in de met si rgroen keurig gedecoreerde zaal hadden ingenomen, na door bet publiek eerbiedig te zyn begroet. De j ugoigo executanten, gevormd uit de koorklussen der Koninkiyke Muziekschool, war.n allen getooid met de oranje-kleur, terwyi zy de woorden aflazen van oranje papier; ja zelfs was de tekst tusschen de partituur van den dirigent, den heerYöllmar, op braeie oranjestrooken gedrukt, hetgeen, alles te zamen, van uit de zaal een niet onaardigen aanblik opleverde. Hare Majesteiten waren vóór het derde nummer van het programma, een vioolromance, voorgedragen door mej. Fieta Dermout, binnen gekomen en bleven tot het einde na de can tate „'t Ouderhuis," welke voorafgegaan werd door eenige liederen, gezongen door mej. Marceline De Vries. De uitvoering vaa het kinderkoor, onder de energieke leiding woderom van den heer Yöllmar, die den ganschen avond een moeite- volle taak had, aangezien h(j ook de solisten accompagneerde, werd door de vorstelijke be zoeksters met zichtbaar genoagen gevolgd. Da Koninginnen betuigden den heer Völlma haar verlrek dan ook haar ingenomenheid met dit concert en ook met het spel en den zang dor dames so'iston. Toen de dirigent, na Hare Majesteiten te bobben uitgeleiJ, in de zaal terugkeerde, bood do kleinste kleuter uit het Kinderkoor hem onder daverend applaus een reuzenkrans van lauwerbladeren, doorwerkt met rozen, aan. Voor een gemeente-touwteirein op den hoek dor Jan-Luyken-straat en Stadhouders kade, te Amsterdam, wordt een prijs van f 26,000, d. i. ruim f 50 per M1., "geboden Met de commissie van bijstand in het beheer der publieke werken aldaar, zijn E. en Ws van oordeel, dat dit bod voor de gemeente aannemelijk is, terwijl dit terrein niet geschikt is om in erfpacht te worden uitgegeven, aan gezien het behoort tot de zoogenaamde villa terreinen, die uit den aard der zaak niet voor zulk oen teperkt en tijdelijk genot worden gewenscht. Zij vragen mitsdien aan den Raad machtiging tot don verkoop over te gaan. Het Utrechtscbe Studentencorps zal op 22 Mei 50 jaar bestaan. Er worden plannen gemaakt om dit feest buitengewoon to viereu. Waarschijnlijk zullen de te houden feest lyk- heden op 23 Mei beginnen. Oa:tr?nt do indien-st3telliog van oorlogs schepen in dit jaar en bun besteraming ver neemt „Het Vad." h9t volgende: Het pantsirdekschip „Friesland" wordt 16 dezer to Feyenoord ia dienst gesteld en is bestemd om in Mei a. s. oen reis naar Lissabon te doen, om onze Rogeeriug ta vertegen wo.r- eigen by de Vasco de-Gama-feestm op den Taag. De pantserdekschepen „Holland" en „Zeeland" wo dön resp. te Amsterdam en te Vlissingen in dienst gosteld, als zy daarvoor g:-reed zyn. Twoe der pantserdekschepen ver trekken in het laatst van het jaar naar Oo.t- Indië. De schoener „Argus" komt in Maait te Ni=uwediep in dienst voor het poli tie tot zicht op de Noordzee; „Zeehond" en „Djlfijn" bly- ven daarvoor in dienst. De korvet „Sommelsdyk" wordt 1 Juni te Hellevot-tsiuis in dienst gesteld en moet de id. „Alkmaar" in Weet-Indiü gaan aflossen. Het logementschip „Neptunus" komt 24 dezer te Kieuwediep in dienstden 16den Maait wordt de kanonneerboot „Heffing" daaraan toegevoegd. De kanonneerbooten „Brak" en „Haida" komen resp. 29 Maart en 1 Juni te Amster- Jam en te Hellevoetsluis in die-st voor de oefeningen der miliciens. De opnemingsvaartuigen „Geep" en „Raaf" worden resp. 1 Maart en 1 April te "Willems oord en Hellevoetsluis in dienst gesteld. Voor de oefening van adelborsten komt 2 Mei het instructieschip „Uranu" te Willems oord in dienst, waaraan 9 Juni het instructie- schip „Ever" wordt toegevoegd. Het stoomschip „Koningin-Regentes", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 11 Febr. Kaap Rocajdo „Titan", van Amsterdam en Liverpool naar Java, is 11 Febr. Gibraltar gepasseerd; de „Amsterdam," van Rotterdam naar Nieuw York, vertrok 11 Febr. van Bou logne s/M.; de „Bundesratb," van Oost-Afrika naar Vlissingen en Hamburg, arriveerde 10 Febr. te Aden; de „General" arriveerde 10 Febr. van Hamburg en Amsterdam to Mozam bique; de „Kaiser", van OoRt Afrika naar Vlisringen en Hamburg, vertrok 10 Febr. van Napals; de „Koningin Wilhelmina" arri- voerdo 12 Febr. van Batavia te Amsterdam. Noordwyk. Gisteravond gaf het Sfc.-Jeroens gilde de eerste der gezellige bijeenkomsten aan zyn leden, donateurs en donatrices, geiyk we dezer dagen met een onkel woord aan kondigden. Wy vreezen geenszins voor onbe scheiden door te gaan, zoo schryft onze cor respondent, als wy voor degenen, die „na ons komen", uit de school klappen. Integen deel, ons verslag kan niet anders dan een aansporing zyn voor do volgende bezoekers, toch vooral niet thuis te bljjven. Want het uitgebreide programma, dat wy èn om don omvang èn om niet te lang te worden, niet anllen medodeelen, gaf „elck wat wils". Als men weet, dat zoowel het fanfare-corps „St.-Jero9n" en het R.-K. Zangkoor als eenige heeren dilettanten, hun medewerking verleen den, dan begrypt men, dat men te hooreD kreeg muziek (en uitstekende), zang (in koren en solo's), voordrachten (met en zonder zang, in gebonden en ongebonden Btyi), een panto mime, eon paar luimige kamerstukjes en een kluchtspel en dat alles ondanks den omvang van het progamma in bekwamen tyd uitge voerd, daar geen enkel stuk veel tyd in beslag nam en de pauzes niet te laDg genomen werden, voegen we hier nog by, dat als bors d'oeuvre een viertal jonge dames eenige quatre- mains ten beste gaven, dan kan men nagaan, dat er heelwat te genieten viel en genoten werd, getuigen de uitbundige lachbuien en het daverend applaus, na ieder stuk, dat der executanten deel word. Het bestuur mag dan ook met rechtmatigen trots op dezen avond terugzien en de verwachting koesteren, de volgende avonden een even dankbaar publiek aan zich te verplichten. N i een woord van dank door den voorzitter aan alle medewer kenden en den eerw. heer kapelaan "Weever en het zingen van het St.-Jeroenshed, behoorde deze eerste feestelijke bijeenkomst weer tot het verleden. Ryiizaterwoude. Alhier is een Cbristeiyk Gereformeerde gemeente gesticht Ter-Aar. De lyst van de zich in deze ge meente bevindende kinderen op 1 Januari 1898 boven de zes en beneden de twaalf j>«ren ver meldt 322 kinderen, als 150 j. en 172 m. Van deze kinderen bezoeken ce cpenbare school alhier 53 j. en 58 in. en de R.-K. school 68 j. en 60 m., terwijl er buiten de gemeente schoolgaan 21 j. en 27 m., zynde ahoo geheel 142 j. en 145 m die do school bezoeken. Het getal niet-schoolgaande kinderen bedraagt 8 j. cn 27 m. Het vorig j ar was dit getal twaalf grooter. Ha getal kinderon, die in do gememte schoolgaan en in naburige gemeenten woon plaats hebben, bedraagt 5 j. en 13 m. Waddings veen. In de vergadering van leden tn conateurs der vereeniging „De Werkman" werd door den penningmeester rekening en verantwoording gedaan. Uit zijn verslag over bet 15de bo.kjaar Ueik, dat het aantal Jeden 188 bedraagt. De ontvangsten in dit jaar bedroegen f 1094 33 en de uitgaven f 975 26, zoodat een voorde&lig saldo van f 119.07 verkregen was. Aan 't einde van bet 14de boekjaar was in kas f 2984.06, zoodat de Vereeniging op 't einde van het 15de lo.'kjai-.r kon beschikken over de som van f 3103.13. Wy wenschen deze zoo hoogst nuttige Vereeniging een lang en krachtig leven toe; zij verdient dat ten voile. Woubrugge. Dj herzi?ne lysten der stemge rechtigde ingelanden v^n den Veender- en den Oudenclykschsn-Polder onder deze ge meente, die voor ingelanden ter vitria liggen, bevatten respectievelyk de namen van 12 en 20 stemgerechtigden, aie 177 od 342 stammen kunnvn uitbrengen. Het hoogste tteinmtncy er, dat in den polJtr „Oudendijk" \oorkomt, is 42, het laagste 2; in den Veender-polder 30 on 1. Uit de „Staat courant". Kon. beslui ton. Met ingang van 1 Juni 1898, benoemd tot directeur van het post- on telegraaf kantoor te Ravestein, J. "Wiute.s, thans commies der posterijen van do 2de kiasso. Pensioen verleend aan D. Waagq, ten bedrage van ƒ389 'sjnars. aan Chr. Klijn, weduwe van den postbode G. Helsloot, ƒ143. De luit.-kol. A. J. R. De Vrede, provinciaal- adjadant in Nooid-Brr.bant, op zijn aanvrage, met ingang van 1 Mei 1898, op pensioen gesteld en het bedrag van het pensioen bepaald op f 1800 'sjnars. Dij beschikking van deu minister vau buiten- landscbe zaken, is aan jhr. nir. F. G. Van l'an- huys, commies aan bet departement van buiten- lamlsche zaken, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van secretaris der commissie, belast met het afnemen der consulaire examens, en als secretaris aan gemelde commissie toegevoegd do heer rar. L. L. Visser, adjunot- corumios aan gemeld departement. De zaak Dreyfus-Zola. By de opening, om tien miouten vóór balféén, der vyfde zitting van het proces, bracht de president van het gerechtshof deu getuigen in herinnering, dat zy, die nog niet gehoord waren, de zaal mo6&ten verlaten. Hy roept generaal Pellieux terug. Dezen vraagt de president of by niet een in het Spaansch geschreven brief onder de oogen heeft gehad, die aan kolonel Picquart geadresseerd was. Pellieux antwoordt, dat hy er een afschrift van heeft gezien. Er werd het volgende in gezegd: „Eindelijk is het groote werk vol eindigd en Caglioatro is Robert Hoadin geworden. Halfgod vraagt of hy u niet zou kunnen spreken." Nadat hy eerst Esterhazy had beschuldigd dezen brief to hebben ge schreven of doen scbryven, vervolgde de getuige, zeide Picquart, dat het, zoo niet Esterhazy zelf, dan iemand van zyn vrienden kan zyn geweest. „Toen ik bem beb gezegd, dat een der brieven moest zyn van den ontslagen politie-agont Soffrain, heeft by een aanklacht tegen dezen ingediend. Er is nog een andere brief geschreven ik kan het wel zeggen door Germain Ducasse, een neef van Mile. Blanche De Comminges. Dezen zou men kunnen hooren. Hy woont 13, avenue Lamothe Picquet. Generaal Pellieux zegt verder„Kan men zeggen, dat die officieren hun bloed hebben gestoit op het slagveld, terwyi anderen zich bevonden men weet niet waar?.... De generaal eindigt zyn zin niet en herneemt: „Indien de officieren goboord zouden zyn, zouden zy met verontwaardiging hebben geprotesteerd t°gOD do beschuldigingen, welke tegen hen zyn ingebracht. Ik treed althans uit naam van hen op. Ik ben hun chef en aangezien ik aanwezig was by de zittingen van den krygsraad, kan ik getuigenis afleggen, dat de krygsraad, die Esterhazy vrysprak, gehandeld heeft onafhankeiyk en volkomen loyaal. Het was de minister van oorlog, die voor de zaak Esterhazy behandeling met gesloten deuren eischte." Generaal Pellieux houdt vol, dat het dossier, waarover kolonel Henry sprak en dat geopend werd, niet was het dossier Dreyfus, maar een dossier over postduiven. Het dossier Dreyfus werd alleen onlangs door hem zelf geopend om een Dieuw ondersoek in te stellen. De generaal ontkent formeel, dat hy een confe rentie van twee uren gehad heeft met kolonel Henry. Naar aanloiding van een uitlating van den generaal neemt Zola het woord en zegt tot De Pellieux: „Er zyn verschillende manieren om Frankryk te dienen. Zoo gy overwinningen behaald hebt, ik heb de mijne bovochten." Pellieux zegt, dat b(j niet zal antwoorden. Na de interruptie van Zola stelt Labori een reeks van vragen aan Pellieux. Hy vraagt: „Hebt gy niet by den krygsraad, die over commanoant Esterhazy oordeelde, gezeten achter de bden en hebt gy niet deelgenomen aan h.t debat?" De Pellieux antwoordt: „Als ik dat gedaan beb, dan is dat niet geschied zonder vooraf gemachtigd to zyn door generaal Luxer. Als o'ficier dor gereebtelyke politie bad ik het rouh: z .kere vragen aan den getuige scherper t9 doen stellen." Advocaat Labori vraagt of mr. Leblois geen vragen deed, die een aanvulling van het onder zoek noodig maakten? Pellieux zegt, dat hy deze vraag niet be antwoordt, want de zitting had met gesloten deuren plaats. De president weigert den getuige de vragen te st llcn, welke door Labori zyn gedaan. Een heftig incidmt volgt. Er ontstaat een levendige woordenwisseling. Labori dient conclusion in. Vervolgens wordt generaal Gonse opnieuw opgeroepen, die een lofrede houdt op den archivaris Gribbelin. De archivaris Gribbelin wordt opnieuw ge hoord en zegt, dat koloüel Picquart hem op zekeren dag vroeg ten poststempel van af zending te doen plaatsen op een brief, welke \ro ger gedateerd was dan de dag, waarop het v rzo k werd gedaan. Commandant Lautb komt terug op het in- ciJtnt met het verscheurde petit bleu (kaart- t.hgram). Vervolgens wordt kolonel Picquart gehoord. Er ontstaat beweging. Aller aandacht is ge spannen. Doze getuige verklaarde, dat hy omstreeks Mei 1895 keanis kreeg van fragmenten van kaarttelegramraen, waarin over Esterhazy gesproken werd. De bewoordingen schenen aan te duiden, dat Esterhazy in betrekking stond tot verdachte personen. De resultaten van myn nasporingen, zeide hy, strekten dezen officier niet tot eer. Hy legde een won derlyko nieuwsgierigheid aan den dag ten aanzien van zekere gebtirae militaire zaken. Myn chefs gaven rty opdracht myn onderzoe kingen voort te z;tten. Wat ik door nasporing on vtrgelyking aangaande Esterhazy aan het licht tracht, bevestig le myn vermoedens, vooral wat betroft de geiykenis van zyn schrift met dat van het borderel. De expert Berriilon zeidj my: „Het is sprekend het schrift van het borderel." Du Paty de Clam sprak als zyn meening uit, dat het het schrift van Dreyfus was. Kolonel Picquart zagt, dat hy wist, dat een gedecoreerd hoofdofficier zekere documenten aan een vreemde mogendheid leverde. Hy geeft byzonderheden omtrent de enquête, die hy instelde, vertelt van zyn overplaatsing naar Tunis, waar al zyn brieven geopend werden. Generaal De Pellieux liet hem onlaDgs een brief zien, welken hy nooit in handen heeft gekregen. „Een onderschepte brief was geteekend „Spo- ranza" en by de lering begreep ik zekere dingen waarvan ik ray tot dusver geen verklaring had kunn.n gsven. Daar ik tydens myn ver blijf in Tunis brieven ontving, afkomstig van personen, die schenen te gelooven, dat ik nog altyd belast was met den informatiedienst, schreef ik aan kolonel Henry met het verzoek bekend te maken, dat ik my met dien dienst niet meer berig hield. Kolonel Henry, die myn ondergeschikte was geweest, antwoordde my op zoodanige wyze, dat ik hem terug schreef en formeel protesteerde tegen de manier waarop de feiten, welke hy zeide, dat my ver weten wer Jen, waren gerapporteerd. Ik begaf my naar Pary3, om overleg te plegen met mr. Leblois, myn raadsman. Ik overhandigde hem stukken voor myn verdediging, met name de brieven van generaal Gonse. „Terug in Tunis, hoorde ik over niets meer spreken, tot men my op het oogenblik, dat ik reeds op weg was naar het zuiden, naar Tunis terugriep en my een reek6 van vragen stelde. Ik ontving zelfs op zekereQ dag een brief van commandant Esterhazy, waarin my werd verweten, dat ik onderofficieron had om gekocht om my in het bezit te stellen van door hem geschreven schrift. Tegelykertyd ontving ik een telegram, geteekend „Speranza." „Dat telegram scheen my afkomstig te zyn van personen, die op de hoogte waren van do zaak Esterhazy." De kolonel vertelt verder van zyn ver- scbynen voor generaal Pellieux, waarby hy werd behandeld als een beschuldigde. In- tusscben, zegt hy, bracht Ik tal van feiten in tegen Esterhazy, met name de geschiedenis der verduisteringen te §fax. Men hield geen rekening met myn aanwyzingen. Kolonel Picquart verdedigt zich dan tegen beschuldigingen, w Ike men tegen hem hoeft ingebracht, in het byzonder tegen de aan klacht dat by een geheim dossier in handen gehad heeft. Hy neemt op zich de bezoeken ten huize van Esterhazy te rechtvaardigen. Hy deed niet meer dan naar Esterhazy, wiens woning te huur stond, een agent te zenden, die bem gewoonlyk surveilleerde, en deze bracht hem eenvoudig een kaart zonder eenig belang, welke Picquart diende voor de ▼ergelyking van de handscbrift&n. £eze agent constateerde, dat een groot aantal papieren verbrand waren. Op het oogenblik dat kolonel Picquart de balie verlaat, wordt hem een ware ovatie gebracht. Het publiek juicht hem als razend toe; men hoort kreten: „Leve Picquartl" en „Leve het leger 1" Aan bet einde der zaal wordt geprotesteerd, De zitting wordt geschorst. Een levendige woordenwisseling ontstaat tusschen advocaten en het publiek. Enkele advocaten gaan heen naar den deken om te protesteeren tegen de manifestaties der jonge advocaten ten gunste van Picquart. Tal van advocaten juichen de generaals toe; andere leggen hun toga's af, verklarende dat die door het gebeurde o.nteerd is en dat zy het ambtskleed niet weer zullen hernemen ge durende de debatten. De hoofdofficieren schynen niet te weten wat hun te doen staat. Do deken der orde van advocaten ontmoet de generaals Gonse en Mercier in de Salle dee pas perdus en schudt hun do hand, uitsprekend den eerbied van de balie voor het leger en haar leeowezen over do betooging van eenigj jonge advocaten. In de Salie du Harleywaar het propvol is, vormen zich drie groepen. Er wordt met veel misbaar over en weer gesproken. By de hervatting der zitting doet de president opmerken, dat eenige ptr«onen zich gekleed hebben in het gewaad der ad yocaten om de zaal binnen te komen. Tegen hen zullen maatregelen genomen worden. Kolonel Picquart komt opnieuw voor en Labori stelt hem een groot aantal vragen. Picquart erkent, dat hy aan zjjn chefs heeft medegedeeld, dat Esterhazy met grond kon worden beschouwd schuldig te zyn met be trekking tot het borden 1. Do getuig j geeft eenige inlichtiagen omtrent Eiterbazy. Hy weet, dat deze door de civiele rechtbank is veroordeeld in een geding o^t een huls dat aan zyn echtgenoote toebehoorde. Ook maakte hy deel uit van een Engelacho Maatschappij, hetwelk volgens de militaire reglementen ver boden is. De machinaties tegen my, zegt Picquart, hadden ten doel te verhinderen dat de schuld van Esterhazy, die medeplichtigen heeft, aan het licht gebracht werd. Mijü overplaatsing naar Tunis scheen my toe een voorwendsel te zyn om my te verwyderen. Do getuige vertelt ia den breede allerlei byzonderheden van weinig belang. Vervolgens, antwoordend op een vraag van Labori, zegt hy, dat hij eerst kennis kreeg van het beruchte geheime stuk toen generaal De Pellieux het hem Het zien. Hij weigert omtrent den aard van dat stuk eenigen uitleg te geven zonder daartoe door den minister van oorlog gemachtigd te zijn. Do kolonel Z9gt dat by meent gezien t3 hebben het oorsproDkeiyko borderel; hy heeft ook de photographische reproductie er van gezion. Generaal De Pellieux liet hem het beruchte document libérateur zien, waarin de zinsnede voorkwam„Cette canaille de D...." (Beweging in de zaal). „Ik heb my met deze zaak bezig gehouden," verklaart de getuige, „omdat myn geweten my daartoe drong." Hy weigeit te z-ggen of hy do geheime rapporten aangaande de zaken Dreyfus en Esterhazy met den minister van oorlog heeft doorgelezen. De president stelt aan Picquart de volgende vraag: „Erkent gy Leblois ia uw kabinet te hebben ontvangen en io zyn tegenwoordigheid onder oogen gehad te hebben een dossier betreffende postduiven?" Picquart antwoordt: „Ik heb dikwijls den heer Leblois ontvangen, maar het door u genoemde feit herinner ik my niet." De heer Gribbelin wordt weder voorgeroepen en houdt zyn vroeger afgelegde verklaringen omtrent deze zaak vol. Er ontstaat een heftige discussie tusschen Picquart en De Pellieux, die den eerstge noemde vorwyt, dat hy by Esterhazy huiszoe king heeft laten doen. Mr. Clómenceau zegt tot Pellieux: „Gy hadt evenmin bet recht huiszoeking te doen by kolonel Picquart". Het publiek barstte in levendige toe juichingen los. Ten gevolge van de laatste incidenten en oifc vrees voor een betooging by het vertrek van kolonel Picquart, hadden de autoriteiten boiten den maatregel genomen het aantal gardes municipaux te verdubbelen. Er waren thans zes compagnieën in plaats van drie. Om vier uren nam Fenet, lid van den raad der orde van advocaten, het initiatief tot een collectieve protestuiting, daardoor bevestigend de gevoelens van sympathie, welke de balie tegenover hst leger heeft uitgedrukt. De opgewondenheid in het paleis van justitie was zeer groot. Mon vorwaebtte een verklaring van don deken der advocateuorde. Het verhoor werd later voortgezet met commandant Lautb. Labori vraagt hem of hy Picquart in staat acht een depecbe in het dossier gebracht te hebben nadat die er vooraf was uitgenomen? Lanth: „Dat weet ik niet; ik heb geen bewys." Commandant Lauth drukt zich met voor zichtig voorbehoud uit. Hy voegt aan zyn verklaring toe: „Ik weet niets zeker; ik sta niet vast." Labori: „Dit punt is van zoo grootbelang, dat het noodig zal zyn, dat de agent, die de depeche bracht en die het vertrouwen moet genieten van het ministerie, waar hy ook reeds het borderel had aangebracht, komt mededeelen of hy het was, die de depeche bracht of de kolonel, die haar te; sluiks in het dossier teruglegde." Lauth zegt, dat als het een eenvoudige agent van den besteldienst geweest is, do man toch niet in staat zou zyn te antwoorden. Vervolgens versobynt Ravary. Labori vor wyt hem, dat hy de instructie slecht geleid heeft. Ravary: „De militaire justitie gaat niet te werk als de uwe." Labori: „Waarom hebt gy niet in uw rap port opgenomen de feiten betrekkelyk het incident-Gribbelin Ravary: „01 als ik er alles in gezet hadl'J Labori: „Wat was er dan nog meer?' Ravary: „De feiten omtrent het photogra- pheeren van het telegram." Labori: „En is dat alles?" Ravary: „Ja." Picquart werpt er opgewonden tusschen in: „Door middel van insinuaties hebt gy do menschen doen gelooven, dat er nog heelwat anders wa6." Eet publiek raakt weer opgewonden. Als de orde is teruggekeerd, betoogt generaal De Pellieux, dat hy, niet op do hoogte van juri dische zaken, inlichtingen gezocht heeft by den rechter van instructie Bertulus, die hem verklaarde, dat hy huiszoeking by kolonel Picquart kon doen. De generaal zegt nog, dat hy zyu onderzoek had moeten sluiten, aangezien Mattbieu Dreyfus geen enkel be- wys van schuld togtnovar Esterhazy bad kunnen inbrengen. Labori protesteert. Men had ten minste het borderel moeten laten onderzoeken en het schrift van Esterhazy. De president sluit hierna de zitting. By het vertrek van Picquart hebben be toogingen van uiteenloopend karakter p'aits. Gejuich en geschreeuw mengen zich dooreen. Er heersCht gewei rig rumoer in de zaal. Een advocaat krygt e n slag van een der aan wezigen. De gardesoldaten dryven de verwarde menigte naar buiten. Een betreurenswaardig incident baarde nog grooter opschudding. Terwyl men in de zaal schreeuwde„Leve hot leger!" schynt het, dat een jong advocaat, de zoon van den raadsheer Couraud, gezegd heeft: „leve het leger, maar weg met de chefs." Een heer met een mili tair uiterlyk, dragend een kokarde van het Legioen van Eer op de borst, hief den wandel stok op en bracht den jongen man een hevigen slag op het hoofd toa, die hem het bloed over het gelaat deed vloeien. „Ik heb niet geroepen „weg met de chefs,"" protesteerde de aangevallene. „Het was het einde van een gosprek; u hebt u vorgist in do beteekonis van myn woorden." De gardesoldaten sleepten den jongen advo caat mede buiten de zaal. De chef van don veiligheidsdienst trad tusschenbeidè en na bet geval vernomen te hebben, zeide hy: „Hetris geen advocaat." De jonge man werd gear resteerd. De raadsheer Ditto herkende den arrestant, die wel advocaat was. Hy werd geleid voor den president van het Hof van Assises. Het bleek werkeiyk dat hy zoon was van een raadsheer van het Hof. De aanvalkr was de commandant der artillerie Rivale, een lid van den krygsraad die Esterhazy vrysprak. Van vier uren af begon het In den omtrek van het paleis van justitie woelig te worden. Op de Quai des Orfèvres, de Quai des Hor- logers, den Boulevard du Palais en den Ponf Neuf was het stampvol van wandelaars eD nieuwsgierigen. De venters der bladen wer den overstelpt door koopers. De menschen rukten elkaar de couranten uit de handen. Afdeelingen republikeinsche garde te paard trokken gedurende een uur heen en weer tusschen den Pont St -Michel en den Pont Neuf. De bruggen waren afgezet door politie agenten. Om zes uren moest de garde municipale optreden op de Quai Megisserie, waar een dichte, menigte Dreyfusgtzindo bladen ver brandde. Yervolfcena werd de Quai des Orfèvree schoongeveegd, waar het publiek zich opge hoopt had, vernemende, dat de zitting was afgeloopen. De garde steldo zich vervolgens op den Pont Neuf op. Een groot aantal studenten doorkruist dea Boulevard du Palais, schreeuwende: ,Con- spuez Zolal" By het verlaten van het paleis van justitie worden de offibieren ontvangen met de kreten: „Leve het leger!" „Levede republiek 1" „Weg met Zola!" „Weg met de Joden!" Het rytuig van Zola vertrok, nagehold door oen twintigtal personen, roepende A mort!" Door de raampjes van het rytuig hoorde mer Zola luid roepen: „de lafaardsI" Balfacht was de scbryver thuis. Een Zwiteer, genaamd Pibus, uitliet kantor Waadland, werd gearresteerd. Nog ander arrestaties werden gedaan, doch men steld' de arrostanten weder in vrijheid. Een bctooging van grooten omvang bad plaats des avonds op den Boulevard Seoasto- pol. De manifestanten wierpen de ruiten in van een winkel op No. 36, waarvan biykens de opschriften de eigenaars heetten Levy en Dreyfus. Op hetzelfde oogenblik werd een revolverschot gelost. Men meende dat dit ge schiedde van af de imperiale van een voorby- gaan-e tram. De prefect van politie stelde een onder zoek in. Nog hadden betoogingen plaats op den Boulevard Voltaire. Met steenen werden de ruiten van het bankiershuis Bern hei m op No. 208 ingeworpen. Een bediende werd vrjj ernstig gewond. De politie nam een aantal personen in hechtenis.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 2