V,'?vv
V '.V
«-VCNvr^ir-
MENGELWERK.
stemmen op. In Amsterdam heeft een comité
viin heeron een beweging in die richting op
touw gezet.
De re<fectie fan Het Vaderland verklaart
aan dez? campagne niet mee te doen.
„Het gaat te ver te beweren, dat er geen
roehtszikerheid moor in Frankrijk zou bestaan.
Wanneer ao publieke opitfe thans van het
spoor geleid is, is het, omdat twee by den
Fianschman zeer gevoelige snaron zyn aan-
ger.o rd: do eert i d \oor het leger en de vrees
voo:- verraad. Do Fr«nscho geschiedenis biedt
tal ooze voorbeelden aan, dat dit over het
geheel edelmoedige en rechtvaardige volk
li.lit opgezweept wordt tot daden van wille
keur, onvirdraagzaamhikl en on menschelyk-
heid en blind wordt voor do eischen van hot
recht, wanneer het vermoeden is opgewekt,
dat men do eer van het leger te na komt of
dat verraad aan bet buitenland in hot spel is.
Mair nco t is gebleken, dat, als de hartstochten
niet in beweging werden gebracht, de rechts
bedeling in Frankrijk minder deugdelijk of
onpartijdig is dan in andere landen....
Wil men nu, minder omdat men deFransche
rechtspraak niet vertrouwt, maar meer uit
verontwaardiging over de houding van Regee-
ring en publiek, de industriëlen opwekkon
om zich van de expositie van 1900 verre te
houden, dan beeft toch deze beweging een
ernstigo schaduwzijde. Het is wiskunstig zeker,
dat zy slechts op beperkts schaal succes zal
..ebben. Wanneer men er nu in slaagde een
deel der industriële wereld of zelfs enkeje
geheele volken over te halen in 1900 Far$3
te schuwen, de luister der tentoonstelling zou
er niet merkbaar onder lijden en alleen de
afwezigen zouden er de schade van onder
vinden. Alen gaat toch immers niet voor Frank
rijke- genoegen, maar om eigen leering, nut
en voordeel ter expositie opl
Nu mag hot heel edelmoedig klinken, dat
voor zedelijke verontwaardiging elk ander
motief moet wykeD, laten wy bedeDken,
dat elk volk zijn zwakheden heeft en zyn
gobrekeD. Eu in het Fransche volk zelf zijn
er velen, die even verontwaardigd z\jn als
het buitenland over het ellendige spel, dat
met waarheid en recht wordt gedreven. D„n,
de tijd ie een heelmeester in menig opzicht.
Men kan er zeker van zijn, dat in 1900 èn
co agitatie in Frankrijk èn de ergernis van
Earopa merkbaar zullen zijn afgekoeld. Wie
weet ook, of dan niet een andere regeering
aan het roer is, en of niet in de zaak, waar
over mei thans verontwaardigd is, een geluk
kige wending is gekomen.
En dan zullen velen, die nu zoo dapper
Parijs willen boycotten, een sneepreisje naar
de tentoonstelling makeD, en dan zullen vele
industriëlen, die zich hebben laten overh.l.n
de expositie te mijdeu, uitroepen: Hoe dom
zijn w\j geweest l
Ook de Atnstcrdamschc Courant en de Mid
delburgsche Courant verklaren zich tegen de
campagne.
Gemengd Nieuws.
Kijkjes in en om Leiden.
Op een dorp in het departement
K urtbe-en-Moezel zyn in een vijver allerlei
btukken van een moDscbelijk lichaam gevon
den, hetwelk by onderzoek bleek dat vane=n
dezer dagen verdwenen Ancillon te zijn De
man was vermoord door zijn eigen zoon, met
vien hjj, terw^l zijn vrouw naar de kerk
vas, twist gekregen had. De jonkmaD heeft
na veel moeite do aan zijn moeder ontlokte
bekentenis bevestigd. Zijn vader, zelde hjj,
was beschonken en hi) had hem met een
hamer gedood.
Volgens de „Kampioen" schijnt
Jaap Eitn het voornemen te hebben om in
ie wereldkampioenschappen te Weenen uit
te komeD, zoodat er nu kans bestaat, dat
NederLnd door twoe lijders vertegenwoordigd
zal worden, want Cordang heeft o:k plan.
Jaap E3en zou Woensdag naar Amerika
vertrekken.
Te Parijs Is men een bende die
veggen op het spoor, die er haar werk van
maakten kant, enz. te stelen. Bij verschil
lende winkeliers on dameskleermakers heelt
men voor 40,000 fr. aan kant en voor 10,000
fr. bontwerken gevonden, van haar afkomstig
en in den laatsten tijd gestolen.
In een koffiehuis te Brussel
zaten eenige jongelieden, waarschijnlijk over
de oolargs gepleegde diefstallen te sprekeD,
want een hunner zeide:
„Ik wed, dat ik in een juwelierswinkel iets
kostbaars zal stelen, zonder mij to laten
vangen! Wie neemt de weddenschap aan?"
„Ikl" riep iemand.
De wedder ging uit, zonder te zien, dat
een an ere klant, die bet gesprek had af
gehoord, bem volgde.
Aan den goudsmidswinkel gekomen, ging
bij binnen en in een omzien had hy zich van
een juweel meester gemaakt. Maar buiten
komende, werd by by den kraag gepakt door
don onbekende, die een agent bleek te zyn.
De wedder verzette zich, zoodat de agent
op zyn hoorn moest t lazen om hulp en zoo
er in slaagde den „dief" op te brengen.
De rechtbank zal nu uitmaken of by go-
wonnen of verloren heeft.
Te Carcassonne zyn twee ker-
miskramen afgebrand, waarby een vrouw
van 29 jaar in de vlammen omkwam.
Te Nizza is een pas acht dagen
te voren aangesteld spoorwegbeambte met
zfln zesjarig dochtertje onder een trein ver
pletterd.
Te Bouvignies, by ïtysel, is een
herbergierster door een dofstom schrijnwerker,
met wien zy oneenigheid had over geldzaken,
met een en twintig hamerslagen omgebracht.
XIX.
Op onze scbr.den terugkeerende in de
richting van Noordwyk-binnen, verzoeken we
u ons op den hoek van Zeestraat en Molen
straat ditmaal naar links te volgen. De open
bare school, een flink gebouw, naar de ni uwste
eiêcfceD gebouwd, vcorbygaand?, komen we
op den St.-Jtroensweg, niet meer dan een
Hoewel die van Noordwyk niet tot de
oudste mag worden gerekend, is ze volstrekt
niet de minste onder haar zusteren. Kweekers
en handelaren in bloambollen mak-n het
hoofdbestanddeel uit van de gegoede inge zete-
nen der gemeente, en met en door hen ver
dienen honderden arbeiders bun brood.
Aan die bollenteelt paart zich echter nog
een andere tak van landbouw. De kweekers,
practische lui als ze zJJd, laten geen plekje
van den grond ongebruikt, en leggen zich
ff'/
N
'r.C
Het kasteel „de Leeuwenhorst."
flink pad, aan de rechterzijde begrensd door
struikgewas. Reeds spoedig valt ons oog op
Lot zoogenaamde St.-Jeroenspoo tje, dat zich,
door de welwillendheid van de eigenares dhr
gronden, mevrouw Ever wijn, telkens opent,
wanneer do pelgrims hun bedevaart houden
Daar de plaats, waar Noordwjjks patroon en
eerste pastoor, de H. Jeroen, ruim duizend
jaar geleden, den marteldood stierf. Dwars
door kreupelhout leidt een kronkelend pat naar
het Martelveld, een nut gras begroeide open
daarom eveneens toe op het verbouwen van
sommige tuingewassen, öi> hier even welig
groeien, en dientengevolge, in verband mit
de bollenteelt, aan tal van handen het geheele
jaar door (gestrenge winters uitgezonderd)
werk verschaffen. Anderen verbinden hier san
handel in gedroogde groenten, die volstrekt
,niet als een. onbekende grootheid behoeft be
schouwd te worden. Nu zeggen wel booze
tongen, dat de bollenhandc-l zfjn bloeityl
achter den rug heeft, maar voor Noordwyk
N r *T9
c
j~-
Huize Offtm (de „Floats"), bewoond door Mr. F. A. O. graaf Fan Limburg Stirum Noordwijlc,
plek, door opgaand geboomte omgeven. Van
de eigenlijke buitenplaats „Calorama", die we
by onze komst te Noordwyk voorbijkwamen
en waartoe dit terrein behoort, is Lier wegens
hot geboomte niets te bespeuren. Als we nu
den St.-Jeroensweg ten einde loopsn, komen
we op don groeten weg naar Piet-Gyzenbrug,
reeds vroeger genoemd, en wanneer we, zonder
in dia richting onzen weg te vervolgen, onzen
blik links slaan, zullen in dit jaargetyde de
bladerlooze bcomen ans even een kykje gunnen
op het in dit num
mer afgebeelde kas
teel „de Leeuwen
horst." Het behoort
tot den allerniouw-
sten tyd, hoewel de
naam ons bc-rinnert
aan de in de mid
deleeuwen bloeiende
abdy Leeuwenhorst,
die, ofschoon niet op
dezolfde pl k, toch in
de onmiddellyko na-
byhtil gestaan moet
hebben. Geheel met
klimop begroeid,
biedt het kasteel in
den zomer een ver-
rukkeiyken aanblik.
Doch we zouden
Noordwyk-binnen
weer opzoeken. Ter
stond by het verla
ten van den St.-Je-
roer.swcg zien we de
fabriek van verduur
zaamde levensmid
delen van de firma
Blokhuis Co., waar
in de drukke zomer
maanden oen twin
tigtal mannen od jon
gens, benevens even
veel vrouwen en
meisjes, allen uit
Noordwyk zelf, werk
en brood vinden.
Hiermede zyn we
gekomen tot het onderwerp, waaraan we
nog een enkel woord wilden wydeD. We
hebben tot dusver weinig gesproken over
neringen en bedryven in do beide Noordwyken.
Van algemeene bekendheid mag het geacht
worden, dat Noordwyk deelt in de industiie
(als we het zoo noemen mogen), die de
gansche streek achter de Hollandsche duinen
zoo beroemd maakt: de bloembollencultuur.
en de geheele streek willen we hopen, dat
het profeten zyn, dieenz.
Dat zoodoende in de gemeente een groote
mate van welvaart heersebt, behoeft na het
bovenstaande wel geen betoog. Vele neringen
en bédryven verkeeren in bloeienden staat
en de lezer, die zoo welwillend ons tot
dusverre volgde, zal by het hooren van zoo
veel straatnamen wel eens geglimlacht heb
ben maken dit dorp tot een kleins ttad.
We hebben menig dorp gezien, dat zich de
Woonhuis van Jhr, Mr. J. H. J. Quarles van U/ford,
burgemeester van Noordwvjk.
allures van een stad gaf, maar Noordwyk
mag terecht op een stadsch aanzien bogen,
zoo goed als alle huizen in de verschillende
straten zyn aaneengebouwd, en is men de
straten ten einde, dan bevindt men zich ook
in het vlakke veldalleenstaande boarderyen
byvoorbeeld kent men hier niet.
Een prachtige vangst.
Uit het Engelsch van RJ. Turner
Te Palkam in the-Pound waren heel wat
diefstallen voorgekomen den laatsten tyd, en
daar wy nog zeer jong en zeer onervaren
waren, ronden myn vrouwtje en ik het boog
nooiig, doeltreffende voorzorgen te nemen.
Ik liet dus patentslotsn op de deur maken
en kocht een snerpend fluitje voor de meld
en voor myzelf een kleine revolver.
lederen dag hielden wy repebitie; op een
gegeven teeken kwam de meid binnensnellen,
waarop myn vrouw en zy onverwyid een
denkbesldigen dief begonnen te bijdeD, eerst
de handen en vervolgens de voefcsn. Onnoodig
te zeggen, dat ik garegeld den dief voorstelde
en, wat ziker ni.t albdaagscb is, tegeiykertyd
den hoer des huizes, den schurk met een
revolver drtigond.
Ons dorpje was ©enigszins afgelegen en
ODze etnise politie-agert verto2fde meestal
in het nacht huidje eenige myi-m verder. Op
zakeren herfstmorgen, toen het zoowat licht
begon te worJen, ontwaakten wy beiden door
een geluid alsof er iets langs den buitenmuur
schuurde. Htt kon niets anders zyn dan een
ladder.
„Wat is dat?" vroeg Elvira, in doodeiyken
angst, myn arm grijptnd.
„Blyf in 's hemels naam bedaard; zy zyn
gekomen; moed nul"
Ik nam myn gek den revolver, welke steeds
onder het bereik myoer hand lag, en haastig
iets aanschietend, ging ik naar het raam.
Myn vrouw was in dien tyd ook opgestaan.
„Vergeet nu niets V3n wat ge geleerd
h?bt, ia pratcyk te brengen, en houd het
touw klaar."
„Ja, maar waag toch alsjeblieft niets."
Ik hoorle nu duiieiyk iemand langzaam
een ladder bestijgen, welker laatste sport
even 1 oven onze vensterbank uitkwam. Een
hoofd verscheen en in ©an soconde had ik de
ruit ingeslagen en hem de revolver op de
borst gezet.
„Goeden morgen," begon ik heel dapper,
„wjj waren u reeds lang wachtend, kom dus
maar dadelijk biDneD of wilt gy liever een
kogel door je hoofd?"
„Wat mo-t dat nu beteekeaen?" vrosg de
man brommend, maar ik viel onmiddellijk
in„geen praatjes, kom binoen en je kame
raad ook."
Ik had ook nog een tweeitn inbreker op
gemerkt, bezig met de ladder te bostygen.
Toen beiden goed en wel in de kamer
waren de laatste wilde beginnen met zich
te verzetten, doch wy beduidden hem al heel
gauw, dat dit de zaak nog erger zou maken,
hield ik hun nogmaals de revolver voor.
„Handen, op don rug, schurken, üw'minsto
beweging heeft den dood ten gevolge, bedenk
dat wel."
Zy bogropen klaarblykelyk, dat ik 't meende,
want zy gingen onmildellijk in de verlangde
positie staao. Op (lit oogenblik hoorden wy
oen schril gefluit en kwam Jane binnen
hollen.
„Bind henl" klonk myn kort bevel. Zy
Damen eerst den eenen a faire en toen don
anderen. Zoodra zy stevig gebonden waren,
nam ik de einden der touwen en nog altyd
met den revolver in do band, commandeerde
ik „voorwaarts".
Één stopte ik er beneden in de bykouken
en de ander kreeg een plaatsje in het kolenhok.
„Nu ga ik my even verder aankleeden,
Elvira, en zal dan gaan kyken of er ook soms
een heneden met een wagen staat. Dat doen
die lui gewoonlyk; dezen keer zal 't hun
echter niet meevallen."
„O, Adolf, wees toch voorzichtig; twee is
immers ruim genoeg. Jo wordt zeker dood
geschoten."
„Daarvoor mik ik zelf te goad, donk je, dat
ik voor niets zooveel patrunen heb verschoten
op dat oude theeblad jy blyft io buis met
Jane, en sluit de deur achter ray; zoodra ik
t.rugkom, schuif je er do grendels af."
Ik deed haastig een oude jas aan en dito
hoed op en sloop door de achterdeur Daar
buiten en waarlijk, een eindje verderop, stond
een hittenwagentje met een man op den bok.
Ik waagde my diebterby on my byna geheel
verschuilend achter het 6t?enen muurtje,
zoodat alleen myn hoofddeksel te zien kwam,
zei Je ik in dialect:
„Zeg, kom eens gauw hier!"
„Nu, wat is er?" antwoordde een luide stem.
„Zeker nog een beginneling in het vak",
dacht ik, „anders zou hy niet zoo schreeuwon".
„Kom eens van den bok af, ik heb u wat
te zeggen, het paard kan wel even op zichzelf
passen."
Ik zag hem op den grond springen en op
zyn gemak aan komen loopen.
Eer hy er op verdacht was, had ik hem
Btevig in den kraag gepakt en hem den weg
naar huis opduwend, zeide ik: „geen kik of
gy zyt een kind des doods."
Hy was klein van persoon en ik lang,
zoodat ik maar weinig moeite met hem had.
Binnen geen tyd zat hy veilig en wel in de
vatenkaBt opgeborgen, met gebonden handen
en voeten.
„En nu ga ik naar Little Jellicum, Elvira,
aan het politiebureau hulp halen. Ik zal dat
wagentje daarginds maar nemen, dan kan de
inspecteur met my meeryden, wat ons veel
tyd uithaalt. Laat Jane ouden Mc Bludshed
oproepen, en laat hy zyn geweer meebrengen.
Hy kan u dan bewakeD, tot ik terugkom."
Oude Mc Bludshed was de tuinman van
onze hurenhy had onder Gordon in de Krim
gediend en zou met genoegen alle drie de
hersens hebben doorschoten. Hy verscheen
ras met een vervaarlijk gewter en eau reus
achtige cavaleriesabel.
„Ik heb hier drie mannen voor u o n te
bewaken, geen soldaten in.arrest, maar zilvor-
dieven io preventieve hechtaria; mochten zy
't u lastig maken, aarzel dan niet, hen r.eur
te scbibten. Laat niemand linnen, wont h jt
is zeer goed mogelyk, dat do schurken hi.-r
nog enkele vrienden hebben rondloo;en."
„Laat éan het maar wagen, mynheer! Ik
beloof u, dat by 't niet zal navertellen."
Nog steeds vergezeld van mijn revolver,
stapte ik in het kaïretje en reed op oen
draf naar Little Jellicum. Ik bedacht m\j op
eens, dat de laatste diefstallen-door vier lui
waren uitgevoerd; er kon dus nog hetl goed
een medeplichtige hier in de buurt rondloopen.
Ik hield stil en keek den weg af.
„Waar ga jy naar to9 nut den wagen,
Jim; is er een ongeluk gebeurd?" werd my
eensklaps toegeroepen.
„Juist kameraad, stap maar dadelijk in en
ryd mede," antwoordde ik in afscbuwelyk
dialect.
Da man weifelde geen oogenbük; zoodra
hy naast my zat, liet ik hom nyo rsvolvor zien.
„Ik heb je andere drie makkers ook al,
ga dus maar kalm onder myn revolvor liggen,
dan weet ik ten minst? zeker, dat gy niet
weg kunt, terwijl ik u naar bet bureau van
politie breng."
„Maarbegon hy.
„Liggen 1" brulde ik en meteen duwde ik
hom neer, zoodat hy aan den eenen kant
met zyn hoofd en aan de i anderen kant met
zyn voeten uit bet wagei tie stak.
Halverwegen ontmoet.- ik Dredg«r, den
agent van politie.
„Ik breng dezen man naar het bureau,"
riep ik hom reeds uit de verte toe; „thuis
heb ik er nog drie opgesloten, tie door Me
Bludshed bewaakt worden; wilt gij h9iu zoo
lang gezelschap gaan houden, tot ik terugkom?"
„Nu, dat is twee vli gen ia óén klap,"
dacht ik onder het ryden, „als zy dat wisten
in Scotland Yard, zagen zy groen van nyd."
Eindelijk hield ik voor het bureau a'il;
mot de zweep tikte ik tegen de ruiten.
„Wat komt u bier zoo vroeg doan?" riep
de inspecteur, zyn oogen uit wry vend.
„Ik kom u vragen dez^n man in verzekerde
bewaring te nemen en dan met een agent
mee te gaan naar Palkam, waar ik nog drie
inbrekers heb over te leveren."
„Nog drie?" vroeg de inspecteur stom van
verbazing.
„Ik zal u alles onder de hand wel vertellen."
De inspecteur kon niet nalaten my zyn
hartelyke gelukwenschen aan te bieden ovet
myn prachtige vangst; het waren ongotwyfeli,
dezelfde berucht© inbrekers, dio het dorp den
geheelen vorigen winter reeds onveilig ge
maakt hadden, meende hy.
Dicht by myn woning gekomen, hoorde ik
reeds een heftige woordenwisseling op luiden
toon gevoerd.
„Ik zeg u, dat ik Dredger, do agent van
politie ben, en ik vraag toegang in naam
dor Koningin," hoorde ik schreeuwen; myn
heer Tratters, dien ik ben tegen gekomen,
beeft my gezegd, hierheen te gaan."
„Dat kunt gy wel zeggen," klonk hot van
binnen: „agent of geen agent, gy blijft buiten.
Ik heb myn orders, en ala gy 't waagt een
voet over deD drempel te zetten, jaag ik u
een kogel door de hersenen."
Wy stelden den dapperen Mc Bludshed
8po3dig gerust; de gevangenen waren nog
in den zelfden toestand als wy hen ver'aten
haddon. Ik liet hen in de keuken komen,
waar de inspecteur hen kon monsteren.
De boosdoener, die in het kolenhok had
vertoefd, zag er het afschuwwekkendst uit;
trouwens op elk der gezichten stond het merk
der misdaad gedrukt. De oudste der drie had
werkelyk nog de impertinentie, om een oogen-
blik het woord te vragen, waarop de inspec
teur hem zeide, dat alles, wat hy ter zelfver
dediging zou willen aanvoereD, toch tegen
hem zou getuigen.
„Wat ik wild9 weten," ging by evenwel
onverschrokken voort, „is waarom wy, dri«
eerlijke werklui, hier opgesloten zyn."
„Werklui!" lachte ik.
„Ja, werklui, jon^Jnensch, en nu vraag ik
nog eens: waarom? Wij zyn hior gekomen
op last van onzen baas en het eerste, wat wj|
zien, is een schreeuwende gek, die ons ee<
revolver voorhoudt, en een dame, die ons mcf
een stevig touw de handen bindt. Daarna zyt
wy in een kolenhok gestopt en bewaakt go-
worden door een schildwacht met geweer."
„Ja, en wat moet dat nu eigeniyk betee-
kenen?" vroagen alle drie tegeiyk.
„Gy stemt zelf toe, dat gy in huis wildst
dringen," begon de inspecteur; „gelukkig, dat
mijnheer Tratters u bytyds opmerkte. Gy zult
allen terechtstaan voor inbraak, uw vierda
man zit reeds veilig achter slot en grondel.'*
Eensklaps voelde ik my aan de mouw
trekken en omkijkend zag ik Elvira staan
met een erg bedrukt gezicht.
„O Dolly (zy noemt mjj alleen Dolly, als zij
erg zenuwachtig is), „ik geloof, dat wy ons
vergist hebben. Ik heb je heelemaal vergeten
te vertelleD, dat ik Jerrypole hob gevraagd
een paar knechts te zenden, om naar den
muur te zien, die weer zoo vochtig is. En dit
zyn zeker die mannen."
„Groote dingen 1 Elvira 1" riep ik; „je zult
my toch niet willen vertellen, dat ik vier
onschuldige werklui zoo lang hob opgesloten,
dat zou toch al te gek zijn."
»Zeg, jjj! Waar kom je vandaan?" riep ik
den woordvoerder toe.
„Yan Jerrypole, natuurlijk, wy kwamen naar
den muur zien."