Beurs van Amsterdam. Het proces-Dreyl'us-Zpla. Op den negenden dag van Uet proces was het buiten het paleis volmaakt kalm. In de zaal vielen enkele zeer heftige en later ook grappige Incidenten voor. Generaal De Pellieu* werd nogmaals gehoord en hield een schoone redevoering, die grooten indruk maakte. Hij zeijo„Het eerste facsimile van het borderel, opgenomen in de „Matin," was het meest zuivere van alle, die verschenen. Uit de debatten volgt, dat de verdediging alle beiiedigde exprrts wraakt, die aan het oor spronkelijke borderel werkten en daarmede het schrift vergeleken, dat door den beschul digde als bet zijne was erkend, terwijl lief hebberij-schriftkundigen, een vreemde tand meester, alleen het vertrouwen der verdedi ging genieten. Dozo tactiek verbaast mij niets. Zfl werd mij aangeduid door Uatbieu Dreyfus (broeder van den veroordeelde) bij een bespre king in mijn kabinet. Nadat by Esterhazy beschuldigd bad, vrorg ik, of hy een tweede •yiderzoek wenschte. Hy antwoordde niet. Ik Sesloot daaruit, dat, als dit onderzoek niet gunstig voor hem was uitgevallen, hy een ander zou hebben gevraagd. „Men heelt gesproken over het schrift, maar niet over betgeen in het borderel etoad. Ik maak my stork u met de stukken in de band te bewyzen, dat de officier, dip het borderel schreef, behoorde tot de bureaux var. bet ministerie van oorlog en dat hy artillerist was Sen officier der infanterie had het borderel kooit kunnen scbryven, daar zulk een officLr niets wist van alles, wat daarin stond. „Er blijft dus niet veel over van het ge heele bouwwerk, zoo kunstmatig opgetrokken, tn niettemin beschuldigt men do officieren, dat zy een onschuldige hebben veroordeeld op bsvel. Ik kan dien laster niet verdragen. Het is misdadig bet leger te berooven van het vertrouwen zyner hoofden. „Wat zouden zy moeten doen op den dag des gevaars, die nader 1b dan men wel meent? (Sen8atit). Men zou, heeren gezworenen, uw zonen naar de slachtbank voeren 1 (Langdurige beweging). Zola zou een overwinning in de oogen van Europa behaald hebben, waardoor Frankryk zou worden verpletterd. Wo zouden gelukkig geweest zyu, als Dreyfus kon wor den vrygesprokendat zou bewezea hebben, dat er geen verrader in het leger was." De generaal werd levendig toegejuicht. Zola's advocaat, mr. Labori, riep uit: „Met bet wettoek in de hand vraag ik het woord, om te zeggen wat ik te antwoorden - heb op de verklaringen van den getuige. Dat Is myn onbetwistbaar recht." De president: (levendig) „U hebt niet het woord. Neem conclusies." Mr. Labori: „Dat zal ik doen, maar vooraf bob ik iets tot de jury te zeggen. „Heeren gezworenen, gy hebt daar juist gehoord een waar requisitoir, dat niet onder broken is. „Men belet den advocaten te manifesteeren; waarom mag een officier der artillerie in uniform wel to'-juichen „Wy willen licht. Als gjj my het woord ontneemt, zal men zeggen, dat generaal De Pellieux zonder hinder een half uur lang heeft kunnen spreken, terwyi de verdediging geen geluid heeft bunnen geven." Tot generaal De Belli', ux roept mr. Labori uit: „Op den dag des gevechts weegt myn bloed tegen bet uwe op. Ik heb minder galons, maar myn moed is de uwe waard Tot den president, die op conclusies aan dringt: „Al zou het debat zes maanden duren, de waarheid moet aan het licht! Als u my het woord wil ontnemen: doe het." De conclusion van Labori worden door hot Hof verworpen, overwegende, dat slechts pleidooien kunnen worden gehouden over de eigenlyke zaak. Mr. Labori vraagt, dat kolonel Picquart, die .by den rechter van instructie Bertulus is, zal worden gehoord over de verfclaiiogen van generaal De Pellieux. De voorzitter valt hem in de rede. Hy wenscht verder nog eenige vragen aan den generaal zelf te stellen, maar deze is reeds verlrokken. Mr. Labori merkt op, dat hy zyn terugkeer zal afwachten. Mr. Clémenceau verzoekt eveneens, dat Picquart zal wcrien gehoord om hem tecon- fronteeren met generaal Dj Pellieux. Do voor zitter stemt daarin toe. De senator Scheurer Kestnir do t eenigo onjuistheden uitkomen in do verklaringen van Teyssoonièros. In stryd met hetgeen deze verleid heelt, zegt de senator, dat Dreyfus' advocaat Demange nooit by hem gekomen is. „Het was Teyssonnières, die by hem kwam. Wat Esterhazy betreft, over dezen heb ik nooit togen Teyssonnières kunnen spreken, war.t op bet oogenblik, dat de besprekingen plaats hadden, kende ik niet den naam van com mandant Esterhazy. Men had nog nist over hom gesproken". De heer Teyssonnières erkent, dat hy zich kan vergist hebben. Mr. Labori spreekt zyn bevreemding daar over uit. Scheurer-Kestner beveBtigt, dat hy op 11 Juli, den dag waarop hy Teyssonnières sprak, nojrt van Esterhazy had gehoord. „Ik kan dus niet over hem gesproken hebben, dat zweer ik". Labori kost voor het artikel, dat gister ochtend in de „Libre Parole" heeft gestaan en gericht is tegen Tratieux. Het is geïnspi reerd door Teyssonnières. Deze erkent dat. Labori iaat het aan de jury over, de goede trouw te beoordeeion van een dergeiyk man, die een dag te veren ter terechtxltting zyn eeuwige dankbaarheid tegenover Trarieux uitsprak, aan wien by te danken heelt, dat hy op de lyst der experts geplaatst is. Teyssonnières geeft lange nitleggingen. Labori vraagt hom of hy van de zyde van Trarieux of Scheurer Eestnor eenig aanzoek kreeg om zyn rapport te wyzigen. Teyssonnières ontkent dit. Labori: „Dan is dus het artikel in de „Libre Parole" onjuist?" Teyssonnières: „Daar weet ik nists van." (Hilariteit.) Ook Trarieux wyst op het dubbelzinnig optreden van den heer Teyssonnières. Hy zegt: „Ik heb met aandacht de verklaringen van den getuige aangehoord, die gesproken heeft over leugens van Trarieux. Ik zou hem wel willen vragen welke leugens hy bedoelt? De dankbaarheid van den getuige tegenover my is van korten daar geweest." „De aanvallen van de „Libra Parole" laten my koud. Ik ben er aan gewend. Wat my wel aangaat, zyn de lasterpraatjes, die men daarin uitstrooit on die Teyssonnières erkent dat onjuist zyn. Ik geloof, dat hot Hof niet zal willen, dat de beschuldiging van leugen op mij zal hlyven rusten. Ik heb nooit ge logen." De president leest den brief van Teysson nières voor, waarin deze zyn dankbaarheid voor Trarieux uitspreekt en zich beklaagt, dat do pers hem als gedisqualificeerd expert beban lelt. Op een vraag van Labori spreekt Trarieux nog over de indiscrete mededeelingen, die ten doel zouden gehad hebben het optreden van kolonel Picquart te verlammen. „Dit laatste blijkt uit bet gedrag van Teyssonnières, als deze ten mioste waarheid heeft gesproken. „Mr. Damange kan do stukken niet aan de bladen hebben medegedeeld, daar hy ze aan den krijgsraad heeft teruggegeven. „Evenmin hebben de deskunoigon dostukken medegedeeld, want die hadden ze insgelyks teruggegeven. Dus biyven nog slechts de prefectuur vau politie of een officier aan het ministerie van oorlog over, welke laatste na de mededeeling van de Btukken aan de bladen het dossi;r-Dreyfus by Teyssonuères zou heb ben teruggebracht. „Of wel, Teyssonnières heeft gelogen en dan is hy gedisqualificeerd om het alibi te verkrijgen, waarop hy zich beroepen heeft om te doen gelooven, dat tydens de mededee ling van het borderel aan de „Matin" hy het dossier niet by zich had, daar men het hem eerst daarna terugbracht." De zitting wordt geschorst. De heer Teys sonnières heeft dus by de confrontatie met Scheurer Keatner en Trarieux zyn laatste ge zag verloren. Na heropening der zitting wordt generaal De Pellieux nogmaals gehoord. In antwoord op een vraag van mr. Labori verklaart hy dat hy heeft willen duideiyk maken dat de ver dediging de verklaringen der beèedjgde des kundigen niet toelaat. Mr. Labori antwoordt dat zy zich achter het beroepsgeheim verschuilen. Zich tot d* jury wendende, zegt hy „Wy hebben hier niet over oorlog te spreken, maar men moet weten of zekere officieren waardig zyn om de soldaten aan te voeren." De generaal motiveerde de schuld van Dreyfus uit den aard der overgeleverde docu menten en verklaarde zich voor de overlegging van het borderel en de openbaarmaking der expertise van 1898. Uit naam van alle kame raden verklaarde De Pellieux dat de herziening van het proces van 1894 hem weinig kon schelen. Generaal Gonso verklaart dat de vele facismile's van bet borderel die over het land zyo verspreid, gebetl het karakter dragen van werkeiyk valsche stukken„Ik zou de photo- graphische bewyzen daarvan wel bier willen brengen, maar de zaak is in het geheim be bandeld en dat besluit moet ik eerbiedigen." Mr. Labori: „Als iedereen maar wilde, zou men het spoeaig daarover eins zyn, dat iu deze zaak niets zoo ernstig is of het is mogeiyk geweest or geloof aan te doen slaan." (Uitroepen). De officiééls deskundige Couard bestryot de niet-olliciëele deskundigen. H(j spreekt nogmaals als zyn overtuiging uit, dat het schrift van hst borderel niet dat van Ester hezy is. Er volgt een lang debat tusschen Couard, Labon c-n andereD, aan het slot waarvan Couard zegt: „Men kan sterk zyn in allerlei soort van dingen en zich in het geheel niet verstaan op een schriftkundig onderzoek. Wanneer ik gezegd heb dat het schrift niet van Esterhazy is, dan ben ik daarvan overtuigd. De conclusie biervan is: „Cuacun son métier etlssvacbes seront bien gardées" (ieder zyn vak, en de koeien zullen goed bewaard zyn). (Hilariteit). Er werd gisteren slechts één nieuwe getuige gehoordeen schriftkundige uit Geneva, de heer Morian, hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid. Hy verklaart, dat hy het facsimile van het boruere! en het schrift van Dreyfus aan een onderzoek onderwierp: „Zonder (wyfel zal myn rapport aan de jury worden overhanoigd. Later onderzocht ik, op verzoek van den Franschen consul, nogmaals het borderel met het schrift van Esterhazy. Ik tood Zola aaD, by zyn proces te komen voorlezen wat ik denk van het schrift van Esterhazy en dat Tan het borderel". De zitting werd besloten met een demon stralie van den heer Couard. Omstreeks vyf uren verlieten de officieren het paleis van justitie. Er werd geen enkels kreet gehoord. Omstreeks balfzes was het Dauphineplein bykans geheel ledig. Het publiek en de getuigen verlisten de zittingzaal zonder eenig incident. Het rytuig van Zola verscheen om 10 minuten vddr zessen. Tot de Font Neuf viel niets byzonders voor, alleen werd er veel gefloten. Na het collego van Franck is Dinsdag Grimaux, hoogleeraar aan (je Polytechnische School, zooals men gisteren meldde, zyn ge tuigenis komen brengen, een getnigenis. dat theatraal zou moeten heeten, wanneer niet deze grysaard, een van die figuren, waaraan het hedendaagscbe Frankryk blykens deze zaak i.i.t te ryk is, man van rotsvaste over tuiging en daarvoor durvende uitkomen, ook al zou Net hem zyn positie kunnen kosten wanneer niet, zegt de corresp. van de „N. R. C.", deze grysaard in elk van zyn woorden de taal van hart en geweten had laten door klinken. Dien man heelt de minister van oorlog trachten terug te doen komen op zyn onderteekening der rovisieadresaenhy ia door den generaal-commandant der Polytechnische School gehoord; men heeft hem het verwyt gedaan van een slecht vaderlander te zyn. Hy, Grimaux, een slecht vaderlander; by, wiens vaderen de eeuw door onder Frankryks vanen hebben gestreden, die zelf den Krim- oorlog beeft meegemaakt en nog, alB het regiment voorbytrekt, het gryza hoofd ont bloot om het vaandel te groeten En met d6 armen wyd uitgestrekt, bevende van aan doening, stond Grimaux in het getulgenhekje! Geen slecht vaderlander en geen beleedjger van het leger, dat vleesch is van ons vleesde en bloed van onB bloed, maar een man, die licht en waarheid wil, bet volle licht en nog meer licht. Het gemompel op enkele banken by deze woorden ontlokte aan mr. Lihori den kreet van glooiende verontwaardiging: „Ik begryp niet, dat het publiek de fijngevoeligheid mist, welke op dit oogenblik stilte gebiedt." Door zyn zoon begeleid, keerde de grysaard, tot tranen toe bewogen, naar den uitgang terug, op de toejuichingen en de van ver schillende zyden hem toegestoken handen by het heengaan antwoordende met een Leve men meende te hooien: de vryheid! Misschien is het: Leve het legert geweest. Het gehoor heeft een sterken indruk ont vangen van dit verhoor. Er was in de ver- scbynicig van dezen grysaard, die, ongesteld reeds, zoodat hy dringend verzocht had dien dag te mogen getuigen, daar hy volgende dagen misschien verhinderd zou zyn; in dien onwrikbar, n wil, in den klank van het woord en de heftigheid van het gebaar, in de hulp behoevendheid van den ouderdom, welke hem den steun van zyn zoon had doen vragen, er was in dat alles iets, dat roerde en tot eerbied stemde. Voor zulke figuren mag een volk zich buigen. Zy zyn voorbeelden van plichtsgevoel, van burgermoed en waarheids- liefde I De Italiaanselie Opera. Begint de belangstelling in de Italiaansche Opera hier te Leiden al te verminderen Men zou het zoo zeggon. De vorige uitvoering werd reeds geringer bezocht dan de daarvoor- gaande en die van gisteravond was ook weer minder bezet. Geen enkele rang wbb thans flink gevuld. Dat is jammer. Of was de ge brekkige opkomst soms een gevolg van de mindere bekendheid met het op te voeren werk „Rigoletto", omdat het reeds zoo lang geleden was dot deze schepping van Verdi hier voor het voetlicht was gebracht? Maar in ieder geval waren de namen van den componist, van wiens „Ernani" we onlangs reeds een gedeelte hoorden, en van het gezel schap waarborg genoeg voor iets goeds. Daaraan ontbrak het gisteravond dan ook niet. Behalve dat zy, die mindere rollen ver vulden, dit op bevredigende wyze deden, blonken signora Cappsllaro als Rigoletto's dochter Gilda en signor Lnnardi als de hofnar zelf wederom uit. Prachtig o. a. was hun duet, waarin Gilda bekentenis aflegt van hare liefde voor den hertog van Mantua: overheeriyk ook het quartett tusschen deze drie en do zuster Maddalena (signora Bobbio) van den bravo Sparafucile, dis In zyn herberg vóór twaalf uren een slachtoffer verlangt om zich te verrykon, en treffend was ook het spel van Rigoletto to :n hy tot de ontdekking kwam dat de in het water te werpen zak niet bet ïyk bevatta van hem, den hertog, op wien hy zich dacht te wreken, maar zyn eigen, door het staal doodeiyk gewonde dochter. Wat h6t muzikale gedeelte betreft, zoowel zang als instrumentatie, heeft men nog zoo veel andere tooneelen getuigden het aan Verdi's werk recht laten wedervaren: en als zoodanig waren de herhaalde terugroe pingen ten volle verdiend. Anders is het echter gesteld met de ver zorging van het tooneel. Daar was, over 't geheel, al zeer weinig werk van gemaakt. Er was er maar om zoo te zeggen - met den Franschen Blag doorheen geslagen. Of eigeniyk dat ook niet, want by de voor stelling van „Carmen" onlangs hebben de Franschen juist getoond wat er met goeden wil van ons tooneel nog te maken is. Zy overtroffen toen de verwachting, terwyl gis teravond de parodie op de z.g. armoede wel wat overdreven was. Daar hebt ge bet tweede bedryf (derde acte), voorstellende een salon in hethertogoiyk paleis. Daarvoor is aangegeven dat het aldus moet zyn ingericht: twee zijdeuren, een groote in den achterwand; ter zjjde van de dear hangen de leTonsgToote portretten van den hei tog en zyne gemalin. Behalve andere meubelen een leunstoel by een tafel, met iluweelsn kleed. Van die „andere meubelen" was geen spoor te ontdekken, zoodat het hertogeiyk salon er nogal sobertjes uitzag, en de „levensgrooto portretten" lieten zich evenmin bewonderen, en toch was één er van bepaald noodig geweest omdat de graaf De Monterone, hy zyn over brenging tueschen de wachten naar de ge vangenis, „even voor het portret des hertogs stilhoudt om een vervloeking te uiten." Veel moeite zou het zeker niet gekost heb ben om in een en ander te voorzien. Misschien dat er by de iorichling van dit tooneel wat te veel haast gemaakt was, welke haast ook sprak uit het slaan d-T klok op het midderuachteiyk uur, het uur der wrake. Het Is waar, het stuk speelt te M ntua, en er is verschil tusscben den Italiaauscben tyd en onzen gewonen stadstyd. Maar in het land met den blauwen hemel zal de klok te mid dernacht toch óók wel twaalf slier, en niet zes, zooals bier gisteravond. Het is wel een klein abuis, maar toch een, die onwillekeurig een glimlach te voorechyn roept. Een Ckscbe gang in de zaken is uitstekoDd, maar te groote spoed, is zelden goed. Om kwartier voor achten begonnen, wzs de voorstelling met inbegrip der grooto pauze om kwartier over tiener, afgeloopon. 17 Febrnari 1898. Vor. Koets kocre. heden. 214 pCt. Vod. Werk. Schuld. 87^ 87* 8 pCt. Obfip. ürto m 99* 3 pCt Ccrt dito 98* B pCt Oostcnr Moi;Nf/y. 85* Jao.'Jali 20)4 20* 85« 35* 37 Koloniale Bank Aandoe!on 4b dito prof. 9 61 NcdorL Jndi-elie Hnndolabank S7 Nodcrl. llandtl-Mü op rcscontro 13814 133 Koninkl. Petrol.-Mg 620 560 43 42* 152 146 97 95* 140 13J 235 Central. Pacific Shares 14 13* AUhiwu Tope ka s 13* dito pref. 31 81* 34* 33* dito prol eo* 60* Goifsharta 22* 22* 5 pCt. dito Oblig 78* 73* 57 - Prolongatie pCt. Shortlme 475/,. Ned.-Amerik. Stoom vaart "willig 89. Stoomvaart-My „Neder lan/' 167. Dordtsche Petroleum M.j. 120. Koninkl. Petr.-My. "williger. Moeara Enim do terende. Gemeen teraad van Leiden. Zitting van hedennamiddag te 2 uren. Voorzitter: de heer F. Was, burgemeester. Tegenwoordig zyn 22 leden, nl. do heeren Juta, Dekhuyzen, Korevaar, Zillesen, Drucker, Fockema Andreae, Zaayer, Van Hamel, Van Lidth de Jeudo, Kersten6, A. J. Van Hoeken, Van Rhyo, Verster van Wul verborst, Stad houder, J. P. J. Driessen, P. J. Van Hoeken, Van Dissel, Kaiser, De Vries, Van KempeD, De Goeje en Kroon. Afwezig z^n de heeren; Pera, Hasselbach en L. DrieeBen, allen met kennisgeving, be nevens de heer Siegenbeek van Heukelom. Er is één vacature. De notalen van het verhandelde in de vorige vergadering worden gelezen en goed gekeurd. Aan do orde komen de volgende punten: 1°. Voorstel tot vaststelling van het schoolgeld voor de leerlinge der Kweekschool voor Onder wijzers Anna Meyer, te Katwijk. (16) 2°. Idem omtrent de plaatsing van borden op de Beestenmarkt ter aanwijzing van do voor de ver schillende veesoorten bestemde plaatsen. (17) 3°. Idem tot verlengn ik van de buur van het voor koffiehuis beoiemd gedeelte van Den Burg. (23) 4°. Idem omtrent het verleenen van een belooniDg aan den voonnaligen Gemeente-architect, H. Paul, in verband met den bouw van bet Krank zinnigengesticht .Endegeest." (18) 5°. Idem omtrent de terugbetaling van keurloon van vee en vleesch aan eenige paarden- slachtera. (20) 6°. Verzoek van G. J. Van Rheeoen, om vrijstel ling van schoolgeld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (19) 7°. Staat vau af- en overschrijving op de be- grooting der schutterij, dienst 1897. (22) 8°. Voorstel tot verlenging van de huur der be nedenwoning van het perceel Nieuwsteeg No. 10, verhuurd aan J. J. Spanjersberg. (21) 9°. Verzoek van C. SchotelBroese van Groenou, om vrijstelling van schoolgeld Hoogere Burger school voor JongeDS en lager onderwijs. (26) 10°. Voorstel omtrent de aansluiting aan de telephoon van do woning van den Wethouder, oelast met de Brandweer. (25) 11°. Idem omtrent het doen van herstellingen aan de machine van het LiernurstelseL (24) 12°. Idem tot opnieuw vaststelling van de ver ordeningen op de heffing en invordering van een plaatselijke belasting voor het gebruik van openbare gemeentewerken en bezit tingen. (27) 13°. Verzoek van mej. J. C. De Leu, om ontslag als derde onderwijzeres aan do school 4de klasse No. 2. (28) 14°. Voorstel omtrent de aanschaffing van een brancard, ten behoeve van do politie. (29) 15°. Verzoek van Gebroeders Van Uiden, om mach tiging tot verkoop van het perceel Hooge Rgndijk 8'ectie M. No. 1625 on tot opheffing van bet daarop ten behoeve van de gemeente Leiden rustena hypothecair verband. (30) lo. Aangenomen, zonder boofceiyke stem ming. 2o. Aangenomen, na een opmerking van den hoer Fockema Andre®, waaraan de Voor zitter voor den vervolge belooft te gemoet te komen. 3o Aangenomen zonder toofdeiyko stem ming. 4o. De heer Van Kempen vindt geen vrijheid om .zyn stem aaD het \oorstol vanB. inWa. te geven, al wil hy niets afdoen aan c« verdionaten van den heer Paul. Doze bojft echter een behoorlijke belooning als gemeonte- archittct genotan en had zyn assistenten. De heer A. J. Van Hoeken ondersteunt het denkbeeld van den heer Van Kampen en vindt geen termen aanwezig voor een buiten ga vo..o belooning. Spr. vraagt of de heer Paul buitengewone aknsten buiten zyn ia- struct ie heeft verr.cbt Do heer P. J. Van Hoekon kan zich even min mtt hot voorstel van B. en Ws. ver- oenjgen. Waarom o.n buitengewone belooniDg? De opzichters en hoofdopzichters zyn goed beloond. Spr. vraagt of de commissie van fabricage geboord is. De heer Van Dissel wykt in z|jn meening af van de overige sprekers; hy viadt de voor- gestelde belooning alleszins biliyk. De heer Paul hoeft byzoaderj moóto en byzoaderon tyd aan de plannen voor hot krank zinnigengesticht besteed en heelt er zich ia motttn werken. De Voorzitter meent, dat de heer Van Dissel meer dan iemand anders bevoegd is, do quaeitie toe te lichten. Voorts wyst by ex op, dat het work, hoe wel het voor dm heer Paul nog nieuw was, goed is afgeloopen on de kosten zelfs beneden Ce begrooting zyn geHüV.n. Volkomen ver- eei igt spr. zich met h?t door den he«T Van Lis8tl opgemerkt want het betreft de bui tengewone ie o .-i te en tyd, door den hoer Paul aan de samenstcllhg z^ner plaDnen besteed. De i o -omissie van fabricage is heel weinig by den bouw van hst gesticht betrokken1 geweest. i De heer Drucker wc-erl. gt de bezwaren dee hetrin Van Kempen cn merkt op, dat in bet traktement van don heer Paal Liet was be- grep.n een bel.oning voor dergelgke buiten ge w ..-no wtrkzlamheden. Du heer Van Riyn vinct een belooning als de voorgestel ie, ia ainmerkiüg nemende de buitengewone inspir.niDg, mooïte en tyd, door den haer Paul aan do plannen besteed, eer te kl.i.i dan Ij gr.ot Hy legt zich evenwel ty het voordel van B. en Ws. neer. De hoer De Vn.s is van mcening, dat de belooning aan don hoer Paul, in aanmerking nemend?, dat Ceza ingenieur was, te laag is. Na rog eenige discussie tusschen de heeren Drucker en V. n Kempen over het al of niet liliyke van de voorgestelde belooning, worot' het vojrstel van B. en Ws. in stemming go- bracLt en aangenomen. Tegen stemden do, hoeren P. J. Van Hoekoü, Van Kempen en' A. J. Van Hoeken. De beer J. P. J. DrioBsen bleef buiten stemming. 5o. AangenouiBD, nadat de heer De Gotje nog de aandacht gevestigd heeft op een be richt in de couranten betreffende het hearschon eener ziekte ond=r de Eugelscho paarden. 6o. Gunstig beschikt. 7o. Voorloopig vastgesteld. 8o. Aangenomen zonder hoofdei, stemming. 9o. Beschikt conform het voorstel van B. en Ws. IOo. Aangenomon zonder hoofdelijke stem ming. 1 lo. Idem. 12o. Da heer A. J. Van Hoeken ontwikkelt be zwaren tegen heffing van belasting oji uit-: steekscbermen. 1 De heer Dekhuyzen wyst naar aanleiding hiervan op de strekking van de des betreffen do bepaling der verordening, om een kleine belas ting te heffen van de winkeliers, die uitsteek- schermon aan hun winkels hebben. De heer P. J. Van Hoeken is tegen het; heffen van zulk een belasting. By de artïkelsgewyzo behandeling worden door de heeren Fockema Andre® en A. J. Van Hoeken bezwaren ingebracht tegen nr. 13b, art. 3 die door den heer Dekhuyzen worden weerlegd. Besloten wordt, in plaats van f 1, f 0.50 te heffen. Telegrammen, TENERIFFE, 18 Februari. De Fransche transatlantische boot „Flachat", van Marseille naar Colon, is hedenmorgen om 1 uur totaal vergaan by Pointanaga. De kapitein, de tweode officier en 11 man der equipage werden ge red; 38 man van de equipage en 49 passa giers verdronken. PARIJS, 16 Februari. Sarah Bernhardt is heden met goed gevolg geopereerd van oen inwendig gezwel. PRETORIA, 16 Februari. De heer Kotzé is heden ontheven van zijn ambt van hoofd- rechter, by een besluit van den uitvoerenden raad, genomen krachtens art, 4 van de in 1897 afgekondigde rechteriyke wet. Deregee- ring is van oordeel, dat Kotzé, door zyne onderwerping aan die wet in Maart jl. te ver loochenen, zqne handhaving in het ambt onmo- geiyk gemaakt heeft. Do stantsprocureur Gregorowski heeft heden in handen van den uitvoerenden raad den eed afgelegd als fungeerend hoofdrechter. Dit inciient heeft veel opspraak in de stad verwekt. LEIDEN, 17 Februari Tot leeraar in de wis- en natuurkunde aa& het gymnasium, de Hoogere Burgerschool «a de Burgeravondschool te Breda ie benoemd dr. J. E. Couvóe, thans leeraar aan de B.-S. te Tilburg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 3