Éfc, 11685
Maandag 28 Maai-t.
A0. 1898
r mo.
feze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Kemlleton»
Een lang gewenscht huwelijk.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PEUS OFiZKR COUHAJTTl
Toer Lolden par 8 maanden,
franco per post
Aftonderlyke Nommers
1.40.
0.05.
FEUS DEE AD VKHTENTÜST
Van 1—8 regale f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor bet In casseer on buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Persoverzicht.
Het Utrechtsch Dagblad zegt, dat de eerste
grond, dien dè Regeering in de Memorie van
Toelichting voor leerplicht genoemd heeft
(de rechtsverplichting der oudera tot opvoeding
der kinderen), geen grond is. Die rechtsver-
plichring toch is een civielrechtelijke obligatie,
en het is do ergste juridische ketterij, om niet-
naleving van zulk oen obligatie te bedreigen
met straf van overheidswege. Een civiel-
rechtelijke obligatie schept slechts een actie
tot vergoeding van kosteD, schaden en inte
ressen. Laat men hier een strafactie toe, dan
is dit krasse verwarring van burgeriyk recht
en etrafrecat.
De RegeeriDg moest zich dan ook bepalen
tot haar t w o o d s n grondhet Staatsbelang.
Met dien grond gaat het Utrechtsch Dagblad
mee. „De rechtsgrond van den leerplicht kan
geen andere zijn dan het materidele en ethische
belang van den Staat."
Het blad weerlegt daarop verschillende be
zwaren tegen het ontwerp, en oppert dan
zelf het bezwaar, dat de wyze, waarop met
gemoedsbezwaren rekening gehouden wordt,
de wet tot een doode letter dreigt te maken.
Op zishzelf is het rekenen met ernstige ge-
moedebezwsreu heel goed, maar er moet dan
ook biyken, dat kot ernstige zijn. Do Regee
ring meet een criterium vinden om dit te
constateeren. Het blad geeft in overweging
om byv. een e o d te eischen, dat men werke-
lyk gemoedsbezwaar heeft tegen alle scholen
binnen 45 minuten van zijn woning.
Over de bevoegdheid tot tydeiyk school
verzuim wegens veldarbeid, enz. schryft dit
blad
„Da geheele bevoegdheid tot schoolverzuim
is in dit geval niet wel te rijmen met den
leerplicht. Ook schynt ons de tyd van zes
weken te lang met het oog op de belangen
vsn het enderwys; zulk langdurig schoolver
zuim doet den betrokken leerling geheel ach-
tsrraken by zijn mede-scholieren, en wanneer
hu verschillende leerlingen op dezen grond
van tyd tot tyd verlof verkrygen, meenen wy,
dat do geleideiyke gang van het onderwys
ten zeerste zou verstoord worden."
Ook vreest hot blad, dat de uniforme toe
passing der wst in gevaar zal komen door
het recht van den schoolopziener, om de gel
digheid der redenen van schoolverzuim te
beoordeelen.
De straf der aanplakking acht het blad
onjuist.
Daar de beoordeeling van de verschoonbaar
heid van het schoolverzuim aan den arrondis-
semont8-schoolopziener is opgedragen, zal de
bedoeling wel zyn, dat de kantonrechter later
zich hierover geen oordeel meer mag aanma
tigen. „Zoo zou dan contradictoir debat voor
den rechter uitgesloten zynl?" „Dit gaat ech
ter toch waariyk ook weer niet aan". „Zal
dan de kantonrechter don schoolopziener een
jurisprudentie omtrent de verschoonbaarheid
van schoolverzuim voorschryven?"
Het Ulrechtsch Dagblad hoopt, dat de wet
zal ingevoerd worden, na zuivering van de
vele gebreken.
De Amsterdamsche Courant, die het beginsel
van het ontwerp op den leerplicht zeer toe
juicht, heeft eveneens bedenking tegen de
gemakkelijke wyze, waarop men van gemoeds
bezwaren kan doon biyken. Een enkele schrif-
teiyke verklariug acht het blad geheel onvol
doende. De menechen zijn niet altyd vertrouw
baar, zelfs niet in wat ze schrifteiyk verklaren.
De belasting wetgever en de ontvanger van
successierechten kunnen daarvan meespreken I
Ook do clericalon kunnen er niet tegen
hebben, dat van het wezeniyk bestaan der
grieven, die de ouders tegen de scholen hebben,
op klare, afdoende wyze ontwyfelbaar blyke.
De wetgever moet daarom bewijt vorderen,
drt de grief bestaat. Eon enkele verklaring
is zulk een bewy» niet.
Bet Schoolblad schryft het volgende:
Natuurlyk zijn er, die gaarne hadden gozien,
dat de Regeering verdr-r ware gegsun, die d6n
leeftyd byv. tot op 14 jaar hadden willen zien
gesteld, die na dien ouderdom nog tot bet ge
nieten van herhalingsonderwys hadden willen
verplichten, en die aan oudora, te arm om
hun kinderen behoorlyk gekleed en gevoed
naar school to zonden, van overheidswege
daarin hulp hadden willen zien verleenen, nu
het naar school zenden wettelyk verplicht
wordt; maar hoewel wy de wenscheiykho.d
van een en ander Diet ontkennen, dat ook
dit thans bereikbaar zou zyn, durven wij niet
beweren. In het algemeen oordeekn wy, dat
het aangeboden wetsontwerp geeft wat op
dit oogenblik het dringendst noodig is.
Mocht minister Goeman Borgesius het ont
werp door de beide Kamera heen gelukkig
tot in het Staatsblad voeren, en er bestaat
veel kans dat dit zal golukken dan mag
hy zich de verdienste toerekenen een weldaad
te hebben bewezen aan ons volk.
De heer Tak betoogt in Do Kroniek, dat
de economische gevolgen der wet een zeker
deel der armsten zullen treffen.
Zoo byv. die huisgezinnen, waar ©en broertje
of r.usje op de kinderen past, als de ouders
naar hun werk zynwaar een dochtertje van
een weduwnaar het huishouden doet, enz.
Da schry ver zou daarom, naast de betalende
en de niet-betalende leerlingen, een klasse van
gesubsidieerde leerlingen willen in het leven
roepen, zoodat het gemis van de onontbeerlijk©
diensten der kinderen aan de ouders ia gold
word vergoed.
Voor hen, die om de bovengenoemde redenen
hun kind niet kunnen naar de school
zendeD, is elke straf een onbillykheid. Toch
zullen ook zy gestraft worden, want de vorm
van armoede, die hen tot verwaarloozing van
hun kind dwingt, is geen geldige reden van
vrystelling.
Voorts acht de schry ver de uitvoering der
wet voor de onbezoldigde arrondissements
schoolopzieners een veel te zware taak.
De heer Tak wil de verdere gedachtenwhs-
8eling en vooral de voorlichting der onderwijs-
mannen afwachten. Niar aanleiding van een
zinsnede uit de Memorie van Toelichting zegt
hy nog, dat leerplicht (zonder meer) niet zal
helpen „om genieën op te hengelen uit de
massa", maar slechts „om de meest bedroe
vende tobbers het minimum van weerstands
vermogen by te zetten."
„Monitor" schryft in Bet Nieuws van den
Dag onder het hoofd Drankbestryding:
Onder de vele gewichtige en minder gewich
tige vraagpunten, welke by de behandeling
van de Staatsbegrooting in onze Tweede Kamer
hl den regel ter sprake komeD, wordt, by
het VlIIste Hoofdstuk, de quaestie van don
drankverkoop in de kazernes
schier nooit gemist.
Ook nu weer werden, naast de vele opmer
kingen omtrent 's Ministers beleid en plannen
voor de toekomst, de periodieke aanvallen op
dien veol gelaakten verkoop van jenever in
de militaire cantines gehoord. Hot waren thans
de hoeren Staalman en A. Van Bylandt, die
in hot strijdperk traden tegen de officiëele
draDkneriDgen in de kazernes. Laatstgenoemde
wees daarby op de inconsequentie, waaraan
do Regeering zich z. i. schuldig maakt, waar
zy op de Begrooting van Binnenlandsche Zaken
gelden uittrokt tot bestrijding van het drank
gebruik en dat gebruik op andore wyze in
de hand werkt.
Hoo dacht de tegenwoordige Regeoring
over de quaestie?
Ds Minister Eland stelde zich op hetzelfde
standpunt als zyn voorgangers. Zyn Excel
lentie wees met beslistheid den aandrang af
tot opheffing van de vergunning tot drank-
verkoop in de cantines, en gaf als zyn ge
voelen te kennen, dat de bestaande bepa
lingen gunstig werken tot weriug van het
drankmisbruik.
Op dezelfde wyze wordt telken jare de
bewuste quaestie „afgedaan." Dat wil
zeggen: de zaak blyft zooals zy is. „De
drankverkoop in de kazernes werkt gunstig;
hy voorkomt het drinkeD van slechte jeuever,
houdt de menscbon uit de kroegen en stuurt,
door de controle, in de richting der matigheid;
h t is verkieslijker, dat de soldaat in de
cantine twee borrels goede jenever drinkt,
dan in kroegen van gering allooi zich te
buiten gaat."
Dat is in heofdzaak de redeneering van de
voorstanders van den drankverkoop in de
kazern3.
Nu zal niemand ontkennen, dat de quaestie,
derwjjze gesteld, beslist ten gunste van ge
zegde voorstanders beoordeeling verdient.
Eioch: er valt op de gestelde premisse een
en ander af te dingeD. Eerstens drinkt niet
elk soldaat twee borrels daags; dit doet slechts
een kleine minderheid, en een nog kleiner
aaDtal zou zyn ééa of twee borrels daags
genieten, als niet de gelegenheid om ze te
krygen in de cantine zoo gunstig was. Wat
belet verder den drinker, die niet met twee
borrels tevreden is, het overige aan te vullen
elders: „in kroegen van gering allooil"
Gelooft men in ernst, dat men hem, die
meer verlangt dan een matig gebruik van
sterken drank, door den verkoop van jenever
in do kazerne van de straat, m. a. w. uit de
kroeg, houdt? De ondervinding leert, geloof
ik, anders.
En zou niet de verleiding voor velen van
hen, voor zooveel jeugdige personen, die niet
gewoon zyn sterken drank te drinken, dikwyis
te groot zyn door de officiëele gelegsnheid,
hier geboden, tot het nemen van een borrel?
Men mag twisten over de vraag in hoeverre
een kleine hoeveelheid sterken drank al dan
niet schadelyk op het organisme werkt, bawo-
ren, dat het geen onbepaalde afkeuring zou
verdienen, iemand, en vooral een jeugdige
persoonlijkheid, te verleiden tot het gebruik
van het eerste glas jenever, zal men toch
wel nooit.
Het is waar, de gelegenheid in de cantines
staat niet den ganschen dag open; slechts op
bepaalde uren wordt daar sterke drank getapt,
en de ondervinding leert, zooals de Minister
Eland zeide, dat het drankgebruik, over bet
geheel genomen, zeer matig is, de Minister
sprak van een kazerne, bewoond door 1500
maD, waar, volgens een statistiek van drie
maanden, slechts 60 borrels daags verkocht
werden, d. i. één borrel op 25 man maar
dat doet aan de bezwaren der tegenstanders
niets te kort.
Zooals in zooveel gevallen, dient de statistiek
ook hier met omzichtigheid geraadpleegd te
worden; gemiddelden bewijzen in den regel
niets. Het gros van de soldaten drinkt in de
cantine weinig of geen jenever; het verbruikte
komt op een betrekkelijk klein aantal hoofden,
en wat het zwaarste weegt de gelegenheid
staat open; op uren, dat de cantines druk
bezocht worden, wordt sterke drank getapt;
de verleiding bestaat. En dat is een groot
nadeel.
Ër is meer; ook de krygstucht is ernstig
by de zaak betrokken. Menig officier kent,
by ervaring, voorbeelden vaQ belangrijke ver
grijpen tegen de krygstucht, door hetsamen-
zyn van jeugdige korporaals en soldaten in
do kazerne locahtelt, waar jenever verkocht
wordt, verkocht, wel is waar, zooals de offi
ciëele bepaling luidt, onder beporkende
bepalingen e n g e 8 t r en g toezicht,
maar dan toch gedronken onder minder beper
kende bepalingen en minder streng toezicht;
want hoe zou het te controleeren zyn wie de
onder het toezicht van een onderofficier of
korporaal verkochte borrels gebraikt? Dit
gebruik moet wel in do localitcit zelve plaats
hebben, en de verkoop mag slechts geschieden
per glas en niet by de maat aldus de ver
dere bepalingen ter zake van hoogerhand ge
geven maar van contröle op hetgeen indi
vidueel gedronken wordt, kan by dat alles
slechts weinig sprake zyn.
Het is te hopen, dat de Minister omtrent
de onderwerpeiyke quaestie zich meerdere
gegevens doe verschaffen. Wellicht, dat Zyn
Excellentie dan tot de conclusie komt, dat het
is in het belang van de Maatschappij en van
het Leger om den verkoop van sterken drank
in de kazernes te verbieden.
Financiuele Kroniek.
Het ie niet te verwachten, dat de fondsenmarkt
eenige verbetering van belang zal aantoonen, zoo
lang niet in de politieke verhouding tussclien
Amerika en Spanje meer klaarheid is gekomen.
Evengoed als de Amsterdamsche Beurs verlangend
uitziet naar een gunstige wending en intusscben
in een toonloozen geest gehouden blijft, evonzoo
blijven ook de buitenlandsche markten in merk
bare terughoudendheid volharden, zoodat gezegd
kan worden, dat de fondsenhandel onder een
universeele neerslachtigheid gedrukt blijft. De
Loudensche Beurs, welke te beschouwen is als de
schakel tusscben do Amerlkaansche en Europecsche
handelsplaatsen, verkeert reeds geruimen tijd ia
allesbehalve opgewekten toestand. De politiek der
Engelscbe regeering tegeuover Transvaal veroor
zaakt nu en dan verklaarbaar wantrouwen, ea
daarenboven heeft de Londensche markt weer
stand te bieden aan den zwakken toestand, waarin
op de Parij9che Beurs de mijnwaardeu vorkeeren
zoodat hot aan Londen is opgelegd om voor het'
invallen daarvan te waken. Het is dan duidelijk,
dat vau daar geen pogingen kunnen verwacht
worden, welko aan den fondsenhandel eenige op
gewektheid zouden kunnen verleenen, zoodat ook
de speculatie den steuD van Louden moet ontberen.
Staatsfondsen bleven de geheele week
flanw en verlatenin enkele Russische soor
ten was alleen eenige levendigheid, in verband
met de Duitsche markten, welke zich voor het
oogenblik weinig van de politieke beslommeringen
in het Westen of Oosten behoeven san te trekken.
Hollandscbe Staatsfondsen sloten zioh bij de flauwe
stemming aan, doch de industriëele waarden maak
ten door eenige levendigheid een gunstige uitzon
dering. Betrekkelijk ruimer handel had plaats in
t a b a k swaardon, in verband met do ophanden
zijnde veilingen. De taxation gaven echter wel
aanleiding tot eenige koersslingering; aanvanke
lijk gunstig beoordeeld, kwamen later geruchten
opduiken, dat do eerste indruk te rooskleurig was
opgenomen eu de taxatiën minder gunstig zouden
uitvallen, tot ten slotte de verwachting gevestigd
blijft, dat de voiliugen zeer goede prijzen zullen
opleveren.
Voor Petroleum waarden was de handel
van niot veel betoekenis, hoewel toch de houding
der markt vast genoemd kon worden, voorname
lijk voor Moeara-Enim. Wat de verhouding
dezer Maatschappij lot de Koninklijke betreft,
zijn aan de eerste tot nu too nog geen bepaalde
voorstellen gedaan. Hoewel het streven gericht
blijft op het verkrijgen van een gunstig verbond,
zullen de noodige stappen daartoe niet gedaan
kunnen worden vóór terugkeer van den directeur
der .Koninklijke" uit Indiö. Indische Bank
instellingen werden over het algemeen lager
verhandeld, in verband met de flauwere suiker
prijzen.
Do belangrijke koerstcruggang in den laatsten
tijd der aandeelen Nederl -Zuid-Afrikaansche
Spoor, is niet bevreemdend, wanneer men don
loop der onderneming heeft gevolgd. De algemeene
tariefverlaging, waai toe do Maatschappij cenigen
tijd geleden is overgegaan, moest noodzakelijk
van grooten invloed zijn op de ontvangsten, en
deze toonen nu duidelijk tot welk een ingrijpende
verandering der inkomsten deze maatregel geleid
heeft. De ontvangsten over Februari 1898 blijven
bel&Dgrijk bij die, over gelijke maand in 1897,
terug. Dat een aanhoudende vermindering nood
zakelijk van invloed moet zijn op het uit te
koeren dividend, ligt voor de hand, en daaraan
is het toe to schrijven, dat Duitschland, waarvoor
indertijd do aandeelen Z.-A.-Spoor bij groote be
dragen en tegen belangrijk hooger koorson zijn
opgenomen, tegenwoordig aanhoudend met aanbod
te*- markt komt.
De Portugoesche conversie-aangelegenlieid
i)
i.
Een jonge man en een joDge dame met een
deftig voorkomen waren tegen de borstwering
eener atoomboot, die van Nantes naar Paim-
boeuf voer, geleund. Ze keken naar de reizi
gers, die op het dek der boot in groepen met
elkanier spraken, en maakten allerlei opmer
kingen. Aan hun sierlyke kleediDg en hun
brouwend spraken kon men spoedig bespeu
ren, dat ze Paryzenaare waren. Ook hun
spotachtigs «pmerkingen, die zy zich ten
opzichte van velen hunner medereizigers ver
oorloofden, getuigden dit.
Bet gelaat van den jongen man toekende
vernuft. Toch zag by er, ondanks zyn naar
de mode geknipten baard en zyn laDgo haren,
eenlgszins versuft uit. Onder zyn arm hield
hy een sierlyke marokynen portefeuille.
Daarnaar te eordeelen, moest Gy kunstschilder
of schrijver zUn.
De dame wa3 in do frischheid der eerste
jeugd. Zy was sieriyk gekleed en had het
voorkomen van een meisje, terwyi haar spreken
en haar bewegingen die van eon getrouwde
vrouw waren. Haar matte oogopslag getuigde
van veelvuldig nachtwaken en van die ver
moeidheid, welke het gevolg is van het dikwyis
deelnemen aan f- jten en partyen. Lachend
zei ze iets tot haar metgezel, toen eensklaps
een heer de kajuit uitkwam, die eebter halver
wege op de trap bleef staan. Toen de jonge
lieden hem zagen, slaakten ze een kreet van
verrassing.
„Mynheer Sorel!" riep de dame.
Da vreemdeling zag om en deed op zijn
beurt een uitroep van verwondering hooren.
„Gy hier, Garin?" zei hy.
„Ja, maar waar komt gy vandaan?"
,Uit Spanje. En gU?"
„Van Parys."
„En waar zal de rois naar toe?'j
„Naar Pornic."
„Hoe ls het mogelykl"
Deze vragen en antwoorden waren elkander
zeer snel opgevolgd, terwyi Sorel den schilder
(want dat was de jonge man werketyk) en
de dame de hand drukte. De drie peraouen
gingen nu wat ter zyde, om wat meer op
hun gemak te zamen te kunnen spreken.
„En door welk gelukkig toeval zyt ge er
toe gekomen, naar Bretagne te reizen?"
vroeg de nieuw aangekomene aan de twee
Paryzenaars.
„Allereerst," antwoordde de schilder, „ter
oorzake der gezondheid van myn zuster. De
dokter heeft haar aangeraden een pooa de
zeelucht te genieten. En ten andere had ik
begeerte strandgezichten te schilderen. Haar
gyzelf, gy wildet een reis door Europa maken;
waarom zyt gy zoo spoedig terug?"
„Dio reis had ik my voorgenomen te doen,
omdat ik my in myn eenzaamheid verveelde.
Thans heb ik eebter van het reizen ook weer
genoeg en wil ik my ergens vestigen,"
„Dus zoekt ga oen plaatsje, waar ge uw
nest kunt bouwen?"
„Ik geloof, dat ik dat plaatsje gevonden
heb."
„Waar
„Te Pornic."
„Te Pornic 1" herhaalden broeder en zuster
verbaasd.
„Ja, ik heb daar een oom, dien ik sinds
myn jeugd niet gezien heb, en die my wel
twintig keeren uitgenoodigd heeft zioh by hem
te vestigen. Hy Is myn eenige nog levende
bloedverwant en ik heb my daarom beslist
voorgenomen aan zyn verzoek to voldoen."
„Hoe is het mogelyk, mynheer Sorell"
riep de dame, „dat ge van Parys en zyn
vermakeiykheden afzien kunt. Hebt ge geen
behoefte meer aan concerten, tooneelspelen
en feesten?"
„Ik wensch ze te vervangen door bet
gezang van den nachtegaal, de heerlyke ver
gezichten der zee en het zoete der vriend
schap van myn oom," antwoordde de aan
gesprokene glimlachend.
Ëertba verklaarde dit niet te kunnen
begrypen.
„Wat ge daar opnoemt," zei ze, „is goed
voor een maand, maar op den duur verveelt
het, vooral als men in een plaats verkeert,
waar men akkers In plaats van straten heeft
en boomen in stede van huizen."
„In tien maanden hebt ge van dat alles
genoeg," zei de schilder. „Maar ge hebt ver
teld, dat ge uit Spanje komt. Hoe staat het
daar met den oorlog Hebt ge Maroto gezien
Ie het waar, dat de troepen der koningin
aan alles gebrek hebben en van bun hoeden
BCboenea mossten maken? Vertel my alles,
wat ge weet, en zeg my alles, wat gij
gezien hebt."
Paul Garin wees Edmond Sorel een tank
on by Btelde voor, om daarop plaats te
nemen, opdat Sorel beter de gevraagde inlich
tingen zou kunnen verschaffen.
II.
Terwyi de drie personen op de bank zaten
en Edmond de vele vragen van zyn vriend
trachtte te beantwoordon, willen wy probeeren
eenigszins nader met Edmond, die de hoofdrol
in oos verhaaltje moet vervullen, bekend te
worden.
De oom, naar wisn by thans op reis was,
was de broeder van zyn moeder. Deze oom
had een dochter by zicb, welke Sorel gewoon
was als zyn toekomstige vrouw tebescbouweD.
Vóór vier jaren was deze dochter van de
kostschool by haar vader op het landgoed
teruggekomen en nu had Dubois, zooals de oom
beatte, herhaaldelijk verzocht, dat Edmond
by hem zou komen Inwonen. Annvankelyk
had Sorel hier geen ooren naar, doch thans
zon hy elndeiyk aan de begeerte van zyn
oom voldoen.
Edmond Sorel was al zeer jong van zyn
ouders beroofd. In een Parysch inadtnot ont
ving by een uitnemende opvoeding. Toen hy
het beheer ontving over zyn aanzienltjk ver
mogen, bezat hy kracht genoog, geen misbruik
te makon van zyn vryheid en zyn rykdom.
Hy was een rechtschapen man, van wien mea
alleen kon zeggen, dat by wat wispelturig
waa. Door den omgang met aanzienlyke lieden
bad hij iets deftigs in zyn houding en zyn
spreken bekomen, zonder dat men hem even-
wel van gemaaktheid kon beschuldigen.
Door gezelllgon kout werd de roia aangenaam
verkort. Vooral de zuster van Sorel wist het
gesprek levendig te houden. In de salons van
Parys gold ze voor een volmaakte schoonheid.
Zy bezat dan ook alle eigensch 'ppen, om te
schitteren: ze was vrooiyk, levendig, hield
veel van pretjes en bezat die soort van
egoïsme, die zich weet te verschuilen achter
velerlei sierlyke vormen, zorgende, niemand
te wonden, maar er to:h ook op bedacht zynde,
niet een der voordooien voor zyn ydelhoid
verloren te laten gaan.
Toen ze niet ver van Pornic af waren, vroeg
Sorel aan Paul Garin, of hy al een logement
had gekozen, waarin by zyn intrek wilde
nomen. Het zou moeilyk zyn in Pornic een
goed logement te vinden, want het plaatsje was
klein en niet erg bazocht. Garin hoorde ver-
woDderd toe. Hy had gedacht, dat er aanzien
lyke badhuizen waren, die hem alle genoegens
en gemakken konden aanbieden, waaraan by
gewoon was. Maar Sorel vertelde hom, dat de
logementen te Pornic geen badkamers, geen
leeszal-.n, enz. ryk waren. Ook do burgere
verhuurden wel hun kamers, doch daar miste
men nog meer gerieflykheden. Garin en Bertha
keken elkander teleurgesteld aan.
(Wordt, vervolgd J