N*. 11682
Donderdag 21 Maart,
A0. 1898
<§eze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommcr bestaat uit TWEE
Diaden.
Lcrste Blad.
Leiden, 23 Maart.
3?* 0TJLlll©t<033..
Een strenge vergelding.
PRIJS DEZER COUBAWTl
Voor Leiden per 3 maanden, 1.1&
ÏYanco per post1.40.
Afkonderiyke Noramers 0.05.
yP7.TR TTPfP AnVMU'l'HWVl fliKT?
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J, Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor bot incasseer en buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
ODlciecl© Konnisgovingeu.
HerbaEingsonderwys.
Burgemeester en Wothoudere van Leiden;
06zien art. 3 der Verordening van den 12den Januari
1882, tot regeling van het HerhaliDgeobderwya in de
gemeente Leiden (Gemeenteblad No. 11);
BreDgen ter kennis van belanghebbenden, dat do
inschrijving van leerlingen voor bet H o r b a li n g «-
onderwijs zal plaata hebben van den 2 leton tot
en met den QSaten Maart a. a., voor meisjes in het
■cboolloyaal in de Van-der-Werf-atraat, voor jongens
in dat aan de Eorte Mare, telken dage dea namiddags
van zeven tot acht nren.
Tot het herhalingeonderwija kunnen worden toe
gelaten
1°. de leerlingen van de scholen der Sde en 4de
klaeae, die verkregen hebben het getuigschrift, bedoeld
bij art. 18 3 der Verordoniug van 25 Jauuari
1894 (Gomeentoblad No. 5 van 1894);
2°. zij, die bij een af te leggen examen blijken
geven aan de daarvoor gestelde voreiachten to kunnen
voldoen.
Burgemeester en Wothondera voornoemd,
Leidon, F. WAS, Burgemeester,
li Mrt. 1898, M. O. DEKBUYZEN, Wethr. lo.-Socr.
Do Stads-sreneeskundige en de
Gemeenteraad.
Op bet antwoord van mr. H. Vos, voor
komend o in het Leidsch Dagblad van 22 Maart
11., ben ik een wederwoord schuldig.
Ware ik overtuigd van ongelijk, ik zou bet
eerlek bekennen. Door een man als mr. Vos
overtüigd te zijn, is geeu schande, het te
erkenaen, plicht.
Maar ik ben niet overtuigd.
Vergis lk mij niet zéér sterk, dan is het
gebetle betoog van mr.*-V
in deze p e t i t i o p r i n fRrp'
genecshesreo z£n vor-pl
commissie tot onderzot
wez-n woningen zi tiirg^i
zy Ca.rtoe verplicht zijn." - Q. E. D.l
Imzmra, de vraag was juisl: waarom
zfin zjj daartoe verplicht? Om hun
instructie? N<.enf - En dit schijnt mr. V.
volko nen met mij eens te zijn. Dat is reods
veel gewonnen!
Wordt cis verplichting hun dan opgelegd
door de wociog verord-.ning z jlve?
Ook liet! was mijn meening.
Ze r zeker 1 zegt mr, Vo6, die ver
plichting volgt uit artikel 1 di r verordening.
Laat ik aat artikel nog eens in zijn geheel
mededeel-a. Htfc luidt aidus:
„Z«,odr.a de bewoniug van een getouw door
„Buig. en Wettas. vermoed wordt, nadeolig
„ta zyn 1 oor de openbare gezondhiiJ, wordt
„door hen een onderzoek dirnaangaando opge
dragen aan eon commissie, bestaande uit den
„«©meenta-trcbitect, de rooimeesters on drie
„st.i&sgeneesheeren, door Burg. en Wetbs.
„ai^te wijzen."
Myn redenotring was nu, kort saamgevat,
deze
Aan vin legt dit artikel een verplich tin g
op? Aan de stadsgeneesheeren Immer6
neen I Een verplichting wordt hier opgelegd
alléén aan Burgemeester en Wet
houders.
Hun wordt gelast, om, ter verzekering
van den goeden gang van zaken en tot waar
borg voor de rechten der betrokken personen,
een commissie tot onderzoek samen te stellen,
aan welke commissie dan door hen worat
opgedragen een onderzoek naar de be
doelde woning in te steil n, en proces-verbaal
daaromtrent in te oieneo. De kring van per
sonen, waaruit deze commissie moet worden
samengesteld, is beperkt. Andere, dan de in
dit artikel genoemde personen kunnen er
geen zitting in nemen. Uitdrukkelijk wordt
gezegd, dót die commissie mott wordtn
samengesteld uit „den gemeente-architect, de
rooimeesters en drie t a d s-g e n e e s-
heoren, door Burg. en Weths. aan te
w ij i e n."
Indien er eens gestaan had„en drie g e-
neesheer en, door Burg. en Weths. aan
te wijzen," zou er iemand aan denken, dat
door die paar woorden i.u aan alle genees-
heertn van Leiden do verplichting werd
opgeiegd, om, bjj de eerste aanwijzing door
B. en Ws., maar aanstonos bereid te zyn in
zulk e6n commissie zitting te nemen? M^ar,
zoo vraag ik, waarom wordt dan wèl, door
precies de zelfde w o o r d e die ver
plichting opgelegd aan de stads gonees-
heeren? Die verplichting kan voor
hen alléén bestaan, i dien zy staat uitgedrukt
in hunne instructie of anders uitdrukke
lijk in deze woniog-veiordeüing. Maar noch
het een, noch htfc ander is het geval, gtlljk
wy zagen.
Conclusie: in artikel 1 van de woj ing-
verordenlng wordt wèl een verplichting
opgelegd aan Burg. en Weths., om drie der
stadsgeneesheeren aan te wyzen, als er
een dusdanige co emissie v^n ondcrzo?k noodig
mocht zyn, maar geen verplichting
wor t er in opgelegd ?an die stadsgenees
heeren, om steeds t p de eerste aanwyzing
van B. en Ws. zitting to nomen in die
commissie Ware dit het geval, d. n zou een
zalfde verplichting gel ien voor do raads
lede n, die gekozen worden ia de latere com
missie van onderzoek (be-foeli in art. 7). Ea
dit dit zoo is, zal wel niemand beweren, en
zeker mr. Voa niet!
Maar, zegt mr. V., de stadsgeneesheeren
zyn ambtenaren, en „de gemeenteraad beschikt
over de door hem aangestelde ambtenaren
voor dio diensten, die by van hen krachtens
h u n a m b t in bet ge ui otnte belang meent
te mo ten vorderen."
Dit is volkomen juist, als men maar let
op de woorden krachtens hun ambt". Maar
ce vraag is juist: wat is hun ambt? En
dit bl^kt uit hunne instruct! óf uit een andere,
uitdrukkeiyk aan hen plichten-rooi-
schrijvende, verordening. Indien dit niet
zoo was, waartoe werd daa art. 18 in de
instructie opgenomen? Het zou totaal over
bodig zynl
Wanneer in oen gemeente-verordening de
bepaling zou voorkomen, dat in een commiss e
tot onderzoek van de bliksemafleiders by v., door
B. en W8. drie gemeente-geneesheeren moesten
worden aangewezen, zouden de laatsten dan
niet het volste recht hebben, om te weigeren?
Zouden zy niet volkomen juist antwoorden:
„dat is ons ambt niet? Artikel 18 onzer in
structie zegt alleendat wy zooveel mogeiyk
moeten medewerken tot de uitvoering van
alle verordeningen betreffende den Genees
kundigen dienst! en daartoe lehoortniet
het onderzoeken van bliksemafleiders."
Welnu, overtuigend hoop ik in myn vorig
artikel te hebben aangetoond, dat daartoe
evenmin behoort: het onderzoeken van voor
de openbare gezondheid 6chadeiyke wonin
gen. Dat behoort tot de hygiène, en niet tot
wat men in 1854 verstond onder geneeskunde,
in tegenstelling van heel kunde.
Neen, repliceert mr. Vos, niet hun instructie,
maar do gemeenteraad, in art. 1 der woLing-
verordenlng, „legt hun krachtens hun
ambt de taak op, zitting te nemen in een
commissie, waaraan Burg. en Weths. zullen
opdragen een onoerzoek in te stellen
naar gebouwen, en wèl zóó, dat niet alle
gemeente-geneesheeren daarvan deel zullen
uitmaken, maar slechts drie, welke Burg. en
Weths. zullen aanwyzen."
Niet nakoming van die verplichting is
verzuim van ambtsplicht en leidt tot ontslag."
Ik wil; vragen: is dit iets anders dan een
petitio principii? Zeker, 't is alles waar
indien óio verplichting hun by deze verordening
werd opgelegd. Maar dit moest juist bewezen
woraen
Men zegt misschienmaar art. 1 voor
onderstelt toch die verplichting. Zeer
juist. Maar dat is geheel iets anders, dan dat
zy cie veiplLhting zou opleggeü. En
alleen dit laatste ontken ik.
Doch als die vero.denihg de bedoelde ver
plich t i n gslechts vooronderstelt,
dan blijkt daaruit juistoverduideiyk, dat zy haar
niet op 1 eg t. En bier schuilt de fout. In plaats
van een nïet-bestaande verplichting te voor
onderstellen, hal men in 1894 die ver
plichting uit rukkeiyk moeten opleggen,
öf art. 18 der instructie wyzigen, ruimer
maken. Men liet dit na, dus bestaat zy
niet Het Gemeentebestuur van Leiden heeft
dit zéér goed ing zhn, toen het een veel
ruimer bepaling opnam ia de Instructies voor
de Buuit Commissarissen (6 Dec. 1888) en voor
den Inspecteur der Voe- en Vloeschkeuring
(25 Sept. 1893).
Ik biyf derhalve by myn reeds uitgesproken
meening
Daar de beweerde verplichting voor de
Stadsgeneesheeren niet voortvloeit uit art.
18 hunner iustructio, en evenmin uit art. 1
der Woning verordening, moet men besluiten:
dat die verplichting niet bestaat,
dat derhalvo de gewraakte toestand van onder
geschiktheid aan het Gemeentebestuur (be
houdens wat betreft do armenpraktyk) even
min aanwezig is, ergodat er geen
bezwaar bestaat tegen de toelating
van Dr. Den Houtor tot lid van
Leidens Gemeenteraad.
Mr. P. J. M. Aalbbbse.
Leiden, 22 Maart 1898.
Aan den Raad der gemeente Leiden is
hedenmorgen het volgend adres ingediend:
Geeft te kennen:
De Leidsche Bestuurdersbond, samengesteld
uit de voigende vereenigiDgen:
Afd. Leiden Alg. Ned. Timmerliedenbond,
Timmerlieden- en Modelmakersvereeniging,
Bikkersgezellenbond „Verbetering zjj ons stre
ven", Bakkers vereen iging „De VriendBchap",
Meubelmakersvereeniging „Welvaart zy ons
doel", Afd. Leiden Alg. Ned. Werkliedenver
bond, afd. Leiden Intern. Sigaren- en Tabak-
bewerkersbond, afd. Leiden Socialistenbond
kennis genomen hebbende in zjjne verga
dering van 14 Maart 1898, van het door den
gemeenteraad voor kennisgeving aannemen
der adressen van de gezameniyko Timmer-
liedenvereenigingen, de afd. Leiden van den
Alg. Nederl. Typografenbond en de afiL Leiden
van het Alg. Nederl. Werkliedenverbond, in
houdende het verzoek om in bestekken der
gemeente op te nemen bepalingen omtrent
loon en arbbidsuur;
overwegende
dat het bestendigen van een bandelooze
concurrentie noodwendig moet leiden tot na
deel en verarming der arbeidende klasse, zoo
dat ook nu wederom blykt, dat men het den
werkman liever gemakkeiyker maakt om tot
armenbedeeling te komen, dan tot een bo-
hooriyke vergoeding van zyn arbeid;
dat het maken van dergelyke bepalingen
voor alle takken van nyvtrheid een dringende
eisch ia, om de werklieden te beschermen
tegin uitbuitery;
dat in de Raadsvergadering van 3 Mei 1895
geen enkel argument is aangevoerd, bewjfzende
dat dergelyke bepalingen in het nadeel der
gemeente of dat eer arbeiders zou xjjo,
integendeel, dat sommige der toenmalige af-
stemmers zich tegen verklaarden zonder hun
stem behoorlijk te motiveeren, waarvoor alleen
grond mott gezocht worden in onwetendheid
of het zich doodloopend conservatisme;
spreekt scherp zyn afkeuring uit over het
op dergelyke wyze afmaken van debovenge-
noeince verzoeken, waardoor de ontevreden
heid moedwillig wordt aangewakkerd;
besluit
alle arbeiders, onverschillig van welke gods
dienstige richting ook, aan te sporen zich
sterker te organiseeren, tot doorvoering van
hun eischen, alsmede by volgende perio
dieke verkiezingen voor den Gemeenteraad
niemand van do afmakers dier adressen te
stemmen.
De vaetge&telde kiezerslyst dezer ge
meente bevat 4507 namen.
Het vorigs jaar bevatte de kiezerslijst 4520
namen, dus 13 minder.
Tot de philanthropische instellingen in
de residentie, welke in de laatste dagen de
eer genieten van een Yorsteiyk bezook, be
hoorde hedenochtend do AlgemeeneHaagsche
Polikliniek, die den 15den Maart jl. een jaar
geleden werd overgeplaatst van de Raam
straat naar de ruime behuizing aan de Prinsen
gracht.
Hedenochtend te halfelf bracht Hare M jos-
teit de Koningin-Regentes, vergezeld van ecne
Hofdame, Haar eerste bezoek in di 3 inrichting.
Ontvangen en rondgeleid aoor de heeren
doctoren Baudot, voorzitter, en Snoock Heuke-
mans, secretaris, bezichtigde de Regentes alle
zes afdeelingen der polikliniek. De aan de
inrichting verbonden geneesheeren, benevens
do dames ziekenverpleegsters, welke laatsten
de oranjekleur op de borst droegen, waren in
de zalen aanwezig, terwijl zich in de Wdcht
kamers nog enkelen der patiënten uit de
volksklasse bevonden.
Hare Majesteit deed zich door de genees-
heeren veel inlichtingen verstrekken.
Ter voorziening in de vacature van een
lid der Prov. Staten in 't kiesdistrict 's-Graven-
hage, ontstaan door het ovcriyden van den
heer Sluiter, hebben Gedep. Staten bepaald
de candidaatstelling op Dinsdag 19 April;
stemming op Dinsdag 26 April; en de her
stemming (zoo noodig) op Dinsdag 3 Mei.
Da stemming voor de Staten valt samen met
de eventueele herstemming voor den Gemeen
teraad.
Dsn lsten April a. 8. zal het veertig
jaar geleden zyn, dat de heer J. Postma, hoofd
der school van de „Marthasticbting", te Alfen
aan den Ryn, als onderwyzer by het Christe
lijk Onderwys in betrekking trad.
Te Epe overleed In den loefty i van ruim
68 jaren de heer L. Scholten, lid der Proviü-
ciale Staten van Gelderland en wethouder
van genoemde gomeonte.
By den uitgever H. D. Tjeeuk Willink,
te Haarlem, is thans verschenen de brief
wisseling tus8Chen dr. A. Kuyper en Charles
Boi88evain (overgedrukt uit het „Handelsblad").
Tot deze uitgaaf werd besloten om hvt pu liek
rocht te doen spreken ia he: geschil, dat tus-
schen beiden rees in zake do appreciatie van
het in 1886 gebeurde met de Nieuwe Kerk
te Amsterdam.
In de gistereu gehouden vergadering van
het Dordtsche Tramweg Comité werd tot ont
binding besloten, met lut oog op den aanleg
van de lynen Zwyn irvebt MudelJyk en
StriJen Blaakscbedyk door ce Rotterdamsche
Tramwegmaatschappy, ia verbaai met de
mededeeling van den minister v. n waterstaat,
dat de ei 4e andere door hot comitó ontwor
pen vc-rbindiagen, te weten: Zwyndrecht—
Rotterdam on Ridderkerk - Alblaaserdam, naar
het gevoelen van Gedeputeerde Staten niet
voor de toekenning van een renteloos voor
schot in aanmerking kunnen komen.
Mer 't gisteren te Ro ttrdam aangekomen
stoomschip „Sme;oe" van de Rotterdamsche
Lloyd r patriè-rrdon 29 militair,n, onder bevel
van den sergeant dtr infanterie G. J. J
Maeasen. Van Sit detachement maakten deel
uit de sergeanton oer infanterie C. A. TQrpitx
en E. F. Sandman, beiden Ridder der Militaire
Willemsorde.
Sergeant Türpitz, die behoorde tot het zoo
vaak met eere genoemde kranige corps mare
chaussees, verwierf het ridderkruis in den
nacht van don 28/29 Juni 1896, toen de mare
chaussees de vijandelijke beating Anak Galoong
overvielen en zooveel Atjeher3 in h.t zand
Slot
Geheel niet bemerkende, dat er zich nog
andore personen in de kamer bevinden,
behalve zy zelve, komen zy naderbij, totdat
zy, by toeval hun eogen oph Uond, zi-.n, dat
hun gastheer ©n miss Dolmaine hen met
verbaasde en tevens geamuseerde blikken
beschouwen. Oogenkllkkoiyk scheiden zy van
elkander.
"*ü©t ia ik wil zeggen gy ziet wel
EtM, wilt gy het hua uitloggen?" stamelt
kapiteia Ringwood gebed veilegen.
deze woorden beginnen sir Adriaan en
Florence beiden zóó harteiyk en vrooiyk to
lachen, dat alle verlegenheid ophoudt en Ethel
en Rir.gwood, niet de vroolykheid, cio ten
hu men koste is opgewekt, iastemmend, zich
gereedmaken een volkomen uitleg te geven.
„My dunkt," zegt Ethel daarop, terwyi zy
Florence en hun gastheer een poos onder
zoekend aanziet, „dat gy beiden evenveel
reden hebt u schuldig te gevoelen ais wy.
Vindt gy dat ook niet, George?'
„Zy 8chynen in allen gevalle zich byua
even gelukkig te gevoelen," stemt Ring wood
os ci.>, nadat by verteld heeft, dat Ethel
Villi rs even t9 voren zyn aanzoek heeft
aaogenomen, om 's leven lief en leed met
elkander te deelen, weer in zyn gewone
opgewekte stemming is gekomen.
„Byaa? Gy moogt gerust zeggen geheel,"
zegt Adriaau lachen J. „Florence, mij dunkt,
uu wy hun geheim ontdekt hebben, zal het
niet meer daa beleefd zyn hun ook het onze
mede te deelen."
Florence bloost en ziet eanigszins verlegen
naar Eth l.
„Ik ken het," roept de jonge dame, ia de
handen klappend, uit. „Gy wilt met s.r
Adiitaü huwen, Florence, en ty wil u tot
vrouw nemsn!"
Hiero er mostsn zy allm lachen.
„Wel, een van deze oplossingen zou mooRyk
kunnen plaats hebben zonder de and>r,"
meikt Riogwood glimlachend op, „dus kunt
ge de tweede vc-ilig volhouden. Wanneer zy
geiyk heeft, eude jongen," zich tot fir
Adriaan richtend „wonsch ik u van ganscher
harte geluk."
„Ja, zy heelt volkomen geiyk," antwoordt
air AdriaaB, terwfcl by Florence met osn blik
vol teedere liefde aanziet. „Wat jou ik intt
het leven aanvangen, dat zy my terugge
schonken ho.fi, wanneer ik het niet aan haar
dienst wydée?'
„Zooals gy ziet, wil by my alleen uit
dankbaarheid trouweu," zegt Florence, schal ts
lachend, doch groot© tranen van vreugde en
geluk parolen da&rby in haar oogen.
KIL
Nadat het bepaalde uur verloopen is, be
geeft Florence zich naar Dora's kamer, waar
zy de mooie, kleine weduwe in tranen smel
tend aantreft. Dora is inderdaad geheel ter
neer geslagen en beschaamd. Het zien van
Florence schynt haar verdriet nog te ver-
grooten, en nu haar nicht den arm om haar
heen lege en haar poogt te trojstöD, beant
woordt zy deze liefkoozing slechts door zich
voer haar op de knieön te werpen en haar
om vergeving te smeeken.
En nu komt de geheele waarheid aan het
licht. Al de kleine, lig© intriges, al de wroode
leugens, de zorgvuldig bedachte toespelingen,
al de valsche berichten worden nu bekend
ea vojr do verschrikte oogen van Florenca
blootgelegd.
DorVs bekentenis is volkomen io elk
opzicht. Ir geen enkel punt zoekt zy zichzelvo
te verontschuldigen of haar eigen deel in
het bodrog, dat jegens het onschuldig© meisje
gepleegd is, te verkleinen, dat haar nu met
verbaasde en diep bedroefde blikken, doch
zw^gend, aanziet.
Nu het treurig verhaal ten einde ie, en
Dora, opstaande, haar voornemen mededeelt
om Engeland voor altyd te verlaten, staat
miss Delcoaine alsof zy versteend i3, en zegt
geen enkel wco d van verwyt noch van
veroorde?ling. Dora, die hevig sr.ikt, begeeft
zich na«:r de deur, maar terwyl zy haar
hand oplicht om die te openen, is de druk,
die op Florence's gevoelig hart ligt, plotseling
verdweneD, en veizo^kt zy haar met zacht
gestamelde woorden te blyven.
Dora biyit met neergeslagen oogon stil
wachten op de rechtvaardige veroordeeling
van haar nicht, en bereidt zich voor op de
scherpe en toornige verwyten, waarmede deze
haar zal overladen en waarna zy haar voor
altU4 uit haar gezicht zal verbannen. Maar
plotseling voelt zy, dat twee zachte armen
zich om haar hals leggen en dat Florence,
in traeen uitbarstend, het hoofd op haar
schouder legt.
„O, Dora, hoe kondet gy dat doen?" is
alles wat zy zeggen kan. Nooit, noch nu,
noch later, komt er een ander woord van
verwyt of minachting over haar lippen, en
Dor»», die nu gevoelt, dat haar vergiffenis is
geschonken en zy hopen kan de vriendschap
van haar nicht weer terug te zullen winneD,
neemt zich ernstig voor in do toekomst alle
onwaarheid en bedrog te vermyden, die haar
niets dan verdriet bezorgd hebben.
Sir Adriaan neemt, van het uur af, waarin
zyn vurigste hoop vervuld is gewordoD, snel
naar lichaam en geest in beterschap toe, en
kort daarna heeft een dubbel huwelijksfeest
plaats, waarby de lieve Ethel Vflhera mrs.
Ringwood en de schoone Florence Udy Dyne-
court wordt.
Een winter, ia het buitenland met zyn be
kooriyke jonge vrouw doorgebracht, herstelt
sir Adriaan weer geheel in zyn vroegere
kiachtige gezondheid, en wanDeer de lento io
het land komt met zyn groen en bloemen,
keeren zy naar het kasteel terug, met het
voornemen daar te blyven tot do aanstaande
„season" hun tegenwoordigheid in de stad
verlangt.
Ea au is opnieuw byna hetzelfde gezelschap
op Dyaecourt verzameld als een jaar vroeger.
De oude lady Fitz Almont en lady Gertrude
zyn ook weer verschenen, ea eveneens kapi
tein en mrs. Ringwood, en dezen z#n welde
vroolyksten onder do vrooiyken. Ook Dora
Talbot behoort onder de gasten; z|j is echter
stiller en bescheidener, zoowel in haar voor
komen als in haar woorden, dan vroeger en
deze veranderiog strekt zoozeer tot haar voor
doe', dat de lyst harer aanbidders grooter is
dan in de oude tyden.
Het is een heeriyke, balsamieke dag io
April. De zon schynt warm buiten en drink'
gretig d9 zachte regenbui op, die een hall
uur geleden gevallen is. De gasten, die met
hun gastheer en gastvrouw langen tyd in heb
park gewandeld hobbeii, besluiten nu weer
naar huis te gaan.
,Het is juist op zulk een dag geweest als
deze, o'scboun het toen herfst was, dat w|)
het eerst sir Adriaón misten," zegt eon van
hen op een half vertrouwolyken toon tegen
een ander, maar toch niet zoo zacht, dat de
baronet bet niet hooren kan.
„Ja," zegt hy daarop, „en het was juist
daarginds," hy wyst met zyn hand naar
een heesterboacbje, dicht by de voordeur
„aat ik van myn ongelukkigen neef
scheidde."
Lady Dynecourt kan bu deze toespeling niet
laten te huiveren on drukt zich dicht tegen
haar echtgenoot aan.
„Het was zulk een wonderbare geschie
denis," merkt een achoono jonge dame op,
die den vorigen herfst niet op bot kasteel
had gelogeerd, tjen bet trourspel, dat zulk
een gelukkig einde had genomoD, voorviel;
„het geleek wel op oen legende of een roman
uit de middeleeuwen. Hoe gelukkig, dat onze
lieve gastvrouw op den inval kwam, hem
in dieu ouden toren te zoeken l Ik moet bo;