Éfc, 11685 Maandag 28 Maai-t. A0. 1898 r mo. feze gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. Kemlleton» Een lang gewenscht huwelijk. LEIDSCH DAGBLAD. PEUS OFiZKR COUHAJTTl Toer Lolden par 8 maanden, franco per post Aftonderlyke Nommers 1.40. 0.05. FEUS DEE AD VKHTENTÜST Van 1—8 regale f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor bet In casseer on buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Persoverzicht. Het Utrechtsch Dagblad zegt, dat de eerste grond, dien dè Regeering in de Memorie van Toelichting voor leerplicht genoemd heeft (de rechtsverplichting der oudera tot opvoeding der kinderen), geen grond is. Die rechtsver- plichring toch is een civielrechtelijke obligatie, en het is do ergste juridische ketterij, om niet- naleving van zulk oen obligatie te bedreigen met straf van overheidswege. Een civiel- rechtelijke obligatie schept slechts een actie tot vergoeding van kosteD, schaden en inte ressen. Laat men hier een strafactie toe, dan is dit krasse verwarring van burgeriyk recht en etrafrecat. De RegeeriDg moest zich dan ook bepalen tot haar t w o o d s n grondhet Staatsbelang. Met dien grond gaat het Utrechtsch Dagblad mee. „De rechtsgrond van den leerplicht kan geen andere zijn dan het materidele en ethische belang van den Staat." Het blad weerlegt daarop verschillende be zwaren tegen het ontwerp, en oppert dan zelf het bezwaar, dat de wyze, waarop met gemoedsbezwaren rekening gehouden wordt, de wet tot een doode letter dreigt te maken. Op zishzelf is het rekenen met ernstige ge- moedebezwsreu heel goed, maar er moet dan ook biyken, dat kot ernstige zijn. Do Regee ring meet een criterium vinden om dit te constateeren. Het blad geeft in overweging om byv. een e o d te eischen, dat men werke- lyk gemoedsbezwaar heeft tegen alle scholen binnen 45 minuten van zijn woning. Over de bevoegdheid tot tydeiyk school verzuim wegens veldarbeid, enz. schryft dit blad „Da geheele bevoegdheid tot schoolverzuim is in dit geval niet wel te rijmen met den leerplicht. Ook schynt ons de tyd van zes weken te lang met het oog op de belangen vsn het enderwys; zulk langdurig schoolver zuim doet den betrokken leerling geheel ach- tsrraken by zijn mede-scholieren, en wanneer hu verschillende leerlingen op dezen grond van tyd tot tyd verlof verkrygen, meenen wy, dat do geleideiyke gang van het onderwys ten zeerste zou verstoord worden." Ook vreest hot blad, dat de uniforme toe passing der wst in gevaar zal komen door het recht van den schoolopziener, om de gel digheid der redenen van schoolverzuim te beoordeelen. De straf der aanplakking acht het blad onjuist. Daar de beoordeeling van de verschoonbaar heid van het schoolverzuim aan den arrondis- semont8-schoolopziener is opgedragen, zal de bedoeling wel zyn, dat de kantonrechter later zich hierover geen oordeel meer mag aanma tigen. „Zoo zou dan contradictoir debat voor den rechter uitgesloten zynl?" „Dit gaat ech ter toch waariyk ook weer niet aan". „Zal dan de kantonrechter don schoolopziener een jurisprudentie omtrent de verschoonbaarheid van schoolverzuim voorschryven?" Het Ulrechtsch Dagblad hoopt, dat de wet zal ingevoerd worden, na zuivering van de vele gebreken. De Amsterdamsche Courant, die het beginsel van het ontwerp op den leerplicht zeer toe juicht, heeft eveneens bedenking tegen de gemakkelijke wyze, waarop men van gemoeds bezwaren kan doon biyken. Een enkele schrif- teiyke verklariug acht het blad geheel onvol doende. De menechen zijn niet altyd vertrouw baar, zelfs niet in wat ze schrifteiyk verklaren. De belasting wetgever en de ontvanger van successierechten kunnen daarvan meespreken I Ook do clericalon kunnen er niet tegen hebben, dat van het wezeniyk bestaan der grieven, die de ouders tegen de scholen hebben, op klare, afdoende wyze ontwyfelbaar blyke. De wetgever moet daarom bewijt vorderen, drt de grief bestaat. Eon enkele verklaring is zulk een bewy» niet. Bet Schoolblad schryft het volgende: Natuurlyk zijn er, die gaarne hadden gozien, dat de Regeering verdr-r ware gegsun, die d6n leeftyd byv. tot op 14 jaar hadden willen zien gesteld, die na dien ouderdom nog tot bet ge nieten van herhalingsonderwys hadden willen verplichten, en die aan oudora, te arm om hun kinderen behoorlyk gekleed en gevoed naar school to zonden, van overheidswege daarin hulp hadden willen zien verleenen, nu het naar school zenden wettelyk verplicht wordt; maar hoewel wy de wenscheiykho.d van een en ander Diet ontkennen, dat ook dit thans bereikbaar zou zyn, durven wij niet beweren. In het algemeen oordeekn wy, dat het aangeboden wetsontwerp geeft wat op dit oogenblik het dringendst noodig is. Mocht minister Goeman Borgesius het ont werp door de beide Kamera heen gelukkig tot in het Staatsblad voeren, en er bestaat veel kans dat dit zal golukken dan mag hy zich de verdienste toerekenen een weldaad te hebben bewezen aan ons volk. De heer Tak betoogt in Do Kroniek, dat de economische gevolgen der wet een zeker deel der armsten zullen treffen. Zoo byv. die huisgezinnen, waar ©en broertje of r.usje op de kinderen past, als de ouders naar hun werk zynwaar een dochtertje van een weduwnaar het huishouden doet, enz. Da schry ver zou daarom, naast de betalende en de niet-betalende leerlingen, een klasse van gesubsidieerde leerlingen willen in het leven roepen, zoodat het gemis van de onontbeerlijk© diensten der kinderen aan de ouders ia gold word vergoed. Voor hen, die om de bovengenoemde redenen hun kind niet kunnen naar de school zendeD, is elke straf een onbillykheid. Toch zullen ook zy gestraft worden, want de vorm van armoede, die hen tot verwaarloozing van hun kind dwingt, is geen geldige reden van vrystelling. Voorts acht de schry ver de uitvoering der wet voor de onbezoldigde arrondissements schoolopzieners een veel te zware taak. De heer Tak wil de verdere gedachtenwhs- 8eling en vooral de voorlichting der onderwijs- mannen afwachten. Niar aanleiding van een zinsnede uit de Memorie van Toelichting zegt hy nog, dat leerplicht (zonder meer) niet zal helpen „om genieën op te hengelen uit de massa", maar slechts „om de meest bedroe vende tobbers het minimum van weerstands vermogen by te zetten." „Monitor" schryft in Bet Nieuws van den Dag onder het hoofd Drankbestryding: Onder de vele gewichtige en minder gewich tige vraagpunten, welke by de behandeling van de Staatsbegrooting in onze Tweede Kamer hl den regel ter sprake komeD, wordt, by het VlIIste Hoofdstuk, de quaestie van don drankverkoop in de kazernes schier nooit gemist. Ook nu weer werden, naast de vele opmer kingen omtrent 's Ministers beleid en plannen voor de toekomst, de periodieke aanvallen op dien veol gelaakten verkoop van jenever in de militaire cantines gehoord. Hot waren thans de hoeren Staalman en A. Van Bylandt, die in hot strijdperk traden tegen de officiëele draDkneriDgen in de kazernes. Laatstgenoemde wees daarby op de inconsequentie, waaraan do Regeering zich z. i. schuldig maakt, waar zy op de Begrooting van Binnenlandsche Zaken gelden uittrokt tot bestrijding van het drank gebruik en dat gebruik op andore wyze in de hand werkt. Hoo dacht de tegenwoordige Regeoring over de quaestie? Ds Minister Eland stelde zich op hetzelfde standpunt als zyn voorgangers. Zyn Excel lentie wees met beslistheid den aandrang af tot opheffing van de vergunning tot drank- verkoop in de cantines, en gaf als zyn ge voelen te kennen, dat de bestaande bepa lingen gunstig werken tot weriug van het drankmisbruik. Op dezelfde wyze wordt telken jare de bewuste quaestie „afgedaan." Dat wil zeggen: de zaak blyft zooals zy is. „De drankverkoop in de kazernes werkt gunstig; hy voorkomt het drinkeD van slechte jeuever, houdt de menscbon uit de kroegen en stuurt, door de controle, in de richting der matigheid; h t is verkieslijker, dat de soldaat in de cantine twee borrels goede jenever drinkt, dan in kroegen van gering allooi zich te buiten gaat." Dat is in heofdzaak de redeneering van de voorstanders van den drankverkoop in de kazern3. Nu zal niemand ontkennen, dat de quaestie, derwjjze gesteld, beslist ten gunste van ge zegde voorstanders beoordeeling verdient. Eioch: er valt op de gestelde premisse een en ander af te dingeD. Eerstens drinkt niet elk soldaat twee borrels daags; dit doet slechts een kleine minderheid, en een nog kleiner aaDtal zou zyn ééa of twee borrels daags genieten, als niet de gelegenheid om ze te krygen in de cantine zoo gunstig was. Wat belet verder den drinker, die niet met twee borrels tevreden is, het overige aan te vullen elders: „in kroegen van gering allooil" Gelooft men in ernst, dat men hem, die meer verlangt dan een matig gebruik van sterken drank, door den verkoop van jenever in do kazerne van de straat, m. a. w. uit de kroeg, houdt? De ondervinding leert, geloof ik, anders. En zou niet de verleiding voor velen van hen, voor zooveel jeugdige personen, die niet gewoon zyn sterken drank te drinken, dikwyis te groot zyn door de officiëele gelegsnheid, hier geboden, tot het nemen van een borrel? Men mag twisten over de vraag in hoeverre een kleine hoeveelheid sterken drank al dan niet schadelyk op het organisme werkt, bawo- ren, dat het geen onbepaalde afkeuring zou verdienen, iemand, en vooral een jeugdige persoonlijkheid, te verleiden tot het gebruik van het eerste glas jenever, zal men toch wel nooit. Het is waar, de gelegenheid in de cantines staat niet den ganschen dag open; slechts op bepaalde uren wordt daar sterke drank getapt, en de ondervinding leert, zooals de Minister Eland zeide, dat het drankgebruik, over bet geheel genomen, zeer matig is, de Minister sprak van een kazerne, bewoond door 1500 maD, waar, volgens een statistiek van drie maanden, slechts 60 borrels daags verkocht werden, d. i. één borrel op 25 man maar dat doet aan de bezwaren der tegenstanders niets te kort. Zooals in zooveel gevallen, dient de statistiek ook hier met omzichtigheid geraadpleegd te worden; gemiddelden bewijzen in den regel niets. Het gros van de soldaten drinkt in de cantine weinig of geen jenever; het verbruikte komt op een betrekkelijk klein aantal hoofden, en wat het zwaarste weegt de gelegenheid staat open; op uren, dat de cantines druk bezocht worden, wordt sterke drank getapt; de verleiding bestaat. En dat is een groot nadeel. Ër is meer; ook de krygstucht is ernstig by de zaak betrokken. Menig officier kent, by ervaring, voorbeelden vaQ belangrijke ver grijpen tegen de krygstucht, door hetsamen- zyn van jeugdige korporaals en soldaten in do kazerne locahtelt, waar jenever verkocht wordt, verkocht, wel is waar, zooals de offi ciëele bepaling luidt, onder beporkende bepalingen e n g e 8 t r en g toezicht, maar dan toch gedronken onder minder beper kende bepalingen en minder streng toezicht; want hoe zou het te controleeren zyn wie de onder het toezicht van een onderofficier of korporaal verkochte borrels gebraikt? Dit gebruik moet wel in do localitcit zelve plaats hebben, en de verkoop mag slechts geschieden per glas en niet by de maat aldus de ver dere bepalingen ter zake van hoogerhand ge geven maar van contröle op hetgeen indi vidueel gedronken wordt, kan by dat alles slechts weinig sprake zyn. Het is te hopen, dat de Minister omtrent de onderwerpeiyke quaestie zich meerdere gegevens doe verschaffen. Wellicht, dat Zyn Excellentie dan tot de conclusie komt, dat het is in het belang van de Maatschappij en van het Leger om den verkoop van sterken drank in de kazernes te verbieden. Financiuele Kroniek. Het ie niet te verwachten, dat de fondsenmarkt eenige verbetering van belang zal aantoonen, zoo lang niet in de politieke verhouding tussclien Amerika en Spanje meer klaarheid is gekomen. Evengoed als de Amsterdamsche Beurs verlangend uitziet naar een gunstige wending en intusscben in een toonloozen geest gehouden blijft, evonzoo blijven ook de buitenlandsche markten in merk bare terughoudendheid volharden, zoodat gezegd kan worden, dat de fondsenhandel onder een universeele neerslachtigheid gedrukt blijft. De Loudensche Beurs, welke te beschouwen is als de schakel tusscben do Amerlkaansche en Europecsche handelsplaatsen, verkeert reeds geruimen tijd ia allesbehalve opgewekten toestand. De politiek der Engelscbe regeering tegeuover Transvaal veroor zaakt nu en dan verklaarbaar wantrouwen, ea daarenboven heeft de Londensche markt weer stand te bieden aan den zwakken toestand, waarin op de Parij9che Beurs de mijnwaardeu vorkeeren zoodat hot aan Londen is opgelegd om voor het' invallen daarvan te waken. Het is dan duidelijk, dat vau daar geen pogingen kunnen verwacht worden, welko aan den fondsenhandel eenige op gewektheid zouden kunnen verleenen, zoodat ook de speculatie den steuD van Louden moet ontberen. Staatsfondsen bleven de geheele week flanw en verlatenin enkele Russische soor ten was alleen eenige levendigheid, in verband met de Duitsche markten, welke zich voor het oogenblik weinig van de politieke beslommeringen in het Westen of Oosten behoeven san te trekken. Hollandscbe Staatsfondsen sloten zioh bij de flauwe stemming aan, doch de industriëele waarden maak ten door eenige levendigheid een gunstige uitzon dering. Betrekkelijk ruimer handel had plaats in t a b a k swaardon, in verband met do ophanden zijnde veilingen. De taxation gaven echter wel aanleiding tot eenige koersslingering; aanvanke lijk gunstig beoordeeld, kwamen later geruchten opduiken, dat do eerste indruk te rooskleurig was opgenomen eu de taxatiën minder gunstig zouden uitvallen, tot ten slotte de verwachting gevestigd blijft, dat de voiliugen zeer goede prijzen zullen opleveren. Voor Petroleum waarden was de handel van niot veel betoekenis, hoewel toch de houding der markt vast genoemd kon worden, voorname lijk voor Moeara-Enim. Wat de verhouding dezer Maatschappij lot de Koninklijke betreft, zijn aan de eerste tot nu too nog geen bepaalde voorstellen gedaan. Hoewel het streven gericht blijft op het verkrijgen van een gunstig verbond, zullen de noodige stappen daartoe niet gedaan kunnen worden vóór terugkeer van den directeur der .Koninklijke" uit Indiö. Indische Bank instellingen werden over het algemeen lager verhandeld, in verband met de flauwere suiker prijzen. Do belangrijke koerstcruggang in den laatsten tijd der aandeelen Nederl -Zuid-Afrikaansche Spoor, is niet bevreemdend, wanneer men don loop der onderneming heeft gevolgd. De algemeene tariefverlaging, waai toe do Maatschappij cenigen tijd geleden is overgegaan, moest noodzakelijk van grooten invloed zijn op de ontvangsten, en deze toonen nu duidelijk tot welk een ingrijpende verandering der inkomsten deze maatregel geleid heeft. De ontvangsten over Februari 1898 blijven bel&Dgrijk bij die, over gelijke maand in 1897, terug. Dat een aanhoudende vermindering nood zakelijk van invloed moet zijn op het uit te koeren dividend, ligt voor de hand, en daaraan is het toe to schrijven, dat Duitschland, waarvoor indertijd do aandeelen Z.-A.-Spoor bij groote be dragen en tegen belangrijk hooger koorson zijn opgenomen, tegenwoordig aanhoudend met aanbod te*- markt komt. De Portugoesche conversie-aangelegenlieid i) i. Een jonge man en een joDge dame met een deftig voorkomen waren tegen de borstwering eener atoomboot, die van Nantes naar Paim- boeuf voer, geleund. Ze keken naar de reizi gers, die op het dek der boot in groepen met elkanier spraken, en maakten allerlei opmer kingen. Aan hun sierlyke kleediDg en hun brouwend spraken kon men spoedig bespeu ren, dat ze Paryzenaare waren. Ook hun spotachtigs «pmerkingen, die zy zich ten opzichte van velen hunner medereizigers ver oorloofden, getuigden dit. Bet gelaat van den jongen man toekende vernuft. Toch zag by er, ondanks zyn naar de mode geknipten baard en zyn laDgo haren, eenlgszins versuft uit. Onder zyn arm hield hy een sierlyke marokynen portefeuille. Daarnaar te eordeelen, moest Gy kunstschilder of schrijver zUn. De dame wa3 in do frischheid der eerste jeugd. Zy was sieriyk gekleed en had het voorkomen van een meisje, terwyi haar spreken en haar bewegingen die van eon getrouwde vrouw waren. Haar matte oogopslag getuigde van veelvuldig nachtwaken en van die ver moeidheid, welke het gevolg is van het dikwyis deelnemen aan f- jten en partyen. Lachend zei ze iets tot haar metgezel, toen eensklaps een heer de kajuit uitkwam, die eebter halver wege op de trap bleef staan. Toen de jonge lieden hem zagen, slaakten ze een kreet van verrassing. „Mynheer Sorel!" riep de dame. Da vreemdeling zag om en deed op zijn beurt een uitroep van verwondering hooren. „Gy hier, Garin?" zei hy. „Ja, maar waar komt gy vandaan?" ,Uit Spanje. En gU?" „Van Parys." „En waar zal de rois naar toe?'j „Naar Pornic." „Hoe ls het mogelykl" Deze vragen en antwoorden waren elkander zeer snel opgevolgd, terwyi Sorel den schilder (want dat was de jonge man werketyk) en de dame de hand drukte. De drie peraouen gingen nu wat ter zyde, om wat meer op hun gemak te zamen te kunnen spreken. „En door welk gelukkig toeval zyt ge er toe gekomen, naar Bretagne te reizen?" vroeg de nieuw aangekomene aan de twee Paryzenaars. „Allereerst," antwoordde de schilder, „ter oorzake der gezondheid van myn zuster. De dokter heeft haar aangeraden een pooa de zeelucht te genieten. En ten andere had ik begeerte strandgezichten te schilderen. Haar gyzelf, gy wildet een reis door Europa maken; waarom zyt gy zoo spoedig terug?" „Dio reis had ik my voorgenomen te doen, omdat ik my in myn eenzaamheid verveelde. Thans heb ik eebter van het reizen ook weer genoeg en wil ik my ergens vestigen," „Dus zoekt ga oen plaatsje, waar ge uw nest kunt bouwen?" „Ik geloof, dat ik dat plaatsje gevonden heb." „Waar „Te Pornic." „Te Pornic 1" herhaalden broeder en zuster verbaasd. „Ja, ik heb daar een oom, dien ik sinds myn jeugd niet gezien heb, en die my wel twintig keeren uitgenoodigd heeft zioh by hem te vestigen. Hy Is myn eenige nog levende bloedverwant en ik heb my daarom beslist voorgenomen aan zyn verzoek to voldoen." „Hoe is het mogelyk, mynheer Sorell" riep de dame, „dat ge van Parys en zyn vermakeiykheden afzien kunt. Hebt ge geen behoefte meer aan concerten, tooneelspelen en feesten?" „Ik wensch ze te vervangen door bet gezang van den nachtegaal, de heerlyke ver gezichten der zee en het zoete der vriend schap van myn oom," antwoordde de aan gesprokene glimlachend. Ëertba verklaarde dit niet te kunnen begrypen. „Wat ge daar opnoemt," zei ze, „is goed voor een maand, maar op den duur verveelt het, vooral als men in een plaats verkeert, waar men akkers In plaats van straten heeft en boomen in stede van huizen." „In tien maanden hebt ge van dat alles genoeg," zei de schilder. „Maar ge hebt ver teld, dat ge uit Spanje komt. Hoe staat het daar met den oorlog Hebt ge Maroto gezien Ie het waar, dat de troepen der koningin aan alles gebrek hebben en van bun hoeden BCboenea mossten maken? Vertel my alles, wat ge weet, en zeg my alles, wat gij gezien hebt." Paul Garin wees Edmond Sorel een tank on by Btelde voor, om daarop plaats te nemen, opdat Sorel beter de gevraagde inlich tingen zou kunnen verschaffen. II. Terwyi de drie personen op de bank zaten en Edmond de vele vragen van zyn vriend trachtte te beantwoordon, willen wy probeeren eenigszins nader met Edmond, die de hoofdrol in oos verhaaltje moet vervullen, bekend te worden. De oom, naar wisn by thans op reis was, was de broeder van zyn moeder. Deze oom had een dochter by zicb, welke Sorel gewoon was als zyn toekomstige vrouw tebescbouweD. Vóór vier jaren was deze dochter van de kostschool by haar vader op het landgoed teruggekomen en nu had Dubois, zooals de oom beatte, herhaaldelijk verzocht, dat Edmond by hem zou komen Inwonen. Annvankelyk had Sorel hier geen ooren naar, doch thans zon hy elndeiyk aan de begeerte van zyn oom voldoen. Edmond Sorel was al zeer jong van zyn ouders beroofd. In een Parysch inadtnot ont ving by een uitnemende opvoeding. Toen hy het beheer ontving over zyn aanzienltjk ver mogen, bezat hy kracht genoog, geen misbruik te makon van zyn vryheid en zyn rykdom. Hy was een rechtschapen man, van wien mea alleen kon zeggen, dat by wat wispelturig waa. Door den omgang met aanzienlyke lieden bad hij iets deftigs in zyn houding en zyn spreken bekomen, zonder dat men hem even- wel van gemaaktheid kon beschuldigen. Door gezelllgon kout werd de roia aangenaam verkort. Vooral de zuster van Sorel wist het gesprek levendig te houden. In de salons van Parys gold ze voor een volmaakte schoonheid. Zy bezat dan ook alle eigensch 'ppen, om te schitteren: ze was vrooiyk, levendig, hield veel van pretjes en bezat die soort van egoïsme, die zich weet te verschuilen achter velerlei sierlyke vormen, zorgende, niemand te wonden, maar er to:h ook op bedacht zynde, niet een der voordooien voor zyn ydelhoid verloren te laten gaan. Toen ze niet ver van Pornic af waren, vroeg Sorel aan Paul Garin, of hy al een logement had gekozen, waarin by zyn intrek wilde nomen. Het zou moeilyk zyn in Pornic een goed logement te vinden, want het plaatsje was klein en niet erg bazocht. Garin hoorde ver- woDderd toe. Hy had gedacht, dat er aanzien lyke badhuizen waren, die hem alle genoegens en gemakken konden aanbieden, waaraan by gewoon was. Maar Sorel vertelde hom, dat de logementen te Pornic geen badkamers, geen leeszal-.n, enz. ryk waren. Ook do burgere verhuurden wel hun kamers, doch daar miste men nog meer gerieflykheden. Garin en Bertha keken elkander teleurgesteld aan. (Wordt, vervolgd J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 9