de afstemming van een nieuwe rechterlik© Ir richting nadat de Kamer er meer dan twee maanden aan had besteed. Een jaar later vol?de do mislukking van de census-verlaging. Vr ichtelcos bleven ook de meeste pogingen tot ingrijpende hervormingen in het volgend ▼yflienjarig tydvak. De grondwetsherziening was noodig om ruim baan te maken. Het belastingstelsel is thans herzitn en het kiesrecht op breeder gronc'slagen geregeld. Thans komen andere hervormingen aan de orde. In de eerste plaats een verbetering van do legerformatio. Hst •wetsontwerp, daartoe strekkende, is dezer dagen bij de Tweede Kamer ingediend. Het blad wijst er verder op, dat de RegeeriDg tbans een anderen weg inslaat dan de minister Bergansiu3 acht jaar geleden volgde. Toen werd een geheel nieuwe militiewet voorgesteld, thans wordt de bestaande wet gewijzigd en wordt alleen over het beginsel beslist, evenals het voorstel van 25 jaar geleden. Slechts art. 4 wordt gewijzigd, terwijl alles, wat betrekking heeft op het hoofdstuk „Van de Vervanging" komt te vervallen. Do toe richting van het ontwerp noemt het Handelsblad zeer bondig. „Zij verdedigt in beknopten vorm do voor gestelde hervorming op deze gronden: 1. Tot verbetering van het zedelijk en verstandelijk gehalte der militie ia het noodig het meer ontwikkelde deel der Datie in de gelederen op te nemen. 2. Persoonlijke dienstplicht is financiëel noodig, omdat door de invoering er van de min6t kostbare legerirvriehting is te verkrijgen en ia de behoefte aan officieren, onder-officieren en korporaals te voorzien. 3. Afschaffing der dienstvervanging i3 een «isch van sociale rechtvaardigheid en zal leiden tot betere onderlinge waardeering van de verschillende standen in de maatschappij. 4. De persoonlyko vervulling van den dionst- plicht kan op h6t physiek, moreel en intellec tueel gehalte der bevolking een gunstigen invloed hebben." Het blad is overtuigd, dat de toelichting van de twee laatstgenoemde voardeelen door het overgroot gedeelte der natie met instemming sal worden gelezen en eindigt met de volgende woorden: „Met de indiening van haar voorstel doet de Regeering een beroep op het rechtvaardig heidsgevoel van de natie, bepaaldelijk van diegenen, die thans in staat zijn zich door een som gelds van den krijgsdienst te ontslaan. Zelf zijn plicht tegenover het land vervullen, wordt van de gegoeden in den lande gevraag1. Ea hit is goed, dat de regeering haar hervor- ming8arbeiJ met dien eisch begint Het zal nu moeten blijken of de vertegenwoordiging van het Nederlandsche volk, door het uitge breide kiesrecht in bet loven geroepen, beieii te een eind te maken aan oen -der taaiste jrivileges, welke schier alle andere beschaafde volk ren reeds hebben prijsgegeven. Dc zaak Dreyfus-Zola. Nu voor het hof van assisen van 't Seine-depar- lement het proces is begonnen, dat tegen Emïlo Zola en togen den bestuurder van het dagblad „l'Aurore", dat zijn op n brief wereldkundig maakte, is ingesteld, wordt er aan herinnerd dat In de dagen van bet tweede keizeiryk dege- lecht zaal de toevlucht was van ben, die wilden opkomen voor de geschonden politieke rechten der natie. Zoo cok zoekt Zola tbans den steun van het gezag, dat recht spreekt in naam van het Franscho volk, in den strijd, dien by heeft aangebonden voor waarheid en gerechtigheid. „Myn brief aan den president der republiek was beftig," zoo Het by zich dezer dagen uit tegenover een medewerker van de .Neue Freio Pre8se," „maar dat moest hy zijn, wanneer ik wilde afdwingen, dat men my bracht voor do gezworenen. D t is nu geschied. Ik ga er niet heen om my te verdedigen, maar oDkel om het bowys te leveren, voor de waarheid, voor het recht on om voor 't goed maken van een hemeltergend onrecht op te komen." Dit gansche gesprek is kenschetsend als stemmingsbeeld van Zola. „Of men my ver oordeelt of vryspreekt, i3 my goheel onver schillig,vtrkluarde hy. „Dat laat my heelo- maal koud. Hét geldt hier niet mijn persoon, maar het grooto doel. Mr. Labori, dio my ter zyde staat, ii van de zaak overtuigd, want hy kent de gehorie waarheid. Zulk eon man moest ik juist hebben." „Maar gy zult zelf toch ook spreken?" „Zeker, maar ik ben geen redenaar. Ik kan het woord niet voeren. Ik zal een verklariDg voorlezen, die alles zal bevatten wat ik te zeggen heb.... Het scbynfc, dat men myn getuigen niet wil toolaton, nadat men do aan klacht zoozeer besnoeid heeft. Wat ik tegen over deze handelwyze zal doen, is nog niet bepaald. De zaal onder protest verlaten Misschien. Maar het i3 mogeiyk, dat ik tot het einde toe op het slagveld biyf. Ieder ge tuige, die my geweigerd wordt, spreekt toch voor do waarheid." By herhaling betuigde Zola, hoezeer hem de verschy nselen smarten, die in Frankryk aan den dag komen, en hoo by in zyn vaderlandlievend hart den slag voelt, dien men Frankryk heeft toegebracht. Hy kan zyn tranen niet bedwingen, wanneer hy daarvan spreekt, bedekt het gelaat met de handen en heeft eenigen tyd noodig om zich te herstellen, alvorens verder te kunnen gaan. „En dat alles was zoo onnoodig! Een krygs- raad kan dwalen. Men betreurt de dwaling, maakt haar weer goed. Maar nu is het moeiiyk terrg te keeren. Zy hebben zich in misdrijven verstrikt. Het misdryf houdt hen gevangen. Nu hebben zy een tweeden krygsraad, een tweede vonnis, een tweede gewysde zaak voor den dag gehaald. Zy zyn er nu op uit, door myn veroor deeling ook een vonnis van den burgeriyken rechter te verkrygen; alweer een slagboom meer, dien zy oprichten en die den weg naar de waarheid moet versperren. En waartoe dit alles? Om de verkiezingen. De volgende Kamer, die onder den invloed van deze beweging zal worden gekozen, zA een Dreyfus-Kamir zyn. Vóór of tegen Dreyfus, dat zal do vtxkiezings lsus zyn. Is het waardig, dat Frankryk een vertegenwoordiging heeft, by welker verki zing de leuze heelt gezegovierd: Het onrocht mag nirt worden goedgemaakt, de mis-aad moet gehandhaafd worden? D,t brandmerk zal ü9 toekomstige Kamer op het voorhoofd dragen. Dj regeering kan moeilijk anlera hoort men zeggen; zy zou dan ten val gebracht zijo. Maar is het dan een huis van steen, dat vast iu syn voegen zit, wat zy tbans bewoont? Neen. Htt is iets geheel anders, en hetzal ineenstorten. Ik beklaag myn arui land, dat zulk een lot niet verdiend heeft"...... Aan den vooravond van zyn proces ver klaarde Zola aan een redacteur van de „Matiu", üie hem vro-g w«.t hy van het proces dacht „Ik wacht het met geru.tb ii af. Ts hoop, dat wy er to3 zuil n komen, licht te verschaf fen over htt Dreyfus proces. Dat is alles, Wut ik v.rling. Wat my zelf betreft, zal i* ratt elke oplossing tevruden zyn." „Rekent gij op vtlo g tuigen?" „Dat is een vraag zonder gewicht. Wannetr er getuigen zyr, dan zeilen wy met ben han delen; zyn er geene, dan handrl.n wy zonder hen. Wat men in iedc-r geval niet kan ont gaan, dat is het pleidooi van mr. Labori, myn verdediger, dat van den h )sr Clómenceau voor den bestuurder van de „Aurore", en de p<r soonlyke opheldning, die ik mij voorbehoud aan do jury te verschaffen. Die elementen zullen, hoop ik, voldoende zyn om de open bare meening voer te lichten omtrent de zaak van den gewezen kajhtein Dreyfu*, een zaak van een helderheid als kiist-J, van kinder achtige eenvoudigheid." Daarentegen verklaarde de „Echo de Paris," het officiötle orgaan van het ministerie van oorlog, met htt oog op. het proces, dat men htt. terrein der bewijsvoering streng zou af palen en niets zou toeldten, wat naar hat Dr.yfus proces zou overslaan, en wat hot procQ3-Zula in een proces-Dreyfus zou kunn n veranderen. Wannier da po ing mocht worden geda n om Dreyfus vuor do jury to reha i i teereD, dan zou ce preurient cit beletten. In deze tegenstolling ligt de gcnsches'ryi tusschen do beschuldLing cd de vtr 'o iging in het aangevangen jroces opg sloten. Zy beheerschte reeds dadolyk bet inci.'ent, waar- mo-o de zitting b ton, waarin bet O. M. eene beslissing van hot hot veriangde, dat er enkel gobandeld zou mogen worden ovtr hot ééne punt, dat ui: Zula's brief, onderden t.tel „Ik beschuldig", aan den pre silent der republiek g« richt, was uitgekozen als onder werp voor zyne vervolging, n.r. Labori de uit breiding van het debat vroeg tot alle 9 punten, in ZoU's akte van aankl.cbt opgenoemd, en eindelijk hat hof besliste, dat de bswijsyosiiag all en mocht loopen over hot punt, in de dag vaarding genoemd. Op den tweeden dag van het proces, giste ren, was het van tien uur op co Place Dau phins zeer levendig. De sectie-commissaris plaztrie z'yn agonten. Et publi.k, dat zich op het plein geposteerd bad, werd terugge dreven naar do zyde van den Pont Neuf en den Pont du Change. Achtereenvolgens kwamen generaal Pellieux, in burgerkie ren, vergezeld door zyn echtgenooto, mevrouw Dreyfus, Rochefort, Reinach. Rochefort kwam yyf minuten voor halfelf en begaf zich spoedig binnen het pal is. Nauwtlyks was hy op de trap of er werden vry t&lryke kreten geboord van „Lsve Rocbo'ort!" Rochefort nam den h^ei af. Er kwamen tal van personen by hem praten. In een ander geJec-lte der zaal stond De Reinach op iro: ischo v»yze te vertellen: „Do aard der debatten scbynt mij zeer duidelyk: men wil het licht verstikken." Zola, vergezeld van Labori on Clómenceau, kwam langs den Boulevard du PJais en ging door een zijdeur bionsn. De aankomst van Zola bleef op straat onopgemerkt Men heeft nooit aan het paltls vanjustirie zoo grooten toricop gezien als gisteren. Dj voor de lelon van de rechtorlyko macht en c'e jury bestemde deur werd bestormd door een groot aantal dames van magistraats personen. To 11.40 waren de deuren nog niet ge opend; geleidelyk kwaruen do getuigen aan. Men merkte daarond.r op Rochefort, goneraal De Pellieux, mevrouw Dreyfus mst haar broeder, den heer Haclamard. Te 11.50 worden do deuren geopend. Een dichte menigte stormde naar binnen, waardoor een onbeschryflyk gedrang ontstond. Het publiek vloog naar de gerechtzaal, zoodat men zich met de ellebogen en vuisten een doorgang moe^t banen tusschen de opgewon den menigte. Zola verscheen te 11.43. Zyn komst gaf aanleiding tot vorschillende manifestaties. Op de kreten: „Leve Zola!" door een aantal per sonen geuit, werd geantwoord met den kreet „Weg met Zola!" Zola, die zich uit het gewoel losmaakt, wil de zaal binnengaan, doch deze is byna geheel gevuld. Vrouwen werden omverge- loopen door inenschen, die over de banken klimmen. De zaal boo 1 een ongekend schouw spel aan, het loven was oorverdoovend. De politiedienst voor de orde binnen het gebouw was op ©Dkele oogenbükken niet in staat de orde te handhaven. By het openon der zitting werd de orde spoicig hersteld. Iu een brief aan den president schroof E. ter hazy, dat by door Mathieu Dreyfus beschuldigd is van de misdaad van hoogver raad, dooh door den krygsraad met algemeene stemmen is vrijgesproken. „Thans o:.tvangt hy een brief van een parti uli-_r, Emiio Zola geoaamd, die hem als getuiji opro.pt. Hy gelooft, dat hy op die oproeping niri. behoeft to antwoorden en laat a in h-. t Bof en aan de jury de beooTdeeling <J r redem-n over, dio hem zyn gedrag voor- scbryven." In a: twoord op dit schryven zeide advocaat La tri, dat Esterliozy Maandag hier was, doch d-t ty zich na bedacht heeft. Het is uit een gevoel van grooto delicatesse, dat wy gemeend hebben hom hier te moeten doen verschynen. Clómenceau c.ringt, namens den gérant van de „Aurore", er op aan, dat E^terhazy in de zitting gdracht wordt, desnoods mot geweld. Ean d^urwajrJcr roept do namen der ge tuigen af. 13 sliiseod op do conclusies, Ma.ndag door de vcTdeüigïnj gmomf-n, bevolk htt Hof, dat getuigen, die z. g^en ziek te zyn, door een geneesh-er zullen wo:den bezocht en opnieuw guuagvjard als zy kuun<-n uitgaan. Wat de oreiige getuigen betreft, zy zullen tegen he iep, Woensdag, opnieuw worden opge- JOjpeu en zul! n rnoot-n rerscbynen voor htt Ho', ten cindo gi-hoo d to. worden. M-vrouw Di tyfus Wvi t vervolgens gehoord. Zy is in bet z.Vilt gekleed en zeer bleek. Zy ecbynt st.uk onlro rd. De president vraagt den verdeciger wJke vragen hy wensebt te doen. De heer L%bori antwoordt: „Hoe denkt u, mevrouw, o er do goede trouw van Emlie Zola? En kunt u ons mededeelen ond:r welke omstan. ighedea u in 1894 zyfc ingelicht door commandant Du Paty de Clam van de arres tatie van uw echtgenoot? De pr-sident: „Ik kan deze laatste vraag niet stellen". Erilo j. oi i (staat op):- „Ik vraag eenvoudig behan eld tJ worden als ean moordenaar of een di f. Zy h.;ol en altijd het recht om zich te verdedigen, cn my .tindt men de handen. Men slaat jir.y in htt aangezicht,men bekedigt my op straat. E.n ell ndige pc-rs sleurt my door bel s!vk. Ik wil myo bewys leveren en men we:g r; het. Aansit ouwt, heér^n gezworenen, in welken toestand mtn mij gebracht heeft. Ik wl myn getuig n doen vorhooren en men belet my dat." De pre iient (roept er tusschen in): „Gy kent de wet." Zoli roept uit: „Ik k^n baar niet en wil haar taani ni-.t k nnenl" Groo: ru totr on ar htt pu^Jiek. Advocaat Latori Ze^t, dat hy de conclusies zal deponeertn b keffende dequa^sties, die by aan de ordo wil st Hen. De pres-iici.t: „Doponejr de conclusies zoo gy wilt, maar ik zA gosn enkele vraag stellen, dij nirt in vinan! stoat met de dagvaarding en cij do strekking hebben zou te geraken tot dei herziening vin het proces-Dreyfus, dat volgons de wet gevoerd is". Ahvpca t Latori roept: „By do tegenwer- kiog,ci'wy onder-inden, ikretenNeeo, neenI Ja, Ja! Zeer juist!) vraag ik, in oos aller belang, aan den president ons wel te willen aanwyzsn we ke rai idolen wy moeten aan- wendeiH'. De pre-ilent: „Dat gaat ons niet aan!" Advocaat Labori" vraagt daarop, dat de te 8telleii vragen aen don griffier zulkn worden overhandig"', die er akte van zri nemen. Dan kan het Hof er over beslaadslagen en de vragen aanwijzen, die aan de getuigen zullen wordon gesteld. Dj president z -gt: „Dien uw conclusion maar n. Het Hof 2al ze onderzoeken". Hi rop weri de zitting om 1'/% unr ge schokt, ten einde aan de verdedigers gelcgen- hïiJ ti geven hunne conclusies to stellen. Tydens de schcrsing van de zitting heersebte in de zaal een ojrver.'oovend rumoer. Ieder een stond hartstochteiyk te bttoogen; men zag tnkel menschen met roode, opgeblazen gezi'.ht'in cn dio heftige bewegingen maakten. Mevrouw Drc-yfyc, ci3 zich in de zaal der getuigen bai teruggetrokken, was ten prooi aan oen hevige gemoedsaandoening en weende ondtr heftigo zenuwtrekkingen. N i do hervatting van de zitting dient mr. Labori conclusion i", waarvan de strekking is, om aan mevr. Drejffus ineen hoog belang c-n als waarborg van de rechten der verdedi ging verschillende vragen te stellen. Deze vragen zyn de volgende; „Wat denkt gy van de goede trouw van Zola? „"Wfclko redtn=n hebt gij om aan deze goede trouw te gelooven? „G Loft gy, naar wat g\J er van weet, dat bet onderzoek tsgen uw echtgenoot wettig of onwettig is geweest? „Wilt gy ons vertellen het eerste bezoek van commandant Du Paty de Clam aan uw woning? „Ui to commandant Du Paty de Clam zulke zware bclee.igingen tegen uw echtgenoot? „Heeft hy niet beweerd, dat hy z(in schuld wiskunstig zeker zou aantoonen? „Heeft hy u niet gesproken over het yzeren masker? „Heeft hy u niet nadrukkelijk verboden zelfs tot uw familie over de zaak te spreken? „Na verloop van hoeveel tijd hebt gy het recht gekregen om aan uw man te schryven? „Na verloop van hoeveel tyd hebt gy hem weergezien? .Heeft commandant Du Paty de Clam Diet tot a gozegd„Hy ontkent. Welnu, j'arriverai Wen k lai faire cracher tout ce qu'il a dans le corps?" (Al wat hy weet, zal ik uit zyn lichaam scheuren). „Heeft niet commandant Du Paty de Clam niettemin u toch doen hopen, dat er een ver? gissing plaats had?" „Heeft hy niet tydens hot onderzoek en na de veroordeeling door bedrieglijke middelen beproefd bekentenissen te verkrygen? „Hoe denkt gy over de zedelykheid van uw man „Heeft hy niet altyd gezegd, dat hy het slachtoffer van een afschuwelyke samen spanning was?" De advocaat generaal Van Ca8sel merkt op dat het feit, waarop in de conclusiën in het byzonder wordt gedoeld, het feit van de bedreven onwettigheid niet in het debat be trokken mag worden en voegt Zola toe„Gö hebt gezegd, dat gy de wet niet kent, welnu wy kennen haar en wy zullen haar doen eerbiedigen." Ma het krachtig protest van mr. Labori tegen de obstructie, waarop hy stuit, stijgt er uit de zaal een lang aangehouden rumoer op. Zola verklaart, dat hy zich geh el aan de wet en aan de justitie onderwerpt: „Ik ver wacht, dat recht zal worden gedaan. Ik zal niet in opstand komen tegen de wet. Wat ik weet, is dat ik verheven ban boven huichel achtige intriges." (Men roept: „Bra^o! Bravoi" er barsten toejuichingen los, beantwoord door gemompel). Het Hof verwerpt de conclusiea der ver dediging en beslist, dat geen enkele vraag zal worden gedaan, welke aao de te voeren debatten vreemd zal zyn. Mr. Leblois, die gedagvaard is door de ver dediging, wordt thans gehoord. Hy zet uitvoerig zijn betrekkingen met kolonel Picquart uiteen en verhaalt de feiten, welke hebben geleid tot de campagne ten gunste van de herzieniDg van het proces „Ik heb altyd samen met kolonel Picquart gestudeerd en wy beiden zyn aan deze vriend schap trouw gebleven. „Toen Picquart werd geplaatst aan het ministerie van oorlog, waar hy aan het hoofd werd gest'.ll van het bureau van den informa tiedienst, had hy my te raadplegen over een zaak, welke hy te Nancy aan de hand bad en evenejns over een dossier betreffende duiven. Daarin was niets vreemds gelegen, omdat ik tien jaar lang magistraat ben geweest. „Doordat by te Sousse dreigbrieven van een officier had ontvangen, werd kolonel Picquart, on zich te verdedigen, er toe gebracht om my enkele oingen over do zaak-Dreyfus te vertellsn. Ik werd zeer getroffen door wat ik vernam en nam daarop van myn kant inlichtingen. „Scbeuror Kostner, die vernomen had, dat ik meer van de zaak wist, vroeg my op helderingen over wat hy gehoord had. „Ik sprak daarop tot Scheurer-Kostner over de brieven door generaal Gons9 aan kolonel Picquart geschreven. Scheurer Kestner las zo ea werd overtu-gd van de onschuld van Dreyfus en sedert is hy niet van mesnfng veranderd. Ik stelde hem voor tot den minis- tor van ju-titie het verzoek te richten om het vonnis van 1891 to vernietigen, omdat aan den krygsraad een geheim stuk zou zyn mede- gedoold, maar do materiëele bewijzen ontbra ken; hy handelde niet dad'.iyk en ging met vacantie. By zyn terugkeer deed by stappen hy do regeering en werd kolonel Picquart op de hoogte gestald van de lagen, die hem ge legd werden. Mr. Leblois spreekt verder ov«.r de telegram men, geteekend „Speranza", die naar Tunis werden gezonden„De toestand was zoo ernstig dat het my toescheen dat de regeering met de zaak in kennis gesteld moast worden. De heer Trarieux belastte zich daarmede en toen hy my het antwoord bracht, dat hy ontvangen had, diende ik een aanklacht in by het parket, By het vertrek van kolonel Picquart naar Tunis betuigden zyn chefs hem veel sympathie; hy scheen niet in ongenade heengezonden te zyn. „H"y verzocht my hem het goede oogenblik te laten kiezen. De brieven hadden ten doel Picquart te compromitt3eren. Een was geopend en aan het ministerie van oorlog gekopieerd, een andere werd onderschept en het was eerst onlangs dat Picquart Mr. Labori: „Wat behelsde het telegram?" Mr. Leblois: „Een er van luidde aldus: „Demi Dieu vraagt eiken dag aan mejuffrouw Do Com min 2 es, wanneer zy Bon Di3u zou kunnen zien." De ondorteekening was „Spe ranza." De strekking van dit telegram was le doen gelooven dat Picquart in betrekking stond met eon politiek persoon. Inderdaad was Demi Dieu een naam voor commandant Lalle- mand en Bon Dieu voor kolonel Picquart. „Een ander telegram was geteekend „Blanche" en luiddo: „Men heeft het bewys dat het kaarttelegram (petit bleu) geteekend C. van Georges is." Het was afkomstig uit de bureelen van het ministerie van oorlog, want bos zou iemand daarbuiten hebben kun nen weten dat men zich bezighield met de zaak-Esteraazy? Bovendien is voor den Raad van Onderzoek aangetoond, dat kolonel Picquart ten eenenmale vreemd is aan al deze vervalscbiogen". De voorzitter: „Wat weet gy daarvan?" Mr. Leblois: „Ik ben als getuige voor den Naad van Onderzoek geweest". De Voorzitter: „Gy zyt er niet voortdurend geweest." Mr. Leblois: „Ik weet, dat kolonel Picquart op dit punt volkomen gerechtvaardigd ia." Labori merkt op, dat zyn cliënt wil aantoonen, dat Ce gesluierde dame uit de om geving van Du Paty de Olam of van de bureelen van oorlog is gekomen en vraagt of commandant Du Paty de Clam niet de ge sluierde dame een zonderlinge rol heeft laten epelen. Mr. Leblois: „Ja, zy stond in betrekking tot de familie De Comminges. Er waren brieven gewisseld met mej. Blanche DeCom- mioges. Generaal Davoust moest tusschen- beide komen om te bewerken dat deze corres pondentie werd teruggegeven. Één brief was achtergebleven. Men eischte dien op. Com-j mandant Du Paty verklaarde, dat de brief in, handen van een vrouw was gevallen eü* vertelde later, dat hy hem door een gesluierds dame was overhandigd tegen betaling van 500 fr." Daarop werd Scbeuror Kestner opgeroepen. Deze zet uiteen hoe kolonel Picquart do over tuiging kreeg, dat Esterhazy do schry ver was van het borderel en Dreyfus onschuldig. De getuige wil nu do brieven van generaal Gonse voorlezen. De president verzet zich daartegen. Mr. Clómenceau zegt, dat de brieven niet zyn beteekend als bewysstukken, omdat gene raal Do Luxer ze in zekeren zin verbeurd^ verklaarde by het onderzoek voor den krygs raad, zonder ze te lezen. Ten s'otte werd Scheurer Kestner gemach tigd eea overzicht van de brieven te geven. Hy deelt mëcb, dat: „in een brief van 7 September 1896 gene raal Gonso aan kolonel Picquart schreef met de grootste omzichtigheid zyn onderzoek voort te zetten en opmerkta, dat by niet geloofde, dat het goed zou zyn schriftkundigen in deze zaak te betrekken. Kolonel Picquart ant woordde, dat hy de aanwyzigingen zou opvol gen, maar, voegde hy or by, lieden, cie over tuigd zyn, dat men zich in hen in 1894 be droog, zullen leven maken. Het is beter om onmiddeliyk reebt te doen, ter. einde een schandaal te vermyden. „Generaal Gonse schreef later: „Nu uw onderzoek zoover i3 gevorderd, i3 er goen sprake meer van licht verspreiden, maar wel dient men t9 weten, boe men de waarheid aan bet licht moet brengen". Picquart ant woordde, dat meu zich haasten moest: als men wachtte, zou bit moeilyk zyn de waarheid te doen uitschynon". Zola zegt: „Ik zou gaarne hebben, dat Scheurer Kestner ons vertelde hoe hy een beroep deed op de vaderlandsliefde van den minister van oorlog, generaal Billot, opdat deze de zaak in handen zou nemen. Dan zou men zien of wy verantwoordeiyk gesteld bunnen worden voor de tegenwoordige agitatie en troebeLn." De senator Scheurer-Kestnc-r„Ja. Ik heb geniraaV Billot gesmeekt. Ik beh hem gevraagd éen persoonlijk onderzoek te willen instellen. Hö beloofde my dit. Ik heb gezegd, dat ik veertien dagen in stilte zou wachten. Gedurende deze veertien dagen werd ik door het slyk gesleurd en voor „Pmis" uitgescholden." De oud preei Jent der Republiek Casimir Perier komt thans voor. De aandacht van de geheels zial was op hem gevestigd. De voorzitter: „Gy zweert, dat ge zonder haat en zonder vrees zult spreken en de waarheid zult zeggen Casimir Perier valt hem in de rede: „Par don, ik kan niet den eed afleggen dat ik de waarheid zal zeggen; ik kan de waarheid niet zaggen; het is myn plicht, haar niet te zeggen." De voorzitter: „Do wet verplicht iider getuige zich aan den eed te onderwerpen, zelfs voordat hy spreekt, al zou hy slechts ver klaren, dat by weigert getuigenis af te leggen." Mr. Labori: „Kunt gy ook zeggen of gy, terwyi gy president der republiek waart, voor diens inhechtenisneming hebt geweteD, dat een officier van den generalen staf verdacht werd van verraad en welke beschuldiging op hem rnstte?" Da voorzitter: „Deze vraag zal niet toege laten worden" (Rurao r). Mr. Labori gaat voort: „Heeft president Casimir-Perier gowoten, dat er aan het mini. sterie van ooi log een geheim dossier bestond Zie vervolg in het Eerste Blacl.) Burgerlijke Stand. HILLEGOM. Geboren: Frank, Z. van Tb. Van "Waveren en M. H. Wijtman, Hendrik, Z. van H. Êver9 en N. Soet. Overleden: C. Lommerse wed. van B. H. F. A. Buddenborg, 78 j. J. M. Van Dam 6 in. H. Spaargaren 5 m. HAARLEMMERMEER. Gehuwd: C. Verhoevo wedr. en M. P. Voois. Bevallen: A. M. Somers geb. Franken Z. G. Vink geb. Vo9 Z- J. K. Middelkoop geb. De Gier D. W. Van don Heuvel geb. Van Dam Z. A. Hamelink geb. Rietveld D. W. Braak geb. Jnffermans Z. J. FI. Van Beusekoin gob. Buis D. Overleden: J. Wijnbergen 2 j. C. Do Sineth 77 y m. C. Schoorl 9 m. J. Van Leeuwen 12 w. J. Magcbielse 3 ra. H. Klootwijk 6 m. NOORDW1JK. Geboren: JohannaWilhelmina, D. v. A. Tibboel en F. W. Hijting. Jacobus, Z. v. J. J. Vinlc en J. Hazenoot. Gehuwd: D. Hazenoot 21 j., en J. A. Van Duin 23 j. Overleden: C. Van der Holst, 32 j., gehuwd met P. Van Rhijn. G. De Ridder 6 j., D. v. W. De Ridder en C. Do Moei. VOORSCHOTEN. Geboren: Helena, D. v. P. Zonneveld en A- Peters. Theodora Saartje, D. v. B. v. Meygaarden en M. Straathof. Ondertrouwd: C. v. Os 62 j.,wedn. van A. E. Bol, en J. G. Brokken 52 j., wed. van P. v. Klaveien. WASSENAAR. Bevallen: J. Van der aarfc feb. Verheul D. M. Van den Berg geb. Eigen- rood Z. J. Gelaudie geb. LiekcDdnk Z. ZEGWAARD. Geboren: Jacob», D. van J. Van Dorp en T. Koetsier. Overleden: J. H. Hagers 41 j. D. Kruithof 8 maanden. ZOETERMEER. Geboren: Johannes, Z. v. L. Karens on M. Riem. Johannes Dirk, Z. v. W, Westhoek en F. Pauk. Adrians Maria, D. v. J. G. De Groot en C. M. Vieyeen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 6