UK 11679
Maandag 21 Maart.
A0. 1898
$228 {Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (gpn- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 19 Maart.
Een strenge vergelding.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAJiT:
Voor Lolden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per poBt1.40.
Afzonderlijke Nommers0 05.
PRIJS DER ADTERTENTIEH:
Van 1-6 regïis f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. - Orootoro
letters naar plaatsruimte. Voor bet incaseeeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Vierde Blad.
Olliciëcle Keuuïsgoylngon.
KENNISGEVING.
NATJOtfALE J1ILITIE.
OPROEPING TOT JDEN WERKELIJKEN DIENST.
Do milicien-verlof^srgor ABRAHAM JAN VAN
BAKER'JEM, lotoling van do lichting van 1S96, onder
No. 63, nit do gemeente Mid^c burg, behoorende tot
het 2de b&UljOD, 3de regiment Infanterie, wordt by
dezo opgeroepen om op Maandag don 4den April
aanstaande, dea namiddane Tóór vier nron, in uniform
gekleed on voorzien ran ztfu verlofpaa en zakboekje,
alsmede van al do doo: hem bij zjjn vertrek met
groo. verlof medegenomen voorwerpen \an kleeding
on uitmeting, bij z^ia corps, in garnizoen te Middel
bar/, tegenwoordig te zjjD, ton einde tot den werke-
lijken dienat over ta gaan en gedurende don tijd van
éóuo maand in werkelijken dienst lo worden
geboudoD.
Do oproepiDg goechiedt wegens overtreding van
art. 133 der Militiewet, wordende de bodoeldo ver
lofganger er tovoDS met nadrnk op gewezen, dat
dtza openbare kennisgeviog rechtens volioondo is on
hem derhalve, by tiet-opkomst onder de wapenen,
in verznim stelt.
Leiden, De Burgemeester der gomeento Leiden,
18 Maart 1888. F. WAS.
De Stads-goneeskundige en do
Gemeenteraad.
Het zy m\j vergund, om mar aanleiding
van het Rapport van de Commissie uit den
Raad, belast met het onderzoek der geloofs
brieven van Dr. Th. G. Den Houter (Iüge-
komen Stukken No. 51), en het artikel van
Mr. H. Vos, in het Leidsch Dagblad van 18
Maart 1.1. (1ste Blad), een enkele opmer
king te maken.
Er worden twee bezwaren gemaakt tegen
de toelating van Dr. Den Houter.
Vooreerst: Dat de stads-geneesheeren beur
telings de zittingen moeten bijwonen van de
Commissie tot onderzoek van personen, die
zich ongeschikt verklaren voor den Schutter
lijken dienst.
Zoowel de Commissie uit den Raad als
Mr. H. Vos achten dit bezwaar zij het
dan ook om verschillende redenen onge
grond. "Wjj kunnen het dus verder laten rusten.
Het andere bezwaar is dit: De Commissie
uit den Raad wijst er op, dat drie der stads-
geneesheeren door Burgemeester en Wet
houders kunnen worden aaDgewozen om met
enkele anderegemeente ambtenaren,zoo noodig,
een onderzoek in te stellen omtrent de on
bewoonbaarheid van getouwen, en proces
verbaal daaromtrent lu te dienen (zie artt. 1
en 2 der Verordening van 5 April 1894).
Toch meent de Commiesio, dat Dr. Den
Houter kan worden toegelaten, omdat het
laatste lid van artikel 23 Gemeentewet ruim
moet worden uitgelegd.
Mr. V03 bestrijdt deze meening.
Nu geloof ik, dat dezo geheele strijd over
de uitlegging van do Gemeentewet had kunnen
voorkomen worden, wanneer men zich vóór
alios had gesteld dezo zeer voor-de hand
liggende vraag: Zijn de stads-geneesheeren
verplicht, om die benoeming tot lid d6r be
doelde commissie van enquête aan te
n e m o n?
Deze vraag beheerscht m. i. do goheelo
materie. Immers, het is duidelijk: alléén
wanneer die verplichting bestaat, kan
er sprake zijn van een al of Diet te wraken
toestand van ondergeschiktheid
van den stads-geneesheer aan het gemeente
bestuur. Eerst dèn kan er quaestie rijzen over
de uitlegging van art. 23 der Gemeentewet.
Nu schijnen zoowel de Commissie uit
den Raad als Mr. ET. Vos op de bovengestelde
vraag een b9vestigend antwoord als van-zelf
sprekende te beschouwen.
Is de schijn bier werkelijkheid, dan komt m\j
(s a 1 v a r o v e r e n t i a)die beschouwing
voor te z(Jn beslist on juist. Ziehier waarom.
Het bedoelde artikel 1 van de Verordening
van 5 April 1894 luidt aldus:
Zoodra de bewoning van een gebouw door
„Burg. en Wetbs. vermoed wordt, nadeelig te
„zijn voor de openbare gezondheid, wordt
„door hen een onderzoak dienaangaande op
gedragen aan eene commissie, bestaande uit
„den gemeente-architect, de Rooimeesters en
„drie S t a d s g en e e s h e e r en door
„Burg. en Wethe. aan te wijzen."
Ik vraag: Aan wien legt dit artikel nu een
verplichting op? Aan de stadsge-
neesheeren? Immer8 neen 1 Een ver
plichting wordt hier a 11 n opgelegd
aan Burgemeester en Wethou
ders.
Hun wordt gelast, om ter verzekering
van den goeden gang van zaken en tot waar
borg voor de rechten der betrokken personen,
een commissie van onderzoek te b6noemeD}
terwijl tevons wordt aangewezen do kring
van personen, waaruit de te benoemen per
sonen moeten worden gekozen: andere,
dan de in dit artikel genoemde, personen
mogen niet worden benoemd.
Het is dus duidelijk: Uit het aangehaald
artikel volgt wèl de verplichting van
Burg. en Weths. om uit de gezamenlijke
sfcadsgenoesheeren er drie te benoemen,
om in de enquête commissie zitting te ne
men, maar niet de verplichting
van de door Burg. en Weths. benoemde doc-
toreD, om die benoeming steeds aan
te nemen.
Nog duidelijker wordt dit, wanneer men
artikel 7 van deze zelfde verordening inziet.
Daarin wordt wederom gesproken van een
Commissie van onderzoek, door den Raad uit
zijn midden te kiozen. Maar wie zou hieruit
nu de verplichting willen distilleeren voor de
Raadsleden om zich deze benoeming tteeds
to laten welgevallen?
Ten overvloede kan men hierbij nog verge
lijken artikel 19 van de Verordening van 8
November 1894, op da Vleeschkeuring, enz.
Het laatste lid van dat artikel luidt:
„Do herkeuringen geschieden door eene
„daartoe door Burg. en Weths. te benoemen
„Commissie, bestaande uit drie beêedigde des
kundigen".
Wie zal nu hieruit deze conclusie trekken
dus zijn in Leiden allo vleesch- en vee
deskundigen verplicht, om zulk een be
noeming aan te nemen, al komt bet hun cok
nog zoo ongelegen?
Ik kom derhalve tot déze slotsom:
Artikel 1 van genoemde Woning-verordening
legt alléén een verplichting op aan
Burgemeester en Wethouders om
te benoemen, en niet aan do stadsge-
neesheeren, om de benoeming aan to
nemen.
Dus hebben de stadsgenoesheeren deze
verplichting niet, tenzij misschien
hunne instructie hen tot het aannemen
van een dergelijke beno9ining noodzaakte.
En dit is niet bet geval, en wordt dan
ook nóch in het Rapport van de Raadscom
missie, nóch door Mr. Vos beweerd4).
Misschien echter meent deze of gene, die
de bedoelde instructie (19 Sept. 1854, Gem.-
bl. 4) wat oppervlakkig leest, dat art. 18,
[omdat daarbij do stadsgenoesheeren verplicht
worden, om zooveel mogelijk mode te werken
tot de uitvoering van alle verordeningen be
treffende den Geneeskundigen dienst],
hun nu ook de verplichting heeft opge
legd, om de in art. 1 van de bedoelde bouw-
vorordening goboden benoeming aan te nemen.
Hu kan zicbzelven echter gemakkelijk uit
den droom helpen, door zich te herinneren,
dat er uit deazelfden tijd een andere Leid-
sche verordening is, die betrekkiog heeft op
de stadsdoctoren, belast met den heelkun
digen dienst, waarin oen soortgelijke bepaling
voorkomt. Het is dus overduidelijk, dat hier
„geneeskunde" genomen in tegenstelling van
Zielkunde,", slechts in enge betsekenis kan
worden opgevat, en in elk geval nitt zóó
ruim, dat daar de hygiëne onder zou vallen.
En nu zal iedereen wel toegeven, dat htt
onderzoeken van mogelijk voor de openbare
gezondheid schadelijke woaiogen hoegenaamd
niet valt onder hetgeen men in 1S54 verstond
onder geneeskunde (nl. het geven van
voorschriften aan zieken) in tegenstelling van
heelkunde!
Waar nu nöch art 1 van bedoelde woning-
verordening, nóch art. IS van de instructie
voor de stads-geDeosheeren, aan deze doctoren
de verplichting oplegt, om de benoeming
tot lid van de Commissie tot onderzoek van
woningen steeds aan te nemen, kunnen wij
veilig besluiten: dat die verplichting niet
bestaat.
Waaruit volgt, dat het óónige, op 't eorste
gezicht nogal sterke, bezwaar, dat zou kunnen
worden geopperd tegen do toelating van Dr.
Den Houter tot lid van den Leidschen Gemeen
teraad, bij nader inzi:-n blijkt te bestaan....
in de verbeelding.
Mb. P. J. M. Aalberse.
Leiden, 18 Maart 1898.
Den 24sten a. s. wordt het Siameesch
gezantschap aan ons Hof in Den Haag ver
wacht.
De minister van financiën heeft bij de
Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend
tot bekrachtiging eenor nadere uitgifte in
erfpacht aan de gemeente Leiden van duin-
grond onder Katwijk ten behoeve van de drink
waterleiding, en zulks op den voet van de
uitgifte van anderen Staatsgrond, welken de
gemeente reed3 voor het toevoerkanaal en
zijn zijtakken in erfpacht heeft.
Omtrent do voorgenomen reorganisatie
b(j de posteryen en telegraphie deelt de „N.
R. C." mede, dat deze zich zal bepalen tot
de herziening der klassen, waarin de telegraaf
kantoren zijn verdeeld. Elk telegram en telo-
phoonbericht telt thans voor één eenheid. Elk
telephoonbericht vereisebt echter twee be
handelingen, nl. het verzenden en ontvangen
per telephoon en de daarop volgende verzen
ding of ontvangst per telegraaf. Eet voornemen
schynt dan ook te bestaan elk telephoonbe
richt voor twee eenheden te tellen.
Het gevolg van dien maatregel zou dus
zyn dat meer telegraafkantoren in een hoogere
klasse zouden komen en du3 wat de ver-
eenigde post- en telegraafkantoren betreft, ia
verband met het K. B. van Maart 1894, het
aantal kantoren, aan de telegraafambtenaren
toegowezen, zou toenemen.
Het Utr. Stud.-Corps zal zyn 50 jarig
bestaan in d9 week van 23 Mei vieren met
de volgende feestelijkheden:
23 Mei ontvangst van honorair senatoren en
reünistenfeestrede in het groot auditorium,
receptie van den senaat, 's avonds muziek en
vuurwerk in Tivoli.
Dinsdag 24 Mei, potpourri optocht, dioer op
do Studenten Sociëteit, daarna fakkeloptocht.
Woens ag 25 Mei: Ryparty, vuurwerk en
bal in Tivoli.
Ook de H. IJzeren Spoorweg-maatschappij
heeft by de a. s. inhul-Jigingsfeesten in de
gowone treinen vry vervoer op haar ïynen
toegestaan aan do buitenlandsche journalisten,
terwijl de Maatschappy ook bereid is extra
treinen te huoner beschikking to stellen.
Naar do „N. R. C." verneomt, is het
restant der leenïng voor do gemoent9 Rotter
dam ondershands geplaatst a 997/8 pCt.
Do Secretaris van de Synodo van de
NeHerv. Kerk hoaft v^n Mgr. den Aarts
bisschop van Utrecht do modedoeiing ontvangeD,
dat het Nederlandsch Episcopaat op den 31sten
Augustus a. s. een gojadienstoefening zal
voorschreven.
l) Geheel anders dan ook luiden de desbetref
fende artikelen in do instructies voor de Buurt-
Commisearissen (6 Dec. 1888) en voor den Inspec
teur der Vee- en Vleeschkeuring (25 Sept. 1893).
Volgons de „N. R. C." is kapit i(. Knel,
van het 1ste reg. veld-art. te Utrecbt, aan
gewezen om den luit. kol. jhr. Van Reigersberg
Ver&luys als directeur van h9t remonte-depot
op te volgen.
Bodegraven. Donderdag trad de heer dr.
H. Blink, van Amsterdam, alhier op voor de
loden van het Nut, met het onderwerp:
„Ohina". Wie nog niet veel van China en de
Chineszen gehoord of gelezen had, kon hier
zeer vele merkwaardigheden en byzonderheden
ovir dit land en zyn bewoners hooren medo-
deelen en bespreken. De belangstelling van
het publiek was echter niet groot, want het
was niet zeer talrijk.
Dinsdag 22 Maait, te halftien 'svoor-
middags, zal do heer Jac. Bos, bouwman te
Mydrecht, een lozing houden in hotel „Van
Haaften". Onderwerp: Zuivelbereiding. Toe
gang vry.
Da lezing, die de heer mr. H. Smoer.ga
24 dezer in hotel „Van Haaften" zou houden,
is voorloopig uitgesteld.
Haarlemmermeer. Gisteravoni is afge
brand de woning van C. Siebeling aan den
SpieriDgweg by den Spaariiwoudcrweg D 95.
All es is tegen brandschade verzekerd.
Katwyk. In de afgeloopsn week brachten
40 bomschuiten alhier haar vaDgst in afsbg
met een besomming van f 28 tot f 85.
Tarbot bracht op f 0.25 tot f 0.00, kabel
jauw f 1 tot f 1.75, tong f 0.25 tot f 1.10;
schol f 4 tot f8, en scharren f 1.75 tot
f 3.75 par mand.
Door G. Haasnoot, kuiper te Katwijk
aan Zee, is vergunning verzocht tot oprichting
eener kuipery in het perceel, gemeente Katwyk
sectie A No 6126.
Oegstgee^ Gistermiddag omstree'cshalfóóu
bleek er brand te zyn ontstaan in otn blok
huizen, bewoond dojr vier gezinnen, in de
LeidBche Buurt. Door spoedige hulp van eenige
buren en den gemoente- veldwachter Mool-
huysen werd de brand in zjja voortgang
tegengegaan. De schade is gering: een gedeelte
der bedden is verbrand. Da bewoners waren
niet verzekerd.
Ondshoorn. In de op Donderdag j 1. In
het Nutsgebouw gehouden byeenkomst esi
de wenscholykheid te bespreken een her
denking in deze gemeente van do op handen
zynde gewichtige nationale gebourtenis, werd
met meerderheid van stemmen, na uitvoerigo
discussie, besloten alle maniyke meerderjarige
inwoners tot een byeenkomst op nader ts
bepalen datum uit te noodigeD. Bovengenoemd
onderwerp zal dan weder ter tafel worden
gebracht.
Do heeren Bloem, Clant, Kloot en Steon
werden by acclamatie tot leden van het
voorloopig comité benoemd. De heer Clant
bedankte voor de benoeming.
Het Dageiykech Bestuur alhier heeft
adhaesie geschonken aan het adre3 van de
vereeniging „Gemeentebelang" to Alfon, aan
den directeur-generaal der Staatsspoorwegen
om een betere aansluiting en geregelder
treinenloop op het traject Leiden - WoarJin,
hetgesn ongetwyfeld ten goede z.l komen
van het reizend publiek. Mocht deze illusie
nog bjj de ophanden zynde Zomerdienst-
regeling verwezenlykt worden.
üynsburg. Deze week hield de feestcom
missie voor de a. s. ir.huldigingsleesten eon
vergadering in het cafe „de Landbouw". De
achtergrond der zaal was versiord met guir
landes, lampions, wapenschilden, koninklyke
kroon enz., wat da vergadering alreeds een
feestelyk tintje gaf. Er was veel te behandelan
en vele besluiten dienden genomsn te worden.
By de opening drukte de voorzitter don wenech
uit, dat deze besluiten niet allsen de goed
keuring van de commissieleden, maar van byna
allo ingezetenen zouden kunnen wegdragen.
Naar aanleiding van een geopperd plan om
oen gedeelte der feestelykheden to do.-n bestaan
uit een voorstelling van de landing enz. van
U"<e>UL±Xlo1;c>jQ..
25)
„Hoe kunt ge hier zoo kalm zilton lezen,"
zegt Dora driftig, „wanneer wy allen zoo in
aDgst en zorg zyn! Maar ik vergat, met
een betdekenisvollen l.lik dat gij wiat by
zyn dood en wy dit niet do9n."
„Neen, gü verliest er by," antwoordt hy
koel, „ofschoon, alles wèl beschouwd, kan ik
toch niet zeggen, dat gy ooit veel kans zoudt
geMd hebbon, al was dit niet gebeurd."
Hy glimlacht beleedigond, tarwyi by dit zegt.
-Maar zy lot niet op zyn woorden noch op
glimlach. Haar geheele ziel is met een
enkele gedachte vervuld, en ten laatste spreekt
zy die in woorden uit.
„Wat hebt gy roet hem gedaan?" bsrst
zy uit, voor hem staan biy vond, alsof zy hem
dwiDgen wil haar een antwoord op do vraag
te geveD, die haar dagen achtereon gepynigd
heeft.
„Met wien?" vraagt hy kalm. Toch is er
een dreigende uitdrukking in zyn oogen, die
haar moet waarschuwen om verder te gaan.
„Met sir Adriaan met uw mededinger,
met den man, dien g\j haat!" roept zy uit,
terwyl zy naar adem hygt. „Dynecourt, ik
bezwoer uf spreek de waarheid en zeg wat
er van hem geworden is."
„Gy raaskalt," zegt hy bedaard on trekt
zyn wenkbrauwen een weinig op, alsof hy
medelyden heeft mot haar dwazo opgewonden
heid. „Ik beken, dat de man geen vriend van
my was cn dat ik ook blyde ben door deze
buitengewone verdwyüing kans te hebben
om z'yn bezittingen en titel te verkrygen;
maar waariyk, beste kind, ik weet evenmin
wat er van hem gtworden is, als ik ver
onderstel, dat g(j het weet."
„Gy liestl" schreeuwt Dora, die alle zelf-
boheerscbing verloren heeft. „Gy hebt hem
vermoord, om hem uit clen weg to ruimen.
Gy hebt zyn dood op uw geweten!"
Zy wijst met den vinger op hem, als om
hem te veroordeelen, terwyl zy deze woorden
uit, maar toch blijft hy even kalm.
„Men zal u voor krankzinnig aanzien,
wanneer gy u zoo aanstelt," zogt hy met
spettendon lach. „Waar zijn uw bewijzen,
dat ik de koelbloedige schurk ben, waarvoor
g(j my aanziet 7"
„Ik heb er geene," zegt zy op wanbopigen
toon, „ma3r ik zal er myn levensdoel van
maken om my die te verschaffen."
„Gy moet liever uw tyd tot een beter doel
gebruiken," loept hy haar woest toe, en legt
de hand met zooveel kracht op haar arm,
dat er een roode plek op de zachte huid
achterbiyft. „Hoort ge my? Gy moet waan
zinnig zyn, om zoo tegen my uit te varen.
Ik weet niets van Adriaan af, maar ik weet
zeer goed hoe gy u gedragen hebt en hoo
yverzuebtig gy waart op Florence Delmaine.
Iedereon zag hoeveel werk hy van haar
maakte, en let op, wat ik zeg er zyn
voorbeelden genoeg van jaloersche vrouweD,
die den man doodden, dien zy liefhaddon,
liever dan hem in do armen van een andere
te zien."
„Demon!" roept Dora terugwykend uit.
„Wilt ge rny de misdaad ten laste leggen?"
„Waarom niet? My dunkt, d9 gehetle zaak
getuigt vr9eseiyk tegen u. Tot hiertoo heb
ik u gespaard; ik heb my onthouden, om
ook slechts met een enkel woord van htt
f«.it te gewagen, dat gy in den laatsten tyd
erg jaloersch zyt geweest; rnsar uw handel-
wyze nu en de gosbpen manier, waarop ge
my zoekt te beschuldigen, dat ik in dit nood
lottige geheim betrokken ben, doet my berouw
gevoelen over myn inscbikkilykheid. Wees
bytyds gewaarschuwd, houd op my op deze
wyze te vervolgen, of ik zal alles onder
zoekon en u slechte vrouw, die gy zyt
aan de justitie overleveren!"
Hy spreekt met zulk een schyn van waar
heid, van vast geloof in haar schuld, dat
Dora geheel in verwarring komt, zich nog
meer van hem afwendt en haar gelaat met
de handen bedekt. De vrees voor openbaar
making, voor het aan den dag brengen van
haar valsch gedrag, vervult haar met ont
zetting. Ea ook, wat kan zy er bij winnen?
Niets; zy heeft geen bewyzen om dezen man
to overtuigen; alles is slechts een verdenking.
Zy gevoelt mot bitterheid hoe zwak haar
positie is, en hoo onmogoiyk het voor ha&r
zjjn zal, om haar beschuldiging vol te houden.
A, hoe staat ge daar als een schnldig
schepsel l" zegt Dynecourt, haar gebogen en
bevende gestalte beschouwende. „Ik zie nu
duideiyk in, dat dit onderzocht moet worden.
Misdadige vrouw l Wanneer gy iets afweet
van mijn ongelukkigen neef, zult gij boter
doen, dit dadeiyk to bekennen."
„Verrader!" roept Dora uit, haar bleek
gelaat opheffend en hem met afschouw en
wantrouwen aanziende. „Gy triomfeert nu,
omdat ik nog geen bewyzen heb om myn
overtuiging te bevestigenmaar zy aarzelt.
„A, houd uw onbeschaamdheid maar tot
het laatst vol!" zogt Dynecourt minachtend.
„Beleedig mij zoolang ga kunt. Vandaag nog
zal ik de bloedhonden van de wet op u aan
hitsen; weo3 dus op uw hoede!"
„Gy weigert dus om my iets te zeggen?"
vraagt Dora, zonder op zyn woorden on bedrei
gingen te letten. „Zooveel te erger voor ui"
Zy keert zich om en verlaat de kamer;
maar ofschoon haar woorden uitdagend klon
ken, zoo heeft zy toch weinig hoop daaraan
gevolg te kunnen geven.
Nadat de deur tusschen hen gesloten is,
verdwynt de blos van haar gelaat en ziet zij
er zelfs meer vervallen en hopeloos uit dan
voordat zy hem opgezocht hoeft. Zy kan niet
voer zichzelve ontkennen, dat haar poging,
om de waarheid te vernemoD, het doel ge
mist heeft. Hy heeft gespot met haar bedrei
gingen en zy weet, dat zy geen enkel over
tuigend bewys heeft, om haar verdenking te
bevestigen; de stoutheid, waarmede by de
schuld op haar wilde werpeD, heeft haar
verschrikt en ontmoedigd, en ook moet zy
zichzelve bekennen, dat zy niet weet wien
zy om raad zal kunnen vragen.
IX.
Onderwyl vermindert het daglicht en do
schemering valt in. Ook die verdwijnt, en nu
ligt volkomen duisternis over hot kasteel,
welks bewoners Dog steeds in diepe neer
slachtigheid byeen zyn. Nog is er niet heb
minste bericht over sir Adriaan gekomen.
Arthur Dynecourt, dien men reeds met ver-
schuldigdön eerbied ais den naasten erfgenaam
van de baroDio begint to boschouwoD, heeft
in het geheim een wenk aan de oude lady
Fits Almont gegeven, dat hot in dez9 buiten
gewone omstandigheden misschien het best
zal wezen, dat alle gasten het kasteol ver*
laten. Hierover zit de oude lady ernstig na
te denken en ofschoon hot haar erg sptft,
dit gastvrij huis te moeten verlaten, zoo vat
zy toch het voornemen op den volgenden
morgen te vertrekken, vooral op aandringen
van lady Gertrude, wie de aanhoudende
treurige stemming, welke op het vreemd
verdwijnen van hun gastheer gevolgd is, wol
eenigszins begint te vervelen. Dit besluit is
een groote teleurstelling voor Dora en Florence
Delmaine, dis er beiden zeer tegen opzien het -
kasteel te verlaten, terwijl het lot ran den
eigenaar nog onbeslist is. Maar zy zion ook
zeer goei in. dat zy niet als eonigo vrouwe-
ïyke gasten kunnen blyven, wij! zulks tegen
de vormen iou stryden.
Wordl vervolgd.)