löeftyd van 16 jaren, waar van er 64 werden afgekeurd en 39 geplaatst by de Kweekschool voor Zeevaart alhier. Thans kan worden medegedeold, dat aan H. M. de Koningin en H. M. de Koningin- Regentes tydens de inhuldigingsfeesten te 's-Gravenhage vanwege het Feestcomité een gala-kunstavond zal worden aangeboden, welke de Vorstinnen voornemens zyn met Hare tegenwoordigheid te vereeren, in de zalen van het Kon. Zoöl. Botanisch Genootschap, die voor deze gelegenheid rykelijk versierd zullen worden. De muzikale, schilderkundige en dramatische krachten van Den Haag zullen daartoe samenwerken. De cantates, woorden van mr. Banck en dr. Schaepman, muziek van Richard Hol en mr. Henri Viotta, zullen door een koor van p. m. 200 dames en heeren, onder begeleiding van orkest, gezongen worden. De avond zal afgewisseld worden door ge- 8chiookun<Jige tableaux-vivants van „Polehri Studio", in aansluiting mst een voordracht van dramatische kunst, geschreven door Marcollus Emants, naar een roemrijke episode uit Neerlands geschiedenis, in welk stok de rollen vervuld zullen worden'door artiaten van do Kon, Vereeniging „Het Noderlandsch Tooneel", welke op de meest welwillende wyze de medewerking] van de voornaamste leden van het gezelschap heeft toegezegd. Voor HH. MM. en gevolg zullen m een gereserveerd gedeelte van de benedenzaal zetels bestemd worden. Het Uitvoerend Comité heeft gemeend de gelegenheid te moeten openstellen extra bydragen voor de feestviering te storten, welke kunnen worden geschonken door deelneming in een waarborgfonds tot bestrydiug der uit gaven. Deze bydrage geeft recht om op gunstige plaatsen de feestviering mede te maken. De eigenaar of eigenares van het aandeel wordt uithoofde zyner of harer bydrage door de penningmeesters ambtshalve gebracht op een lyst van genoodigden, welke plaatsing recht geeft op tyd en plaats, door penning meesters aan hen bekend te maken, het aan deel in te ruilen tegen: a. twee kaarten, toegang gevendo tot een door het Uitvoerend Comité in den Koekamp (noordzyde tegenover de laan, leidende naar de sociëteitstent in het Haagsche Bosch) te plaatsen tribune of verhevenheid, van waar de geDOOiigden den plechtigen intocht van Haro Majesteit de Koningin in de residentie van zeer naby zullen kunnen aanschouwen; b. twee kaarten, recht gevende tot bijwoning van den gala-kunstavond in Hr. Ms. tegen woordigheid, te geven in de groote concert zaal van het Koninkiyk Zoölogisch Botanisch Genootschap; c. twee kaarten, recht gevende op twee plaatsen op de groote tribune, welke met hooge toestemming van Z. D. H. den Vorst Von "Wied en H. K. H. de Vorstin Von Wied, Prinses Marie der Nederlanden, op hot terrein van het Paviljoen te Scheveningen zal worden geplaatst ter gelegenheid van het groote voor werk en de zeeverlichting te Scheveningen; d. twee kaarten, recht gevende tot bewoning op een tribune of in een gereserveerde ruimte van de in de Maliebaan of elders vanwege het Uitvoerend Comité te geven feesten, be staande o. a. in concours hippique, schoolfeest en volksfeesten; e. twee kaarten, toegang gevende tot een ruimte, van waar do genoodigden het bloemen corso zullen kunnen aanschouwen. Nu de dagen naderen, dat do regeling van het beheer der kerkelyke goederen in de Synode der Ned.-Herv. Kerk aan de orde komt, heeft het Algemeen College van Toezicht aan de verschillende kerkvoogdyen een circulaire gericht, om de bezwaren in het licht te stellen tegen het voorloopig aangenomon reglement. In meer dan één provincie zullen afgevaar digden van de verschillende kerkvoogdyen samenkomen om te overwegen wolke stappen kannen worden gedaan tegen de invoering van het nieuwe beheersreglement. De heer E. BisschofF, te Utrecht, is be noemd tot onderwyzer aan de Chr. school te "Woerden. Aan het verslag van het Centraal Isr 8- lietïsch Kinder-, Wees- en Doorgangsweeshuis te Leiden over 1897 is het volgende ontleend: Op 31 December werden in bet gesticht verpleogd 13 jongens en 12 meisjes, waarvan uit Leiden 1 jongen en 1 meisje. Een voor uitgang by de vorige opgave van 5 kinder,n, namelijk 2 jongens en 3 meisjes. Zeer voor zichtige toelating, vooral wat betreft den ge zondheidstoestand, stelde het óagel. bestuur in de noodzakolykheid eenige aanyrag, n af te wjjzen. De verpleegden bezoeken allen de openbare scholen, waar het onderwys kosteloos wordt verstrekt. Door het bedanken van den regent voor Haarlem ontstond een vacature, waarin in de jongste ledenvergadering werd voorzien door de keuze te vestigen op den heer Lion Cohen aldaar. Het voornemen, voor het gesticht afdelin gen te vormen, die ieder, als 't ware, plaatse- ïyk werken en toch aan het gesticht verbon den zyn, om zich een recht tot kostelooze plaatsing van een kind te verzekeren, begint langzamerhand tot uitvoering te komen en k m worden gewezen op de vorming der afdeelin- gen Zeeland en Noord Brabant. Doze beid® afdeelingen brachten circa 150 nieuwe leden aan, terwyi beide provinciën van hun recht geen gebruik behoefden te maken. De afdeeling Amsterdam en Rotterdam geven steeds biyken van sympathie, terwyi binnenkort 's-Gravenhage, Leiden en Haarlem tot stand zullen komen. Het ledental bedraagt thans circa 1000, contribufierend p.m. f 3100. Yerder tesomden de inkomsten uit verpleeggelden, collecten en donatiën f 2150. De interest van belegd kapi taal be raagt circa f 600, terwyl voor hot uitspreken van Kaddish gebed een legaat van f 650 werd ontvangen. In de Leidsche Spaar bank kon in 't afgeloopen jaar f 1500 worden belegd. De hypotheek van ƒ1500 die nog op het gebouw rustte, werd afgelost, zoodat als passief nog slechts kan aangemerkt wor-on die kapitalen, waarvoor kinderen voor een vastgestelde som zyn ingekocht. Do betalingen bedroegen in massa f 4905.21, terwyl de ontvangsten beliepen 7026.79'/a- E-n legaat van f 1000, vry van successie recht, werd het gesticht nog in het afgeloopen jaar vermaakt. Naar wy vernemen, zyn door de directie der Vereenigde Rotterüamsche Tooneslisten ook met de heeren Alex. Faasson en Brond- geest nieuwe contracten afgesloten. {N. R. CL) Naar de „Leeuw. Ct." verneemt, is het door sommige bladen medegedeelde bericht, dat de burgemeester van Leeuwarden zou zijn aangezocht om als burgemeester van 's Gra- ▼v'nhage op te treden, van allen grond ontbloot. De min. van binnenlandsche zaken br: Dgt 32) „Ik geloof, dat Elizabet in „Dower House" even gelukkig zal zyn als hier," zeide Lucille. „Zy zal er meer te doen hebben en hooft er meer een bepaalde positie." „Ja, ik moet erkennen, dat zy hier wel eenigszins als de kist van Mahomed tusschen hemel en aarde zweeft," beaamde juffrouw Raymond lachend. „Zy zal het by ons leven diger hebben, want Totty, Dotty en Lotty xÖB vroolyke kinderen. Zy kunnen er zoo kluchtig voor uitkomen, dat men wol om hen lachen moet, of men wil of niet," giug de liefhebbende moeder voort. „Zy zyn zoo snedig, dat ik er my soms over verwonder, dat het myn kinderen zyn. Van George hebben zy die grappige invallen niet, want hem moet men een aardigheid driemaal over vertellen, eer hy er iets van begrypt." Zoo welgezind jegens Elizabet bewilligde juffrouw Raymond er gereedelyk in haar mot de kinderen naar Brighton medo te nemen als zy daar gingen logeeren; dus werd afge sproken, dat do werkzaamheden van juffrouw May op dat tydstip een aanvang zouden nemen, en dan zou zy voortaan geen anderen omgang met „Ingleshaw Castle" hebben dan dat zy van tyd tot tyd haar weldoenster kwam bezoeken. Het huweljjk van Bruno en Lucille was op den 20sten Januari bepaald. Op dien dag zou juffrouw Raymond met baar gezin nog te Brighton zyn. De Raymonds waren niet op de bruiloft genoodigd, die uitsluitend onder familie gevierd zou worden; alleen ton opzichte van juffrouw Marjorum, die byna als een lid der familie werd beschouwd, was een uitzon dering gemaakt. VU. „Morgen is het Kerstdag en dan komt Bruno t" riep Lucille uit, terwyl zy met juf frouw Marjorum, Tompion en Elizabet May aan de versiering van voorzaal, trap en corridor werkte. Lord Ingleshaw was er tegen, dat de woonkamers met hulst en klimop ver sierd werden; pendules, lampen en schi'dery- lysten, met groen omkranst, vond hy een onaangenaam gezicht. „Maak de voorzaal en den corridor zoo fee8teiyk als gy maar wilt, myn lieve," had hy gezegd; „maar laat goen madonna van Guido mij uit het klimop als een uil aan- kyken en pak myn „porcelaino de Sèvres" niet vol met hulstenbessen." „Ge moogt er zooveel op te zeggen hebben als ge wilt, ouderwefcscho Philistyn," zeide Lucille, in haar gedachten haar vader aan sprekende, terwyl zy oen festoen van klimop en glinsterende roode bessen om de leuning van de eikenhouten trap wond; „maar Bruno moet, zoodra hy op het kasteel komt, kunnen zien, dat het Kersttyd is." Lucille en baar drie helpsters werkten met lust en yver van den ochtend tot ver in den namiddag, en gezamenlyk wisten zy de oude voorzaal, de breede trap en den langen, lagen corridor zóó te versieren, dat het een aan gename voorstelling van een Kerstviering in den ouden tyd gaf. De eikenhouten panee- len waren zulk een goede achtergrond en het effect werd zoo verhoogd door het veel kleurig licht, dat door hot geschilderde venster aan bet einde van den corridor scheen. Lord iDgleahaw en Bruno, die uit het Noorden kwamen, werden eerst tegen den avond verwacht. Zij konden niet vóór het namiddag-theedrinken aankomen, juist den gezelligsten tyd om hen te ontvangen. Vozen met prachtige oranjeriebloemen stonden in Lucille's „boudoir," en de gloed van een helder vlammend haardvuur, door een vuurscherm van matglas getemperd, verspreidde er eon zacht rood schynsol. Dq sierlyke tafeltjes Japansch of fraai ingelegd - en andere orna menten waren door Lucille eigenhandig smaak vol geplaatst; de weelderige, lage ruststoeltjes schenen uit te lokken om zich or in neder te viyen, en de jonge dame zelve was élégant gekleed in donkerblauw fluweel, met het donkerst rood gegarneerd. Dat was één der kleedjes van Lucille's „trousseau"; en Tompion had haar gezegd, dat het ongeluk zou aanbrengen, als zy het droeg: dat was do toekomst uittarten en moest op iets kwaads uitloopenmaar Lucille had hot er op gezet er op haar voordeelig&t uit te zien, als zy Bruno wederzag na een folterende scheiding van byna drie weken. Nooit had zy een kleed gehad, dat haar zoo goed pasteen onschuldig stond zy zichzelve in den toiletspiegel te bewonderen. „Wat staat dat kleed u goed, lady Lucille l" riep Tompion uit; „maar als ik u was, zou ik het toch nog niet dragen. Ik zou denken, dat ik het noodlot in het aangezicht vloog." „Ik geloof Diet, dat het noodlot juist veel notitie van myn nieuw kleed zal nemeD," zeide Lucille, een pirouette makende. „En ik wil Bruno behagen. Waar dient anders al die opschik toe?" „Neen, lady Lucille," bracht Tompion hier tegen in. „Uw „trousseau" is om uw stand, als de eenige dochter van zyn lordschap, eer aan te doen. Dat moet gy in het oog houden." „Ik zal het geluk van mijn echtgenoot in het oog houden," antwoordde Lucille; ,en ik hoop, dat ge dit ook zult doen, als ge getrouwd zyt, Tompion." Tompion zuchtte diep. „Ik kan er niet aan denkoD, dat ik zal trou wen," zeide zy; „want als ik getrouwd ben, zult gy de een of andere malle Fransche kamenier hebben, die uw lippen en wenk brauwen wil schilderen." „Dat zal zy wel laten, Tompion; ten minste, zy zal het my niet voor de tweede maal voorslaan; dat kan ik u verzekeren." Tompion's huwelyk, waarvan in do laatste zes jaar sprake was geweest, was weder onbe paald uitgesteld; en Lucille zou haar nieuwen staat intreden met haar oude kamenier. Lucille wachtte, in do winteravondscheme ring, alleen op de terugkomst van de reizigers, want juffrouw Marjorum was uit bescheiden heid op de pastorie gaan theedrinken. Zij zat op eenigen afstand van den haard, met ©en boek, waarin zy niet las, op haar schoo1", en luisterde of het geluid van rytuigwielon en hoefslagen zich nog niet op den bevroren grond deed hooren. Daar was het eindelijk; daar klonk de schel. Zou zy hun te gemoet gaan? Als het haar vadta alleen was geweest, die terugkwam, zon zy naar de voorzaal gesneld en hem in de armen $$*fogen zyn, eer hy tyd bad gehad om zyn overjas uit te trekken. Was het de Bruno v*n vroeger geweest, zy zou hem bovenaan de trap opgewacht hebben, om hem lachend te vorwelkomon. Maar een ongekend govoel van schroom weerhield de aanstaande bruid. „"Wel, dametje, vind ik u eindeiyk hier?" zeide lord Ingleshaw, toen by en Bruno in het 8chynsel van het vuur kwamen en een atmosfeer van frisscha koude medebrachten. „"Wat is er 06n dood3che stilte in huis 'tis byna alsof mon in oen graf komtl" „Is dat nu al de lof, dien Lucille voor haar Kerst versie ringen krygt?' vroeg Bruno, toen hy en zijn verloofde elkander gekust hadden en zij schuchter naast hem stond en bem Dauweiyks in het gelaat durfde zien. „Mij dnnkf, dat do voorzaal en de trap er toch vrooiyk genoeg uitzien." „Ik vond alles zoo spookachtig stil," zeid# de graaf. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1