UK 11679 Maandag 21 Maart. A0. 1898 $228 {Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (gpn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 19 Maart. Een strenge vergelding. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURAJiT: Voor Lolden per 3 maanden. f 1.10. Franco per poBt1.40. Afzonderlijke Nommers0 05. PRIJS DER ADTERTENTIEH: Van 1-6 regïis f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. - Orootoro letters naar plaatsruimte. Voor bet incaseeeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Vierde Blad. Olliciëcle Keuuïsgoylngon. KENNISGEVING. NATJOtfALE J1ILITIE. OPROEPING TOT JDEN WERKELIJKEN DIENST. Do milicien-verlof^srgor ABRAHAM JAN VAN BAKER'JEM, lotoling van do lichting van 1S96, onder No. 63, nit do gemeente Mid^c burg, behoorende tot het 2de b&UljOD, 3de regiment Infanterie, wordt by dezo opgeroepen om op Maandag don 4den April aanstaande, dea namiddane Tóór vier nron, in uniform gekleed on voorzien ran ztfu verlofpaa en zakboekje, alsmede van al do doo: hem bij zjjn vertrek met groo. verlof medegenomen voorwerpen \an kleeding on uitmeting, bij z^ia corps, in garnizoen te Middel bar/, tegenwoordig te zjjD, ton einde tot den werke- lijken dienat over ta gaan en gedurende don tijd van éóuo maand in werkelijken dienst lo worden geboudoD. Do oproepiDg goechiedt wegens overtreding van art. 133 der Militiewet, wordende de bodoeldo ver lofganger er tovoDS met nadrnk op gewezen, dat dtza openbare kennisgeviog rechtens volioondo is on hem derhalve, by tiet-opkomst onder de wapenen, in verznim stelt. Leiden, De Burgemeester der gomeento Leiden, 18 Maart 1888. F. WAS. De Stads-goneeskundige en do Gemeenteraad. Het zy m\j vergund, om mar aanleiding van het Rapport van de Commissie uit den Raad, belast met het onderzoek der geloofs brieven van Dr. Th. G. Den Houter (Iüge- komen Stukken No. 51), en het artikel van Mr. H. Vos, in het Leidsch Dagblad van 18 Maart 1.1. (1ste Blad), een enkele opmer king te maken. Er worden twee bezwaren gemaakt tegen de toelating van Dr. Den Houter. Vooreerst: Dat de stads-geneesheeren beur telings de zittingen moeten bijwonen van de Commissie tot onderzoek van personen, die zich ongeschikt verklaren voor den Schutter lijken dienst. Zoowel de Commissie uit den Raad als Mr. H. Vos achten dit bezwaar zij het dan ook om verschillende redenen onge grond. "Wjj kunnen het dus verder laten rusten. Het andere bezwaar is dit: De Commissie uit den Raad wijst er op, dat drie der stads- geneesheeren door Burgemeester en Wet houders kunnen worden aaDgewozen om met enkele anderegemeente ambtenaren,zoo noodig, een onderzoek in te stellen omtrent de on bewoonbaarheid van getouwen, en proces verbaal daaromtrent lu te dienen (zie artt. 1 en 2 der Verordening van 5 April 1894). Toch meent de Commiesio, dat Dr. Den Houter kan worden toegelaten, omdat het laatste lid van artikel 23 Gemeentewet ruim moet worden uitgelegd. Mr. V03 bestrijdt deze meening. Nu geloof ik, dat dezo geheele strijd over de uitlegging van do Gemeentewet had kunnen voorkomen worden, wanneer men zich vóór alios had gesteld dezo zeer voor-de hand liggende vraag: Zijn de stads-geneesheeren verplicht, om die benoeming tot lid d6r be doelde commissie van enquête aan te n e m o n? Deze vraag beheerscht m. i. do goheelo materie. Immers, het is duidelijk: alléén wanneer die verplichting bestaat, kan er sprake zijn van een al of Diet te wraken toestand van ondergeschiktheid van den stads-geneesheer aan het gemeente bestuur. Eerst dèn kan er quaestie rijzen over de uitlegging van art. 23 der Gemeentewet. Nu schijnen zoowel de Commissie uit den Raad als Mr. ET. Vos op de bovengestelde vraag een b9vestigend antwoord als van-zelf sprekende te beschouwen. Is de schijn bier werkelijkheid, dan komt m\j (s a 1 v a r o v e r e n t i a)die beschouwing voor te z(Jn beslist on juist. Ziehier waarom. Het bedoelde artikel 1 van de Verordening van 5 April 1894 luidt aldus: Zoodra de bewoning van een gebouw door „Burg. en Wetbs. vermoed wordt, nadeelig te „zijn voor de openbare gezondheid, wordt „door hen een onderzoak dienaangaande op gedragen aan eene commissie, bestaande uit „den gemeente-architect, de Rooimeesters en „drie S t a d s g en e e s h e e r en door „Burg. en Wethe. aan te wijzen." Ik vraag: Aan wien legt dit artikel nu een verplichting op? Aan de stadsge- neesheeren? Immer8 neen 1 Een ver plichting wordt hier a 11 n opgelegd aan Burgemeester en Wethou ders. Hun wordt gelast, om ter verzekering van den goeden gang van zaken en tot waar borg voor de rechten der betrokken personen, een commissie van onderzoek te b6noemeD} terwijl tevons wordt aangewezen do kring van personen, waaruit de te benoemen per sonen moeten worden gekozen: andere, dan de in dit artikel genoemde, personen mogen niet worden benoemd. Het is dus duidelijk: Uit het aangehaald artikel volgt wèl de verplichting van Burg. en Weths. om uit de gezamenlijke sfcadsgenoesheeren er drie te benoemen, om in de enquête commissie zitting te ne men, maar niet de verplichting van de door Burg. en Weths. benoemde doc- toreD, om die benoeming steeds aan te nemen. Nog duidelijker wordt dit, wanneer men artikel 7 van deze zelfde verordening inziet. Daarin wordt wederom gesproken van een Commissie van onderzoek, door den Raad uit zijn midden te kiozen. Maar wie zou hieruit nu de verplichting willen distilleeren voor de Raadsleden om zich deze benoeming tteeds to laten welgevallen? Ten overvloede kan men hierbij nog verge lijken artikel 19 van de Verordening van 8 November 1894, op da Vleeschkeuring, enz. Het laatste lid van dat artikel luidt: „Do herkeuringen geschieden door eene „daartoe door Burg. en Weths. te benoemen „Commissie, bestaande uit drie beêedigde des kundigen". Wie zal nu hieruit deze conclusie trekken dus zijn in Leiden allo vleesch- en vee deskundigen verplicht, om zulk een be noeming aan te nemen, al komt bet hun cok nog zoo ongelegen? Ik kom derhalve tot déze slotsom: Artikel 1 van genoemde Woning-verordening legt alléén een verplichting op aan Burgemeester en Wethouders om te benoemen, en niet aan do stadsge- neesheeren, om de benoeming aan to nemen. Dus hebben de stadsgenoesheeren deze verplichting niet, tenzij misschien hunne instructie hen tot het aannemen van een dergelijke beno9ining noodzaakte. En dit is niet bet geval, en wordt dan ook nóch in het Rapport van de Raadscom missie, nóch door Mr. Vos beweerd4). Misschien echter meent deze of gene, die de bedoelde instructie (19 Sept. 1854, Gem.- bl. 4) wat oppervlakkig leest, dat art. 18, [omdat daarbij do stadsgenoesheeren verplicht worden, om zooveel mogelijk mode te werken tot de uitvoering van alle verordeningen be treffende den Geneeskundigen dienst], hun nu ook de verplichting heeft opge legd, om de in art. 1 van de bedoelde bouw- vorordening goboden benoeming aan te nemen. Hu kan zicbzelven echter gemakkelijk uit den droom helpen, door zich te herinneren, dat er uit deazelfden tijd een andere Leid- sche verordening is, die betrekkiog heeft op de stadsdoctoren, belast met den heelkun digen dienst, waarin oen soortgelijke bepaling voorkomt. Het is dus overduidelijk, dat hier „geneeskunde" genomen in tegenstelling van Zielkunde,", slechts in enge betsekenis kan worden opgevat, en in elk geval nitt zóó ruim, dat daar de hygiëne onder zou vallen. En nu zal iedereen wel toegeven, dat htt onderzoeken van mogelijk voor de openbare gezondheid schadelijke woaiogen hoegenaamd niet valt onder hetgeen men in 1S54 verstond onder geneeskunde (nl. het geven van voorschriften aan zieken) in tegenstelling van heelkunde! Waar nu nöch art 1 van bedoelde woning- verordening, nóch art. IS van de instructie voor de stads-geDeosheeren, aan deze doctoren de verplichting oplegt, om de benoeming tot lid van de Commissie tot onderzoek van woningen steeds aan te nemen, kunnen wij veilig besluiten: dat die verplichting niet bestaat. Waaruit volgt, dat het óónige, op 't eorste gezicht nogal sterke, bezwaar, dat zou kunnen worden geopperd tegen do toelating van Dr. Den Houter tot lid van den Leidschen Gemeen teraad, bij nader inzi:-n blijkt te bestaan.... in de verbeelding. Mb. P. J. M. Aalberse. Leiden, 18 Maart 1898. Den 24sten a. s. wordt het Siameesch gezantschap aan ons Hof in Den Haag ver wacht. De minister van financiën heeft bij de Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend tot bekrachtiging eenor nadere uitgifte in erfpacht aan de gemeente Leiden van duin- grond onder Katwijk ten behoeve van de drink waterleiding, en zulks op den voet van de uitgifte van anderen Staatsgrond, welken de gemeente reed3 voor het toevoerkanaal en zijn zijtakken in erfpacht heeft. Omtrent do voorgenomen reorganisatie b(j de posteryen en telegraphie deelt de „N. R. C." mede, dat deze zich zal bepalen tot de herziening der klassen, waarin de telegraaf kantoren zijn verdeeld. Elk telegram en telo- phoonbericht telt thans voor één eenheid. Elk telephoonbericht vereisebt echter twee be handelingen, nl. het verzenden en ontvangen per telephoon en de daarop volgende verzen ding of ontvangst per telegraaf. Eet voornemen schynt dan ook te bestaan elk telephoonbe richt voor twee eenheden te tellen. Het gevolg van dien maatregel zou dus zyn dat meer telegraafkantoren in een hoogere klasse zouden komen en du3 wat de ver- eenigde post- en telegraafkantoren betreft, ia verband met het K. B. van Maart 1894, het aantal kantoren, aan de telegraafambtenaren toegowezen, zou toenemen. Het Utr. Stud.-Corps zal zyn 50 jarig bestaan in d9 week van 23 Mei vieren met de volgende feestelijkheden: 23 Mei ontvangst van honorair senatoren en reünistenfeestrede in het groot auditorium, receptie van den senaat, 's avonds muziek en vuurwerk in Tivoli. Dinsdag 24 Mei, potpourri optocht, dioer op do Studenten Sociëteit, daarna fakkeloptocht. Woens ag 25 Mei: Ryparty, vuurwerk en bal in Tivoli. Ook de H. IJzeren Spoorweg-maatschappij heeft by de a. s. inhul-Jigingsfeesten in de gowone treinen vry vervoer op haar ïynen toegestaan aan do buitenlandsche journalisten, terwijl de Maatschappy ook bereid is extra treinen te huoner beschikking to stellen. Naar do „N. R. C." verneomt, is het restant der leenïng voor do gemoent9 Rotter dam ondershands geplaatst a 997/8 pCt. Do Secretaris van de Synodo van de NeHerv. Kerk hoaft v^n Mgr. den Aarts bisschop van Utrecht do modedoeiing ontvangeD, dat het Nederlandsch Episcopaat op den 31sten Augustus a. s. een gojadienstoefening zal voorschreven. l) Geheel anders dan ook luiden de desbetref fende artikelen in do instructies voor de Buurt- Commisearissen (6 Dec. 1888) en voor den Inspec teur der Vee- en Vleeschkeuring (25 Sept. 1893). Volgons de „N. R. C." is kapit i(. Knel, van het 1ste reg. veld-art. te Utrecbt, aan gewezen om den luit. kol. jhr. Van Reigersberg Ver&luys als directeur van h9t remonte-depot op te volgen. Bodegraven. Donderdag trad de heer dr. H. Blink, van Amsterdam, alhier op voor de loden van het Nut, met het onderwerp: „Ohina". Wie nog niet veel van China en de Chineszen gehoord of gelezen had, kon hier zeer vele merkwaardigheden en byzonderheden ovir dit land en zyn bewoners hooren medo- deelen en bespreken. De belangstelling van het publiek was echter niet groot, want het was niet zeer talrijk. Dinsdag 22 Maait, te halftien 'svoor- middags, zal do heer Jac. Bos, bouwman te Mydrecht, een lozing houden in hotel „Van Haaften". Onderwerp: Zuivelbereiding. Toe gang vry. Da lezing, die de heer mr. H. Smoer.ga 24 dezer in hotel „Van Haaften" zou houden, is voorloopig uitgesteld. Haarlemmermeer. Gisteravoni is afge brand de woning van C. Siebeling aan den SpieriDgweg by den Spaariiwoudcrweg D 95. All es is tegen brandschade verzekerd. Katwyk. In de afgeloopsn week brachten 40 bomschuiten alhier haar vaDgst in afsbg met een besomming van f 28 tot f 85. Tarbot bracht op f 0.25 tot f 0.00, kabel jauw f 1 tot f 1.75, tong f 0.25 tot f 1.10; schol f 4 tot f8, en scharren f 1.75 tot f 3.75 par mand. Door G. Haasnoot, kuiper te Katwijk aan Zee, is vergunning verzocht tot oprichting eener kuipery in het perceel, gemeente Katwyk sectie A No 6126. Oegstgee^ Gistermiddag omstree'cshalfóóu bleek er brand te zyn ontstaan in otn blok huizen, bewoond dojr vier gezinnen, in de LeidBche Buurt. Door spoedige hulp van eenige buren en den gemoente- veldwachter Mool- huysen werd de brand in zjja voortgang tegengegaan. De schade is gering: een gedeelte der bedden is verbrand. Da bewoners waren niet verzekerd. Ondshoorn. In de op Donderdag j 1. In het Nutsgebouw gehouden byeenkomst esi de wenscholykheid te bespreken een her denking in deze gemeente van do op handen zynde gewichtige nationale gebourtenis, werd met meerderheid van stemmen, na uitvoerigo discussie, besloten alle maniyke meerderjarige inwoners tot een byeenkomst op nader ts bepalen datum uit te noodigeD. Bovengenoemd onderwerp zal dan weder ter tafel worden gebracht. Do heeren Bloem, Clant, Kloot en Steon werden by acclamatie tot leden van het voorloopig comité benoemd. De heer Clant bedankte voor de benoeming. Het Dageiykech Bestuur alhier heeft adhaesie geschonken aan het adre3 van de vereeniging „Gemeentebelang" to Alfon, aan den directeur-generaal der Staatsspoorwegen om een betere aansluiting en geregelder treinenloop op het traject Leiden - WoarJin, hetgesn ongetwyfeld ten goede z.l komen van het reizend publiek. Mocht deze illusie nog bjj de ophanden zynde Zomerdienst- regeling verwezenlykt worden. üynsburg. Deze week hield de feestcom missie voor de a. s. ir.huldigingsleesten eon vergadering in het cafe „de Landbouw". De achtergrond der zaal was versiord met guir landes, lampions, wapenschilden, koninklyke kroon enz., wat da vergadering alreeds een feestelyk tintje gaf. Er was veel te behandelan en vele besluiten dienden genomsn te worden. By de opening drukte de voorzitter don wenech uit, dat deze besluiten niet allsen de goed keuring van de commissieleden, maar van byna allo ingezetenen zouden kunnen wegdragen. Naar aanleiding van een geopperd plan om oen gedeelte der feestelykheden to do.-n bestaan uit een voorstelling van de landing enz. van U"<e>UL±Xlo1;c>jQ.. 25) „Hoe kunt ge hier zoo kalm zilton lezen," zegt Dora driftig, „wanneer wy allen zoo in aDgst en zorg zyn! Maar ik vergat, met een betdekenisvollen l.lik dat gij wiat by zyn dood en wy dit niet do9n." „Neen, gü verliest er by," antwoordt hy koel, „ofschoon, alles wèl beschouwd, kan ik toch niet zeggen, dat gy ooit veel kans zoudt geMd hebbon, al was dit niet gebeurd." Hy glimlacht beleedigond, tarwyi by dit zegt. -Maar zy lot niet op zyn woorden noch op glimlach. Haar geheele ziel is met een enkele gedachte vervuld, en ten laatste spreekt zy die in woorden uit. „Wat hebt gy roet hem gedaan?" bsrst zy uit, voor hem staan biy vond, alsof zy hem dwiDgen wil haar een antwoord op do vraag te geveD, die haar dagen achtereon gepynigd heeft. „Met wien?" vraagt hy kalm. Toch is er een dreigende uitdrukking in zyn oogen, die haar moet waarschuwen om verder te gaan. „Met sir Adriaan met uw mededinger, met den man, dien g\j haat!" roept zy uit, terwyl zy naar adem hygt. „Dynecourt, ik bezwoer uf spreek de waarheid en zeg wat er van hem geworden is." „Gy raaskalt," zegt hy bedaard on trekt zyn wenkbrauwen een weinig op, alsof hy medelyden heeft mot haar dwazo opgewonden heid. „Ik beken, dat de man geen vriend van my was cn dat ik ook blyde ben door deze buitengewone verdwyüing kans te hebben om z'yn bezittingen en titel te verkrygen; maar waariyk, beste kind, ik weet evenmin wat er van hem gtworden is, als ik ver onderstel, dat g(j het weet." „Gy liestl" schreeuwt Dora, die alle zelf- boheerscbing verloren heeft. „Gy hebt hem vermoord, om hem uit clen weg to ruimen. Gy hebt zyn dood op uw geweten!" Zy wijst met den vinger op hem, als om hem te veroordeelen, terwyl zy deze woorden uit, maar toch blijft hy even kalm. „Men zal u voor krankzinnig aanzien, wanneer gy u zoo aanstelt," zogt hy met spettendon lach. „Waar zijn uw bewijzen, dat ik de koelbloedige schurk ben, waarvoor g(j my aanziet 7" „Ik heb er geene," zegt zy op wanbopigen toon, „ma3r ik zal er myn levensdoel van maken om my die te verschaffen." „Gy moet liever uw tyd tot een beter doel gebruiken," loept hy haar woest toe, en legt de hand met zooveel kracht op haar arm, dat er een roode plek op de zachte huid achterbiyft. „Hoort ge my? Gy moet waan zinnig zyn, om zoo tegen my uit te varen. Ik weet niets van Adriaan af, maar ik weet zeer goed hoe gy u gedragen hebt en hoo yverzuebtig gy waart op Florence Delmaine. Iedereon zag hoeveel werk hy van haar maakte, en let op, wat ik zeg er zyn voorbeelden genoeg van jaloersche vrouweD, die den man doodden, dien zy liefhaddon, liever dan hem in do armen van een andere te zien." „Demon!" roept Dora terugwykend uit. „Wilt ge rny de misdaad ten laste leggen?" „Waarom niet? My dunkt, d9 gehetle zaak getuigt vr9eseiyk tegen u. Tot hiertoo heb ik u gespaard; ik heb my onthouden, om ook slechts met een enkel woord van htt f«.it te gewagen, dat gy in den laatsten tyd erg jaloersch zyt geweest; rnsar uw handel- wyze nu en de gosbpen manier, waarop ge my zoekt te beschuldigen, dat ik in dit nood lottige geheim betrokken ben, doet my berouw gevoelen over myn inscbikkilykheid. Wees bytyds gewaarschuwd, houd op my op deze wyze te vervolgen, of ik zal alles onder zoekon en u slechte vrouw, die gy zyt aan de justitie overleveren!" Hy spreekt met zulk een schyn van waar heid, van vast geloof in haar schuld, dat Dora geheel in verwarring komt, zich nog meer van hem afwendt en haar gelaat met de handen bedekt. De vrees voor openbaar making, voor het aan den dag brengen van haar valsch gedrag, vervult haar met ont zetting. Ea ook, wat kan zy er bij winnen? Niets; zy heeft geen bewyzen om dezen man to overtuigen; alles is slechts een verdenking. Zy gevoelt mot bitterheid hoe zwak haar positie is, en hoo onmogoiyk het voor ha&r zjjn zal, om haar beschuldiging vol te houden. A, hoe staat ge daar als een schnldig schepsel l" zegt Dynecourt, haar gebogen en bevende gestalte beschouwende. „Ik zie nu duideiyk in, dat dit onderzocht moet worden. Misdadige vrouw l Wanneer gy iets afweet van mijn ongelukkigen neef, zult gij boter doen, dit dadeiyk to bekennen." „Verrader!" roept Dora uit, haar bleek gelaat opheffend en hem met afschouw en wantrouwen aanziende. „Gy triomfeert nu, omdat ik nog geen bewyzen heb om myn overtuiging te bevestigenmaar zy aarzelt. „A, houd uw onbeschaamdheid maar tot het laatst vol!" zogt Dynecourt minachtend. „Beleedig mij zoolang ga kunt. Vandaag nog zal ik de bloedhonden van de wet op u aan hitsen; weo3 dus op uw hoede!" „Gy weigert dus om my iets te zeggen?" vraagt Dora, zonder op zyn woorden on bedrei gingen te letten. „Zooveel te erger voor ui" Zy keert zich om en verlaat de kamer; maar ofschoon haar woorden uitdagend klon ken, zoo heeft zy toch weinig hoop daaraan gevolg te kunnen geven. Nadat de deur tusschen hen gesloten is, verdwynt de blos van haar gelaat en ziet zij er zelfs meer vervallen en hopeloos uit dan voordat zy hem opgezocht hoeft. Zy kan niet voer zichzelve ontkennen, dat haar poging, om de waarheid te vernemoD, het doel ge mist heeft. Hy heeft gespot met haar bedrei gingen en zy weet, dat zy geen enkel over tuigend bewys heeft, om haar verdenking te bevestigen; de stoutheid, waarmede by de schuld op haar wilde werpeD, heeft haar verschrikt en ontmoedigd, en ook moet zy zichzelve bekennen, dat zy niet weet wien zy om raad zal kunnen vragen. IX. Onderwyl vermindert het daglicht en do schemering valt in. Ook die verdwijnt, en nu ligt volkomen duisternis over hot kasteel, welks bewoners Dog steeds in diepe neer slachtigheid byeen zyn. Nog is er niet heb minste bericht over sir Adriaan gekomen. Arthur Dynecourt, dien men reeds met ver- schuldigdön eerbied ais den naasten erfgenaam van de baroDio begint to boschouwoD, heeft in het geheim een wenk aan de oude lady Fits Almont gegeven, dat hot in dez9 buiten gewone omstandigheden misschien het best zal wezen, dat alle gasten het kasteol ver* laten. Hierover zit de oude lady ernstig na te denken en ofschoon hot haar erg sptft, dit gastvrij huis te moeten verlaten, zoo vat zy toch het voornemen op den volgenden morgen te vertrekken, vooral op aandringen van lady Gertrude, wie de aanhoudende treurige stemming, welke op het vreemd verdwijnen van hun gastheer gevolgd is, wol eenigszins begint te vervelen. Dit besluit is een groote teleurstelling voor Dora en Florence Delmaine, dis er beiden zeer tegen opzien het - kasteel te verlaten, terwijl het lot ran den eigenaar nog onbeslist is. Maar zy zion ook zeer goei in. dat zy niet als eonigo vrouwe- ïyke gasten kunnen blyven, wij! zulks tegen de vormen iou stryden. Wordl vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 13