N#, 11707
Maandag 25 April,
A0. 1898
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
FeiAilleton.
Betrouw tot ia den dood.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per S maanden. 1.10,
Franco per post1.40.
Afzonder HJko NommorB0.05.
PRIJS DER ADVERTENT IÉN
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Groolere
letters naar plaatsruimte. - Voor bet incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend
De oorlog: tussclien Spanje en de
Tereenigde Staten.
Hoe de oorlog, die nu is aangevangen, ook
moge eindigen, dit mag men by voorbaat als
zeker aannemen, dat hy geen roemrijke blad
zijde in de geschiedenis der besehaafde mensch-
beid zal vullen. Zoomin Spanje als de Yer
eenigde Staton kunnen met een zuiver geweten
ln den stryd treden; op ieder van belden
in den betrekkelijk beleefden en een andere
oplossing niet absoluut afsnijdonden vorm,
door het Huis er aan gegeven. Vandaar de
krasse vorm, waarin zij de resolutie kleed
den, en dien zij door het handig stellen van een
buitensporigen eiach, om welks handhaving
't hun zelf niet te doen geweest kan zjjn,
omdat daaruit een binnenlandsche crisis zou
zijn voortgekomen, die verlammend zou hebben
gewerkt op de actie, waarnaar zij streefden,
hebben doorgedreven. Zij wilden den oorlog
tot eiken prijs; zy hebben hun doel bereikt.
schuld van de Yereenigde Staten, die den op
stand jarenlang stelselmatig gevoed, door toe
zending van steun In geld en in leeftocht en
krijgsvoorraad, stoffeiyk, door bun steeds
dr-igender houding tegen Spaüje zedelijk ge
steund hebben, die de door de eindelyk door hot
kabinet Sagaeta ingeshgen hervormingspoli
tiek aangevangen pacificatie van Cuba met op
zet hebben tegengehouden door het zenden van
oorlogsschepen in de Cub.iansche wateren, en
die eindelijk den ondergaDg van de „Maine" tot
voorwendsel hebben genomen om met openlijk
Kaart van het oorlogsterrein tnsschen Spanje en de Tereenigde Staton.
drukt een deel van de schuld aan zijn uit
barsting. Maar dit deel is ongeiyk. Verreweg
het grootste deel der verantwoordelijkheid
komt voor reke:lng van de Vereenigde Staten,
dio met volle bewustheid reeds sedert jaren
op den oorlog met Spanje hebben aangestuurd
en elke mogelijkheid om hem te vormijden,
met zorg te niet gedaan hebben. Tot bet
laatste oogenblik is men hierin consequent
ge'leven. Do Jingo's van den Senaat schenen
te vreuzen, dat SpaDj9 toch nog zou toegeven
en dus den oorlog zou voorkomen, wanneer
het besluit van het Congres werd genomeD
Het eeuwenlange wanbestuur op de parel
der Antillen heeft den opstand in 't leven
geroepen, de kortzichtigheid en zelfzuchtige
bekrompenheid van de opvolgende Spaaosche
regeeringen, üi9 zich aankantten tegen een
verlichte en vrijgevige hervormingspolitiek
zoolaDg het daartoe nog tyd was, dat is
de tragische schuld, die op Spanje drukt en
die het nu moet boeten met oen waarschijnlijk
rampspoedigen oorlog en vermoadelijk met
het verlies van zijn Weat-Indische koloniale
bezittingen.
Zedeiyk nog zwaarder echter weegt ae
gewold tegen Spanje op te treden. En dat alles
in het belang en onder den invloed van een
kleine, maar machtige groep van suikerspecu
lanten, die uit louter bandelaoogmerken Cuba
aan het SpaaDscho oppergezag onttrokken
willen zion, tn wier snoode dollar-politiek nog
stuitender wordt, doordat z\) zich hult in het
doorzichtige manteltje van humaniteit en
vrijheidszin. De politiek van Amerika in de
Cuba-quaestie is even gewelddadig als huichel
achtig.
Afgezien van de vraag der rechtmatigheid
van do interventie der Yereenigde Staten uit
volkenrechtelijk oogpunt, dost zich de vraag
voor, of zy ia staat zullen zijn aan den op
Cuba heerschendon toestand van onlusten en
vernieling een einde te maken. Dis vraag
kan bezwaarlijk onvoorwaardelijk bevestigend
beantwoord worden. Do „Köln. Ztg." is
daarover nogal pessimistisch gestemd; zy
schrijft:
„In hst beste geval zou het kunnen gelukken,
terstond op het eiland vasten voet to krijgen.
Mctar hoe nader de maand Mei komt, des
te metr zal het weerstandsvermogen van de
ontevredenen en tegenstrevenden toenemen;
want tegen het voorwaarts rukken van gore
s' Ido troepen staat dan als ergste vijand en
onverbiddelijke doodsengel het klimaat op met
zyn in den zomer steeds grooter wordende ge
varen. Yerder rijst de vraag, in welke stem
ming de opstandelingen zelf nu tegenover
bun beweerde bevrijders zullen staan, nu
aan de CubaaDsche republiek de erkenning
i3 ontzegd. Zoo is de waarschijnlijkheid aan
wezig, dat de uitbarsting van den oorlog niet
alleen in afzienbaren tyd geen herstel van
den vrede en de orde op het eiland ten gevolge
zal hebben, maar daarnaast rog tusschen de
beide oorlogvoerende partyen de zwaarste
offers aan menschon en aan goed zal eischen.
Intusschen kan althans met voldoening de
groot) waarschynlykheid vermei i worden, dat
andere staten in den stryd niet zullen worden
betrokken."
Aan deze opmerking, die de „Koln. Ztg."
als troostgrond to berde brengt, laat zich ge
lei Jd^k ae vraag vastknoopen Hoe zal de
houding van Europa zyn in dezen stryd, dien
bet z-.ker niet heeft gewenscht, maar tot welks
verbindt.ring bet zich cok niet geroepen ge
voel i lieeit stappen te doen, oie als iets andere
dan platonische raadgevingen konden worden
opgevat? Do aard van den stap, die onlangs
door de gezanten te Washington gezamenlijk
gedaan is in het belang van den vrede, werd
in het Engelsche Lagerhuis zeer juist geken
schetst coor minister B-lfour, waar hij op
merkte, dat de aan den Britschen gezant
gegeven instructiün het Huis de overtuiging
zouden schenken, dat Engeland zich niet noo-
deloos had opgedrongen.
Die bedoeling heeft biykbaar by alle kabi
netten voorgezeten, en wat in de .Hamburger
Nachrichten" wordt gezegd tot rechtvaardiging
van de hou ing, door Duitschland tegenover het
Spc.Rnsch-Amerikaansche conflict aangenomen,
mag ovenzeer van toepassing geacht worden op
de motieven, waardoor de overigen in deze zaak
worden geleid. Wanneer de „Hamburger Nach-
richler" aan bet woord zyn, dan wordt daar-
mode onwillekeurig in gedachten verbonden de
naam van Bismarck, die cit orgaan by voor
keur als vo rïuig voor zyn gedachten bezigt;
dat schenkt aan de opmerkingun van dit blad,
die in uit geval door do officieuze „Nordd.
Allg. Zeitung" zyn overgGnom' n, een do3 te
groot -re waarde. Ziehier hoede „Hamb.Nachr."
zich uitlaten over dit punt:
„Het spreekt vanzelf, dat de officieelo Bcr-
lynsche politiek zich onthoudt van elk party
nemen voor een der beide strydende partyen.
Het Duitsche ryk heeft niet de taak te onder
zoeken, aan welke zyde in het conflict, dat is
ontstaan, het recht is, en daarnaar positie te
nomen. Het is by dergolyke gebeurtenissen
over het geheel minder te doen oru vragen
van recht dan van macht, tot w Iker becor-
deeling geen maatstaf kan wordeD ontleend
aan privaatrechtelijke beschouwingen.
De particulier kan het optr.den van de
Vereenigde Staten als huichelachtig kenschet
sen; de Duitsche regeering heeft zicb daarom
niet te bekommeren, maar moet alleen tegenover
den stryj, die is uitgebroken, de voor Duitsch-
land nuttigste politiek inslaan. Al het overige
is niet haar zaak, omdat er oen rachtstreeksch
Duitsch belang by de oplossing van de Cuoaan-
scho quaestie niet bestaat. Het kan ons onver
schillig zyn of Cuoa Spaansch, Amerikaansch
of een zelfstandige republiek is.
.Behalve dat Duitschland niet geïnteresseerd
is by de Cuba quaestie, wordt het ryk genoopt
tot do zorgvuldigste onzydjgheid, met bet oog
op de Duitsch Amerikaansche handelsbelangen
en op do Ulryko in Amerika levende Duit-
schors. Duitschland kan om humanitaire en
om economische redenen de uitbarsting van
een oorlog tusschen Spanje en Amorika helpen
verhoeden; maar wanneer dit doel niet te
bereiken is, dan biyft er voor de Duitsche
politiek niets over dan ae zaken haar gang to
laten gaan. Subjectieve gewaarwordingen en
gevoelens, al zyn zy op zichzelf nog zoo ge
rechtvaardigd, mogen op de officieel© politiek
van Duitschland geen tint werpen. Ook het
principieole verzet tegen do Amerikaansche
aanmatiging, zooals by de inmenging in de
Spaansch Cubaansche zaken in 't byzonder en
by de Monroe-leer in bet algemeen aan den
dag komt, mag op de boudiDg van Duitsch
land geen invloed uitoef-men."
Na tegen do overdrijvingen van deMonroe-
leer van leer te zyn getrokken, besluit het
artikel van ce „Hamb. Nachr." aldus:
.Zooals de zaken liggen, kan Duitschland
mot de gelatenheid vao den toeschouwer, die
er boiten staat, de verdere ontwikkeling der
dingen afwachten, en zich er toe bepalen, in
voorkomende gevallen Duitsche belangen voor
benadeelingen to beschermen. Of en in welke
mate het ryk zou hebben deel te nemen aan
stappen, waartoe de overige mogenRieden zich
ten gevolge van don loop der gebeurtenissen
genoopt konden zien, zou van de omstandig
heden afhangen."
Over den toestand van de strydkraebten te
land, waarover de Yereenigde Staten kunnen
beschikken in den oorlog, dio aanstaande is,
lovert de „Tempa" de volgende korte, maar r on-
dige karaktoristiok
Het Amerikaansche leger heeft niots gemeen
met de Europeesche legers; het is slechts een
politiemacht en een grenswacht, zonder enl o
voorbereiding uit het oogpunt der mobilisatie.
Zjjn effectief bedraagt omstreeks 30,000 man
(12,000 infanterie, 6000 cavalerie, 4000 artil
lerie, 8000 geëmployeerden in de technische
diensten vn in de hulpdienst n). De infanterie
is verdeeld in 25 bataljons, genaamd regimen
ten, onderverdeeld in acht compagnieëntac
tische eenheden van hooger orde dan het ba
taljon bestaan niet. De cavalerie bestaat uit
12)
„Dat zou alles goed en wel zyn, als ge
maar iets van haar vroeger leven wist; maar nu
dat niet het geval is
„Ik heb baar niet naar haar vroeger leven
gevraagd: zy was zoo zwak en ziek, toejiik
haar mee naar huis nam. Zy moet eerst zeker
zyn, dat lk het good met haar meen, voordat
ik bacr ondervraag."
„En als ge dat doet, zal zy u een van die
romannetjes opdioschen, die lieden van haar
slag altyd weten te verzinnen. Ik wil u niet
ontmoedigen in uw pogingen om een gosd
weik te doen, maar dit is iets, waarin ge u,
dunkt my, door uws vaders meerdere wysheid
en ondervinding moet laten leiden."
„Dan ben ik wel zeker, dat ik myn zin kryg,"
zeide Lucille, m6t een vroolyken glimlach.
„Myn vader weigert my nooit iets."
Daarna spraken zy over zicbzelven en
dachten nist meer aan Bess. Nu kwam juf
frouw Marjorum binnen de Maori zendeling
was op dien donkeren, regenachtigon namid
dag byzonder boeiend geweest en niet
weinig verbaasd was zy Bruno in gezellig
„'èto a této" mot zyn nicht te vinden. Zy
dineerden te zamen en na het diner gingen
Bruno en Lucille een wandeling in het
park doen.
Den volgenden dag kwam lord Ingleshaw
echter niet terug. Lucille ontving een brief
van hem, om haar t« berichten, dat de zaak
in het Hoogorhuis vertraging bad onder
vonden en dat hy voor de stemming nog
eenige dagen in Londen zou moeten blyven.
Als Bruno intusschen gekomen was, moest
Lucille, in de afwezigheid van haar vader, als
gastvrouw de eer van het huis ophouden.
De taak, welke haar was opgedragen, viel
Lucille niet zwaar, en Bruno vond in baar
gezelschap de lange zomerdagen maar al
te kort. De arme juffrouw Marjoram reed en
wandelde met hen in de brandende zon en
den verraderiyken wind, totdat haar neus
geheel geblakerd was. Maar zy stoorden zich
volstrekt niet aan het byzyn der gouvernante,
en bespraken vrijeiyk hun plannen voor
de toekomst: wanneer zy man en vrouw
zouden zyn.
„Zal het zoo wordeD, geliefde?" vroeg Bruno.
„Het is de droom van myn leven!"
„En van hot mijne,antwoordde zy.
Nadat zy een poos in zoete aoymerlng ver
zonken hadden gestaan, zonder een woord to
spreken, zeide zy*.
„Yader zal er toch niet boos om zyn,
Bruno? Ik zou liever sterven dan hem onge
hoorzaam wezen."
„Lieve, ik heb reden om te denken, dat uw
vader or verheugd over zal zyn."
„Dan is de wereld vol geluk voor my,"
hernam Lucille; en met een plotselinge
opwelling don arm van haar verloofde gry-
pende, riep ze uit: „O, Bruno, laten we goed
voor de armen zyn! God is zoo goed vcor
ons geweest! En als ik bedenk hoeveel
ongelukkige menschen er op de wereld zyn,
terwyi wy
„Terwyl wy zoo overgelukkig zyn. Ja, dat
schynt wel hard, nist waar, Lucie? D.it is
ook een van de raadselen des levens, die ons
eenmaal opgelost zullen worden. Maar dat
„eenmaal" is zoo ver af voor hen, die in het
tegenwoordige lyden."
Ze gingen terug naar de laaD, waar juf
frouw Marjorum in de schaduw der meidoorn-
takken ru3tig zat te dutten. Ze z^gen er
beiden zóó vergenoegd uit, dat de scherpzin
nige ouds vryster terstond iets buitengewoons
vermoedde.
„Wat voor plannetje hebt ge samen ge
smeed?" vroeg ze.
„Niets anders dan de dorpsklok te laten
luiden oer do braambeziën ryp zyn," zeide
Bruno lachend. „Lieve juffrouw Marjy, ge
zult me een trouwgeschenk moeten geven."
III.
Drie dagen van ongestoord, onuitsprekoiyk
geluk leefden de gelieven in zaligo droomen.
Geen wolkje wa3 or aan den heldoren hemel
hunner liefdo te bespeuren. Zelfs het weder
scheen hen te begunetigen. Nooit had het
bosch of het pljnt3oen, nooit hadden de
Kentscho dorpen met hun ouderwetsch aan
zien, de ruïne der 3bdy mot haar net onder
houden tuin on het heerenbuis in de nabyheid,
de lanen, de weilanden, de rivier nooit
had dat schoone Engelsche landschap, te mid
den waarvan Lucille geboren en opgevoed
was, een bekooriyker aanzien vortoond. Zy
en BruDO wandelden en reden den g6heelen
dag in het lieflyk zomerweder. Behalve dat
éóne uur, dat zy eiken ochtend besteedde om
met zooveel geduld Bess onderricht te geveü,
werd Lucille's leven geheel in beslag genomen
door Bruno. Juffrouw Marjorum begreep,
dat zy pas geöngagoerden maar een weinig
moest toegoven, en liet daarom do dageiyk-
scbe studiën loopen. Ieder uur verwachtte
zy de terugkomst van lord Ingleshaw, en dan
zou alios wel weer meer geregeld gaan.
Don derden avond na die wisseling van
trouwbeloften in het plantsoen aan het einde
van üe moidoornlaan, zat Lucille aan haar
piano, met den jonkman aan haar zijde. Zy
was stil en speelde zacht een „Rêverie" van
Gounod. Bruno vond, dat zy in het laatste
balf uur byzonder ernstig was geworden. Het
licht van de lage lamp was door een kap
getemperd, zoodat hy in de schaduw haar
gelaat niet duidelijk zien kon, maar toch
merkto by op, dat zy zear bleek was.
„Ik vrees, dat ge vermoeid zyt, Lucille,"
zeide hy.
„Ja, ik ben wel een weinig vermoeid. Mis
schien bobben wy wat te ver gereden."
„Niet zoo ver als gisteren, lieve."
„Dan is het vandaag zeker warmer gewcosf,
want ik gevoel my veel meer vermoeid. Ik
heb ook een weinig keelpyn. Kyk maar zoo
oDgorust niet, Bruno; het zal morgen wel weer
over zyn."
„Hebt go wel eens meer last van keelpyn?"
„Noenik kan mij den tijd niet herinneren,
dat ik ze gehad heb."
Bruno stond op en schelde Juffrouw Mar
jorum zat aan een tafel op eenigeu afstand
van hen brieven te schryvon. Zy hield eau
ontzettend drukke correspondentie met de
vriendinnen harer jeugd die mcost allen
in het gouvernantosvak waren en had een
heimelijke en streelende verwachting, dat hiar
brieven na haar dood uitgegeven zouden wor
den als nagelaten geschriften van een gor.-io.
Toen Ly naar de piano terugging, sprak
Bruno haar eenige woorden toe. H y verzocht
haar onmiddellijk om den dokter te zenden.
Hy was uit Italië, bet land der kooits, ge-
komeD, en schrikte van het lichtste verschijn
sol van ongesteldheid.
Hy nam zyn ~'aits naast Lucille wedei
in. Het meisje bad intusschen voortgespoeld
en do zachte, droomerigc tonen der melodie
slepend aangehoudon.
„Is er zwarigheii?" vroeg zy, toen zij de
oude gouvernante op een eenigszins geheim
zinnige w'yze met den lakei, die op het schol
len verschenen was, zag spreken,
„Neen, lieve; maar ik we-.-t, dat gjj ver
moeider zyt dan gy wilt bokennen, en ik zou
u raden vroeg naar bed te gaan en iets te
doen, om van die keelpyn af te koinen. O, ji
van uw beschermelinge gesproken," waar
van zjj riet gesproken hadden „deerde haar
iets, toen gij haar in het plantsoen gevonden
hebt? Ik bedoel iets behalve zwakte en
honger? Had zy do koorts?"
(Wordl vervo'gi.)