11704. Donderdag SX April. A°. 1898 ^§25 jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven* PERSOVERZICHT. Feuilleton. Getrouw tot in tien dood. rUIJS DEZER COURANT; Voor Lelden per 3 maandon. l.IO* Franco per post1.40* Afzonderlijke Nommere0.06. PRIJS DER AD VERTENT EEN; Van 1-6 regels A 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootoro letters naar plaatsruimte. Voor het lncasseeren buiten de etad wordt A 0.05 berekend. Tweede Blad. Paschon on schoonmaak, zoo schrift men uit de Hofstad aan de Artxhemsche Cou- ranty ziedaar dingen, die, schoon zonder ge meenschappelijk causaal verband, met elkaar plegen samen te gaan of op elkander te vol gen. Ook in 1898 heeft dit oude verschijnsel, trouw aan de oude traditie, plaats, on zoo ik daarvan hier gewaag, geschiedt dat niet om een aanloop te hebben tot scboonmaakbe- 6cbouwlngen, die elk individu van het gedu rende die droeve dagen onderliggend geslacht maar al te goed kent. Maar ik heb een ver schijnsel opgemerkt, dat my vooral la dit jaar 1S98 verbaasd heeft. Dit jaar is het .vrouwenjaar by uitnemendheid. Do inhuldiging van de Koningin maakt het daartoe en de tentoonstelling van vrouwen arbeid zal daarop nog dieper baar stempel afdrukken. En in dit vrouwenjaar bjj uitne mendheid nu doet zich, gedurende dezen by uitstek pe86imistischen schoonmaaktijd, het geval voor, dat mannenarbeid zich een soort van Jamesoo-inval veroorlooft op het heiligst terrein van werkzaamheid van de vrouw. De glr.zenwasschery-maatschappyon stellen haar personeel en materiêsl beschikbaar voor schoonmaakwerk, niet alleen vae voorpuien on glasramen, maar ook van kamers en meubelen, en ettlyke hulsvrouwen maken van die beschikbaarstelling gebruik en getui gen, dat alles minstens eren goed, maar stel lig goedkooper „gedaan" wordt dan met het ouderwetscho schoonmaak&terspersonsel. Tweo glazenwasschers maken een suite volledig schoon in minder dan één dag, het houtwerk wordt netjes afgenomen, de *kl9'édèti wórden opgenomen en neergelegd, 4e gordijnen ad idem, de meubelen keurig gewreven, verder zorgen ze ook voor het witten van gangen en wat dies meer zy. Ziedaar een gevaarlijke schending van de rechton der vrouw, die ik by hot dames comité van de Tentoonstelling aanklaag. Wordt daar niets aan gedaan, dan zal het schoon- maakvak, waarin de Nederlandscbe vrouw tot dusverre haar schoonste triomfen vierde, smadsiyk van het terrein van vrouwonarbeid verdreven en onder 's mans maebt gebracht wordön. Daar de ergste overtreders hier echter de huismoeders zijn, dia aan dezen raid der mannen medeplichtig worden door de glazenwasschers als schoonmakers te bezigen, kan het tegengaan van dit euvel wellicht bözwaron ontmoeten. Men zou echter kunnen beginnen met deze ontaarde zusters den eero- naam van vrouw onwaardig te verklaron, en haar by formeel commissiebesluit, fcs degra- deoren tot man of mansgeiyken (in den kwaadston zin van het woord wel te verstaan). Thans schrijft De Standaard: De Amsterdamsche Courant merkt op, dat de liberalen zeer zeker ook den godsdienst by de stembus wilden G6reD, maar werpt ons tegen, dat dit doelde op hun persooniyk religieus gevoel, iets, waaruit niets valt af to leiden voor het karakter in politieken zin van eon opgetreden Kabinet. Ware dit zoo, het zou kortweg verachte- lyk zijn. By do stembus toch werd door niemand een onderzoek ingestold naar iemands per soonlijke vroomheid, maar uitsluitend naar zijn politieke gevoelens. Wiederhlve by de stembus verklaart: „Mijn politi k scheidt wel tusschen Staat en Kerk, maar uaarom niet tusschen Staat en godsdienst", moet geweten hebben, dat dit niet andera kon vorstaan dan in dien zin, dat deze etaitkunde, by de stembus triomfeeronde, leiden zou lot de formatie van een Kabinet, dat Staat en godsdienst gehuwd liet. Ging nu de stelling van de Amslerdamsche Courant door, dan zouden deze politici het vrome volk dus kortweg bedrogen hebben, en nu van achteren het standpunt innemen: „Ik heb dat by de stembus wel gezegd, maar daarmee alleen bedoeld, d..t ik persooniyk niet tegen godsdienst ben. Edoch, als Staats man, en in het ambt, moet gy er my niet mede aan boord komen." Verachteiyk nu zcu voor zulk een hou ding een niet te strenge qualificatie zyn. Voorshands weigeren we dan ook die onder stelling van de Amsterdarmche Courant over te nemen. We houden vooralsnog deze heeren voor mannen van hun woord. En wat do Ampler damsche Courant verder aanmerkt, dat feiteiyk toch wel allerwegen op 31 Augustus een ure des gebeds zal ge houden worden, helpt ons al evenmin. Wat zonder moer niet zal verkregen wor den is juift hetgeen waarop het aankomt, t. w. dat do Overheid zelve de behoefte aan het gebed om Gods zegen op de Dieuwe regeering uitspreke. „Een katholiek boofdonderwyzor" levert in de Nieuwe Dslftsche Courant onderstaande nieuwo bydrage tot de on der wy s- statistiek: E±n tiental dagen geleden heeft de redactie der Nieuwe D'elftsche Courant de welwil lendheid gehad haar blad al9 trommel voor myn Borgesiu8 koekjes ts laten gebruiken. Zjj duidt het my misschien ook ditmaal niet ten kwade, als ik nogmaals iets in verband met het voorgestelde wetsontwerp op den leerplicht in hot midden breng. Een der meest gezochte wapenen, door de voorstanders van leerplicht gehanteerd, is dat der statistiek. Nu zullen wjj de laatsten zijn, om te ontkennen, dat cyfers soms welsprekend zyn, maar wy willen ook onder de eersten behooren, die de meening aanhangen, dat cyfers in enkele gevallen toch zoo weinig waarde hebben. En om nu maar aanstonds man en paard te noemenVolgens do statistiek, door het Gemeentebestuur van de plaats myner inwoning, dit jaar opgemaakt, waren tien percent der kinderen van zes tot twaalf jaren op 1 Januari 1898 op geen lagere school in myn gemeente te vindc-n. „Dat cyfer van tien is welsprekend ge noeg," boor ik een voorstander van leer- of schooldwang triomfanteiyk uitroepen: „tien poicent der kinderen, dat niet schoolgaat, 't is een schande." Ja, zoo wordt er geroep» n door hen, die te goedor of te kwader trouw niet verder zien of willen zien dan hun neus lang is. Wat toch is in de plaats myner inwoning het geval? Dat er onder de jonge lieden (van menschen, die 70 a 80 jaren zyn geworden, spreek ik niet) geen enkele anal- phabeet gevonden wordt: allen hebben lager onderwys genoten en van geen enkelen vader is het bier bekend, dat hty zyn kinderen van het onderwys verstoken laat. Maar hoe komt het dan, hoor ik een lezer vragen, dat tien percent der kinderen van zes tot twaalf jaren op 1 Januari j. 1. niet schoolgingen; burgemeester en wethouders zullen toch, met het oog op het verwachte ontwerp van wet op den leerplicht, hun duim niet gebruikt hebben?! Ocb, de zaak ls zoo klaar als de dag. By de wet op bet lager onderwys is nu eenmaal bepaald, dat jaarlijks vóór 1 Maart door Burgemeester en Weihouders een ^taat wordt opgemaakt, vermeldende de namen van die kinderen, boven zes en benedon twaalf jaren, welke op 1 Januari geen onderwys genoten. Stel nu het geval: oen kind is in het najaar van 1897 zes jaar geworden. Nu komt zyn na3m voor op de lijst, boven bedoeld. Want het komt byv. pas met Pascben 1898 op de school en biyft zes jaren aan het onderwys deelnemen. Tot. de analphabeten zal het later zeker niet behooren: toch heeft zyn naam „geprykt" op de lyst, vermeldende de namen van djo kinderen tusschen zes en twaalf jaren, welke geen onderwys genoten. Een twoede geval: een kind komt met het vyfde jaar op school en blijft tot het elfde (dus zes jaren lang) het onderwijs volgen. Vtilig mag aangenomen Worden, dat het dan wel lezen kan. Toch „prykt", als by eenigen tyd do school verlaten heeft, zyn naam op de lyst, waarvan we boven spraken. Als algemeene regel mag gesteld worden, dat de namen van de helft der schoolgaande kinderen eenmaal op de lyst zullen voorkomen, hetzy wanneer zo, door welke omstandigheden ook, op hun zesde jaar de school nog niet bezoeken, hetzy wanneer ze even vóór hun twaalfde jaar de school verlaten hebben. Ziedaar nu de oorzaak, waardoor tien per cent van de kinderen boven zes en beneden twaalf jaar in de plaats myner inwoning de school niet bezoeken. Ik voor my geef dan ook geen cent om al dergelyke statistieken. Zg bewyzen niets, totaal niets. Zy kunnen in de hand van den minister enkel een wapsn zyn om den verplichten zevenjarigen leertijd (van zes tot dertien jaar) er door te krygen. Zie nu eens een gemeente als Amsterdam. Daar bevonden zich op 1 Januari '98 60,788 kinderen boven zes en beoeden twaalf jaar en van dat aantal waren er 3298, die op ge noemd tydstip geen lager onderwys genoten, d. i. ruim 5 pet. Dat is betrekkeiyk veel, maar alwoer: dit percent heeft geen waarde. Hoeveel van de ruim drie duizend kinderen, die op 1 Januari te Amsterdam geen onder wys genoten, zullen in den loop van 1897 zes jaar zyn geworden en eerst in April van dit jaar voor hot eerat ter school komen; en hoevéol anderen zullen mot hun vyfde jaar zyn gekomen en op hun elfde de school ver laten hebben En dit laatste komt vaak voor, vooral in die werkmansgeziDneD, waar het kroost nogal talryk is en de oudere zusjes al spoedig van de school gaan om op jongere broertjes en zusjes te passen, als moeder uit worken is. Naar myn meening is het percent der kinderen te Amsterdam, die óf in het geheel geen óf slechts zeer onvoldoend onderwys ontvangen, hoogstens op 2 of 21/, te stellen en die percentage mag volstrekt dan nog niet als maatstaf voor heel Nederland gelden. In Amsterdam, een stad met ruim een half millioen inwoners, heerschen toestanden, die in kleinere steden of op het platteland vol strekt niet voorkomen. Maar zelfs by een zeer strenge wet op den leerplicht zullen er altyd kinderen gevonden worden, die niet ter school gaan en later tot de analphabeten behooren. In Duitschland, waar men op het gebied van dwangmaatregelen voor geen klein geruchtje vervaard is, zyo er van elke honderd kin deren nog twee, die geen onderwys genieten. „Summa summarum: we zyn in Nederland zonder leerplicht oven ver als in Duitsch land met schooldwang. Waartoe dan hot Neddrlandsche volk een hateiyk dwangjuk op de schouders gelegd?" Nederland ingeiyfd by Duitsch land. Een inzender in De(o) Noord- Brabanter slaakt e6n zucht naar inlyving van Nederland by Duitsch'and, omdat door do agrarische politiek dat land het volks- en Staatswezen bloei m en wy dezen bloei aldus ook zouden deelachtig worden. De inzender schryft o. a. „De natuuriyke iykdotr, de grond, ia hoogor in waarde geworden en de belastingen zijn verminderd. De Staat heeft gebouwde on ongübeuwdo eigendommen geheel vry van belasting ge maakt, en accijnzen en personeelo belasting zyn er onbekend, zoowel als successierechten in de rechte lyn." „Daar is werk voor Nederlanders in over vloed by hoog loon en hier zyn duizenden werkeloozen. Daar ie overvloed aan goudgeld en hier is het byna niet meer." De inzender wyst er op, dat wy hier lang zamerhand Italiaansche of Iersche toestanden krygen: in Limburg zyn vele plaatsen ont volkt; het volk is door armoede gedwongen naar Duitschlaod te trekken, of wel naar Amerika of Rusland om brood te vinden. Gemengd Nieuws. Van welingelichte z y d e ver neemt de „Limb. Koerier", dat do arrestatie van Hub. Gorissen, te Saeffelen, waarover de Duitsche couranten zich zoo druk gemaakt hebben, volgenderwyze heeft plaats gehad. Gorissen had aan de Koningin gratie ge vraagd, doch dat verzoek wa6 van de hand gewezen. Dat afwyzend antwoord zoud-n de marechaussees van Echt hem gaan mede- deelen. Zy begaven zich daartoe naar den herbergier Maessen, te Echterhoscb, waar Gorissen dichtbij woont en waar hy oikwyls komt. Zy zeiden aan Maessen, dat zy aan Gorissen een mededeeling te coen hadden, meer niet, waarop Maessen Gorissen ging roepen. Deze kwam en vernam toon, dat zyn verzoek om gratie was van de hand gewezen, en dat hy meteen gearresteerd werd. Nog deelt men mede, dat Gorissen waa veroor deeld wegens verzet tegen de politie. Een dapper hart. Tusschen do gasten van de „Waldorf Astoria" in Nieuw- York beweegt zich sedert eenigen tyd een bleek, ernstig voor zich uit kykend jong meisje. Met rustige gratie begeeft zich de slanke gestalte nu hierheen, dan daarheen. Niemand neemt byzondore notitie van baar. Waarom ook? Zy is immers maar een kell- nerinl En toch was het eens geheel an-ers met dit jonge meisje gesteld. Miss Pinkie Till man was nl. nog nauwelyks vyf jaren geleden een van de meest gewilde erfgenamen in Louis ville. Haar vader was daar bankier en ver scheidene malen millioonair; zyn financiëelea toestand hield men algemeen voor onwrik baar, derhalve werd zyn eenig kind met aHe maar denkbare weelde omgeven, en in gezel schappen buitengewoon verwend. Ongeveer 4 jaren geleden verraste op een dag het volko men bankroet van de bank van Tillman de geheele financióele wereld van Amerika. Niets kon uit de schipbreuk worden gered, en da dochter van den geruïneerden bankier bevond zich vis a vis de rien. Miss Pinkie verloor even wel hot boofd niet; nadat zy van den eersten schrik bekomen was, keerde zy koelbloedig do voorname maatschappij, die zich nieuws gierig afvroeg wat er nu gebeuren zou, den rug, ging naar Nieuw-York en liet 2ich als kamermeisje in de „Waldorf Astoria" enga- geeren. Spo9dig bracht het moedige jongs mei3je het tot garderobe-juffrouw; in de zalen van de „Astoria" heboen dikwijls de bals van de élégante wereld van Nieuw-York plaats, en daar gebeurde het niet zelden, dat co vroegere erfgename deze of gene vau haar vroegere „vriendinnen" d n p lsmantel afne men en den éléganter) sjaal om de schouders leggen mo.st. Het arme meisje deed het ook, zonder een spier te vettrekkeD, en hoe dik wijls zij wel daarby herkend en met min achting v,.n boo.'d tot voeten gemonsterd is, weet slechts zy all-?en. Thans is miss Till man hulp van de huishoudster en tot haar foncties behoort, ty druk lezoek de gasten te bedienen. Met oneinoig geduld worstelt zy door do bitterheden, cie zich voordoen op haar levensweg. Zonder dat ooit een klacht over haar vastgesloten lippeu komt vervult de bankroetiersdochter de moeilyko taak, die *y op zich genomen beeft. UD. De behandeling der zaak van de 26 levend begraven dwepers in Ternowka is eindelijk geëindigd. De schuldigen zyn in een krankzinnigengesticht ondergebracht. 6) „Dat wec-t ik niet; maar ik sta er op, dat ge hier vandaan gaat. Ge moogt de tucht van do leerkamer ontwassen zyn, ge moogt Dante ontloopen; maar ik hoop toch nog een greintje gezag fcs hebben." „Lieve juf Marjy, ik wil alios d09n wat redoljjk is", antwoordde Lucille, terwijl juffrouw Marjorum het voorwerp van haar afkeer den nog overigen inhoud van het glas wyn toediande, met een gezicht zoo strak, alsof zo den noodlottigen giftbeker oen lid van een Muzelmanacbe vorstelyko familie, dat uit den weg geruimd moest worden, aan bood. „Ik verlang niets anders dan dat dit arme schepsel eenige dagea hier in huis ver zorgd en verpleegd wordt." „Hier in buis?" vroeg juffrouw Marjorum. „Zeker. Ik zal het hoogst kwalyk nemen, als iemand er van spreekt baar weg te zen den", zeido Lucille, op dien toon van gezag, dien de eenige dochter van lord Ingloshaw zoo goed wist aan te nemen als het te pas kwam. „Ik heb al dadelyk gezegd, dat ze naar het werkhuis gezonden moest word9n", mompelde Pike, beurtelings do gouvernante en haer leerling eerbiedig aanziende en nauwelyks wetende voor wie van beiden bij hot meeste ontzag had. „Natuurlyk; het werkbuis is nog te goed voor zoo'n gemeen creatuur. Zie haar voeten eens; ze moet dagen laDg als landloopster Ou gezworven hebben. Ze is zeker een bede lares van beroep." „Ze heeft me geen aalmoes gevraagd", zeide Lucille, terwijl ze aan de schel trok. „Je kunt heengaan, Pike"; waarop Pike aan een denkbeeldig© haarvlok op zyn voorhoofd trok en zich verwyderde. Op Lucide's schellen kwam dadelyk Tom pion, baar kamenier, die in een kamer, welke in den corridor uitkwam, had zitten werken. „Tompion, ge moet voor dat meisje byzon- der zorg drageD," zeide Lucille. „Haal ter stond wat eoep voor haar eeü kopje vol, niet meer te geiyk, want ze is zoo lang zonder voedsel geweest; en als ze het verorberd heeft, moet ge haar laten slapen zooveel ze maar wil. Als ze dan wakker wordt, moet ge haar een bad geven en wat schoon linnen goed uit myn lmnenkast, en een van myn katoenen ochtendjaponnen; ge moet het haar zoo aangenaam maken, als ge met mogelyk- heid kunt. Ze biyft bier in deze kamer logeeren totdat ze weer op haar krachten is, en tegon dien tyd zal ik wel myn besluit genomen hobb3n wat er verder met haar ge daan moet worden." Tompion had geen woord tegen den kal men toon van gezag, waarop deze voorschriften gegeven werden, in te brengen. Ze was een kloeke, flinke vrouw van omstreeks dertig jaar, en Lucille's kamenier geweest sedert de kindermeid haar afscheid had gekregen. Ze had haar jonge meesteres harteiyk lief, niets wat ze voor haar to do9n had was haar te veel; maar by het verplegen van bestoven landloopsters mot doorgeloopen vooten had ze loch wel de grensiyn willen trekken. „Ik weet niet hoe ik haar die vodden van haar lyf kan krygen, lady Lucille," sprak ze. „Ze zullen aan stukken vallen zoodra ik ze aanraak." „Ge moet uw best maar doen, Tompion," zeide Lucille. „Ge zult het arme schepsel wel goed behandelen, dat weet ik." „Lucille, gaat ge ca mee?" riep juffrouw Marjorum. Lucille sloeg haar arm om de hoekige schouders der gouvernante en ging met haar de kamer uit. Bess was, na het gobruik van dat glas portwyn en de daarin gedoopte be- schuir, in slaap gevallen. Dat was meer voedsel dan ze in de laatste drie dagen had gehad. „Lucille, ge ruikt naar landloopsters," zeido juffrouw Marjorum, op plechtigen toon. „Als ge naar m(jn raad wilt luisteren, moet ge een warm bad nemen voordat ge aan uw gewone dageiyksche bezigheden gaat." „Ik zal uw raad volgen, lieve juf Marjy. Dat arme schepsel was vcrschrikkeiyk be stoven. Maar ziet ze er niet lief uit?" „Haar gelaatstrekken mogen welgevormd zyn, maar ik zie niet gaarne schoonheid in zulk oen staat van vernederiog," antwoordde de gouvernante stroef. „Waarom in e°n staat van vernedering? Zy is alleen maar arm en verlaten en hon gerig. Daar zie ik niets vernederends in. Deuk aan Hem, Die niet wist waar Hy Zjjn hoofd zou nederleggen." Dit was Jane Marjorum in haar zwak ge tast, dat tevens haar beste zyde was, want zy was oprecht godsdienstig. „Als ik dacht, dat hot meisje alleen maar arm was, zou ik er niet tegen hebben, dat gy haar helpt," zeide zy; „maar ik vrees, dat zy tot do misdadige klasse behoort." „Waarom?" „Daar ziet zy naar uit", antwoordde juffrouw Marjorum, die geon verdere uitlegging wilde geven. Zy had het zich nu eenmaal in 't hoofd gezet, dat bet meisje bepaald niet braaf kon zyn. II. Lucille nam baar bad, maakte toilet en kwam by haar oude gouvernante aan het „luncheon" voor den dag in een bevallig rose kleedje, met kant gegarneerd van die aar dige, ouderwet3che soort van kant, die meng dorpsmeisje in Buckinghamshire werk geeft. Lord Ingloshaw was met den sneltrein van elf uren naar Londen vertrokken. Zy hadden het kasteel geheel voor zich alleen, dat statig verbiyf van rust en vrede, waar de oude portretten haar in zonneschyn schenen toe te lachen, evonals zj haar ia somber weder zwart schenen aan te zien; door do open vensters woei de geur van duizsnden bloemen binnen. Zy gebruikten het „luncheon" in de oude leerkamer, die, by afwezigheid van den graaf, tot ontbyt- of eetkamer diende. Deze kamer kwam uit in Lucille's „boudoir" een met witte paneelon beschoten vertrekje, met aquarellen aan de wanden en met oud porselein en nieuwe prachtwerken versierd. Hier, voor het breede, openslaande venster, stond Lucille's groote piano, haars vaders geschenk op haar zeventienden verjaardag; over een ebbenhouten kastje was een kunstwerk gespreid, in den vorm van een „dessin" van bloemen op olijf groen lakeu, met goud en kleuren vervaar digd door de geduldige vingers van juffrouw Marjorum; en op dit geborduurde kleed s ond oen wyde vaas van groen VenetiaaDsch glas, vol azalea's en gardenia'6, zóó geschikt, dat bet aan al de eischen van smaak en schoon heidsgevoel voldeed. Vóórdat Lucille zich aan het „luncheon" zette, was zy gerustgesteld door Tompion'! verzekering, dat de landloopster haar soep gebruikt had en nu kosteiyk sliep. „Noem haar geen landloopster, Tompion," zeide Lucille; „zy heet Bssa. Zy is misschien evenmin een laneloopster als gy of ik. MogeJfjk heeft alleen het ongeluk haar aan liet zwerven gebracht." Tompion geloofde dat niet; maar zy waa een te wèlopgevoede dienstbode, om zelfs oen meesteres, die zy had zien opgroeien, tegen te spreken. Lucille lachte en sprak vrooiyk onder het „luncheon." Zy was vervuld van Bruno's terugkomst. Woidt\ vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5