11713 A°. 1898 Maandag 2 Mei. feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. 8tack 5'Matkuz e*v DtW' Ortejt Meï^r* Ces*'**r» uirne "hhaiha* p^Mrlseb *(fruH/t#nw9{ Punt» Cordt ZmoiJ> lAaacc^s 'ercta ft foC FUr itio ReStpios Ct£flfU{ Ca/c Sftr* Anma Mar/iZ 'c a* Feuilleton. Getrouw tot in den dood. {Wordt tervolgct.) PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de etad wordt f 0.05 berekend. PRIJS DEZER COURANT: Voor Lolden per 3 maandon* Franco per postr Afzonderlek© NommerB ton' t) SpSw''*' Euutheraë eaieoaw* Nico la as Klttw \wacu Rul n ',~ojrPxMc/PC .£^aMhacabiU& |C MAjrSi 26) „Wat scheelt er aan, kindlief? Je wilt me toch zeker niet met den nok aanzien, omdat jQ het nu goed in de wereld hebt en ik er elecht aan toe ben?" „Je hebt me gebrek laten lUden," ant woordde Bess, met neergeslagen oogen, en zoo ver van hem af zittende als de ruimte op do hoogte toeliet, terwyi onverholen afkeer uit haar houding en gelaat sprak; „maar daar maak ik je geen verwijt van. Dat kon je misschien niet helpen, en misschien kon het je niet schelen. Maar nu je me eenmaal hebt verlaten, heb je me voorgoed verlaten, Wy hebben met elkaar afgedaan." „Neen, dat hebben we niet, mooie madam," zelde de man, van zyn lagere plaats meteen sluwen, grljnzenden lach tot haar opziende. „Dat had zoo kunnen wezen, als ik mijn zin had gehad. Maar jij hebt het anders gewild. Het moest immers alles precies in den regel gaan - in de kerk trouwen, liefhebben, eeren en gehoorzamen, al dat gefemel; en voor den duivel, je zult gehoorzamen I" „Ik zou hier in het bosch gestorven zijn, als die jonge dame mjj niet gevonden, my niet naar haar mooi huis meegenomen en my door haar goedheid tot het leven teruggeroepen •had," zelde Elizabet, nog altijd voor zich ziende, en gomeiyk op het gras met zyn oneindige verscheidenheid van najaarskleuren starende. „Ja, en -zij heeft je vertroeteld en een zottin van je gemaakt, en je geleerd de dame te spelen," vulde de man spottend aan. „Daar weet ik alles van." „Hoe weet je dat?" „Omdat ik niet gek ben en myn oogen en ooren tot myn dienst heb. Ik ben in do laatste drie weken aan het zwerven geweest, en gis- teren ben ik pas hier in die bloeiende streek gekomen, en heb wat gegeten in „De Kat en de Viool" een net, ouderwetsch herbergje aan het einde van het dorp. De kastelein is een vriendelyko vent en een rechte praat vaar; dus liet ik hem zyn snater maar eenB roeren. Ik vroeg hem zoo hot een en ander naar dat kasteel, waarvan ik de torentoppen boven de hoornen zag uitstekenen hy kletste in het oneindige over den graaf en de jonge dame, en dat zy zoo liefdadig was, en dat zy een mooi meisje halfdood uit het bosch opgeraapt en mee naar huis had genomen en haar als een lid van het gezin behandelde een arme jonge landloopster, die een vriend te Dover ging opzoeken. Of ik het nu in de gaten kreeg, omdat hy van Dover sprak, of omdat hy zoo over je mooie gezicht en je donkere oogen zeurde, of omdat by een paar malen je naam Be9« noemde, weet ik niet; maar opeens begreep ik, dat die jonge meid niemand anders was dan myn vrouw." De kastelein van „De Kat en de Viool" was Tompion's oom vat) mfiederszyde, en soms bracht Tompion haar vrye avonden in de huiskamer van die landelyke herberg door; dus verwonderde het Bess geenszins, dat de kastelein zooveel van „Ingleshaw Castle" en zyn bewoners wist te vertellen. „Daarom besloot ik in „De Kat en de Viool" te overnachten," ging Tom voort, zich op zyn gemak in het mos uitstrekkende, „en vandaag heb ik maar zoowat rondgezworven, totdat ik je ontmoette. Ik ben aan het kasteel geweest, om eens een kykje te nemen, en daar hoorde ik, dat je er zooveel van hieldt alleen ln het bosch te wandelen; dus heb ik hier op je geloerd; en nu ik je eindeiyk ge vonden heb, moet ik zeggen, dat je me al byzonder koel begroet tot loon voor al myn moeite." „Wat wil je van me?" vroeg Bobs, wrevelig, terwyi zy hem een toornigen blik toewierp en daarna de oogen dadeiyk weer neersloeg, alsof zy iets afschuwelyke had gezien. „Je hebt me geslagen." „Alleen als ik dronken was, meidlief." „Ja, als je dronken was als je het geld, waarvan wy fatsoenlyk hadden kunnen leven als christenmenschen, of, ten minste, als menschelyke wezens niet hadt uitgegeven aan drank, die je tot een wilde, tot een razende maakte. Je hebt me zoowel voor jou als voor my zelve laten werken. Je liet me honger iyden en je verliet me." „Alleen toen ik in ongelegenheid was ge raakt en hot my in Londen te benauwd werd." „Je zeidet my, dat je dienst hadt genomen en yat je regiment naar Indiö ging.'' „Dat gaf er een romaneske kleur aan, Bess. Ik dacht, dat je kwaad op me was, en ik wou je hart verteederen. Ik heb er wel over gedacht my te laten aanwerven, toen ik Londen verliot, doch by nader inzien kwam ik daar toch maar van terug. Vryheid gaat boven een handgeld, en ik had niet veel lust om gedrild te worden." „Je hebt me dus niets anders dan leugens verteld? Je bent dus niet eens naar Dover geweest?" „Niet verder dan Rochester. Ik hob In een kring binnen dertig of veertig myien van Londen gewerkt." „Wat voor soort van werk heb je gedaan De man trok een peinzend gezicht, voelde in zyn zakken naar een kort pypje, vond hot, stopte het en stak het aan, waarna hy, op onverschilligen toon, antwoordde: „Allerlei karweitjes - wat my maar voor kwam. Je weet, ik ben nogal handig." „Stalwerk?" vroeg Elizabet. „Gedeelteiyk ook. Wie achtorop is moet het zoo nauw niet nemen. En vertel my nn eens, wat heb jy daar eigeniyk voor een baantje? Je bent daar maar gelukkig aangeland! En wat zyn we netjes in de plunje! Een spik splinternieuwe zwarte japon, die ons zitaleol hy ons aan 't ïyf geschilderd is, en wat een fijne dameslaarsjes! Ik laat me hangen als ik wist, dat je zoo'n mooi voetje hadt, Besel" zeide hy, spottend naar de fraaie laarsjes ziende, die Bess met een toornige beweging onder haar kleed terugtrok, terwyi hfl sprak. „Wel verduiveldl Ik heb nog yo$t gegeid, dat oen man de voeten van zyn eigen vrouw niet mag bewonderen!" riep Tom Brook op gekrenkten toon uit. „Ik zeg maar, het was jo geluk, dat je zoo op „Ingleshaw Castle" vrge inkwartiering hebt gekregen." ,'t Was het eerste geluk, dat my ooit te beurt is gevallen: en nu kom je zeker alles boderven „Weineen. Zoo'n tiran ben Ik niet. Ik zal niet zeggen: „Bess, je bent myn vrouw, en als ik het land afloop, moet je naast me voort sukkelen." Neen, je bent goed onder dak en je moet daar maar zoo lang blyven als je kunt. Maar Je moot toch altyd bedeDken, dat ik je man ben en beleefd toegesproken wil worden, als we elkaar toevallig ontnoheten, zooala nu." „Je wilt zeggen, dat je hier in de buurt zult blyven draaien en dat ik je in 't geheim moet ontmoeten?" vroeg zy. „Ik weet niet wat je bedoelt met blyven draaien. Als ik in het dorp werk kan vinden, biyf ik; kan ik dat niet, dan Bekendheid met het een en ander uit Brook's levensgeschiedenis streken, die onder zyn klasse voor jeugdige onbezonnenheid door- gingen en waar Bess zelve ook luchtig over gedacht had, toen zy met hem trouwde wekte nu kwaad vermoeden by haar. „Wat voor werk kan er in een dorp ale Ingleshaw voor u zyn?" vroeg zy.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 9