N\ 11685
Maandag SS Maart»
A°. 1898
jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
CELD.
LEIDSC
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Vbor Lolden per 3 maanden. 1.10.
franco per post1.40.
Afconderlyke Nommere0.05.
PRIJS DER ADVERTENT IÉN
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grooten»
letters naar plaatsruimte. Voor bet incasseeren bulten de stad
wordt f 0.06 berekend.
De Arnhemsche Courant schrijft:
Na de recruten wederom zijn opgeko
men, wenschen wy andermaal een poging te
doen om het legerbestuur te doordriogon van
het besef, dat het nu al jaren achtereen een
achromeiyke onbillijkheid begaat,
door aan de pas in dienst gestelde miliciens
een betrekkelgk zeer hooge korting op
hun dageiytsche a o 1 d y op te leggen.
Naar men weet, verstrekt het Rijk de mili
taire kleeding en uitrusting niet rechtstreeks,
maar langs een omweg, in dezen zin, dat het
met lederen soldaat een rekening opent, waarop
het Rgk als credit post dagelgksche toelagen
en ook nog een vergoeding ineens voor den
man te-goed schryft. De debet-zijde van deze
rekening wordt dan ingenomen o. a. door de
hem verstrekte kleedy, enz.
Dit stelsel berust op het beginsel, dat de
man moet trachten rond te komen en, door
suinig en netjes op zyn kleeding te wezen,
wat moet trachten over te sparen. Het geeft
ook het middel aan de hand om de propere
soldaten te onderkennen van hen, die het met
hun tenue niet altijd even nauw nemen, ja
selfs den laatsten als straf 6xtra-korting op
te leggen, indien het blijkt, dat zij door slor
digheid of verwaarlooziag al te veel bij het
Rijk in het krijt komen. Dit alles is uitmuntend.
Maar wat is nu integendeel de regel?
Regel is, dat de miliciens, die natuurlijk
véél te kort dienen om schoon-schjp te maken
oo dan ook bijna altijd een flinke schuld nalaten,
schier zonder uitzondering korting hebben op
hun traktement. En niet zoo heel weinig ook,
lieft 20 pet. Hetgeen bete9kent, dat de dienst
plichtige by de infanterie, in plaats van bet
toch reeds uiterst minieme zakgeld van 10
;enten per dag, slechts 7 centen ontvangt,
Waarvan hg dan nog schoensmeer, garen, knoo-
pen, enz. aanschaffen moet.
Van tweeën nu éón.
Of de miliciens zijn bijna allen smeerpoetsen,
en dat zou geen boog denkbeeld geven van
den invloed der militaire opvoeders, öf de
toelagen, welke het Rijk voor hen te-goed
schrijft, zijn ontoereikend.
Dit laatste is het geval, zooals ieder weet,
die in den troep bekend is.
Absurd is het buitendien, dat de toelagen
constant blijven, terwyi daarentegen de wgzi-
giDgen in de uniformen, welke door het leger
bestuur schier zonder ophouden worden
geordonneerd, wel tot verhooging, maar nimmer
tot verlaging van het debet leiden.
De grootste onbillijkheid komt echter nog.
Men oordeöle.
Volgens de desbetreffende bepalingen wordt
Dl. aan alle miliciens, geen enkele uitgezon
derd, die voor eerste oefening onder de wapenen
komen, een korting van 30 pet. opgelegd.
En dat nog wel voor den tijd van drie
volle maanden, hetgeen b&teekent, dat ieder
milicien in het eerste kwartaal van zijn dienst
tijd ten bate van het credit zijner kleeding-
rekening f 2.70 moet afstaan.
Dit nu is ongehoord.
Immers, hier is geen sprake van een nood
maatregel om den vuilen soldaat tot meer
zorg voor zyn kleeding te prikkelen. Men
kan toch niet van te voren, zelfs vóór hy
een voet in de kazerne heeft gezet, van hem
hebben ervaren, dat hy mal-proper is?
A priori stelt men hem in de categorie
der onzindelyken; dit is op zichzelf reeds
onredelijk. Maar alsof dit nog niet genoeg
ware, ontneemt men hem het bagatel van
30 pet. van zyn sobere gage.
De gehecle korting is een onding, zoodra
zy regel wordt; maar deze is kortweg
afschuwelyk.
In den laatsten tyd begint men allerwegen
in ons vaderland een belangstelling in de
kippenfokkery aan den dag te leggen,
die wellicht menigeen de vraag op de lippen
brengt: „Maar hoe zullen wy op den duur van
de oieren afkomen, wanneer de hoender
teelt zich zoo enorm begint uit te breiden
Stel u gerust, waarde lezer zoo scbryft
Max Kouter in het Nederlandsch Landbouw
weekbladen wg ontleenen een en ander aan
zyn artikel.
Voor overproductie bestaat in de eerste
jaren nog volstrekt geen gevaar, want by
millioenen en millioenen moeten tegenwoordig
de eieren vooral uit Italië, Hongarye en Dene
marken verzonden worden naar Engeland,
Duitschland en Nederland, om aan de steeds
giootere navraag te kunnen voldoen. Onze
uitvoer is in vergeiyking met den invoer
daarentegen zeer gering.
Er is dus werkelgk met het houden van
kippen of van meer kippen nog heel wat te
verdienen, vooral, wanneer gezorgd wordt voor
goede soorten, hetzy dan voor de vetmesterij
of de eierproductie, met welk laatste doel de
kippen in de eerste plaats gehouden worden,
door de landbouwers althans.
Van groot belang is hot, te weten, hoe lang
de verschillende rassen or werk over hebben
om de eieren voort te brengen. Het spreekt
immers vanzelf, dat by snellen omzet van
kapitaal, onder overigens gelgke omstandig
heden, meer verdiend wordt dan by tragen
omzet. Die ras3en zijn derhalve de beste, welke
hun getal eieren in den kortst mogelijken tyd
gelegd bebbeo. En in dit opzicht bestaat er
een groot verschil.
De Italiaanache by v. beginnen reeds te leg
gen als zy 6 maanden oud zyn en gaan met
leggen voort tot aan den eersten ruitijd, als
wanneer zy gemiddeld 160 eieren hebben
voortgebracht. In hst velgende legaeizoen
geven zy er 180, in het derde weer 180, dus
in 3 jaar en 6 maanden of 42 maanden 520
stuks. De gewone boerenkippen geven dat
aantal eieren eerst in 67 maanden, terwyl
bovendien de eieren minder zwaar zyn dan
die der Italiaanscbe hoenders.
Alvorens nu over te gaan tot de beant
woording der vraag: „Welke soorten of
rassen zullen wy kiezen?" willen wy in
korte punten opgeven, welke eigenschappen
een goede kip moeten kenmerken.
1. Goede kippen moeten tegen weersveran
deringen, tegen hitte en koude, regen en wind
bestand zyn. Zwakke dieren zyn liebt aan
ziekten onderhevig en gaan zeer spoedig in
het leggen verminderen, wanneer het weder
ongunstig wordt.
2. Goede kippen moeten zoo vroeg mogelijk
leggen en by vetmesting spoedig vet worden.
By de kippen komt het er, zooals wg boven
reeds zeiden, voornamelijk op aan, dat het
ty iperk voor haar volledige ontwikkeling zoo
mogelyk in het gunstige jaargotyde afloopt;
de eierstok moet voor het begin van den
winter volkomen ontwikkeld zyn. Hennen,
die 8 tot 10 maanden daartoe noodig hebben,
zyn voor den landbouwer, die ze toch niet
voor zyn pleizier houdt, maar om er voordeel
van te trekken, ongeschikt; zy moeten mins
tens in 7 maanden volgroeid zyn en op zyn
laatst in de achtste maand beginnen te leggen.
Dit is des te meer geweascht, omdat 's winters
de eieren het duurst betaald worden.
8. Goede kippen mosten veel eieren leggen
de minste eisch zg 120 stuks per jaar. Baron
Bibra, te Hirtenberg, heeft indertijd de vol
gende classificatie gemaakt. Een kip is:
zeer slecht, wanneer zy gemiddeld om den
vyfden dag i. g. 73 eieren per jaar, slecht,
wanneer zy gemiddeld om de 4 a 5 dagen
i. g. 74 a 91 eieren per jaar, middelmatig,
wanneer zg gemiddeld om de 4 a 3 dagen
i. g. 92 a 121 eieren per jaar, goed, wanneer
zy gemiddeld om de 3 a 2 dagen i. g. 122
a 182 stuks per jaar, uitmuntend, wanneer
zg gemiddeld meer dan 182 eieren per jaar legt.
Deze classificatie is gegrond op een twaalf
jarige nauwkeurige en gedetailleerde noteering
en heeft in allen gevalle dit voor, practisch
en eenvoudig te zyn. Een kip derhalve, die
geen 120 eieren per jaar legt,, moet weg,
tenzy vetmesting op den voorgrond sta. Het
grootste getal eieren leveren 2- a 3 jarige
hennen,
4. Goede kippen moeten groote eiereo leggen,
minstons van 60 gram het sti.k; ook van
jonge hennen kan men dit verwachten, terwgl
het gewicht van een ei by oudere dieren tot
65 a 70 gram moet stygen.
5. Een goede kip moet niet kieskeurig zijn
op het voeder en niet te lui om dit zelf al
krabbende en scharrelende op te zoeken.
Men mag eischen, dat, wanneer zy losloopt,
des zomers minstens '/3 van het voedsel door
haar zelf opgezocht wordt. Kippen, die traag
van aard zijn, veel stilstaan of liggen en
bgna geheel zich verlaten op het uitgestrooide
voeder, zyn in den regel ook slechte legsters.
Een tierige aard en beweeglijkheid zyn voor
name eigenschappen van een goed leghoen
6. Een goede kip moet een zooveel moge
lyk gedrongen lichaamsbouw bezitten, verder
een breede borst en een diep afhangend
achterstel. Hoenders, bg welke genoemde
lichaamsdeelen gering ontwikkeld zyn, zyn
noch goede legsters, noch geschikt om vet
gemest te worden.
Wie voordeel van zyn kippen trekken wil,
moet op bovenstaande punten goed acht slaan,
en waar aan deze matig gestelde eischen niet
voldaan wordt, er op bedacht zgn, verbetering
aan te brengen.
Onder de gewone boerenkippen ztfn er, die
aan eenige, maar weinige, die aan alle voor
waarden voldoen. Door kruising met raa-
kippen is hier wel verbetering in te brengen,
mits dit niet maar zoo in den blinde, maar
volgens bepaalde grondstellingen geschiede.
Van de zoogenaamde rashoendars voldoen
aan bovenstaande eischen (men vergelijke de
tabel) het best: de Italiaansche, do Minorca's
on de Andalusiërs; daarop volgen de Hou-
dans, la Flèches en Crèves.
In Eet Vaderland schryft de hear dr. D.
Snoeck Henkemans, te 's-Gravenhage, over
Het begin van den schoolplichtigeo
1 e e f t y d, in het belang der lichamelijke ga-
zondheid onzer schooljeugd" o. m. het vol
gende:
„Ik beu overtuigd, dat veel ouders het be
lang hunner kinderen beter zouden behartigen,
wanneer zy, zooals ikzelf begonnen ben te
doen, hen niet op zes-, maar op zeven
jarigen leeftyd naar de lagere school
zenden.
Daarom hoop ik, dat ons dit niet door de
wet onmogeiyk gemaakt worde, en dring ik
er op aan, dat de schoolplicotige leeftyd, zoo
leerplicht ingevoerd wordt, moge aanvangen
met zeven jaar in plaats van met zes.
Wetenschappeiyken steun geeft aan dezen
wansch o. a. het feit, dat de kinderlijke her
senen tot het zevende jaar toe sterkon groei
vertoonen, daarna gedurende de jaren, waarin
gewoonlgk de school bezocht wordt, veel
minder.
Bürgerstein (Handbuch der Schulhygiëne)
grondt hierop de uitspraak (S. 225): Von
diesen wichtigen Gesicbtspunkten aus betrach-
tet, ist gegen das 7e Lebensjahr, d. h. das
vollendete 6e, als Beginn der Schulpfllcht
für normal entwickelte Kinder in mittleren
Klimaten thats&chlich nicht3 ein zu wenden."
Over Feminisme scbryft De Standaard:
Zy, die de gelijkstelling van de vrouw met
den man bepleiten, niet voor zooveel beiden
m e n 8 c h zyn, maar in volstrekten zin, ont
vingen onlangs van de zyde der onder-
wgzeressen een opmerkeiyk bewys van
o n g e 1 y k.
Een legio onderwyzerossen toch wendde
zich tot de bevoegde macht met het dringend
verzoek, dat voor haar het pensioen niet op
zestigjarigen, maar reeds op vgftigjarigen leef
tyd moebt ingaan.
Nu woet men, dat een boogleeraar pas pen
sioen krfigt op zeventigjarigon leottyd. Dat
scheelt alzoo met een onderwyzere3 twintig
jaren. En daar de diensttgd van oen onder-
wyzeros omstreeks de twintig jaren begint,
zou haar diensttgd weinig meer dan dertig
jaar zyn; en op deze dertig jaar zou het
met een hoogleeraar een verschil van twintig
maken.
Doch al vergelgkt men alleen het geheel
gelgksoortige, dan nog scheelt 60 jaar op 50
jaar volle tien jaar, en alzoo éón derde.
Toch schynt het, dat de onderwyzeressen
niet overdryven. Kenners verzekeren ons, dat
een onderwyzeres van 50 jaar in den regel
o p i 8.
Hier blykt alzoo uit de feiten, hoe onwaar
de voorstelling is, alsof de vrouw in alles de
geiyke van den man zou zyn.
Yergeiykt men dan ook de vrucht van de
opleiding van onderwyzeressen met die van
onderwyzere, dan blykt het, dat men, voor
gelijke kosten onderwyzers en onderwyzeressen
opleidende, by de eersten veel ryker oogst voor
het uitgegeven geld verkrygt.
Voorec-rst, omdat de meeste onderwyzeressen
die trouwen en dit zyn er niet weinigen
reeds vroegtydig het onderwys verlaten, en
ten anderen, omdat ze niet laDger dienen
kunnen dan gedurende dertig jaar.
Iets, wat allerminst gezegd wordt, om tegen
het optreden van de onderwyzeressen by het
lager onderwys in verzet te komen.
Integendeel, we bepleiten dit optreden met
warmte.
Maar er blykt dan toch nit, dat er aan de
gelijkstelling van beide soort onderwyskrachten
heelwat hapert.
Op geheel andere wyze, zegt de Zwolsche
Courantdan de heeren Kuyper on Bols8evam
hebben gehandeld in een zeker niet van
beteekenis ontbloot meeningsverechil, heeft
de hoofdredacteur van De Avondpost gemeend
te moeten optreden. Hy heeft het met De
Residentiebodeoen Katholiek orgaan ia Den
Haag, aan den stok gekregen, daar hy zich
stootte aan de bewering van dat blad, volgens
welke een artikel „ketterjacht", in De
Avondpost voorkomende, zou gekeerd zgn tegen
de Katholieken in Nederland. De Residentiebode
heeft die tegenspraak opgenomen, maar er
een opmerking bygevoegd, waaruit bleek, dat
zy er geenszins door was veranderd in haar
opvatting, terwyl zy zich verder refereerde
aan hetgeen in Eet Familieblad over het
optreden van De Avondpost is gezegd.
De Avondpost is boos geworden en had
verwacht, dat De Residentiebode excuses zou
hebben aangeboden, en nu dit niet is geschied,
maar verwezen wordt naar Eet Familieblad,
terwgl bovendien in een ongeteekend inge
zonden artikeltje de hoofdredacteur van De
Avondpost werd beklad, is gezegden hoofd
redacteur de gal overgeloopen.
In een artikel, wa-rin de hoofdredacteur
van De Residentiebode persooniyk wordt ge
noemd en naast den hoofdredacteur van Het
Familieblad gesteld als zyn compère, word1-
de doopceel van laatstgenoemde, den heer
J. Ch. Blok, gelicht. Hg zou wegens „verre
gaand plichtverzuim" indertyd al3 redacteur
van De Avoyidpost zyn ontslagen en alleen
op „herhaald smeeken" nog als verslaggever
zyn behouden, terwijl de heer Leaturgeon,
later hoofdredacteur van De Avondpost ge
worden, zich verplicht zag hoewel hy hem
vroeger de hand boven 't hoofd hield den
heer Blok „wog te jagen." Dit verklaart
nu het optreden van den heer B. tegen De
Avondpost.
Nu heeft De Residentiebode een scherp
artikel geplaatst tegen deD onbehooriyken
uitval van De Avondpostterwyl de heer Blok
een aanklacht heelt ingediend bg de justitie.
Hy heeft bovendien in een paar Haagsche
.Geloof tui), het grootst» ongeluk van mijn
man ie zijn geld."
Een gebaar, dat niet veel goeds beduidde,
vergezelde haar woorden.
De ander haalde zijn schouders eens op,
schudde nadenkend zijn blonden krullebol en
staarde met zyn groote, glanzende oogen
verlangend voor zich uit.
„Ja, ja, wat hy te veel heeft meer dan
hoog noodig" gaf hy toe.
aHet zyn talent heeft hy geen geld noodig.
In 't geheel niet. Dan zou hy zich met ernst
aan zyn kunst gaan wyden; nu koketteert
hy er mede en verknoeit zyn beste jaren
als het te laat is, dan komt het verstand en
hot gevoel van onbevredigdheid ik voel
het dat ongelukkige geldl"
Nu glimlachte de ander, een vriend van
haar man.
„Geef het dan wegl"
Zy was een oogenblik onthutst.
„Geld kan men toch kwyt raken," ging
hy voort.
„Hy raakt het ook wel kwyt maar te
laat dan is hot te laat," zuchtte zy.
„Doe myn groeten aan uw man en denk
er eens over na of ryk-zyn toch niet een
geluk iel"
,H;f is zijn ongeluk" riep zy hem nog
na, toen hy ODgeloovig-glimlachend de kamer
verliet.
Nadenkend liep zy in de élégante studeer
kamer van haar man op en neer. Daarnaast,
door een gordyn gescheiden, was zijn atelier.
Nu ging zy daarbinnen. Alles kostbaar, vol
gepropt met herinneringen aan hun huwo-
iykareis, die twee jaar duurde en een reiB
om de w.reld was.
Dat kon hun zoo gemakkeiyk een ander
niet nadoen.
Zy ging op een zeer lagen, echt Turk
achon divan zitten en droomde van hun lange,
achoono huwelykereis.
Kleurenryke, heerlyke beelden gingen haar
geestesoog voorby. Naast baar lagen schets
boeken bont door elkaar op een Japansch
tafeltje.
Gedachteloos bladerde zU er in. Kleine
schetsen, studiën, miniatuur-landschapjee, met
eenige lynen aangegeven, echerp van omtrek,
ongemeen duidelyk. Dat was zyn kunste
naarsbuit van de reis om de wereld. Wat
zou by daaruit al niet maken! De wereld
zou zich verbazen over zyn internationale
kunst. Zyn pensoel zou de aarde beheerechen.
Niets zou hem vreemd zyn. Hoe mooi was
zyn yrer toen, hoe vurig schitterde zyn oog,
hoe geioovig zag zy naar hem op.
Niets van dat alles werd bewaarheid. Reus
achtige doeken liet hy op ramen spannen.
Zyn hand dwaalde met de teekenstift er op
rond, en langzamer volgde het penseel. Mis
moedig ging by uit, als bet donker werd.
Zy wiet, waar hy dan was. Onder vrien
den zat hp. Hy had er ontelbaar veel, want
hy was ryk. Zy eerden hem, zijn geestigheid,
z(jn verstand, zyn talent; zy prezen hem op
alle wyzen.
Hy had ook ware vrienden. Hy, die zoo
oven wegging, was er een van. Dat wist zy.
Zyn woord drong diep in haar ziel door:
„Geef het geld dan wegl"
Hoe gemakkeiyk liet zich dat zeggen 1 Zij
had geen geld; het behoorde hem, haarman,
alleen toe.
Het was nacht geworden.
Zenuwachtig iiep zy op en neer door de
groote, prachtig gemeubileerde woning.
Hy kwam niet, nog steeds niet.
Te midden van zyn vrienden zat hy aan
een zeer gomoedelyke oud-Duitsche stamtafel.
Zyn groot blond hoofd zakte reeda diep tus-
schen zyn breede schouders, zyn glinsterendo
oogen werden kleiner en kleiner; by had
niet meer de macht over zyn stem, want de
geest van den wijn verdoofde zgn verstand.
Zy gingsn langzamerhand allen weg. Slechts
hy bleef, bleef aldoor. Geheel alleen dronk
by nog het eene glas na het andere. Einde-
ïyk betaalde hy de rekening. Eenige goud
stukken wierp hij op tafel. Menigeen had op
zyn kosten gedronkeD, maar niemand hield
het zoo lang uit als hy.
Met onzekere schreden richt hjj zich naar
den uitgang.
„Weer eens de laatstel" geeuwden de slaap
dronken kellners achter hem, rinkelden met
de goudstukken en lachten vergenoegd.
Zyn vrouw ontving hem. Qy lachte haar
verlegen toe en zette zyn monocle in het
linkeroog. Spreken kon hy niet meer.
Hy sliep tot 's middags.
Zyn vrouw stond aan zyn bed met een
grooten kop gerstenat.
Hy zag haar van ter zyde aan, dronk den
kop leeg, ku9te zeor riddoriyk en teeder do
zorgende hand, die hem den kop afnam, en
drukte haar zacht tegen zyn brandende oogen
en zyn heet voorhoofd.
„Dat doet goed, lievoliog; woes nu niet
hcos op my."
Haar koude, witte, mooio hand rustte
eenige minuten op zyu groot, blODd hoofd
en etroek er een paar maat als hypnotiseerend
over heen.
Hy sliep al weer. Zacht trok xy zich
terug.
Tegen vier uren was by weer lekker en
maakte groot toilet. Toen verscheen by in
de eetkamer en genoot van zyn rauwen,
fijngesneden biefstuk, die zeer lekksr met
anBjovis was klaar gemaakt.
Hy vermeed het den blik zijner vrouw te
ontmoeten; hy wist, dat hy een verwyt op
haar gelaat zou lezen. Vroeger waren er wel
eens huislyke twisten geweest, maar nu niet
meer. Zy wist, dat hy zyn woord niet kon
houden, derhalve worstelde zy niet meer met
hem, om in hevigen woordenstrijd of met
weenon en snikken te eindigen.
„Brieven vroeg hy, en xy haalde uit xyn
kamer een brief.
„Een brief. Zoo, van hom. Och, lees hem
eens voor."
Zy las, eo baar borst verhief zicb, haar
oogen glinsterden van genoegen.
„Dat dat is het ware," besloot zy on
zag hem opgewekt aan.
„Zoo ooi Denk je? Ik geloof, dat men
by zoo iets zyn geld kwyt raakt."
„Gu kunt niets betera doen."
„Ontginning van een langen tyd verlaten
bergwerk op een eeoektaps geërfd landgoed.
Hy, by de man van bet werk, ik de geld
schieter 't bevalt my niet byzonder. Hy waa
altyd byzonder sterk in het fantaseeren."
„O, hy weet wat hy wil. Yertrouw hem
je geld maar toe, en het is goed op rente
gezet. Zal ik hem maar terstond toestem
mend telegraphoeren, ja, hè toe zeg ja."
„Daar je altyd slimmer in geldzaken bent
geweest, mag je het doen."
Zy kuste hem teeder voor dat woord en
ging oogenbiikkelyk naar het telegraafkantoor.
„Nu - nu raakt hy het kwyt, zeide zy
triomfeerend by zlcbzelve. „Verlost van dat
ongelukkige geld."
Twee jaren zjjn voorbygegaan. By beiden
ziet het er heel anders uit. Hy is mager
geworden. Zoodra de dag aanbreekt, gaat hy
naar zyn atelier, dat eenvoudig gestoffeerd
is, en schildert.
Zy bezorgt slechts kalm het huishouden.
Nu trekt hy haar voor zyn schildery.
„Hoe vindt je het?"
„Mooi maar ik weet niet het scbyn'
my, of de figuren wat naar voren vallen
in te weinig verband er mede."