N*. 11682 Donderdag 21 Maart, A0. 1898 <§eze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommcr bestaat uit TWEE Diaden. Lcrste Blad. Leiden, 23 Maart. 3?* 0TJLlll©t<033.. Een strenge vergelding. PRIJS DEZER COUBAWTl Voor Leiden per 3 maanden, 1.1& ÏYanco per post1.40. Afkonderiyke Noramers 0.05. yP7.TR TTPfP AnVMU'l'HWVl fliKT? Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J, Grootere letters naar plaatsruimte. Voor bot incasseer en buiten do stad wordt f 0.05 berekend. ODlciecl© Konnisgovingeu. HerbaEingsonderwys. Burgemeester en Wothoudere van Leiden; 06zien art. 3 der Verordening van den 12den Januari 1882, tot regeling van het HerhaliDgeobderwya in de gemeente Leiden (Gemeenteblad No. 11); BreDgen ter kennis van belanghebbenden, dat do inschrijving van leerlingen voor bet H o r b a li n g «- onderwijs zal plaata hebben van den 2 leton tot en met den QSaten Maart a. a., voor meisjes in het ■cboolloyaal in de Van-der-Werf-atraat, voor jongens in dat aan de Eorte Mare, telken dage dea namiddags van zeven tot acht nren. Tot het herhalingeonderwija kunnen worden toe gelaten 1°. de leerlingen van de scholen der Sde en 4de klaeae, die verkregen hebben het getuigschrift, bedoeld bij art. 18 3 der Verordoniug van 25 Jauuari 1894 (Gomeentoblad No. 5 van 1894); 2°. zij, die bij een af te leggen examen blijken geven aan de daarvoor gestelde voreiachten to kunnen voldoen. Burgemeester en Wothondera voornoemd, Leidon, F. WAS, Burgemeester, li Mrt. 1898, M. O. DEKBUYZEN, Wethr. lo.-Socr. Do Stads-sreneeskundige en de Gemeenteraad. Op bet antwoord van mr. H. Vos, voor komend o in het Leidsch Dagblad van 22 Maart 11., ben ik een wederwoord schuldig. Ware ik overtuigd van ongelijk, ik zou bet eerlek bekennen. Door een man als mr. Vos overtüigd te zijn, is geeu schande, het te erkenaen, plicht. Maar ik ben niet overtuigd. Vergis lk mij niet zéér sterk, dan is het gebetle betoog van mr.*-V in deze p e t i t i o p r i n fRrp' genecshesreo z£n vor-pl commissie tot onderzot wez-n woningen zi tiirg^i zy Ca.rtoe verplicht zijn." - Q. E. D.l Imzmra, de vraag was juisl: waarom zfin zjj daartoe verplicht? Om hun instructie? N<.enf - En dit schijnt mr. V. volko nen met mij eens te zijn. Dat is reods veel gewonnen! Wordt cis verplichting hun dan opgelegd door de wociog verord-.ning z jlve? Ook liet! was mijn meening. Ze r zeker 1 zegt mr, Vo6, die ver plichting volgt uit artikel 1 di r verordening. Laat ik aat artikel nog eens in zijn geheel mededeel-a. Htfc luidt aidus: „Z«,odr.a de bewoniug van een getouw door „Buig. en Wettas. vermoed wordt, nadeolig „ta zyn 1 oor de openbare gezondhiiJ, wordt „door hen een onderzoek dirnaangaando opge dragen aan eon commissie, bestaande uit den „«©meenta-trcbitect, de rooimeesters on drie „st.i&sgeneesheeren, door Burg. en Wetbs. „ai^te wijzen." Myn redenotring was nu, kort saamgevat, deze Aan vin legt dit artikel een verplich tin g op? Aan de stadsgeneesheeren Immer6 neen I Een verplichting wordt hier opgelegd alléén aan Burgemeester en Wet houders. Hun wordt gelast, om, ter verzekering van den goeden gang van zaken en tot waar borg voor de rechten der betrokken personen, een commissie tot onderzoek samen te stellen, aan welke commissie dan door hen worat opgedragen een onderzoek naar de be doelde woning in te steil n, en proces-verbaal daaromtrent in te oieneo. De kring van per sonen, waaruit deze commissie moet worden samengesteld, is beperkt. Andere, dan de in dit artikel genoemde personen kunnen er geen zitting in nemen. Uitdrukkelijk wordt gezegd, dót die commissie mott wordtn samengesteld uit „den gemeente-architect, de rooimeesters en drie t a d s-g e n e e s- heoren, door Burg. en Weths. aan te w ij i e n." Indien er eens gestaan had„en drie g e- neesheer en, door Burg. en Weths. aan te wijzen," zou er iemand aan denken, dat door die paar woorden i.u aan alle genees- heertn van Leiden do verplichting werd opgeiegd, om, bjj de eerste aanwijzing door B. en Ws., maar aanstonos bereid te zyn in zulk e6n commissie zitting te nemen? M^ar, zoo vraag ik, waarom wordt dan wèl, door precies de zelfde w o o r d e die ver plichting opgelegd aan de stads gonees- heeren? Die verplichting kan voor hen alléén bestaan, i dien zy staat uitgedrukt in hunne instructie of anders uitdrukke lijk in deze woniog-veiordeüing. Maar noch het een, noch htfc ander is het geval, gtlljk wy zagen. Conclusie: in artikel 1 van de woj ing- verordenlng wordt wèl een verplichting opgelegd aan Burg. en Weths., om drie der stadsgeneesheeren aan te wyzen, als er een dusdanige co emissie v^n ondcrzo?k noodig mocht zyn, maar geen verplichting wor t er in opgelegd ?an die stadsgenees heeren, om steeds t p de eerste aanwyzing van B. en Ws. zitting to nomen in die commissie Ware dit het geval, d. n zou een zalfde verplichting gel ien voor do raads lede n, die gekozen worden ia de latere com missie van onderzoek (be-foeli in art. 7). Ea dit dit zoo is, zal wel niemand beweren, en zeker mr. Voa niet! Maar, zegt mr. V., de stadsgeneesheeren zyn ambtenaren, en „de gemeenteraad beschikt over de door hem aangestelde ambtenaren voor dio diensten, die by van hen krachtens h u n a m b t in bet ge ui otnte belang meent te mo ten vorderen." Dit is volkomen juist, als men maar let op de woorden krachtens hun ambt". Maar ce vraag is juist: wat is hun ambt? En dit bl^kt uit hunne instruct! óf uit een andere, uitdrukkeiyk aan hen plichten-rooi- schrijvende, verordening. Indien dit niet zoo was, waartoe werd daa art. 18 in de instructie opgenomen? Het zou totaal over bodig zynl Wanneer in oen gemeente-verordening de bepaling zou voorkomen, dat in een commiss e tot onderzoek van de bliksemafleiders by v., door B. en W8. drie gemeente-geneesheeren moesten worden aangewezen, zouden de laatsten dan niet het volste recht hebben, om te weigeren? Zouden zy niet volkomen juist antwoorden: „dat is ons ambt niet? Artikel 18 onzer in structie zegt alleendat wy zooveel mogeiyk moeten medewerken tot de uitvoering van alle verordeningen betreffende den Genees kundigen dienst! en daartoe lehoortniet het onderzoeken van bliksemafleiders." Welnu, overtuigend hoop ik in myn vorig artikel te hebben aangetoond, dat daartoe evenmin behoort: het onderzoeken van voor de openbare gezondheid 6chadeiyke wonin gen. Dat behoort tot de hygiène, en niet tot wat men in 1854 verstond onder geneeskunde, in tegenstelling van heel kunde. Neen, repliceert mr. Vos, niet hun instructie, maar do gemeenteraad, in art. 1 der woLing- verordenlng, „legt hun krachtens hun ambt de taak op, zitting te nemen in een commissie, waaraan Burg. en Weths. zullen opdragen een onoerzoek in te stellen naar gebouwen, en wèl zóó, dat niet alle gemeente-geneesheeren daarvan deel zullen uitmaken, maar slechts drie, welke Burg. en Weths. zullen aanwyzen." Niet nakoming van die verplichting is verzuim van ambtsplicht en leidt tot ontslag." Ik wil; vragen: is dit iets anders dan een petitio principii? Zeker, 't is alles waar indien óio verplichting hun by deze verordening werd opgelegd. Maar dit moest juist bewezen woraen Men zegt misschienmaar art. 1 voor onderstelt toch die verplichting. Zeer juist. Maar dat is geheel iets anders, dan dat zy cie veiplLhting zou opleggeü. En alleen dit laatste ontken ik. Doch als die vero.denihg de bedoelde ver plich t i n gslechts vooronderstelt, dan blijkt daaruit juistoverduideiyk, dat zy haar niet op 1 eg t. En bier schuilt de fout. In plaats van een nïet-bestaande verplichting te voor onderstellen, hal men in 1894 die ver plichting uit rukkeiyk moeten opleggen, öf art. 18 der instructie wyzigen, ruimer maken. Men liet dit na, dus bestaat zy niet Het Gemeentebestuur van Leiden heeft dit zéér goed ing zhn, toen het een veel ruimer bepaling opnam ia de Instructies voor de Buuit Commissarissen (6 Dec. 1888) en voor den Inspecteur der Voe- en Vloeschkeuring (25 Sept. 1893). Ik biyf derhalve by myn reeds uitgesproken meening Daar de beweerde verplichting voor de Stadsgeneesheeren niet voortvloeit uit art. 18 hunner iustructio, en evenmin uit art. 1 der Woning verordening, moet men besluiten: dat die verplichting niet bestaat, dat derhalvo de gewraakte toestand van onder geschiktheid aan het Gemeentebestuur (be houdens wat betreft do armenpraktyk) even min aanwezig is, ergodat er geen bezwaar bestaat tegen de toelating van Dr. Den Houtor tot lid van Leidens Gemeenteraad. Mr. P. J. M. Aalbbbse. Leiden, 22 Maart 1898. Aan den Raad der gemeente Leiden is hedenmorgen het volgend adres ingediend: Geeft te kennen: De Leidsche Bestuurdersbond, samengesteld uit de voigende vereenigiDgen: Afd. Leiden Alg. Ned. Timmerliedenbond, Timmerlieden- en Modelmakersvereeniging, Bikkersgezellenbond „Verbetering zjj ons stre ven", Bakkers vereen iging „De VriendBchap", Meubelmakersvereeniging „Welvaart zy ons doel", Afd. Leiden Alg. Ned. Werkliedenver bond, afd. Leiden Intern. Sigaren- en Tabak- bewerkersbond, afd. Leiden Socialistenbond kennis genomen hebbende in zjjne verga dering van 14 Maart 1898, van het door den gemeenteraad voor kennisgeving aannemen der adressen van de gezameniyko Timmer- liedenvereenigingen, de afd. Leiden van den Alg. Nederl. Typografenbond en de afiL Leiden van het Alg. Nederl. Werkliedenverbond, in houdende het verzoek om in bestekken der gemeente op te nemen bepalingen omtrent loon en arbbidsuur; overwegende dat het bestendigen van een bandelooze concurrentie noodwendig moet leiden tot na deel en verarming der arbeidende klasse, zoo dat ook nu wederom blykt, dat men het den werkman liever gemakkeiyker maakt om tot armenbedeeling te komen, dan tot een bo- hooriyke vergoeding van zyn arbeid; dat het maken van dergelyke bepalingen voor alle takken van nyvtrheid een dringende eisch ia, om de werklieden te beschermen tegin uitbuitery; dat in de Raadsvergadering van 3 Mei 1895 geen enkel argument is aangevoerd, bewjfzende dat dergelyke bepalingen in het nadeel der gemeente of dat eer arbeiders zou xjjo, integendeel, dat sommige der toenmalige af- stemmers zich tegen verklaarden zonder hun stem behoorlijk te motiveeren, waarvoor alleen grond mott gezocht worden in onwetendheid of het zich doodloopend conservatisme; spreekt scherp zyn afkeuring uit over het op dergelyke wyze afmaken van debovenge- noeince verzoeken, waardoor de ontevreden heid moedwillig wordt aangewakkerd; besluit alle arbeiders, onverschillig van welke gods dienstige richting ook, aan te sporen zich sterker te organiseeren, tot doorvoering van hun eischen, alsmede by volgende perio dieke verkiezingen voor den Gemeenteraad niemand van do afmakers dier adressen te stemmen. De vaetge&telde kiezerslyst dezer ge meente bevat 4507 namen. Het vorigs jaar bevatte de kiezerslijst 4520 namen, dus 13 minder. Tot de philanthropische instellingen in de residentie, welke in de laatste dagen de eer genieten van een Yorsteiyk bezook, be hoorde hedenochtend do AlgemeeneHaagsche Polikliniek, die den 15den Maart jl. een jaar geleden werd overgeplaatst van de Raam straat naar de ruime behuizing aan de Prinsen gracht. Hedenochtend te halfelf bracht Hare M jos- teit de Koningin-Regentes, vergezeld van ecne Hofdame, Haar eerste bezoek in di 3 inrichting. Ontvangen en rondgeleid aoor de heeren doctoren Baudot, voorzitter, en Snoock Heuke- mans, secretaris, bezichtigde de Regentes alle zes afdeelingen der polikliniek. De aan de inrichting verbonden geneesheeren, benevens do dames ziekenverpleegsters, welke laatsten de oranjekleur op de borst droegen, waren in de zalen aanwezig, terwijl zich in de Wdcht kamers nog enkelen der patiënten uit de volksklasse bevonden. Hare Majesteit deed zich door de genees- heeren veel inlichtingen verstrekken. Ter voorziening in de vacature van een lid der Prov. Staten in 't kiesdistrict 's-Graven- hage, ontstaan door het ovcriyden van den heer Sluiter, hebben Gedep. Staten bepaald de candidaatstelling op Dinsdag 19 April; stemming op Dinsdag 26 April; en de her stemming (zoo noodig) op Dinsdag 3 Mei. Da stemming voor de Staten valt samen met de eventueele herstemming voor den Gemeen teraad. Dsn lsten April a. 8. zal het veertig jaar geleden zyn, dat de heer J. Postma, hoofd der school van de „Marthasticbting", te Alfen aan den Ryn, als onderwyzer by het Christe lijk Onderwys in betrekking trad. Te Epe overleed In den loefty i van ruim 68 jaren de heer L. Scholten, lid der Proviü- ciale Staten van Gelderland en wethouder van genoemde gomeonte. By den uitgever H. D. Tjeeuk Willink, te Haarlem, is thans verschenen de brief wisseling tus8Chen dr. A. Kuyper en Charles Boi88evain (overgedrukt uit het „Handelsblad"). Tot deze uitgaaf werd besloten om hvt pu liek rocht te doen spreken ia he: geschil, dat tus- schen beiden rees in zake do appreciatie van het in 1886 gebeurde met de Nieuwe Kerk te Amsterdam. In de gistereu gehouden vergadering van het Dordtsche Tramweg Comité werd tot ont binding besloten, met lut oog op den aanleg van de lynen Zwyn irvebt MudelJyk en StriJen Blaakscbedyk door ce Rotterdamsche Tramwegmaatschappy, ia verbaai met de mededeeling van den minister v. n waterstaat, dat de ei 4e andere door hot comitó ontwor pen vc-rbindiagen, te weten: Zwyndrecht— Rotterdam on Ridderkerk - Alblaaserdam, naar het gevoelen van Gedeputeerde Staten niet voor de toekenning van een renteloos voor schot in aanmerking kunnen komen. Mer 't gisteren te Ro ttrdam aangekomen stoomschip „Sme;oe" van de Rotterdamsche Lloyd r patriè-rrdon 29 militair,n, onder bevel van den sergeant dtr infanterie G. J. J Maeasen. Van Sit detachement maakten deel uit de sergeanton oer infanterie C. A. TQrpitx en E. F. Sandman, beiden Ridder der Militaire Willemsorde. Sergeant Türpitz, die behoorde tot het zoo vaak met eere genoemde kranige corps mare chaussees, verwierf het ridderkruis in den nacht van don 28/29 Juni 1896, toen de mare chaussees de vijandelijke beating Anak Galoong overvielen en zooveel Atjeher3 in h.t zand Slot Geheel niet bemerkende, dat er zich nog andore personen in de kamer bevinden, behalve zy zelve, komen zy naderbij, totdat zy, by toeval hun eogen oph Uond, zi-.n, dat hun gastheer ©n miss Dolmaine hen met verbaasde en tevens geamuseerde blikken beschouwen. Oogenkllkkoiyk scheiden zy van elkander. "*ü©t ia ik wil zeggen gy ziet wel EtM, wilt gy het hua uitloggen?" stamelt kapiteia Ringwood gebed veilegen. deze woorden beginnen sir Adriaan en Florence beiden zóó harteiyk en vrooiyk to lachen, dat alle verlegenheid ophoudt en Ethel en Rir.gwood, niet de vroolykheid, cio ten hu men koste is opgewekt, iastemmend, zich gereedmaken een volkomen uitleg te geven. „My dunkt," zegt Ethel daarop, terwyi zy Florence en hun gastheer een poos onder zoekend aanziet, „dat gy beiden evenveel reden hebt u schuldig te gevoelen ais wy. Vindt gy dat ook niet, George?' „Zy 8chynen in allen gevalle zich byua even gelukkig te gevoelen," stemt Ring wood os ci.>, nadat by verteld heeft, dat Ethel Villi rs even t9 voren zyn aanzoek heeft aaogenomen, om 's leven lief en leed met elkander te deelen, weer in zyn gewone opgewekte stemming is gekomen. „Byaa? Gy moogt gerust zeggen geheel," zegt Adriaau lachen J. „Florence, mij dunkt, uu wy hun geheim ontdekt hebben, zal het niet meer daa beleefd zyn hun ook het onze mede te deelen." Florence bloost en ziet eanigszins verlegen naar Eth l. „Ik ken het," roept de jonge dame, ia de handen klappend, uit. „Gy wilt met s.r Adiitaü huwen, Florence, en ty wil u tot vrouw nemsn!" Hiero er mostsn zy allm lachen. „Wel, een van deze oplossingen zou mooRyk kunnen plaats hebben zonder de and>r," meikt Riogwood glimlachend op, „dus kunt ge de tweede vc-ilig volhouden. Wanneer zy geiyk heeft, eude jongen," zich tot fir Adriaan richtend „wonsch ik u van ganscher harte geluk." „Ja, zy heelt volkomen geiyk," antwoordt air AdriaaB, terwfcl by Florence met osn blik vol teedere liefde aanziet. „Wat jou ik intt het leven aanvangen, dat zy my terugge schonken ho.fi, wanneer ik het niet aan haar dienst wydée?' „Zooals gy ziet, wil by my alleen uit dankbaarheid trouweu," zegt Florence, schal ts lachend, doch groot© tranen van vreugde en geluk parolen da&rby in haar oogen. KIL Nadat het bepaalde uur verloopen is, be geeft Florence zich naar Dora's kamer, waar zy de mooie, kleine weduwe in tranen smel tend aantreft. Dora is inderdaad geheel ter neer geslagen en beschaamd. Het zien van Florence schynt haar verdriet nog te ver- grooten, en nu haar nicht den arm om haar heen lege en haar poogt te trojstöD, beant woordt zy deze liefkoozing slechts door zich voer haar op de knieön te werpen en haar om vergeving te smeeken. En nu komt de geheele waarheid aan het licht. Al de kleine, lig© intriges, al de wroode leugens, de zorgvuldig bedachte toespelingen, al de valsche berichten worden nu bekend ea vojr do verschrikte oogen van Florenca blootgelegd. DorVs bekentenis is volkomen io elk opzicht. Ir geen enkel punt zoekt zy zichzelvo te verontschuldigen of haar eigen deel in het bodrog, dat jegens het onschuldig© meisje gepleegd is, te verkleinen, dat haar nu met verbaasde en diep bedroefde blikken, doch zw^gend, aanziet. Nu het treurig verhaal ten einde ie, en Dora, opstaande, haar voornemen mededeelt om Engeland voor altyd te verlaten, staat miss Delcoaine alsof zy versteend i3, en zegt geen enkel wco d van verwyt noch van veroorde?ling. Dora, die hevig sr.ikt, begeeft zich na«:r de deur, maar terwyl zy haar hand oplicht om die te openen, is de druk, die op Florence's gevoelig hart ligt, plotseling verdweneD, en veizo^kt zy haar met zacht gestamelde woorden te blyven. Dora biyit met neergeslagen oogon stil wachten op de rechtvaardige veroordeeling van haar nicht, en bereidt zich voor op de scherpe en toornige verwyten, waarmede deze haar zal overladen en waarna zy haar voor altU4 uit haar gezicht zal verbannen. Maar plotseling voelt zy, dat twee zachte armen zich om haar hals leggen en dat Florence, in traeen uitbarstend, het hoofd op haar schouder legt. „O, Dora, hoe kondet gy dat doen?" is alles wat zy zeggen kan. Nooit, noch nu, noch later, komt er een ander woord van verwyt of minachting over haar lippen, en Dor»», die nu gevoelt, dat haar vergiffenis is geschonken en zy hopen kan de vriendschap van haar nicht weer terug te zullen winneD, neemt zich ernstig voor in do toekomst alle onwaarheid en bedrog te vermyden, die haar niets dan verdriet bezorgd hebben. Sir Adriaan neemt, van het uur af, waarin zyn vurigste hoop vervuld is gewordoD, snel naar lichaam en geest in beterschap toe, en kort daarna heeft een dubbel huwelijksfeest plaats, waarby de lieve Ethel Vflhera mrs. Ringwood en de schoone Florence Udy Dyne- court wordt. Een winter, ia het buitenland met zyn be kooriyke jonge vrouw doorgebracht, herstelt sir Adriaan weer geheel in zyn vroegere kiachtige gezondheid, en wanDeer de lento io het land komt met zyn groen en bloemen, keeren zy naar het kasteel terug, met het voornemen daar te blyven tot do aanstaande „season" hun tegenwoordigheid in de stad verlangt. Ea au is opnieuw byna hetzelfde gezelschap op Dyaecourt verzameld als een jaar vroeger. De oude lady Fitz Almont en lady Gertrude zyn ook weer verschenen, ea eveneens kapi tein en mrs. Ringwood, en dezen z#n welde vroolyksten onder do vrooiyken. Ook Dora Talbot behoort onder de gasten; z|j is echter stiller en bescheidener, zoowel in haar voor komen als in haar woorden, dan vroeger en deze veranderiog strekt zoozeer tot haar voor doe', dat de lyst harer aanbidders grooter is dan in de oude tyden. Het is een heeriyke, balsamieke dag io April. De zon schynt warm buiten en drink' gretig d9 zachte regenbui op, die een hall uur geleden gevallen is. De gasten, die met hun gastheer en gastvrouw langen tyd in heb park gewandeld hobbeii, besluiten nu weer naar huis te gaan. ,Het is juist op zulk een dag geweest als deze, o'scboun het toen herfst was, dat w|) het eerst sir Adriaón misten," zegt eon van hen op een half vertrouwolyken toon tegen een ander, maar toch niet zoo zacht, dat de baronet bet niet hooren kan. „Ja," zegt hy daarop, „en het was juist daarginds," hy wyst met zyn hand naar een heesterboacbje, dicht by de voordeur „aat ik van myn ongelukkigen neef scheidde." Lady Dynecourt kan bu deze toespeling niet laten te huiveren on drukt zich dicht tegen haar echtgenoot aan. „Het was zulk een wonderbare geschie denis," merkt een achoono jonge dame op, die den vorigen herfst niet op bot kasteel had gelogeerd, tjen bet trourspel, dat zulk een gelukkig einde had genomoD, voorviel; „het geleek wel op oen legende of een roman uit de middeleeuwen. Hoe gelukkig, dat onze lieve gastvrouw op den inval kwam, hem in dieu ouden toren te zoeken l Ik moet bo;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1