Lotgeval van een Molenaar.
MENGELWERK.
tromotor wordt varvangen door een nauw
keurig uurwerk. De tot het opnemen van
phonographische gesprekken dienende rollen,
die zeer duur wareD, worden door de Maat-
sctappU goedkoop geproduceerd en zyn door
h t aanbrengen van een waslaag veel gevoe
liger gemaakt voor de opneming der klank-
schakeeringen. Men meent, dat het nieuwe
toestel spoedig de piano zal verdringen en
vooral in het practiscbe leven een rol zal
spelen. Autodidacten zullen byv. door middel
van de phonograaf gemakkelijk vreemde talen
kunnen leeren, terwijl op de bureaux de ste
nografen hun plaats zullen moeten ruimen
voor phonograaf-toestellen!
In de derde aflevering van den dertienden
jaargang van het tijdschrift Vragen van den
Dag komt een opstel voor van den heer A.
Nuyens, waarin deze mededeelt, dat een doel
treffsnd geneesmiddel tegen mond- en
klauwzeer reeds voor vijf en twintig jaar
door dr. L. Morandi, notaris en ervaren veehou
der te Milaan, is gevonden. Ofschoon er roede
vele duizenden lijders, zoowel onder het rund-
als onder het andere vee in het buitenland
vooral in Italië door genezen zijn, is het, voor
zoover bet ten minste den schrijver bekend
is, in ons land nog niet aangewend.
Toch is de toepassing er van zóó eenvoudig,
dat ieder veehouder bij de noodigo inlichtingen
het kan aanwendeD, en het gevolg zóó gun
stig, dat koning Humbert van Italië den uit
vinder openlijk zijn dank heeft betuigd, terwijl
een aantal bisschoppen door herderlijke brieven
hunne onderhoorige geestelijkheid aanspoorden,
de verspreiding van de geneeswijze-Morandi
zooveel mogelijk te bevorderen.
Het geneeskrachtig kruid is de wilde thtjm
omkomt algemeen van Juni tot September op
zand-, duin- en heidegrond voor. Het worde
gezocht als het bloeit, en dan bewaard op
een droge plaats, zoodat men er ten allen tijde
over beschikken kan. Men bereidt er een
aftreksel van door in een emmer met thïjm
kokend water te gieten en dat zes uur te
laten trekken. De bek van het lijdende dier
wordt mot koud, zuiver water en met behulp
van een reine spons flink uitgewasscheo,
waarna men don patiënt een flesch thym-
aftreksel bij kleine teugjes ingeeft, zoodat het
zijn werking zoo goed mogelijk kan doen.
Ook de pooten en de uiers worden na zorg
vuldige reiniging met zuiver water met tbym-
aftreksel behandeld, dat bij iedere aanwending
versch bereid dient te worden.
Ook als voorbehoedmiddel werkt tbym-
aftreksel uitstekend; men geve den nog niet
aaDgetasten dieren eenmaal eon liter in. Zuivere
lucht en zindelijke ligging voor het vee is
altijd, maar vooral bi) voorkomende ziekte
gevallen, ten zeerste aan te bevelen.
De heer Nuyens is zoozeer van de deugde
lijkheid van het geneesmiddel overtuigd, dat
hjj schrijft: „Wanneer de bobandeling niet de
gewenschte uitkomst heeft, moet zulks alleen
worden toegeschreven aan een ondoelmatige
toepassing." In die overtuiging wordt hij met
recht versterkt door de talrijke gunstige bo
oordoelingen over de genoemde geneeswijze,
die hem welwillend door dr. Morandi toege
zonden zijn.
Zoo schreef o. a. de bisschop van Vigevano
aan de pastoors van zijn diocees:
Ik voegde er vervolgens bij, dat dit
middel zeer zeker is, mij grondende op het
woord van dnizenden en duizenden getuig
schriften van burgemeesters, veeartsen, pach
ters en eigenaarsNatuurlijk moet deze
geneeswijze, hoe eenvoudig ze ook zij, goed
gedaan worden, wil zij hare uitwerking hebben,
maar ook dit is zeer gemakkelijk, zooals
blijkt uit de gedrukte inlichtingen, welke de
edele ridder dr. Morandi van Milaan bereid
i3 op aanvrage kosteloos aan een ieder te
zendeD, te geljjk met een monster van den
bovongenoemden thijm
Pastoor Rocco Bianchi schrijft in een brief
van dankbetuiging aan den uitvinder o.a.:
Het getal dieren, dat in zeer korten
tijd in mijn parochie genezen werd, bedraagt
moer dan vijfhonderd
In een van de velo gunstige verklaringen
van veeartsen wordt gezegd:
De afdoende werking van den thijm
wordt nu door allen erkond, maar wat moot
men geen moeite doen, om die achteloosheid
te overwinneD, die nog onder ons hoerscht.
Na evonwel heb ik overwonnen."
Waar zooveel getuigschriften van vertrouw
bare personen voor de deugdelijkheid van hot
geneesmiddel-Morandi spreken, zal de toe
passing er van ook in ons land, nu er drin
gender dan vroeger door den heer Nuyens
de aandacht op gevestigd is, wel niet langer
achterwege blijven, 't Is in menig opzicht te
hopen, dat men ook bier in den thijm eon
flink wapen vinde, om een geduchten vijand
van de welvaart van ons land te bestrijden
en te overwinnen. o. v. h.
allerindividueelste emotie vallen ons onop
houdelijk lastig met bun vluchtige gemoeds
aandoeningen, hun voorbijsnorrende indrukken,
de vroolijkheid of somberheid hunner wissel
vallige stemming, bun vreugde van beden of
hun leed van gisteren korten met allerlei
kleine beslommeringen, die ongetwijfeld zeer
gewichtig zijn voor henzelven en hun naaste
omgeving, doch waarin een wildvreemde met
den besten wil niet meer belang vermag te
stellen dan in bet tandjes krijgen hunner
kinderen.
Geheel anders dan deze burgerlijke huis-
bakkon kunst is het ware van groote kunste
naars. Wat vernemen wij door Molière's
comedies aangaande zijn eigen levensomstan
digheden? Niets of zoo goed als niets. Maar
hy schiep eenige onsterflijke typen, die na
twee eeuwen geen spoor van veroudering
toonen. Bovendien deed hij dit in een taal,
voor ons nog even klaar on helder als voor
zijn tijdgenootc-n, terwijl ik sommige Hol-
landsche schrijvers nu al niet versta, zoo
individueel drukken zij zich uit.
Een opmerking, waarvan wij niet konden
nalaten aanteekening te houden, zagen wij,
zogt de Arnhemsche Courant, in do school
van het proza van dr. G. J. Betz, voor
komend in het Aprilnommer van De Tijd-
spiegel. Hij schrijft:
Een kunstenaar moet zijn persoonlijken
kijk op de dingen hebben en w|j hoorden
niet naar Jan on alleman evengoed als naar
bem to luisteren. Maar zulk een persoonlijken
kijk op de dingen hebben is heelwat anders
dan in onverstoorbaar genot zijn eigen per
soontje te bekijken en zich met zijn emoties
to vermaken als een spoelsch katje met zijn
staart. Onzo nieuwere dichters en dichteressen
met hun aller individueelste expressie der
Eindigen wij met nog iets over den leer
plicht! De oud-afgevaardigde mr. A. H.
M. Yan Berckel breekt in Bet Huisgezin een
lans voor leerplicht. H(j acht .leerplicht op
zichzelf een beperking der persoonlijke vrijheid,
maar.... in het doen van het kwaad; het
is eon dwang, maartot het doen van
goed." Ds heer v. B. erkent wel, dat er
menschen zijn, die zeer goed hun kost verdienen,
zelfs knap zijn, zonder ooit lager onderwijs
te hebben genoten, doch deze zijn hooge
uitzonderingen en uitzonderingen staven den
regel.
„Men vergete het trouwens niet: aan den
leerplicht, gelijk hij in het ontwerp van den
heer Borgesius is belichaamd, ligt mede, zoo
niet in do eerste plaats, de bedoeling ten
grondslag, de kinderen van de straat te
houden. Immers, bij het verlaten der school
wordt de leerling niet aan een examen onder
worpen, om te weten of hij zijn t(jd vruchtbaar
heeft besteed, neen, het zal voldoende zijn,
als hij maar op de school heeft gezeten,
onverschillig of hij daar iets geleerd heeft
dan wel uit het raam heeft zitten kijken. De
kinderen van de straat te houden is, dunkt
ml), een zaak van nist hoog genoeg te stellen
belang, zelfs al is men geen BChoolman pur
san g."
De schryver acht een groote moeilijkheid
gelegen in het voorkomen van den dwang,
kinderen te moeten zonden naar een school,
die het geweten verbiedt te bezoekon.
,Nu, als men mij vraagt of ik geloof, dat
er in ons land veel ouders zijn, die uit
gemoedsbezwaar hun kinderen van onderwijs
verstoken laten, antwoord ik gulweg: neen.
Herinner ik mij wel, dan verkondigt ook het
bekeodo bisschoppelijk Mandement den regel:
waar geen Katholieke school te bereiken is,
daar liever het staatsonderwijs dan in 't geheel
geen. Dit neemt echter niet weg, dat de
wetgever verplicht was, met deze moeilijkheid
terdege rekening te houden. En ik moet
zeggen, het komt mi) voor, dat de hoer
Borgesius zich veel moeite heeft gegeven, ja
zichzelven geweld heeft aangedaan, om die
klip te omzeilen, al erken ik te gelijk, dat
tegen de door hom voorgestolde formaliteiten
veel is aan te voeren, zoowel uit het oogpunt
van omslachtigheid, die vanzelve tot nalaten
zal verleiden, als uit dat van te groote macht,
aan de ondorwijsautoriteiten verleend, waarvan
maar al to zeer willekeur en hatelijkheid hot
gevolg kunnen zijn."
Van harte hoopt mr. Van B., dat een vin
dingrijke geest alle belangen in harmonie zal
weten te brengen. „Gemakkelijk is bet echter
niet. De beste stuurlui staan gewoonlijk aan
wall"
De Minister heeft, moent de heer v. B., in
ztjn loffelijke zucht om den op vrijheid tuk
ken Nederlander zoolang mogelijk buiten aan
raking mot de politie to houden, aan het
schooltoezicht een rol opgedragen, „die den
arrondissement8-8cboolopziener buiten zijn
eigenlijk emplooi brengt, èn, wat veel erger
is, ten koste van zijn noodzakelijk prestige
tegenover de onderwijzers, hem tot een gebaat
wezen in zijn omgeving kan maken". Do
schrijver wil bi) het schooltoezicht niet denken
aan partijdigheid, maar den schijn zal het niet
kannen ontgaan en daarom hoopt hij, dat ook
hier een vindingrijke geest moge toonen, wat
hij op een weg vol voetangels en klemmen
vermag.
Een tweede bezwaar boe't do heer Van
Berckel tegen de uitbreiding van den leertijd
tot 13 jaar. Op zichzelf juicht h(j 's Ministers
denkbeeld toe, maar een absoluut bovel kan
de goede bedoeling voorbijstreven. De school
opziener moet bier dispensatie kunnen geven.
Die verlenging van den schooltijd zal heel
veel geld kosten. In de lijn der onderwijswet
van 1889 ligt het, dat het bijzonder onderwijs
hiervoor schadevergoeding erlangt.
.Dit zal in de papieren loopen, en niet
weinig. Ds Regeering erkont wel eenige ver
plichting tot tegemoetkoming; maar zal men
in Den Haag bereid worden gevonden, in vol
doende mate bi] te dragen Zoo niet, dan kan,
zelfs tegen de wenscben des Ministers, in dit
wetsontwerp een aanslag verscholen liggen,
om het bijzonder onderwijs den kop in te
drukken.
„Mij dunkt, do Rechterzijde most daarvan
zich zekerheid verschaffen en als voorwaarde
tot haar medewerking stellen, dat deze vor-
goeding te voren behoorlijk geregeld zij. Gelukt
dit, en wordt het wetsontwerp zooveel moge
lijk gezuiverd van de gebreken, die het aan
kleven, en waarvan ik er boven slechts een
paar noemde, om niet te lang te worden, dan
kan ik voor mjj in de invoering van leerplicht
niet een gevaar voor een vrijheidlievend volk
zien".
CORRESPONDENTIE. De president van
het „Vrijzinnig Zangkoor", de heer A. J.
De la Court, deelt ons mede, dat hem uit het
aantal kaarten blykt, dat bij de uitvoering
van genoemd koor op 11. Woensdag-avond in
de zaal van .Zomerzorg" 270 personen daar
van hebben gebruik gemaakt, waarbij nog
moeten worden gevoegd 32 diploma's, 50 koor
leden en ruim 30 familieleden van directeur en
medewerkers, makende een totaal bedrag van
382 bezoekers; en voorts, dat de pauze 20
minuten heeft geduurd, gedurende welke aan
60 personen eenige verfrissching werd aan
geboden. Hij scbrjjft het aan bet programma
tos, dat de uitvoering eerst te elf uren eindigde.
KECLAIIEI,
a 26 Cents per regel.
Yan een onzer correspondenten
Bfl het ontvangen van den brief van den
Heer Auguste Sauvaget, molenaar, werkende
aan den molen te Douzy, klein dorpje, naby
Brezó, (Maine en Loire, Frankrijk) speet het
mjj de reis niet te kunnen maken om nog
eens dat schilderachtige land te zien. Het
zou m(j een groot genoegen gedaan hebben
den weg van Tours naar Angers terug te
zien, met z(jn verrukkolflke plekjes, de zoo
vruchtbare en schilderachtige heuvelen van
Saumur, met de Loire aan hunne voeten,
opgevroolijkt door de talrijke molens, waar
van de wieken steeds door den wind in be
weging gebracht worden.
Daar de directeur van mijn blad my te
Parjjs terughield, was ik genoodzaakt met
den heer Sauvaget te correspondeeren, in
plaats van mjj met hem persoonlek te onder
houden, wiens gezondheid ernstig was aange
tast geweest. Zonder twijfel hebben de nabij
heid van het rivier
tje de „Thouet" en
het kanaal van de
pDive," waaraan de
molen gelegen is,
waar hjj werkt, mede
gewerkt om de kiem
zijner rheumatische
gewrichtspijnen te
ontwikkelen.
In September 1.1.
was hij genoodzaakt
zich te bed te leggen
en kon zich niet meer
bewegen. Mijn geneesheer, zoo zeide hij, ver
zorgde m(j zoo goed mogelijk: wrijvingen,
trekpleisters, watten om de beenen, alle goeJe
dingen, die mij eene kleine verlichting gaven,
maar geen genezing.
Op zekeren dag las ik in het „Petit Jour
nal" van Parijs een geval van genezing door
een onovertreffeljjk middel tegen rheumatiek
en heupjicht: De Pink Pillen voor bleeke per
sonen van Dr. Williams, die vele zieken, door
deze aandoeningen aangetast, genezen hadden.
Mijn besluit was spoedig genomen. Zoodra
ik het geneesmiddel had bekomen, werd het
gebruikt, en van af de eerste doos gevoelde
ik een weinig beterschap. Door dit resultaat
aangemoedigd, ging ik er medo voort. Spoedig
kon ik mijn genezing aankondigen.
Vijf doozen waren hiertoe voldoende geweest.
Ik gevoel mjj gelukkig deze behandeling
gevolgd te hebben, want nu is mijn ver
trouwen onwankelbaar, en indien ooit weer
deze vreeselijko pijnen terugkomen, weet ik
het middel om ze tegen te gaan en ze te doen
verdwijnen. Dank van ganscher hart: maakt
mijn genezing bekend, want ik machtig U
er toe als bewijs mijner erkentelijkheid.
Diegenen, die gebruik maken van dePink-
Pillen, zullen er de beste resultaten van be
komen. Zij zijn krachtdadig voor blosdar-
moede, verlammiDg, ruggemergstering, rheu
matiek, heupjicht, zenuwpijn, St.-Velts-dans,
hoofdpijn, zenuwziekte, kliergezwellen, enz., zij
zijn een hernienwer van het bloed en een
spierversterkend middel. Zij geven schoon©
kleuren aan de bleeke gelaatskleuren, handelen
in al de tijdperken der verzwakking by de
vrouw en veroorzaken by den man een
werkdadige werking tegen al de ziekten, ver
oorzaakt dcor lichamelyke en geestelijke over
spanning en door buitensporigheden.
Prys f 1.75 de doos, f§ per 6 doozen.
Yerkrygbaar by Snabilib, Steiger 27, Botter
dam, eenig Depothouder voor Nederland, en
Apotheken. 3168 81
Een millionnair verloren
„Mevrouw Collins is in ds wachtkamer en
vraagt of ze u dadelijk kan spreken, mfin-
heer," kwam een der klerken van Scotland
Yard mij berichten, waar ik jniat was om
mot den chef te spreken.
„Collin3? Is dat niet die Amerikaansche
millionnair, die zich kortelings in Londen heeft
gevestigd?"
„Ja."
„Laat haar binnenkomen, Witeman, en
wacht nog met te vertrekken."
Mevrouw Collias kwam binneneen knappe
vrouw van omstreeks dertig jaar en klaar-
biykeiyk zeer opgewonden.
„Mijn man is wegi" riep zij dadelijk: „hij
is spoorloos verdwenen I"
„Sinds wanneer?" vroeg de chef kalm, haar
met de hand een stoel wijzend.
„Sedert gieteravond."
„Nu, dan zou ik me nog maar niet onge
rust maken, mevrouw. Heelt hjj niet gezegd
waar hy heenging?"
„O, dat meen ik niet, mijnbeer, maar dit
maakt mjj zoo beangst."
Z|] haalde een doosje te voorschijn, dat oen
klein pakje en den volgenden brief bevatte:
„Geachte mevrouw! Wee8 overtuigd dat
uw echtgenoot buiten gevaar is, zoolang ga
geen moeite doet hem op te sporen. Hjj zendt
u deze chèque van 10,000 pd. st., opdat n
die zoudt inwisselen en dan aan ons zenden
op de volgende manier:
„U gaat naar de Bank, toont de chèque en
doet bet geld wat u ontvangt in een taschje,
waarmede u precies om acht uren in Cross-
Street, Whitechapei, komt. Tegen- het hek
van No. 17, waarop u een wit kruis geteekend
zult zien, zet u het taschje neer. U moet ge
heel alleen gaan, anders is het leven van uw
echtgenoot in gevaar. Yalt het geld in ver
keerde handen, dan moet uw echtgenoot nog
maals een chèque schrijven en moet u dus
nogmaals dezelfde reis ondernemen. Zoodra
we het geld hebben, komt uw echtgenoot terug.
„Loop snel weg als u het taschje tegen het
hek hebt gezet. Men gaat u na en als u
durft omkjjken is u binnen twee uren weduwe.
CllAIiLIB KlDNAITBN EN Co."
De chef maakte het kleine pakje open en
deinsde even achteruit: het was een vinger
van een volwassen mensch met eon effen
gouden ring. Ik nam den vinger op en hekeek
dien nauwkeurig.
„Is dit de vinger on de ring van uw echt
genoot, mevrouw?"
„De ring wel, maar van den vinger weet ik
het niet; boe kan ik dien nu zoo herkennen 1"
„Weet u ook aan welken vinger mijnheer
Collins dezen ring droeg?"
„Aan den derden vinger der linkerhand."
„Heb dan maar geen vrees, mevrouw, want
dit is een tweede vinger."
„Kan ik deze zaak vervolgen?" vroeg ik
den chef. Deze knikte toestemmend.
„Ga dan naar de Bank, mevrouw, en vraag
bier geld op; als u thuis komt, zult u mjj
daar vinden. U meet dit zelf doen omdat
men u zeer waarschijnlijk zal nagaan. Bobt
u do chèque?"
„Ja, hier in mijn beurs."
Ik ging er mede nasr het raam om ze ts
bokijkon; op gewoon papier geschreven, was
de onderteokening in een andere hand.
„Is de naamteekening goed?"
„Ja, als men ten minste aanneemt dat
mijn man natuurlijk zenuwachtig was toon
hy dit schreef."
„Mag ik u dit zwarte taschje leenen, dan
kunt u nu dadelijk gaan."
Ik wandelde langzaam lange Carlton House
Terrace naar het huis van den heer Collins.
Ik vroeg daar don knecht te sprekon en even
later kwam dit deftig personage in de spreek
kamer.
Spoedig kwam mevrouw Collins.
„Voor de dag om ie, ben ik zeker gek,"
riep ze.
„Wol neen, mevrouw, tracht kalm te blijven;
ik wilde u gaarne even alleen sproken."
„Met de grootste moeite heb ik het geld
gekregen; hebt u al iets ontdekt?"
„Ja, twee dingen. Ik bob noodig een velletje
gemeen postpapier, daar zal de keukenmeid
mjj wol aan kunnen helpen, en uw mane
handteekening. Wilt u mi) nu eens vertollSD,
wis hier al zoo in huis zijn?"
„Drio mannelijke en vijf vrouwelijke be
dienden en de secretaris."
„Wonen die allen hier?"
„Ja, bohaive de secretaris."
„Is deze heer al lang in uw dienBt?"
„Drie jaar."
„Dan kan by ons misschien inlichtingen
geven; maar eerst wilde ik gaarne het ge
vraagde."
Mevrouw Collins kwam na enkele minuten
terug; ik lachte om het papier; 't was het
zelfde waarop de chèque was geschreven.
„Wat gaat u nu doen?"
„Yóór acht uren kan ik toch niet definitief
handelen, dus ga ik zoolang maar eens een
proef nemen."
Ik bekeek zorgvuldig het stukje papier met
de handteekening van den hoer Collins.
Ik nam een stukjo doorschijnend papier en
lag dit op het schrift en na dertig- of veertig-
maal de letters te hebben nagetrokken, was
ik in staat precies de handteekening na te
schrijven.
Ik vroeg nu mevrouw Collins of ze al de
bedienden in do naaste kamer wilde laten
komen; het reepje papier met „C. Collins"
lag ik op tafel.
„Laat den secretaris eerst binnenkomen,"
zeide ik, toen ze allen verzameld waren.
Hij was een lang man van ongeveer dertig
jaar, iemand van een zeer fatsoenlijk voor
komen.
„Is die echt," zeide ik juist hard genoeg
om gehoord te worden, „dan moet ge doen
zooals ik u raadde. Het zal u 10,000 pd. et.
kosten, maar daar is nu eenmaal mets aan
te doen."
„Kunt n me ook zoggeD, mijnheer Stainer,
of dit de handteekening ie van den heer
Collina?"
„Ja.
„Wilt u die eens nauwkeurig bekijken, eer
u dit zoo zeker zegt"
Zjjn handen beefdsn en als iemand die zeer
bijziende ie, hield hij het papier dicht by
zyn oogen.
„De letters zyn zeer bevend, ik vrees dus dat
de heer Collins ziek was toen hy dit schreef."
Niemand der andoren kon met zekerheid
zeggen of het de handteokoniüg van den heer
Collins was.
„Wilt u een rytuig laten bestellen?"
Ik gaf don koeteier een briefje om naar
Scotland Yard te brengen en op antwoord
te wachten, en keerde toen naar mevrouw
Collins terug.
„Yindt u het Dist vreemd," vroeg ik haar,
„dat de man, die het best do handteekeniDg
van uw man moet kennen, myn namaak
voor origineel houdt?"
„Ja," fluisterde zy.
Tien minuten later hield het rytuig voor
de deur stil en steeg een onzer mannen uit.
Ik liet al de bedienden weor roepen on toen ze er
waren, zeide ik tot don nieuwaangekomene:
„Chambers^ ge blyft hier in huis tot van
avond negen uren; niemand dan mevrouw
Collins mag het huis verlaten en er mag
niets gekocht of Verkocht worden, ook niet
ondeiling. Mocht iemand hiertegen opkomen,
dan neemt ga hem dadelyk in arrest. Begrepsn
„Ja.
Stainer zag doodsblesk en keek met ver
wilderde blikken in het rond.
„Ik kom om zeven uren terug," fluistorde
ik mevrouw Collins in; „ik hoop dan een
oude japon, hoed en mantel gereed te vinden
en een aparte kamer tot myn dispositie."
En Chambers drukte ik vooral op hot hart
goed op den hoer Stainer te letten.
Dienzelfden avond om halfacht verbat een
slanke, eenvoudig gekleede dame het buis in
Carlton Terrace. Ze liep vlug door naar
Waterloo Place, een enkele maal haar dikke
voile nog wat steviger bevestigend.
Zy hield een rytuig aan en reed tot aan
Oxford Street; een klein zwart taschje zett9
zy naast zich op de bank.
Zy sprong, met een onderzoekenden blik
om zich heen, vlug in een ander rytuig, en
gaf den koetsier door het pottier een adres op.
Het rytuig reed in snollen draf langs New
gate, de Beurs en daarna door Fenchurch
Street tot het stilhield by Whitecbapel. Ds
dame steeg uit en betaalde den koetsier, stak
toen de straat over, waar vier werklui met
elkaar stonden te praten. Enkele oogenblikken
mengde zy zich in het gesprek en toen ver-
wyderde zy zich en bleef zy alleen staan in
de schaduw van ssd huis, waar zy bleef tot
het acht uren sloeg.
Da straat, die zy nu inliep, was nauw en
donker en er liep niemand. Met moeite onder
scheidde zy een wit kruis op h9t hek van
No. 17. Zy zette hot taschje neer en vor-
wyderde zich snel; zeer behendig verborg zy
zich na eenige schreden gedaan te bobben,
in de schaduw. Zy kon alles gadeslaan van
nit deze schuilplaats. Het huis scheen onbe
woond, want nergens was eenig licht te be
speuren.
Zy hoorde plotseling een vreemd krassend
geluid, dat haar op deed zien. De tasch was
verdwenen.
„Dat had ik kunnen weten!" mompelde zy.
Zy haalde nu een signaalfluitje voor dsn
dag en blies er driemaal op, waarna zy den
steen ging bekyken, die tegen het hek stond.
De eenige manier om in huis te komen was
door de voordeur, doch tevergeefs bonsdo zy
er met haar geheels zwaarte tegen aan. Op
dat oogenbhk kwam een der werklui aan-
loopen.
„We hebben hem met de tasch en al; het
heele huis is ledig."
„Weet gy dat zeker?" vroeg ik, want de
dame was natuuriyk niemand anders dan ik.
„Zeer stellig."
„Dan begryp ik alles. Haal een rytuig en
breng den man in een ander naar het bureau.
Beschuldig hem van wedsrrecbtelyk in eens
anderB eigendom te zyn gedrongen, dat is
vooreerst voldoende."
In het eene rytuig duwden we onzen
gevangene, eon goedgekloeden Amerikaan,
met twee der werklui van Scotland Yard en
in het andere reed ik naar Carlton Torrace.
De knecht betaalde juist by myn aankomst
een anderen koeteier.
„Is mynheer Collina teruggekomen?"
„Mynheer gaat net het huis binnen."
„En waar is mynheer Stainer?"
„In den kelder; ik arresteerde hem even
voor u hier kwam."
Ik snelde naar boven en vond de beide
echtgonooten luid pratend.
„Wie ie dit nu weer?" vroeg de heer dee
huizes: „de eene mystificatie volgt op de
andere."
„Ik ben detectieve Witeman, tydoiyk vor
kleed als vrouw," antwoordde ik; „uw secro-
taris
„Ik bogryp vau het gehesle geval niets."
„Hebt u gisteren een telegram gekregen?"
„Ja, van een vriend, met de invitatie om
in de omstreken van Parye aan een wilde-
ganzen-jacht te komen deelnemen. Ik ging,
maar in hot hotel, waar hy heotte te vertoeven,
kende men zyn naam niet. Ik telegrafeerde nu
naar Nieuw-York en myn vriend antwoordde
my van daar; men heeft my dus klaarblyke-
lyk een poets willen spelen."
„Uw secretaris en twee mannen hebben u
willen afzetten voor 10,000 pd. et., dat is
alles. De een ie denkeiyk in Parye op het
oogenblik, de ander is in veilige bewaring.
Ze begrepsn dat de eenige manier om aan
geld te komen, was, door uwe vrouw en
daarom schreven zy dien brief en zonden zy
dien vinger."
Ik vertelde hem nu wat we die dagen
doorgemaakt hadden.
„Mevrouw deed zeer wys om naar Scotland
Yard te komen om hulp en het was mij zeer
aangenaam haar in deze zaak van dienst te
kunnen zijn."