MENGELWERK. fin H ssiÖ PP ifS ■S Si! ill wAgi Si mm mA 1 OP 1 den geleid, waar de secretaris-ontvaDger de man ie, die alles bereddert. Hoe heeft de kasopneming in den regel plaats? Dikwftls wordt de ontvanger erreods vooraf van verwittigd, en dat de contróle van de geldmiddelen zoodoende niets beteekent, spreekt vanzelf. Het behoort onverwachts te geschieden, op ongelijke tijdstippen. Men moet alt\jd beginnen met eerst de kas na te zien en daarna de registers, terwijl thans in den regel het tegenovergestelde geschiedt. Verder moet bet register worden nageteld, moet worden nagegaan of er nog ontvangsten zijD, die niet in het journaal zijn gebracht, terwijl het bij-register van ontvangst een overzicht kan verschaffen of op enkele posten ook meer moet zijn verantwoord dan wordt aan gegeven. Dit laatste is een belangrijk pont, want een ontvaDger, die malversatiën wil plegen, zal veelal wel zorgen, dat de registers met elkander overeenkomen, maar bij zal, om het tekort te dekken, enkele ontvangsten niet dadelijk of tot een minder bedrag boeken, bijv. subsidies, belastingen, tijdelijk opgenomen kasgeld, enz. Daarom is het van groot belang, dat ter secretarie aanteekening wordt gehou den van betalingsstukken ten name van den ontvanger. Zulk een kasopneming kan niet in een kort oogenblik geschieden, niet maar zoo tusschen de bedrijven In, golijk men zegt. Veel kas- opnemingen loopen in een half uurtje af; het saldo, dat het journaal aanwijst, wordt met do kas vergeleken zonder nadere optelling en het proces-verbaal opgemaakt, wanneer het niet reeds vooraf door den ontvanger is ge schreven. Wolk middel most worden aangewend, om zoogenaamde onregelmatigheden te voorko men? In de eerste plaats natuurlijk de zorg van B. en Ws maar daarenboven zou De Gemeentestem Ged. Staten meer handelend willen laten optreden. De Gemeentewet zegt hot reeds, dat Ged. Staten kasopneming van hunnentwege kunnen gelasten. Die bepaling wordt thans inderdaad in zooverre in toepas sing gebracht, dat nu en dan die opneming plaats heeft. Op welke wijze zij geschiedt, vluchtig of grondig, laat bet blad In het midden, maar zeker ware hot gewenscht, dat juist een college als Ged. Staten er voor zorgde, dat van zijnentwege een scherpe en zich steeds herhalende contróle werd in 't leven geroepen. Betrekkelijk weinig tekorten en vervalscbin- gen komen voor bij Rijks comptabelen, omdat op dezen scherp toezicht wordt uitgeoefend door van Rijkswege aangestelde controleurs. Zulke ambtenaren zou De Gemeentestem ook aan de Prov. griffie willen zien verbonden, byv. 2 in elke provincie, wier taak uitsluitend zou z\jn, de kassen der gem.-ontvangers op te nemen en de boeken te controleeren. Een noemenswaard financiöel bezwaar kan daar tegen niet bestaan; jaarwedde en reiskosten zouden voor ieder misschien f 2000 bedragen, on de ingezetenen der gemeeDten zouden gaarne, in den vorm van een kleine verhooging van rijks- of prov. belasting, in die kosten bijdragen. lüen moeilijk geval. Uil het Fransch van A. Ladvocat. I. Men sprak in het salon van mevrouw C. over bet feit dat soms rechtschapen menschen eensklaps verdacht worden van diefstal. .Vooral ln groote magazijnen komt dit dikwyis voor," zeide een oud heer. „Ik her- inner me nog wat men my eens van een zeer ryke dame vertelde. Ze bad haar inkoo- pen gedaan en wilde den winkel verlaten toen iemand haar onverwacht tegenhield met de woorden: „mevrouw, u kunt niet gaan, eer u ons den kostbaren zakdoek teruggeeft, dien u hebt gestolen." Meteen grUpt de bediende de tascb, die ze by zich heelt, en baalt er na eenig zoeken werkelyk den zakdoek uit. De dame was eerst te verschrikt om iets tot haar verontschuldi ging te kunnen inbrengen, doch zich inspan nend om kalm te bly ven, dacht ze er even over na hoe de zaak zich aldus had kunnen toe- dragon. Ze herinnerde zich dat ze aan een der toonbanken naast een dame had gestaan met een meisje van ongeveer vyf jaar by zich en ze verzocht deze to laten roepen. Beiden verschenen en na veel vragen gelukte het eindelyk bet kind te doen bekennen dat ze uit verveliDg den zakdoek in de tascb der vreemde dame bad gestopt. De bediende maakte honderd excuses, het meisje werd streng berispt, wat niet wegnam dat myn vriendin een zeer onaangenaam half uur bad doorgebracht." „Dat wil ik graag gelooven," zeide mevrouw C., de vrouw des huizes: „als ik iudeplaat9 dier dame was geweest, had ik er zelfs niet aan gedacht me te verdedigen; iedereen zou mü voor schuldig hebben gehouden." II. „Ik Iaat my dan niet zoo spoedig intimi- deoren," riep do weduwe van een kolonel, „en als bewys daarvan zal ik u het volgend staaltje meedeelon: „Ik kwam met den trein uit Sevilla; aan een klein station, waar we vyf minuten oponthoud hadden, kwam er een lange dikke man in onzen coupé vlak tegenover my zitten. By zeide my dat ik een spion van Don Carlos en dat men my reeds lang op hot spoor was. Ik antwoord hem dat hy gek is en dat ik geen woord van al wat hy zegt. begryp. Daarop begint hy met fouilleeren te dreigen en ik word nu eveneens boos." „My laten fouilleeren!" riep ik in groote woede: „en door wie als ik vragen mag? Door uw gendarmes? Als ze me durven naderen, sla ik ze één voor één in hun gezicht. Deze bedreiging scheen op hem toch in zoo ver indruk te maken, dat hy my met rnst liet, doch niet voor lang. Hy wae do zaak aan den chef gaan meedeelen, die nu aanbood dat zyn vrouw my zou onderzoeken. Daar deze echter juist naar de stad was gegaan op twaalf K. M. afstand gelegen, zon het een heel poosje kunnen duren, eer zy gehaald was. De trein bleef geduldig wachten. Eindelyk kwam de vrouw en men liet haar plechtig zweren dat ze eeriyk haar taak zou vol brengen. Zy bood my aan zoodra ik in bet kleine vertrokjs was, voor een kleine belooning te getuigen dat ik mets verdachts by my bad. Ik antwoordde dat ik inderdaad niets be- langryks meevoerde, maar dat ik haar gaarne wat wilde geven als ze me de moeite be spaarde van me te moeten ontkleeden. Na een half uur komen we weer te voor- schyn; de vrouw verklaart ooder eede, dat ik geen eDkel papier van waarde by my heb, en de agent neemt met deze mededeeling genoegen. De trein stond er nog steeds, de chef kwam my zeggen dat het signaal tot vertrekken zal gegeven worden. „Nog niet," zeg ik bedaard: „eerst moet ik myn voile en myn handschoenen aandoen." Natuurlyk duurde dat een klein kwartier, een zeer gepaste wraaknemiog voor alles wat men my had aangedaan. Eindelyk stap ik in myn compartiment, meenend de reizigers in groote woede en ongeduld te zullen aantreffen. Maar neen I Da mannen zaten bedaard te rooken en te spelen en de vrouwen zongen of speelden op de guitaar met begeleiding van castagnetten. Zes uren te Iaat kwamen we aan de grenzen aaD, wat in Spanje iets zeer gewoons ecbynt te zyn." III. Met algemeen gelach werd dit verhaal aangehoord en men had niets dan lof voor de flinke houding der kolonelsweduwe. De welbekende diplomaat, de markies Da B., nam nu het woord. „Het ie altyd het verstandigst," begon hy, „om kalm zyn onschuld te bewyzen als men ton onrechte van iets wordt beschuldigd. Toch kan de zaak soms zoo ingewikkeld zyn dat zelfs de koelbloedigste mensch zyn bedaard heid verliest en dus niet meer in staat is op dat oogenblik geregeld te denken. Ik kan dit met een voorbeeld aanhalen, maar eerst wil ik u een anekdote vertollen, die werkelyk gebeurd is." IV. In 18" bracht een zeor aanzienlijk Engelsch- man, lord X., eenige dagen in Parys door en had zich o. a. ook naar de Bitliotbèque Natio nale begeven om de medailles te zien. Er waren daar nog enkele anderen, evenals hy, voorzien van een speciale toegangskaart. Die concierge, die begreep met geen gewone bezoekers te doen te hebben, had de vitrines geopend en zich toen teruggetrokken om op zyn gemak een courant te lezen. De bezoekers konden nu de medailles rustig bezien en zelfs in de handen nemen. Na een half uur, toon de vreemdelingen zich gereedmaakten te vertrekken, keek de man, zooals zyn plicht wa9, de vitrines na, met een vluebtigen blik, eer hy die sloot. Eensklaps zag men hem verbleeksn. „Heeren," riep hy luid, „een medaille No. 237Ms, is nit het foudraal verdwonen. Ze is een zeer zeldzame munt en ik verlang dat degene die haar mee heeft genomen, laat ons zeggen by vergissing, dadeiyk het gestoleno teruggeeft. Ik beloof dat dit incident dan geen verdere gevolgen zal hebben." Er beerschte een algemeens stilte, ieder wacht dat de schuldige zal bekennen. Doch niemand zegt iet3. Na vyf minuten, dia een eeuwigheid schy- nen, zegt de beambte: „Ik zal nu iedereen moeten verzoeken zyn zakken te ledigen; het spyt my zeer, maar het ia myn plicht." Ieder onderworpt zich, behalve lord X., die pertinent weigert zich te laten fouilleeren. Ieder gelooft hem nu schuldig, juist om dit verzet. De concierge dreigt met den commissaris van politie en de Engelschman gaat gewillig mee, doch geeft aan het bureel zyn kaartje af, er byvoegend dat hy zich beroept op den Engelschen gezant en dat deze stellig zulk een beleediging van een Eagelsch onderdaan niet zal goedkeuren. De commissaris, die zeer onder den indruk is van den iUu9tren naam, installeert den lord in zyn eigen kamer en gaat zelf naar de woning van den gezant, die hem in per soon ontvangt en aan wien by de geheele zaak omstandig vertelt. Beiden laten zich nu naar het ministerie van binnenlaodsche zaken brengen. De minister was er niet, dus ontving ik de heeren. Na een langdurig onderhoud kwamen we overeen dat dit onaangenaam geval in de eerste plaats niet ruchtbaar mocht worden, daar er diplomatieke onaangenaamheden uit konden voortkomen. Ik vergezelde zelf den commissaris naar het bureel om dadeiyk den gevangone in vrybeid te stellen, Deze vertrok onmiddellijk mat onbeweegiyk gelaat, doch toen hy de dear altging zag Ik duidelyk dat hy diep ademhaalde alsof er een zware last van hem afgewenteld was. Ik moet bekennen dat bfl dan scbyn tegen zich had en toch bos dnrfde men hem eigeniyk van zulk een diefstal verdenken I Zès maanden later, toaa ik hst heele voor val alweer vergeten was, laa Ik des avonds het volgend bsricht „Een belangryke ontdekking. „De werklieden, belast mat enkele repa raties in bet kabinet der medailles in de Bibiiothèque Nationale, hebben toevallig een gouden munt gevonden en aan den directeur overhandigd, welke munt men meende, dat eenigen tyd geleden gestolen was. „Deze munt No. 23T1» was van groote waarde, men schreef die toe aan Ageladas, den vriend van den Griekschon beeldhouwer Pbldias. „Daar er geen reproductie en zelfs geen facsimile der munt bestaat, was die plotse linge verdwyning een groot verlies. Hoe die tamelyk groote munt tusschen de voegen der planken is gerold en daar is blyven vast zitten, is een onopgelost raadseL" Ik herlas dit stukje omdat 't een antwoord waa op een vraag, die ik me al dikwyis ge steld had. Lord X. was dus nooit de schuldige geweest; maar waarom had hy dan zulk een zware verdenking op zich laten rusten? Enkele dagen later ontving lk uit Liverpool het volgend schryven van lord X.; myn ver bazing zult ge u kunnen voorstellen: „Geachte Heer, „Ik heb lang gewacht u te bedanken voor de beleefdheid, die u my bebt betoond ln zake het zeer onaangename geval, dat ge u onge- twyfeld nog zult herinneren. „Wellicht hobt u nooit de reden kunnen begrijpen die lk had, om tot eiken prijs een ondenoek te vermyden. Laat ik u die nu mededeelen: Ik heb reeds lang een aanzien- ïyke verzameling Grleksche en Romolnscho munten en medailles. Even voor my'n vertrek uit Liverpool had ik een munt gekocht van Ageladas, die, naar de verkooper my verze kerde, de echte was. Een namaak moest nog bestaan in het penningkabinet te Parys. Ik wilde my zelf hiervan overtuigen en nam daartoe do pas gekochte munt mede. Stel u dus myn schrik voor toen No. 237w' bleek verdwenen te zyn. Had lk my toen laten fouilleeren, dan was ik ongetwyfeld voor een dief uitgemaakt. Hoe de munt, die ik even te voren nog in handen had gehad, op den vloer ie gerold, is me nog steeds onverklaarbaar. „Ik moest dus de hulp van den gezant inroe pen en zoodoende doorgaan voor een zeer lastig en onhebbeiyk mensch. Maar alles was beter dan onschuldig als dief gebrandmerkt te zyn. Geloof my, Hoogachtend, Lord X." SCHAAKRUBKIEK. Maandag 2 Mei 1898. Redactie: L. S.-Y. „Mobpuy". Adres: J. F. 8. E89ER, IV Ie uwe R(jn lOS, Lelden. Schaaknieuws. De match AlbinTe Koisté is geëindigd en wel ten gunste van eerstgenoemde. De uitslag is, Albin 4, Te Kolitó 1 en remise 2. De onderlinge wedstryd in de eerste klasse van de Schaakvereeniging „Morphy", die gedurende den winter gehooden is, i9 afgeloopen. De eerste prys werd gewonnen door den beor B. Leussen, de tweeden pryB werd gedeeld door de heeren W. C. Van der Meulen en R. Van Dam, die evenveel winstpunten behaalden. Oonsiilatie-par-tjj» [Alapin's opening.) S. llapin. D. JanoKsld. 1. Zinkt. C. 1. UalbredL. Wit. Zwart, e 41 1 eb P e 3 2 Lc 5 d 4 3 o d 4 P d 4 4 F f6 P b 3 6 L b 6 P c 3 6 0-0 L g 5 7 Niet bet beste, L e 2 schijnt bier de zet te zyn. 7 h 6 L h 4 8 T e 8 Dd 3 9 f3 ging niet wegens Pe4: 9 P c 6 Nu was Fe4: fout, daar dan zou volgen: Ld8:v P f 2 -+-, D e 2, enz. 0-0-0 10 P e 5 D e 2 11 Zwart staat reeds Iets Schaakpartij No. 69. beter, de damezet verhindert vooreerst de ontwikkeling van den Looper. Hier kwam misschien D g 3 in aan merking. 11 P g 6 12 dö zet, die zwart L g 3 De beste tot verder brengt P d 5 Dh5 positievoordeel P e 4 In die spelling de beste zet. 14 P g 3 h g 315 c 6 Pc 3 16 Nu moest natuurlyk Pb 6:, D b 6en D c 5 gespeeld worden. 16 Df 6 f3 17 Hierdoor moet de witte Dame met den volgenden zet een zeer slecht veld innemen. Op f 4 kon T e 3 volgen. 17 Te 6 D h 2 a 3 P d 2 Kbl 18 19 20 21 aB a4 L e 3 b 5 Do eenige goede voortzetting. Pce4 22 De 7 g 4 23 Moet f 6 verhinderen. De voorkeur verdiende wel Ld 3. 23 L e 6 Zwait zorgt goed voor zyn ontwikkeling, c 3 24 Ook wederom een niets- beteekenende zet, ook nu kwam L d 3 zeer in aan merking. 24 T d 8 g 3 25 L b 3 L h 3 26 L d 1 Tdl: 27 Te4: f e 428 Dd6 D e 2 29 L d 2 Opgegeven. Op K c 2 volgt eenvoudig D g 3enz. Probleem No. 70 Tan Ik r. Dam, Leiden. Zwart, mm IIP Adres voor oplossingen: J. J. Colpa, Lange Mare 18. abode wtt Mat in 2 zetten. Opl. probl. No. 69. Dh8. LxD. Pb6=F XX T. Dg8T Eet DeBtp TXT. DhlT dreiging DxLT Goede opl. No. 68 ontvangen van: Leiden: B. S. v. Kloeten, R. Pau- lides, W. F. v. Wyk, mej. Sophia, W. Ridderhof, B. C. M. Savi, J. v. Beveren, M. v. Beveren Jz., G. H. Key, J. B. Brouwer, Een lid van „Palamedes". Oud dorp: Pb. J. v. d. Linden. Deventer: G. W. Kloosterboer. Noordwyk: H. B. J. H. Gemengd Nieuws. De oorlog en de diamant-indus trie. Het „Weekblad van den A. N. D.-B." schryft: „Hier te Amsterdam is het zóó erg nog niet ais te Antwerpen. Maar toch is de slapte zeer groot. Ais er niet spoedig verandeiing in den stand van zaken komt, zal de toekomst echter zeer doDker zyn. De oorlog kan lang duren en dan hebben de V. S., die waarschyniyk wel overwinnaars zullen blyven, nog heel- wat tyd noodig om in zooverre weer op hun verhaal te komen, dat aan inkoopen van diamant op groote schaal kan worden gedacht. „Spanje, dat vrywat roosjea van mindere soort afnam, zal wel heelemaal van de ïyet onzer afnemers geschrapt kunnen worden. Oogenblikkeiyk valt over den toestand verder niets beslist te zeggen. Wy voor ons hebben er echter een zwaar hoofd in en het zou ons niets verwonderen, al3 binnen enkele weken vyf of zes duizend diamantbewerkers zonder werk zullen zyn." Te Amsterdam maaktmenzich vrooiyk met de volgende aardigheid, zegt de „Mbd,": Ondanks de oorlogsverklaring Is het Spaansche consulaat nog steeds in Nieuw-York, terwyl het consulaatsbord nog boven de poort prykt. Hoe kan dat? Het Spaansche consulaat aldaar houdt kantoor in het gebouw „New- York", op den hoek van de Leldschestraat en do Keizersgracht. Een zeldzame vondst. Jaren geleden werd te Oudkarspel een kanonwiel gevonden. Men is toen wel naar meer gaan zoeken, doch men heeft niets kunnen vinden. Deze week echter vermaakten eenige jongens zich met slootjespringen en stieten daarby met den spriDgstok op een klinkend voorwerp, dat eenigermate in den walkant zichtbaar was. Het bleek te zyn een kaDOn en weegt by schatting 600 K.G. Boven het zundgat ziet men het Nederlandsche wapen uit den tyd der Republiekeen gekroonde leeuw met bundel van zeven pylen ln den linker- en een horizontaal liggende sabel in den rechtervoor poot. Daaromheen de bekende zinspreuk: „Concordia-ReB-Parvm-Crescunt." Rondom de dikste afmeting van den loop leest men den naam en do woonplaats van den fabrikant, benevens het jaartal: Joh. Maritz. Fee. Hag®. Ao. 1779. De tand des tyds heeft er nog weinig Invloed op uitgeoefend, en als men er tegen slaat, klinkt hot als een klok. (U D.) Een aardige Klondyke-geschie* donls wordt uit Seattle gemeld. De hoofdrol daarin speelt het 10-jarig zoontje van een politieagent daar, die met eenige knapen van denzelfden leeftyd op straat speelde. Zyn naam Is Jlmmy Brennan. Een vreemdeling kwam door ds straat, die ar verwilderd en slecht gekleed uitzag. „Jongens," sprak hy tot de spelende kinde» ren, „waar is hier hotel Butler?" „Ais u my een kwart dollar geeft, dan zal ik er u naar toe breogen," zei een der bengels, „Ik doe het voor tien cent," sprak een ander. „Ik voor vijf" aldus een derde. Jimmy Brennan, verontwaardigd dat zyn makkers van dezen schynbaar armen man nog goll vroegen om hem even den weg te wyzen, bood zich aan om- hem voor niets naar het hotel te brengen. De vreemdeling klopte Jimmy goedkeurend op den schouder en zeide: f „Jy bent myn man." De man verwyderde zich met Jimmy, dia door zyn kameraden met woorden als domkop, ezel, enz. werd nageroepen. Toen zy het hotel bereikt hadden, keek de vreemdeling eons rond een eindje verder ODtdekte hy een groot kleerenmagazyn en sprak tot Jimmy „Kom, ga eens even mee." De jongen volgde hem, doch keek Diet wei- Dig verbaasd op, toen hy zyn geleider tot den winkelbediende hoorde zeggen: „Geef my voor dezen knaap het beste pak, dat ge in voorraad hebt." Hot duurde uiet lang of Jimmy droeg een kranig marinepakje. „Pas hem nu een overjae aan." En Jimmy was weldra de gelukkigo eigenaar van een mooie jas. „En nu een hoed," sprak de vreemdeling. Daar na betaalde de arm or uitziende man alles con tant en verliet bet kleerenmagazyn, terwyl Jimmy hem eemgszlns verlegen volgde. „Wacht nog eens even," sprak de man, zich nogmaals tot Jlmmy wendend, tastte in zyn zak en gaf den jongen een vyfdoliarstuk en een klampje goud van gelyke waarde. Jimmy bedankte den milden gever en liep ver volgens op een drafje weg om zpn makkers en zpn ouders te vertellen, hoe hy beloond was door den man, dien hy „voor niets" naar het hotel Butler gebracht had. De vreemdeling was juist met een vermogen van meer dan 20,000 dollar uit Klondyke teruggekomen. Om eens oen duidol jk beeld te geven van de hoogte, waarop tegenwoordig de vervalscbing van levensmiddelen Btaat, heeft een Fransch scheikundige bet volgende menu opgemaakt, waarvoor de mogelykheid bestaat, dat het iemand in een Parysch restau rant - en ook elders wordt voorgezet. Hy begint mot soep uit vleeschextract, dat door boorzuur geconserveerd is. Ditzelfde middel beeft ook gediend om de daarop volgende viach voor bederf to behoeden. Aan de groenten uit blikken was door koper oen mooie groene kleur gegeven, om zo voor versche groenten te kunnen laten doorgaan. Daarby kwam nog een gerecht, uit fruit be reid, dat in een oplossing van salicylzuur een kunstmatige verlenging van levensduur bad gekregen. By de kaas, die met schapenvet of katoenpittsnolie vermengd was, at men margarine voor boter en het daarby behoorenda brood was met aluin wit gemaakt en uit meel bereid, waar men gips door gemengd had om het noodige gewicht te verkrygen. Al die kostbare spyzon werden met een verdachten wyn besproeid, die zyn mooie roode kleur aan een aanzienlyk gehalte Fuchsine dankt. En eindelyk bestaat de likeur, waarmee men de naweeën van de genoten spyzen hoopt te verbeteren, uit ruwen spiritus, zoet gemaakt met beetwortelsuiker, waaraan een smaakje ia gegeven door een van de vele producten van de steenkolenteer. Drinkt men er een kop koffie hy, dan wordt het nog erger. Daarover zyn onlangs in Frankryk fraaie oingon aan 't licht gekomen; Zelfs zy, die voorzichtigheidshalve hun koffie als groene boonen willen ontvangen, zyn nog niet eens zeker, dat zy kiygen wat zy meenen te koopen. De slechte soorten worden zoo gekleurd, dat ze op de beste gelyken, en bovendien worden sr nog boonen uit leem gekneed, gekleurd en onder de andere ge mengd t Koopers van gebrande boonen loopen gevaar, dat zy ontvangen kunstmatige koffie- boonen, bereid uit koffiedik, waaraan wat gebakken meel is toegevoegd. Echte en valsche boonen worden dan met wat vet, eiwit en stroop gebrand en zien er heel aanlokkelijk uit. En wat de menschen, die in Fr nkryk hun koffie gemalen koopen, daarin kunnen vinden,' is te veel om op te Doemen. Hier volgt tet voornaamste: cichorei, die bovendien vaak zelf nog vervalscht i3, beetwortels, wortels, eikels, kastanjes, hazelnoten, vygen, amandels, noten, appelen, peren, enz. Dat wordt gemalen, ge mengd, gebrand en met wat echte koffie ver mengd, en de „koffie" is klaar! Dat alles heeft een zekere mynheer De Naneouty er in gevonden. Onlangs Is er nog iemand gestraft, die gemalen eteen door zyn koffie mengde. Intusschen veriieze men, het borenstaandc lezende, niet uit het oog het bekende: „II faut exagérer pour so faire comprendre", d. i.: Om begrepen te worden moet men overdryven. De bekende flesschentrekker G. F. J. M. Van den Bogaert, die tal van adver- tentiën plaatste in verschillende bladen met aanbiedingen van pakketten voor St.-Nicolaas en een 40 tal personen de dupe deed worden van zyn praktyken, is door de rechtbank te Arnhem veroordeeld wegenB oplichting tot een gevangenisstraf voor den tyd van een jaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6