N°, 11654
Zaterdag 19 Februari,
A0. 1898
jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Inhuldigingsfeesten.
Feuilleton.
ROZEKATE.
ÏDSCH
DAG-BLAD.
PRIJS DEZER COURANT*
Voor Leiden per 8 maanden. *-jf f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlyke Nommere0.05.
PKIJ8 DEK ADYERTENTIËN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootora
letters naar plaatsruimte. Voor bet incaaseereu buiten de stad
wordt f 0 05 berekend.
Het proces Dreyfns-Zola.
De proces zitting via gisteren was kort,
maar zeer belangrijk.
B(j het begin der zitting vroeg de heer
Clémenceau, in aansluiting met de woorden
v;.n generaal Pellieux in de zitting van den
vorigen dag, dat men in het ministerie van
ooi log beslag zal /leggen op het origineele
borderel.
De generaal zeide, dat hy meer dan iemand
wenscbte licht te ontstekeD, maar dat het
ni.t in zjjn macht staat het borderel te ver
schaffen.
De president maakte de opmerking, dat by
arrest van het Hof reeds in ontkennenden zin
op dit verzoek ia beslist.
Advocaat Clémenceau nam daarna nieuwe
conclusies.
Vervolgens had höt verhoor van den schrift
kundige prof. Moriaud plaats, die ztfn stelsel,
gegrond op zeer scherpzinnige redeneeriögen
en afleidingen, uiteenzette. Hij ztide, dat het
borderel van de hand van Esterhazy is, dezelfde
hand, die de letters schreef van den brief,
waarin het woord „Uhlan" voorkomt.
„Niet alleen schreef bij dien brief, maar ik
zeg zelfs, dat hij dien niet opnieuw in den-
zelfden graphiscben vorm kon schrijven, want
hij i3 geschreven in bijzondere levensomstan
digheden, ia een oogenblik van groote opge-
wonaeuheid, bijna krankzinnigheid.
„Ik daag eiken schriftkundige uit mij het
tegendeel te bowyzen."
Generaal De Pellieux vertelt eveneens de
omstandigheden, waaronder het bedoelde docu
ment in zijn handen gevallen is. Hy vernam
van don senator Scheurer-Kestner, dat moviouw
De; Boulancy in het bezit. was. van cocnpro-
/mitteerende brieven. „Ik iieb toon een regel
matige huiszoeking laten doen, in tegenwoor
digheid van mevrouw De Boulancy. Toen de
zegels onder zün oogen verbroken werden,
ontkende Esterhazy de schrijver te zjjn. Ik
heb dien brief toen laten onderzoeken door
deskundigen, die verklaarden dat bet een vaisch
stuk was. De deskundigen maakten een ge
schreven rapport op, dat zich met de stukken
ia banden moet bevinden van den rechter
van instructie Bèrtulus.
Gery, hoogleeraar aan do „Ecole des
Cuaitea", daarna gehoord, zegt, dat de ge
lijkenis van het scbrift van Let borderel met
dat van Esterhazy in het oog vallend is.
Couard verklaart zich iccompetent.
Varinard zegt, dat bij om een oordeel uit
•e spreken het oorspronkelijk document noodig
aeeft.
Labori vraagt, dat de brief, waarin bet
vvo.rl „Uhlan" voorkomt, zal worden over-
,ele„'d.
Advocaat Clémenceau veilangt, datgoreraal
)e Pdlieux zal worden teruggeroepen on
jm gevraagd zal worden, of de eor van het
oger er niet mede gemoeid is, dat uitgemaakt
wordt of Esterhazy al of Diet den brief ge-
chrevsn h?eft.
G neraal Dj Pellioux spreekt zich in be
vestigenden zin uit, ofschoon deze brief geen
betrekking heeft met de zaak Dreyfus.
De president zegt, dat de machtiging om
bet stuk roede te deelen zal worden gevr aagd
aan den minister.
Kolonel Picquart zegt, dat hij geloofd heeft,
dat Esterhazy de documenten heeft gehad. De
commandant is tweemaal naar de schietschool
geweest; den derden keer heeft bij zich be
geven naar het kamp van Cbalons. Ik heb
inlichtingen ingewonnen over hem by een
officier, die my gezegd beeft: „hy vroeg
my op zekeren dag of ik iets wist over de
mobilisatie der artillerie. Ik vroeg my af wat
hy met deze inlichtingen van my wilde be
ginnen".
De president zeidc, dat hy zal nagaan of de
zitting met gesloten deuren zal moeten plaats
hebben.
Kolonel Picquart gaat voort en zegt: „Nie
mand beeft my gezegd, dat Esterhazy altyd
stukken aan huis liet overachryven, maarhy
was majoor en had een secretaris tot zyn be
schikking. Intusschen heb ik tot het laatste
ooganblik de hoop gekoesterd, in het borderel
iets te vinden om mLJ te overtuigeD, dat Ester
hazy er niet de schry'ver van was. Ik had
deze hoop, toen ik de zinsnede zag:
„Ik zal naar de manoeuvres vertrekken".
Ik vroeg my af, hoe het mogeiyk was, dat
eon majoor kon vertrekken naar.de manoeu
vres in het voorjaar, want in den regel gaan
zy niet daarheen. Ik wist my rapporten van
het 74ste linie-regimont te verschaffen en
daarin las ik, dat majoor Esterhazy deel zou
nemen aan de manoeuvres. (Beweging).
Nadat generaal Gonse gehoord is, ontstaat
oenig debat over den datum, waarop het bor
derel zou kunnen geschreven zyn. Terwyi
kolonel Picquart zeide, dat men het aan bet
tweede bureau altyd beschouwde als geschre
ven te zijn in April 1894, verklaarde genoraal
Gonse, dat het in Augustus 1894 moot ztyn
geschreven.
Mr. Labori maakte de opmerking, dat in
de akte van beschuldiging tegen Dreyfus de
maand April wordt genoemd. Mr. Labori las
daartoe een deel van het rapport van majoor
d'Ormescheville, waaruit ook biykt, dat het
van April 1894 is.
Kolonel Picquart zegt in antwoord op een
vraag van mr. Labori wat hy denkt over den
ernst van de stukken, in bet borderel genoemd:
„Ik zal spreken in het belang der justitie.
„Ik geloof voldoende bevoegd te zyn om u
myn meening te zeggen over de belangrijkheid
der feiten, io bet borderel geroemd.
„Ik zag dadeiyk, dat men het belang over
dreven heeft."
Getuigo analyseert het borderel en spreekt
zyn overtuiging uit, dat Esterhazy de docu
menten gehad heeft.
„Ik zeg niet, dat by het borderel gemaakt
heelt, maar hy heeft het kunnen makon, daar
hy volioende ing-.licht was."
Getuige Is bereid inlichtingen te geven
over de dekkingstroapen, maar vraagt besloten
zitting.
Generaal De Pellieux verklaart, dat niet
Esterhazy de stukken heeft overgeleverd.
Generaal Gonse betoogt, dat enkel een offi
cier van den generalen staf kennis kon hebben
van de stukken, welke in het borderel worden
opgesomd.
Da heer Labori zegt, dat by ter. wille
van de ophelderingen van generaal Gonse
vroeg, dat de deuren zouden gesloten worden.
De heer Picquart weigert te antwoorden
op de vraag, of hy door den minister van
oorlog was aangewezen om de debatten van
het proces-Dreyfus te volgen. Generaal Gonse,
dienaangaande ondervraagd, weigert eveneens
het antwoord.
De heer Labori: „Als het feit onjuist is,
laat men my dan tegenspreken."
Niemand antwoordt.
De zitting wordt geschorst.
Na de hervatting der zittiDg onthulden de
generaals De Pellieux en Gonse een groot
geheim.
Generaal De Pellieux vraagt nameiyk het
woord en zegt:
„Tot dusver zyn wy binnen de wettige
perken gebleven, maar nu de verdediging
heeft gesproken over Let rapport van majoor
d'Ormescheville (den rapporteur in het proces-
Dreyfus) zal ik het kenschetsende woord van
kolonel Henry: „Men wil licht, voorwaarts
dan", tot het myne maken. (Beweging.)
„Toen de afgevaardigde Castelin in de Kamer
zijn interpellatie indiende (en vóór het zenden
van kolonel Picquart naar Tunis), had men
aan het ministerie van oorlog het volste bewys
van de schuld van Dreyfus en ik heb dat
bewys gezien. Wy hadden toen een nota
ontvangen, aldus luidende: „Zeg nooit welke
betrekkingen wy met dien Jood gehad hebben."
Deze nota was niet geteekend, maar voorzien
van een visitekaartje, waarop aan de achterzyde
een overeengekomen woord, hetzelfde, dat op
het stuk stond. Generaal Do Boisdeffre zal deze
feiten bevestigen. (Levendige toejuichingen).
Mr.-Lftbor»-! aDflt la tn>n
dat in het debat wordt gebracht".
Generaal De Pellieux: „Gy hebt bet rapport
van majoor d'Ormescheville goed gelezen."
Mr. Labori: „Over alle stukken moet gede
batteerd worden, zullen ze waarde hebbeD.
Over een eerste geheim dossier, dat de ver
oordeeling ten gevolge had, werd niet gede
batteerd, noch werd het ter konnis gebracht
van den beschuldigde of zyn advocaat.
„Er bestaat dus nu een tweede dossier.
Waarom zouden wy dit niet bespreken? Do
ontroering in den lande groeit aan, wy hebben
het recht licht te eischen en do herziening
is thans onvermydeiyk geworden. Gerucht
Toejuichingen.) Laat men ons dat stuk toonen
en als Dreyfus schuldig is, zullen wy ons
er by nederleggen en tot onzen arbeid terug-
koeren."
De verdediging wil echter aantoonen, dat
het stuk niet echt is, maar afkomstig van
de geslierde dame.
Generaal Gonse bevestigt de woorden, door
generaal De Pellieux gesproken, maar zegt
niet te gelooven, dat men het bedoelde stuk
zou kunnen overleggen.
Generaal Dj Pellieux: „Men spreekt over
een geheim stuk, maar men heeft niet bewezen,
dat het bestaat. Ik verzoek dat generaal De
Boisdeffre worde gehoord."
H\j geeft aan een kapitein het bevel r me
raai De Boisdeffre te gaan roepee.
Inmiddels wordt majoor Esterhazy als ge
tuige opgeroepen. (Beweging).
Mr. Labori dringt er op aan, dat eerst generaal
De Boisdeffre zal worden gehoord, aangezien
het incident te ernstig is.
De zitting wordt geschorst te midden van
een levendige ontroering.
Tydens de schorsing stond een iegeiyk
overeind, druk besprekende het belangryk
incident, dat de oplossing geeft van het plot
seling afbreken van de nasporingen van kolonel
Picquart, en waaraohynlyk zal leiden tot do
ontdekking van de gesluierde dame. Generaal
De Pellieux is er blykbaar op uit om vol
licht te verspreiden, zyn gezag groeit ziender-
oogen aan.
Algemeen werd de verklaring van generaal
De Pellieux goedgekeurd. Zyn woorden hebben
diepen indruk gemaakt. Yelen zyn van oordeel,
dat de weg, welken men heeft betreden, een
uiterst gevaariyke is, en men betreurt bet
algemeen, dat generaal De Pellieux dergelijke
verklaringen heeft moeten afleggen om de eer
van het leger te verdedigen.
Na heropening der zitting liet de president
generaal De Boisdeffre oproepen. Daar deze
tchter nog niet aanwezig was, werd de zitting
tot heden verdaagd.
Generaal De Boisdeffre kwam eerst na
afloop der zitting aan het paleis van justitie
en kon dus niet meer gehoord worden.
Buiten het paleis vielen tal van incidenten
voor. Omstreeks kwartier voor vyven gingen
de eerste getuigen heen. De menigte juichte
generaal De Pellieux toe. Men riep: „Leve het
leger l Leve de generaals I"
Eenigen tyd daarna werd de heer Yves
Guyot toegejuicht. Anderen riepen weder:
De menigte 6troomde naar het hek van heit
paleis en juichte daar mr. Leblois levendig toe.
By de Quai du Marchó Neuf werd een
arrestatie gedaan. Do meüigte wilde zich op
den in hechtoDis genomen man werpen, maar
daar hy niet de belangstelling waard scheen
te zyn, trok de menigte weer af.
By hot opryden van den Pont Neof werd
het rytuig van Zola begroet met den kreet:
„Leve Zolal" die weldra door gefluit werd
overstemd.
Na het vertrek van Zola keerde de repu-
blikeinsche garde naar de kazerne terug.
Tusscben vyf en zes uren in den avond was
het in den omtrek van het paleis uiterst
levendig. Er vormden zich groepen, die over
de verklaring van generaal De Pellieux van
gedachten wisseldon.
Onder do menigte deden verschillende
lezingen de ronde, maar de meest verspreide
was deze, dat generaal De Pellieux verklaard
zou hebben, dat enkele dagen vóór de inter-
ptllatie-Castelin de minister van oorlog oen
papier ontvangen zou hebben, waaraan een
naamkaartje was bevestigd met een bekeDd
pseudoniem van een buitenlandsch gezant
schap, dst zfin vertegenwoordiger to Parijs
waarschuwde zich niet te compromitteeren in
de zaak-Dreyfus.
Deze lezing werd snel verspreid en heftig
besproken. Zie vervolg in het Eerste Blad.)
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteurt
Als tolk van velen verzoek ik U, onder
staande regelen een plaatsje in Uw Dagblad
te willen geven.
Getrouw schouwburgbezoeker, begaf ik my
ook Woensdag avond naar „Rigoletto". Daar
de aanplakbiljetten vermeldden „opening bureau
6*/\ uur", bevond zich dan ook tegen dien
tyd een talrfike schare voor de deuren. Een
hevige wind, gepaard met zwaren slagregen
(supra hondenweer) deed ons allen proflteeren
van de willekeur van het schouwburgpersoneel
(of de schouwburgcommissie?), aangezien de
deuren eerst geopend werden8 minuten
over zevenen.
Ik begryp, bet waren maar menschen voor
de galery, die geen plaats kunDen bespreken;
maar niettemin, zy hebben toch óók geld er
voor over, om waar kunstgenot te smaken.
Of zyn de financiëele omstandigheden van
den Schouwburg van dien aard, dat het geld
van een good-bezette galery gemist kan
worden?
Geloove, wie het wil.
Hopende, M. de R., dat opneming dezer rege
len een herhaling zal voorkomen.
Achtend,
Uw dw. Dnr.
K.
[Uit door ons ingestelde informaties is ons
gebleken, dat de inzender volkomen geiyk
heeft, alsmede, dat do klacht reeds tot de
schouwburg-commissie was gekomen. Dat de
deuren niet eer open gingen, is echter niet
Italiaansche Opera zelve.
Zy kwam erg laat van den trein en de
persoon van haar, die in den schouwburg
was, durfde zonder orde van de directie.de
deuren Diet open zetten voor de contrdle, die
de directie zelve wilde uitoefenen.
Het bestuur Yan den Leidscben Schouwburg
verhuurt aan de Italiaansche Opera het ge
bouw, dus is deze er dan meester over, zonder
dat de schouwburgcommissie feitelfik dus iets
te zeggen heeft. Red.)
De commissie toor de versiering en ver
lichting van het Plantsoen bestaat uit do
beeren
Dr. D. DE LOOS, Voorzitter.
Kapt. R. FROGER.
Jhr. A. C. VAN HiEFTEH.
J. M. HELLING.
Mr. E. KIST.
Mr. C. H. P. KLAVER WIJDEN.
J. C. ZAALBERG.
17)
Zy len Bleepen ruischten langs de trappen en
dOw-r de portalen, sporen rinkolden, sleepsabels
klonken, rijtuigen rolden af en aan. Hot was
een levendig, vrooiyk tafereel en iedereen was
oven opgewekt en blij.
Ritmeester Kempen en luitenant Van Eschen-
bach brachten de dames naar haar rytuig.
Rozkate steog het laatste inhaar gelaat, dat
blozend uit basr met zwanendons omzoomde
capuchon te voorschijn kwam, weerspiegelde
al het genot van den avond, terwyl Liza
zich mo3de en eenigszins onverschillig in het
rytuig neerwierp. Zy kende het gezelschaps
leven en had er half genoeg van; voor haar
vriGndin had het nog al de bekooriykheid van
h&t nieuwe.
Eer luitenant Yan Eschenbach hot portier
dicht deed, keek hy nog eerst in de groote,
glanzende oogeD, en drukte verstolen haar
hand, en toen reed het rytuig, het laatste, weg.
De vrienden gingen te voet naar huis; zy
moesten denzelfdon kant uit.
Een poos liepen zy zwygend naast elkan
der en toen begon luitenant Yan Eschenbach
een wals te fluiten.
„Een prachtige avond," zei hy; „ik heb my
in langen tyd niet zoo geamuseerd."
Zyn vriend gaf geen antwoord, doch zag
hem alleen van ter zyde scherp aan.
Ja. het was een knappe, statige officier en
b6t was geen wonder, dat meitjeeoogen met
welgevallen naar hem keken. Ritmeester
Kempen dacht aan den half schuwen, half
teederan blik, waarmede Rozekate h~ar cava
lier had aangezien. Amor had zyn doel ge
troffen.
„Die Rozekate Stavemann is toch een be
koorlijk schepseltje," begon de jonge officier
weer on zijn oogen schitterden.
„Wat speolde ze van avond prachtig en
als Margaretha was ze bepaald verrukkelyk."
„Ja," zei Kempen, „het was een allerliefst
beeld vol poëzie; ik zou voor geen geld tor
wereld de Faust willen zyn, die haar
haar vrede ontneemt," voegde hy er ernstig
en met nadruk by.
De andere keek hem verwonderd aan en
lachte toen een weinig gedwongen.
„Wat bedoelt go, ritmeestor? Het zal toch
wel geen zonde zyn, haar hart ten leven te
wekken!"
„Jat" klonk het kort en stellig, „dat is
onrecht, Eschenbach. Ik heb het u al eer
willen zeggen, maar ik hoopte, dat gy uit
u zelf wel zoudt ophouden. Ik ben uw vriend
en heb als zoodanig het recht u op een ge
vaar te wyzen, dat gy zelf niet ziet of niet
zien wilt.
„Yoor een minnarytje is dit meisje te goed
ze ziet er ook geheel naar nit alsof dat haar
ongelukkig zou maken en trouwen kan je
haar toch niet."
„En waarom niet?" antwoordde de ander,
eenigszins geërgerd.
„Vooreerst zyn je oudera te aristocratisch,
om een schoondochter van burgerafkomat te
kunntju aamieujen, en ten tweede hebt gy
met uw adellyke neigingen en uw zucht voor
woelde een ryke vrouw noodig."
„Nu overdryft ge, ritmeester," hernam zyn
metgezel, na een oogenblik stilte.
„Myn ouders zullen zich. niet verzetten
tegen een bepaald uitgesproken wensch van
my; myn adellyke niigiogen, zooals gy zo
Doemt, kan ik wel intoomen, en dan weet ga
ook in bet geheel niet of Rozekate geen ver
mogen bezit. Ze leeft met haar grootmoeder,
haar ouders zyn dood; ze zal in ieder geval
toch wel eenig kapitaal hebben."
„Ik betwyfel het zeer, het zal ten minste
niet noemenswaard zyn, te oordeelen naar
de eenvoudige levenswyze van bet jonge
meisje. Maak je geen illusies, Eschenbach,
en trek je terug, voordat je door je eer
gebonden bent."
Do jonge officier lachte half vrooiyk, half
spytig.
„Zoudt ge misschien zelf deze bloem willen
plukken, ritmeester?"
„Ik zou wel willen," gaf deze ernstig ten
antwoord; „en wat de uiterlyke omstandig
heden aangaat, zouden wy goed by elkander
passen; ik heb het financieel goed, ben een
voudig in myn behoeften en zou reeds daarom
alleen een onbemiddeld meisje tot vrouw
kunnen nemen, maar" en een blik van
zelf-ironie gleed over zyn gedrongen, eenlg6-
zins plompo gestalte „wie zou verliefd
kunnen worden op zoo'n van uiteriyk
schoon mi8deelden kerel als ik; dat gaat zoo
maar niet.
„By Rozekate bestaat daar trouwens geen
gevaar voor aio heeft al te diep in een
paar schitterende, blauwe oogen gekeken.
„Eschenbach", hy bleef staan od legde
de hand op den schouder van zyn vriend
„als ge het meisje vaa harte liefhebt en ge
wilt het tot uw vrouw makeD, dan heb ik
daar niets tegen, en indien het noodig is, wil
ik je zelfs gaarne behulpzaam zyn. Kan zy
geen cautie stellen, nu goed, dan zal ik het
doen. Wat doe ik met myn geld 1 Voor myzelf
beb ik hot niet noodig en familie, wie ik
het zou willen nalaten, bezit ik niet. Ik wil
Rozekate als myn zuster beschouwen; jy
bent me reeds sedert lang als oen broer ge
weest, dus niets staat je eigenlijk in don
weg," voegde hy er op vrooiyken toon aan
toe. „Maak gy hot meisje maar gelukkig,
Eschenbach.
„Maar, vervolgde hy, nu plotseling weder
ernstig wordende, „als je dat niet doet, als
je met haar speelde, dan, by den Hemel,
dan ben ik ook je vriend niet meer! De dag,
waarop ge dat deedt, zou ons voor immer
scheiden."
Een oogenblik was het stilde beide man
nen zagen elkander bleek en ernstig in het
gelaat.
De jongste was de eerste, dio de stilte ver
brak. „WeeB toch niet zoo tragisch, geachte
ritmeester en waarde schoolmeester! Ik ver
zeker u, dat ik het meisje meer bemin dan
ik kan zeggen. Ik zou niet meer van haar
kunnen afzien. En ga nu mee met me naar
myn huis, dan kunnen we daar nog een grogje
drinken I"
Ha&r zyn vriend sloeg de uitnoröging af.
„Neen, vandaag niet, Eschenbach. Het is al
te laat. Goeden nacht I"
Da beide mannen schudden elkander de hand
en gingen toen, in verschillende richtingen,
elk naar zijn eigen huis.
Rozekate zag Ferdinand Olpen toch Dog
terug en wel op den dag van zyn vertrek,
die tevens Margareta's huwelijksdag was.
Toen Ferdinand Olpen zfin zuster zijn be
sluit had medegedeeld, was deze daardoor
zeer ontsteld geweest. Zy had geen flauw ver
moeden gehad van zjjn plan. Ook bedroefde
het haar wel eenigszins, dat hy voor dezen
ernstigen stap niet met haar te rade was
gegaao, doch haar plotseling voor bet feit had
geplaatst, waar niets meer aan was te doen.
Zy begreep niets van hem. Vroeger had zy
steeds in alles, wat hem aaDging, hot eerste
en laatste woord moeten sprokenzy was zoo'n
beetje moedertje over hem gewoest, en nu zich
een zoo ernstige levensvraag voor hem opdeed,
nu besliste hy zelf, kort en bondig. Hy legde
plotseling zooveel zelfstandigheid aan den dag,
er was plotseling zooveel rustige kalmte over
hem gekomeD, dat het haar bevreemdde en
verontrustte. In weinige dagen was hij zoo
zeer veranderd; hy scheen plotseling ouder
gewordenop zyn open, frisch gelaat lag een
trek van stille berusting. Wat was er met
haar broeder voorgevallen Hoe zy ook peinsde
en zon, zy kon geen oorzaak vinden, en op
haar vragen gaf hy, met kwaiyk verholen
ongeduld, ontwykende vragen.
{Wordt vervolgd.)