de afstemming van een nieuwe rechterlik©
Ir richting nadat de Kamer er meer dan twee
maanden aan had besteed. Een jaar later
vol?de do mislukking van de census-verlaging.
Vr ichtelcos bleven ook de meeste pogingen
tot ingrijpende hervormingen in het volgend
▼yflienjarig tydvak.
De grondwetsherziening was noodig om
ruim baan te maken. Het belastingstelsel is
thans herzitn en het kiesrecht op breeder
gronc'slagen geregeld. Thans komen andere
hervormingen aan de orde. In de eerste plaats
een verbetering van do legerformatio. Hst
•wetsontwerp, daartoe strekkende, is dezer
dagen bij de Tweede Kamer ingediend.
Het blad wijst er verder op, dat de RegeeriDg
tbans een anderen weg inslaat dan de minister
Bergansiu3 acht jaar geleden volgde. Toen
werd een geheel nieuwe militiewet voorgesteld,
thans wordt de bestaande wet gewijzigd en
wordt alleen over het beginsel beslist, evenals
het voorstel van 25 jaar geleden. Slechts
art. 4 wordt gewijzigd, terwijl alles, wat
betrekking heeft op het hoofdstuk „Van de
Vervanging" komt te vervallen.
Do toe richting van het ontwerp noemt het
Handelsblad zeer bondig.
„Zij verdedigt in beknopten vorm do voor
gestelde hervorming op deze gronden:
1. Tot verbetering van het zedelijk en
verstandelijk gehalte der militie ia het noodig
het meer ontwikkelde deel der Datie in de
gelederen op te nemen.
2. Persoonlijke dienstplicht is financiëel
noodig, omdat door de invoering er van de
min6t kostbare legerirvriehting is te verkrijgen
en ia de behoefte aan officieren, onder-officieren
en korporaals te voorzien.
3. Afschaffing der dienstvervanging i3 een
«isch van sociale rechtvaardigheid en zal
leiden tot betere onderlinge waardeering van
de verschillende standen in de maatschappij.
4. De persoonlyko vervulling van den dionst-
plicht kan op h6t physiek, moreel en intellec
tueel gehalte der bevolking een gunstigen
invloed hebben."
Het blad is overtuigd, dat de toelichting
van de twee laatstgenoemde voardeelen door
het overgroot gedeelte der natie met instemming
sal worden gelezen en eindigt met de volgende
woorden:
„Met de indiening van haar voorstel doet
de Regeering een beroep op het rechtvaardig
heidsgevoel van de natie, bepaaldelijk van
diegenen, die thans in staat zijn zich door
een som gelds van den krijgsdienst te ontslaan.
Zelf zijn plicht tegenover het land vervullen,
wordt van de gegoeden in den lande gevraag1.
Ea hit is goed, dat de regeering haar hervor-
ming8arbeiJ met dien eisch begint Het zal nu
moeten blijken of de vertegenwoordiging
van het Nederlandsche volk, door het uitge
breide kiesrecht in bet loven geroepen, beieii
te een eind te maken aan oen -der taaiste
jrivileges, welke schier alle andere beschaafde
volk ren reeds hebben prijsgegeven.
Dc zaak Dreyfus-Zola.
Nu voor het hof van assisen van 't Seine-depar-
lement het proces is begonnen, dat tegen Emïlo
Zola en togen den bestuurder van het dagblad
„l'Aurore", dat zijn op n brief wereldkundig
maakte, is ingesteld, wordt er aan herinnerd dat
In de dagen van bet tweede keizeiryk dege-
lecht zaal de toevlucht was van ben, die wilden
opkomen voor de geschonden politieke rechten
der natie.
Zoo cok zoekt Zola tbans den steun van het
gezag, dat recht spreekt in naam van het
Franscho volk, in den strijd, dien by heeft
aangebonden voor waarheid en gerechtigheid.
„Myn brief aan den president der republiek
was beftig," zoo Het by zich dezer dagen uit
tegenover een medewerker van de .Neue Freio
Pre8se," „maar dat moest hy zijn, wanneer ik
wilde afdwingen, dat men my bracht voor do
gezworenen. D t is nu geschied. Ik ga er niet
heen om my te verdedigen, maar oDkel om
het bowys te leveren, voor de waarheid, voor
het recht on om voor 't goed maken van een
hemeltergend onrecht op te komen."
Dit gansche gesprek is kenschetsend als
stemmingsbeeld van Zola. „Of men my ver
oordeelt of vryspreekt, i3 my goheel onver
schillig,vtrkluarde hy. „Dat laat my heelo-
maal koud. Hét geldt hier niet mijn persoon,
maar het grooto doel. Mr. Labori, dio my ter
zyde staat, ii van de zaak overtuigd, want
hy kent de gehorie waarheid. Zulk eon man
moest ik juist hebben."
„Maar gy zult zelf toch ook spreken?"
„Zeker, maar ik ben geen redenaar. Ik kan
het woord niet voeren. Ik zal een verklariDg
voorlezen, die alles zal bevatten wat ik te
zeggen heb.... Het scbynfc, dat men myn
getuigen niet wil toolaton, nadat men do aan
klacht zoozeer besnoeid heeft. Wat ik tegen
over deze handelwyze zal doen, is nog niet
bepaald. De zaal onder protest verlaten
Misschien. Maar het i3 mogeiyk, dat ik tot
het einde toe op het slagveld biyf. Ieder ge
tuige, die my geweigerd wordt, spreekt toch
voor do waarheid."
By herhaling betuigde Zola, hoezeer hem de
verschy nselen smarten, die in Frankryk aan den
dag komen, en hoo by in zyn vaderlandlievend
hart den slag voelt, dien men Frankryk heeft
toegebracht. Hy kan zyn tranen niet bedwingen,
wanneer hy daarvan spreekt, bedekt het gelaat
met de handen en heeft eenigen tyd noodig om
zich te herstellen, alvorens verder te kunnen
gaan.
„En dat alles was zoo onnoodig! Een krygs-
raad kan dwalen. Men betreurt de dwaling,
maakt haar weer goed. Maar nu is het moeiiyk
terrg te keeren. Zy hebben zich in misdrijven
verstrikt. Het misdryf houdt hen gevangen. Nu
hebben zy een tweeden krygsraad, een tweede
vonnis, een tweede gewysde zaak voor den dag
gehaald. Zy zyn er nu op uit, door myn veroor
deeling ook een vonnis van den burgeriyken
rechter te verkrygen; alweer een slagboom
meer, dien zy oprichten en die den weg naar de
waarheid moet versperren. En waartoe dit
alles? Om de verkiezingen. De volgende Kamer,
die onder den invloed van deze beweging zal
worden gekozen, zA een Dreyfus-Kamir zyn.
Vóór of tegen Dreyfus, dat zal do vtxkiezings
lsus zyn. Is het waardig, dat Frankryk een
vertegenwoordiging heeft, by welker verki zing
de leuze heelt gezegovierd: Het onrocht mag
nirt worden goedgemaakt, de mis-aad moet
gehandhaafd worden? D,t brandmerk zal ü9
toekomstige Kamer op het voorhoofd dragen.
Dj regeering kan moeilijk anlera hoort men
zeggen; zy zou dan ten val gebracht zijo.
Maar is het dan een huis van steen, dat vast iu
syn voegen zit, wat zy tbans bewoont? Neen.
Htt is iets geheel anders, en hetzal ineenstorten.
Ik beklaag myn arui land, dat zulk een lot niet
verdiend heeft"......
Aan den vooravond van zyn proces ver
klaarde Zola aan een redacteur van de „Matiu",
üie hem vro-g w«.t hy van het proces dacht
„Ik wacht het met geru.tb ii af. Ts hoop,
dat wy er to3 zuil n komen, licht te verschaf
fen over htt Dreyfus proces. Dat is alles, Wut
ik v.rling. Wat my zelf betreft, zal i* ratt
elke oplossing tevruden zyn."
„Rekent gij op vtlo g tuigen?"
„Dat is een vraag zonder gewicht. Wannetr
er getuigen zyr, dan zeilen wy met ben han
delen; zyn er geene, dan handrl.n wy zonder
hen. Wat men in iedc-r geval niet kan ont
gaan, dat is het pleidooi van mr. Labori, myn
verdediger, dat van den h )sr Clómenceau voor
den bestuurder van de „Aurore", en de p<r
soonlyke opheldning, die ik mij voorbehoud
aan do jury te verschaffen. Die elementen
zullen, hoop ik, voldoende zyn om de open
bare meening voer te lichten omtrent de zaak
van den gewezen kajhtein Dreyfu*, een zaak
van een helderheid als kiist-J, van kinder
achtige eenvoudigheid."
Daarentegen verklaarde de „Echo de Paris,"
het officiötle orgaan van het ministerie van
oorlog, met htt oog op. het proces, dat men
htt. terrein der bewijsvoering streng zou af
palen en niets zou toeldten, wat naar hat
Dr.yfus proces zou overslaan, en wat hot
procQ3-Zula in een proces-Dreyfus zou kunn n
veranderen. Wannier da po ing mocht worden
geda n om Dreyfus vuor do jury to reha i i
teereD, dan zou ce preurient cit beletten.
In deze tegenstolling ligt de gcnsches'ryi
tusschen do beschuldLing cd de vtr 'o iging
in het aangevangen jroces opg sloten. Zy
beheerschte reeds dadolyk bet inci.'ent, waar-
mo-o de zitting b ton, waarin bet O. M.
eene beslissing van hot hot veriangde, dat
er enkel gobandeld zou mogen worden ovtr
hot ééne punt, dat ui: Zula's brief, onderden
t.tel „Ik beschuldig", aan den pre silent der
republiek g« richt, was uitgekozen als onder
werp voor zyne vervolging, n.r. Labori de uit
breiding van het debat vroeg tot alle 9 punten,
in ZoU's akte van aankl.cbt opgenoemd, en
eindelijk hat hof besliste, dat de bswijsyosiiag
all en mocht loopen over hot punt, in de dag
vaarding genoemd.
Op den tweeden dag van het proces, giste
ren, was het van tien uur op co Place Dau
phins zeer levendig. De sectie-commissaris
plaztrie z'yn agonten. Et publi.k, dat zich
op het plein geposteerd bad, werd terugge
dreven naar do zyde van den Pont Neuf en den
Pont du Change. Achtereenvolgens kwamen
generaal Pellieux, in burgerkie ren, vergezeld
door zyn echtgenooto, mevrouw Dreyfus,
Rochefort, Reinach. Rochefort kwam yyf
minuten voor halfelf en begaf zich spoedig
binnen het pal is. Nauwtlyks was hy op de
trap of er werden vry t&lryke kreten geboord
van „Lsve Rocbo'ort!"
Rochefort nam den h^ei af. Er kwamen
tal van personen by hem praten.
In een ander geJec-lte der zaal stond De
Reinach op iro: ischo v»yze te vertellen: „Do
aard der debatten scbynt mij zeer duidelyk:
men wil het licht verstikken."
Zola, vergezeld van Labori on Clómenceau,
kwam langs den Boulevard du PJais en ging
door een zijdeur bionsn. De aankomst van
Zola bleef op straat onopgemerkt
Men heeft nooit aan het paltls vanjustirie
zoo grooten toricop gezien als gisteren. Dj
voor de lelon van de rechtorlyko macht en
c'e jury bestemde deur werd bestormd door
een groot aantal dames van magistraats
personen.
To 11.40 waren de deuren nog niet ge
opend; geleidelyk kwaruen do getuigen aan.
Men merkte daarond.r op Rochefort, goneraal
De Pellieux, mevrouw Dreyfus mst haar
broeder, den heer Haclamard.
Te 11.50 worden do deuren geopend. Een
dichte menigte stormde naar binnen, waardoor
een onbeschryflyk gedrang ontstond. Het
publiek vloog naar de gerechtzaal, zoodat
men zich met de ellebogen en vuisten een
doorgang moe^t banen tusschen de opgewon
den menigte.
Zola verscheen te 11.43. Zyn komst gaf
aanleiding tot vorschillende manifestaties. Op
de kreten: „Leve Zola!" door een aantal per
sonen geuit, werd geantwoord met den kreet
„Weg met Zola!"
Zola, die zich uit het gewoel losmaakt,
wil de zaal binnengaan, doch deze is byna
geheel gevuld. Vrouwen werden omverge-
loopen door inenschen, die over de banken
klimmen. De zaal boo 1 een ongekend schouw
spel aan, het loven was oorverdoovend. De
politiedienst voor de orde binnen het gebouw
was op ©Dkele oogenbükken niet in staat de
orde te handhaven.
By het openon der zitting werd de orde
spoicig hersteld. Iu een brief aan den president
schroof E. ter hazy, dat by door Mathieu Dreyfus
beschuldigd is van de misdaad van hoogver
raad, dooh door den krygsraad met algemeene
stemmen is vrijgesproken.
„Thans o:.tvangt hy een brief van een
parti uli-_r, Emiio Zola geoaamd, die hem als
getuiji opro.pt. Hy gelooft, dat hy op die
oproeping niri. behoeft to antwoorden en laat
a in h-. t Bof en aan de jury de beooTdeeling
<J r redem-n over, dio hem zyn gedrag voor-
scbryven."
In a: twoord op dit schryven zeide advocaat
La tri, dat Esterliozy Maandag hier was, doch
d-t ty zich na bedacht heeft. Het is uit een
gevoel van grooto delicatesse, dat wy gemeend
hebben hom hier te moeten doen verschynen.
Clómenceau c.ringt, namens den gérant van
de „Aurore", er op aan, dat E^terhazy in de
zitting gdracht wordt, desnoods mot geweld.
Ean d^urwajrJcr roept do namen der ge
tuigen af.
13 sliiseod op do conclusies, Ma.ndag door
de vcTdeüigïnj gmomf-n, bevolk htt Hof, dat
getuigen, die z. g^en ziek te zyn, door een
geneesh-er zullen wo:den bezocht en opnieuw
guuagvjard als zy kuun<-n uitgaan.
Wat de oreiige getuigen betreft, zy zullen
tegen he iep, Woensdag, opnieuw worden opge-
JOjpeu en zul! n rnoot-n rerscbynen voor htt
Ho', ten cindo gi-hoo d to. worden.
M-vrouw Di tyfus Wvi t vervolgens gehoord.
Zy is in bet z.Vilt gekleed en zeer bleek. Zy
ecbynt st.uk onlro rd. De president vraagt
den verdeciger wJke vragen hy wensebt te
doen.
De heer L%bori antwoordt: „Hoe denkt u,
mevrouw, o er do goede trouw van Emlie
Zola? En kunt u ons mededeelen ond:r welke
omstan. ighedea u in 1894 zyfc ingelicht door
commandant Du Paty de Clam van de arres
tatie van uw echtgenoot?
De pr-sident: „Ik kan deze laatste vraag
niet stellen".
Erilo j. oi i (staat op):- „Ik vraag eenvoudig
behan eld tJ worden als ean moordenaar of
een di f. Zy h.;ol en altijd het recht om zich te
verdedigen, cn my .tindt men de handen. Men
slaat jir.y in htt aangezicht,men bekedigt my
op straat. E.n ell ndige pc-rs sleurt my door
bel s!vk. Ik wil myo bewys leveren en men
we:g r; het. Aansit ouwt, heér^n gezworenen,
in welken toestand mtn mij gebracht heeft.
Ik wl myn getuig n doen vorhooren en men
belet my dat."
De pre iient (roept er tusschen in): „Gy
kent de wet."
Zoli roept uit: „Ik k^n baar niet en wil
haar taani ni-.t k nnenl"
Groo: ru totr on ar htt pu^Jiek.
Advocaat Latori Ze^t, dat hy de conclusies
zal deponeertn b keffende dequa^sties, die by
aan de ordo wil st Hen.
De pres-iici.t: „Doponejr de conclusies zoo gy
wilt, maar ik zA gosn enkele vraag stellen,
dij nirt in vinan! stoat met de dagvaarding
en cij do strekking hebben zou te geraken
tot dei herziening vin het proces-Dreyfus, dat
volgons de wet gevoerd is".
Ahvpca t Latori roept: „By do tegenwer-
kiog,ci'wy onder-inden, ikretenNeeo, neenI
Ja, Ja! Zeer juist!) vraag ik, in oos aller
belang, aan den president ons wel te willen
aanwyzsn we ke rai idolen wy moeten aan-
wendeiH'.
De pre-ilent: „Dat gaat ons niet aan!"
Advocaat Labori" vraagt daarop, dat de te
8telleii vragen aen don griffier zulkn worden
overhandig"', die er akte van zri nemen. Dan
kan het Hof er over beslaadslagen en de
vragen aanwijzen, die aan de getuigen zullen
wordon gesteld.
Dj president z -gt: „Dien uw conclusion
maar n. Het Hof 2al ze onderzoeken".
Hi rop weri de zitting om 1'/% unr ge
schokt, ten einde aan de verdedigers gelcgen-
hïiJ ti geven hunne conclusies to stellen.
Tydens de schcrsing van de zitting heersebte
in de zaal een ojrver.'oovend rumoer. Ieder
een stond hartstochteiyk te bttoogen; men
zag tnkel menschen met roode, opgeblazen
gezi'.ht'in cn dio heftige bewegingen maakten.
Mevrouw Drc-yfyc, ci3 zich in de zaal der
getuigen bai teruggetrokken, was ten prooi
aan oen hevige gemoedsaandoening en weende
ondtr heftigo zenuwtrekkingen.
N i do hervatting van de zitting dient mr.
Labori conclusion i", waarvan de strekking
is, om aan mevr. Drejffus ineen hoog belang
c-n als waarborg van de rechten der verdedi
ging verschillende vragen te stellen. Deze
vragen zyn de volgende;
„Wat denkt gy van de goede trouw van
Zola?
„"Wfclko redtn=n hebt gij om aan deze
goede trouw te gelooven?
„G Loft gy, naar wat g\J er van weet, dat
bet onderzoek tsgen uw echtgenoot wettig of
onwettig is geweest?
„Wilt gy ons vertellen het eerste bezoek
van commandant Du Paty de Clam aan uw
woning?
„Ui to commandant Du Paty de Clam zulke
zware bclee.igingen tegen uw echtgenoot?
„Heeft hy niet beweerd, dat hy z(in schuld
wiskunstig zeker zou aantoonen?
„Heeft hy u niet gesproken over het yzeren
masker?
„Heeft hy u niet nadrukkelijk verboden
zelfs tot uw familie over de zaak te spreken?
„Na verloop van hoeveel tijd hebt gy het
recht gekregen om aan uw man te schryven?
„Na verloop van hoeveel tyd hebt gy hem
weergezien?
.Heeft commandant Du Paty de Clam Diet
tot a gozegd„Hy ontkent. Welnu, j'arriverai
Wen k lai faire cracher tout ce qu'il a dans
le corps?" (Al wat hy weet, zal ik uit zyn
lichaam scheuren).
„Heeft niet commandant Du Paty de Clam
niettemin u toch doen hopen, dat er een ver?
gissing plaats had?"
„Heeft hy niet tydens hot onderzoek en na
de veroordeeling door bedrieglijke middelen
beproefd bekentenissen te verkrygen?
„Hoe denkt gy over de zedelykheid van
uw man
„Heeft hy niet altyd gezegd, dat hy het
slachtoffer van een afschuwelyke samen
spanning was?"
De advocaat generaal Van Ca8sel merkt
op dat het feit, waarop in de conclusiën in
het byzonder wordt gedoeld, het feit van de
bedreven onwettigheid niet in het debat be
trokken mag worden en voegt Zola toe„Gö
hebt gezegd, dat gy de wet niet kent, welnu
wy kennen haar en wy zullen haar doen
eerbiedigen."
Ma het krachtig protest van mr. Labori
tegen de obstructie, waarop hy stuit, stijgt er
uit de zaal een lang aangehouden rumoer op.
Zola verklaart, dat hy zich geh el aan de
wet en aan de justitie onderwerpt: „Ik ver
wacht, dat recht zal worden gedaan. Ik zal
niet in opstand komen tegen de wet. Wat ik
weet, is dat ik verheven ban boven huichel
achtige intriges." (Men roept: „Bra^o! Bravoi"
er barsten toejuichingen los, beantwoord door
gemompel).
Het Hof verwerpt de conclusiea der ver
dediging en beslist, dat geen enkele vraag
zal worden gedaan, welke aao de te voeren
debatten vreemd zal zyn.
Mr. Leblois, die gedagvaard is door de ver
dediging, wordt thans gehoord. Hy zet uitvoerig
zijn betrekkingen met kolonel Picquart uiteen
en verhaalt de feiten, welke hebben geleid tot
de campagne ten gunste van de herzieniDg
van het proces
„Ik heb altyd samen met kolonel Picquart
gestudeerd en wy beiden zyn aan deze vriend
schap trouw gebleven.
„Toen Picquart werd geplaatst aan het
ministerie van oorlog, waar hy aan het hoofd
werd gest'.ll van het bureau van den informa
tiedienst, had hy my te raadplegen over een
zaak, welke hy te Nancy aan de hand bad en
evenejns over een dossier betreffende duiven.
Daarin was niets vreemds gelegen, omdat ik
tien jaar lang magistraat ben geweest.
„Doordat by te Sousse dreigbrieven van een
officier had ontvangen, werd kolonel Picquart,
on zich te verdedigen, er toe gebracht om
my enkele oingen over do zaak-Dreyfus te
vertellsn. Ik werd zeer getroffen door wat
ik vernam en nam daarop van myn kant
inlichtingen.
„Scbeuror Kostner, die vernomen had, dat
ik meer van de zaak wist, vroeg my op
helderingen over wat hy gehoord had.
„Ik sprak daarop tot Scheurer-Kostner over
de brieven door generaal Gons9 aan kolonel
Picquart geschreven. Scheurer Kestner las zo
ea werd overtu-gd van de onschuld van
Dreyfus en sedert is hy niet van mesnfng
veranderd. Ik stelde hem voor tot den minis-
tor van ju-titie het verzoek te richten om het
vonnis van 1891 to vernietigen, omdat aan
den krygsraad een geheim stuk zou zyn mede-
gedoold, maar do materiëele bewijzen ontbra
ken; hy handelde niet dad'.iyk en ging met
vacantie. By zyn terugkeer deed by stappen
hy do regeering en werd kolonel Picquart op
de hoogte gestald van de lagen, die hem ge
legd werden.
Mr. Leblois spreekt verder ov«.r de telegram
men, geteekend „Speranza", die naar Tunis
werden gezonden„De toestand was zoo ernstig
dat het my toescheen dat de regeering met
de zaak in kennis gesteld moast worden. De
heer Trarieux belastte zich daarmede en toen
hy my het antwoord bracht, dat hy ontvangen
had, diende ik een aanklacht in by het parket,
By het vertrek van kolonel Picquart naar
Tunis betuigden zyn chefs hem veel sympathie;
hy scheen niet in ongenade heengezonden
te zyn.
„H"y verzocht my hem het goede oogenblik
te laten kiezen. De brieven hadden ten doel
Picquart te compromitt3eren. Een was geopend
en aan het ministerie van oorlog gekopieerd,
een andere werd onderschept en het was eerst
onlangs dat Picquart
Mr. Labori: „Wat behelsde het telegram?"
Mr. Leblois: „Een er van luidde aldus:
„Demi Dieu vraagt eiken dag aan mejuffrouw
Do Com min 2 es, wanneer zy Bon Di3u zou
kunnen zien." De ondorteekening was „Spe
ranza." De strekking van dit telegram was
le doen gelooven dat Picquart in betrekking
stond met eon politiek persoon. Inderdaad was
Demi Dieu een naam voor commandant Lalle-
mand en Bon Dieu voor kolonel Picquart.
„Een ander telegram was geteekend
„Blanche" en luiddo: „Men heeft het bewys
dat het kaarttelegram (petit bleu) geteekend
C. van Georges is." Het was afkomstig uit
de bureelen van het ministerie van oorlog,
want bos zou iemand daarbuiten hebben kun
nen weten dat men zich bezighield met de
zaak-Esteraazy? Bovendien is voor den Raad
van Onderzoek aangetoond, dat kolonel
Picquart ten eenenmale vreemd is aan al
deze vervalscbiogen".
De voorzitter: „Wat weet gy daarvan?"
Mr. Leblois: „Ik ben als getuige voor den
Naad van Onderzoek geweest".
De Voorzitter: „Gy zyt er niet voortdurend
geweest."
Mr. Leblois: „Ik weet, dat kolonel Picquart
op dit punt volkomen gerechtvaardigd ia."
Labori merkt op, dat zyn cliënt wil
aantoonen, dat Ce gesluierde dame uit de om
geving van Du Paty de Olam of van de
bureelen van oorlog is gekomen en vraagt of
commandant Du Paty de Clam niet de ge
sluierde dame een zonderlinge rol heeft laten
epelen.
Mr. Leblois: „Ja, zy stond in betrekking
tot de familie De Comminges. Er waren
brieven gewisseld met mej. Blanche DeCom-
mioges. Generaal Davoust moest tusschen-
beide komen om te bewerken dat deze corres
pondentie werd teruggegeven. Één brief was
achtergebleven. Men eischte dien op. Com-j
mandant Du Paty verklaarde, dat de brief in,
handen van een vrouw was gevallen eü*
vertelde later, dat hy hem door een gesluierds
dame was overhandigd tegen betaling van
500 fr."
Daarop werd Scbeuror Kestner opgeroepen.
Deze zet uiteen hoe kolonel Picquart do over
tuiging kreeg, dat Esterhazy do schry ver was
van het borderel en Dreyfus onschuldig.
De getuige wil nu do brieven van generaal
Gonse voorlezen.
De president verzet zich daartegen.
Mr. Clómenceau zegt, dat de brieven niet
zyn beteekend als bewysstukken, omdat gene
raal Do Luxer ze in zekeren zin verbeurd^
verklaarde by het onderzoek voor den krygs
raad, zonder ze te lezen.
Ten s'otte werd Scheurer Kestner gemach
tigd eea overzicht van de brieven te geven.
Hy deelt mëcb, dat:
„in een brief van 7 September 1896 gene
raal Gonso aan kolonel Picquart schreef met
de grootste omzichtigheid zyn onderzoek voort
te zetten en opmerkta, dat by niet geloofde,
dat het goed zou zyn schriftkundigen in deze
zaak te betrekken. Kolonel Picquart ant
woordde, dat hy de aanwyzigingen zou opvol
gen, maar, voegde hy or by, lieden, cie over
tuigd zyn, dat men zich in hen in 1894 be
droog, zullen leven maken. Het is beter om
onmiddeliyk reebt te doen, ter. einde een
schandaal te vermyden.
„Generaal Gonse schreef later: „Nu uw
onderzoek zoover i3 gevorderd, i3 er goen
sprake meer van licht verspreiden, maar wel
dient men t9 weten, boe men de waarheid
aan bet licht moet brengen". Picquart ant
woordde, dat meu zich haasten moest: als men
wachtte, zou bit moeilyk zyn de waarheid te
doen uitschynon".
Zola zegt: „Ik zou gaarne hebben, dat
Scheurer Kestner ons vertelde hoe hy een
beroep deed op de vaderlandsliefde van den
minister van oorlog, generaal Billot, opdat
deze de zaak in handen zou nemen. Dan
zou men zien of wy verantwoordeiyk gesteld
bunnen worden voor de tegenwoordige agitatie
en troebeLn."
De senator Scheurer-Kestnc-r„Ja. Ik heb
geniraaV Billot gesmeekt. Ik beh hem gevraagd
éen persoonlijk onderzoek te willen instellen.
Hö beloofde my dit. Ik heb gezegd, dat ik
veertien dagen in stilte zou wachten. Gedurende
deze veertien dagen werd ik door het slyk
gesleurd en voor „Pmis" uitgescholden."
De oud preei Jent der Republiek Casimir
Perier komt thans voor. De aandacht van de
geheels zial was op hem gevestigd.
De voorzitter: „Gy zweert, dat ge zonder
haat en zonder vrees zult spreken en de
waarheid zult zeggen
Casimir Perier valt hem in de rede: „Par
don, ik kan niet den eed afleggen dat ik
de waarheid zal zeggen; ik kan de waarheid
niet zaggen; het is myn plicht, haar niet te
zeggen."
De voorzitter: „Do wet verplicht iider
getuige zich aan den eed te onderwerpen, zelfs
voordat hy spreekt, al zou hy slechts ver
klaren, dat by weigert getuigenis af te leggen."
Mr. Labori: „Kunt gy ook zeggen of gy,
terwyi gy president der republiek waart, voor
diens inhechtenisneming hebt geweteD, dat
een officier van den generalen staf verdacht
werd van verraad en welke beschuldiging op
hem rnstte?"
Da voorzitter: „Deze vraag zal niet toege
laten worden" (Rurao r).
Mr. Labori gaat voort: „Heeft president
Casimir-Perier gowoten, dat er aan het mini.
sterie van ooi log een geheim dossier bestond
Zie vervolg in het Eerste Blacl.)
Burgerlijke Stand.
HILLEGOM. Geboren: Frank, Z. van Tb. Van
"Waveren en M. H. Wijtman, Hendrik, Z. van
H. Êver9 en N. Soet.
Overleden: C. Lommerse wed. van B. H. F.
A. Buddenborg, 78 j. J. M. Van Dam 6 in.
H. Spaargaren 5 m.
HAARLEMMERMEER. Gehuwd: C. Verhoevo
wedr. en M. P. Voois.
Bevallen: A. M. Somers geb. Franken Z.
G. Vink geb. Vo9 Z- J. K. Middelkoop geb. De
Gier D. W. Van don Heuvel geb. Van Dam Z.
A. Hamelink geb. Rietveld D. W. Braak geb.
Jnffermans Z. J. FI. Van Beusekoin gob. Buis D.
Overleden: J. Wijnbergen 2 j. C. Do Sineth
77 y m. C. Schoorl 9 m. J. Van Leeuwen
12 w. J. Magcbielse 3 ra. H. Klootwijk 6 m.
NOORDW1JK. Geboren: JohannaWilhelmina,
D. v. A. Tibboel en F. W. Hijting. Jacobus, Z.
v. J. J. Vinlc en J. Hazenoot.
Gehuwd: D. Hazenoot 21 j., en J. A. Van
Duin 23 j.
Overleden: C. Van der Holst, 32 j., gehuwd
met P. Van Rhijn. G. De Ridder 6 j., D. v. W.
De Ridder en C. Do Moei.
VOORSCHOTEN. Geboren: Helena, D. v. P.
Zonneveld en A- Peters. Theodora Saartje, D.
v. B. v. Meygaarden en M. Straathof.
Ondertrouwd: C. v. Os 62 j.,wedn. van A.
E. Bol, en J. G. Brokken 52 j., wed. van P. v.
Klaveien.
WASSENAAR. Bevallen: J. Van der aarfc
feb. Verheul D. M. Van den Berg geb. Eigen-
rood Z. J. Gelaudie geb. LiekcDdnk Z.
ZEGWAARD. Geboren: Jacob», D. van J. Van
Dorp en T. Koetsier.
Overleden: J. H. Hagers 41 j. D. Kruithof
8 maanden.
ZOETERMEER. Geboren: Johannes, Z. v. L.
Karens on M. Riem. Johannes Dirk, Z. v. W,
Westhoek en F. Pauk. Adrians Maria, D. v.
J. G. De Groot en C. M. Vieyeen.