BOEZEMVRIENDEN. N®. 11645 Woensdag O Februari. A°. 1898 raus dezer .coubaht» ffize gourant wordt dagelijks, met uitzondering ■pan <§pn- en feestdagen, uitgegeven, „Set Ideflaadsch Toe&sel". Leiden» 8 Februari. KLAFÏA'S LICHT. Voor Loiden per 8 maanden.1.10. Franco pGr poetIAO. Aftonderlpke Nommors 0.05» PEUS DES AD VESTEN T1ÜM Van 1—6 regele f 1.05. Iedere rogel moer f 0.17J, Grootera letters naar plaatsruimte. Voor bot incasseercn buiten do stad wordt f 0.05 berekend. KONINKLIJKE VEEEEN1GING Maandag 14 Febffraarl Blijspel in 3 bedrijvenvan FULDA. PRIJZEN DER PLAATSEN: Logo ƒ!,- Baignoire f EL. Parterre O.dO, Galerij fO.25. Plaatsbespreking (niet verplichtend) 10 Cents, Galerij 5 Cents extra. SfggjT" Abonnés binnen en buiten Leiden kun nen van heden tot Donderdag middag klokslag vier uren schriftelijk of per telephoon plaatsen besproken tegen vergoeding van 20 Cents bespreekgcld per plaatsonder voorwaarde, dat de genomen plaatsen in den loop van Vrijdag of Zaterdag cp het daarvoor bestemde Bowijs worden afgehaald en betaald. De plaatsen worden dan zooveel mogelijk volgens in het schrijven uitgedrukt verlangen en naar volgorde besproken. Wy hebben echter bewaard de schriftelijke opgaven van hen, dia de vorige maal hiervan gebruik maakten; dezen houden recht van voorkeur op de toen genomen plaatsen, indien tydige mededeeling geschiedt. De beer Róssing schrijft in „Het Nieuws van den Dag": „Men qa Boezemvrienden zien/ Met zijne geheele familie En de verslaggever dor „N. R. Crt.": „en hetgeen dit blijspel vóór heeft is, dat er geen enkel onvertogen wcord in voorkomt." Do inhoud is, geschreven door den heer Rössing in het „N. v. d. D.", als volgt: Gepredikt wordt er niet in Boezemvrienden, wel stoökt er een goede kern moraal in. Als deze vri nden uit de jeugd, getrouwde en gevestigde mannen .zijn, als dan elk paar zich in den spiegel ziet, zal het moeten erkennen, dat liefde op achting gegroud most zijn, en de waarheid van Vondel's woorden: Gelijkheid van gemoed Best vrede en vriendschap voedt. Jongelui hebben in den roes van het studen tenleven elkaar plechtig gezworen nooit te zullen trouwen. De studententijd gaat voorbij. Nog eenige jaren blijft men bij elkaar, vroolijk levende, gezellig bier drinkende. Onverwachts worden drie der vrienden hunne gelofte ontrouw en stappen in de huwelijksfuik. Nu komt de ver andering. De vrouwen verschillen te veelde eene is eene hooghartige en verwaande (Juffr. De Vries); de andere een kindje, onbewust van de wereld, kleine Dora (uit Dicken3); de derde een goed-ronde, oprechte, vroolijke, en arme Vlaamscho madame (Mevr. v. Ollefen). De eene vrouw haalt voor de andere den neus op, de mannen worden er in gemengd. Woor denschermutseling en dreigementen lang3 de gobeele linie. Tranen en zenuwen. De oude, gezellige bierbuiken van vroeger staan als razende Roelant6 ttgenover elkander. Die geheele veldslag heeft plaats in de woning van d6n ongetrouwden, schatrijken vriend. Daar eten en drinkön de vrienden eerst den boel op, rcoken zijne lekkere sigaren en gaan daarna aan het hakketeeren. Tot over maat van ramp komt de huisknecht zeggen, dat hij heengaat om te trouwen met de keu kenmeid. Daar staat nu de ongetrouwde in eigen huis hulpeloos, „uitgegeten en uitgedronken" door zijne vrienden. Woedend loopt hij zelf zijne woning uit. Maar.... hij, de getrouwe aan het woord, is niet meer zichzelf. Onbewust heeft er eene omkeering bü hem plaats, de liefde voor oen arm, eerlijk, werkzaam meisje gaat hem bin den. Zij is bij hem sUnografist, komt eiken dag by hem om wat hy dicht en denkt te stenografeeren. Dat meisje, gerijpt en gestaald door den ernst van het leven, lieelt een man nolijken geest. Die ernst en deze degelijkheid, die eerlijke armoede, die werkzaamheid tref fen hom. „U is geen vrouw, zegt by - u is een man, in 't vervolg noem ik um'nheer en niet meer juffrouw Lodz. Haar verklaart hy einde lijk op gansch eenige wyze zyne liefde. Zyn gelofte blijft hy getrouw, by trouwt meteen dame, die hy m'nheer is gaan noemeD. De stenografiste neemt zyne hand aan, doch stelt op den voorgrond, dat, al moge zy een mannelyken geest hebben, zy het schoone, het vrouwelijke in de vrouw nooit verloochend heeft en ook voortaan niet verloochenen zal, Do vrouw biyve vrouw, eene hulpe nevens den man. De verloving is er. - De vrienden komen weer en willen nu zonder hunno vrouwen weer bieravoudjes by hem organiseeren. Maar hy, ervaren hebbende, dat niet het jolen en bierdrinken den band leggen tot vriendschap en liefde, wyst den vrienden de deur en blyft met zyne verloofde alleen, voor wie by achting heeft. Met een puntig en aardig gezegde eindigde het stuk. Goed kon ik het niet verstaan; er werd te veel gelachen. Hedennamiddag te twee uren trad ia de groote gehoorzaal van het Ryks universiteits gebouw als feestredenaar op ter gelegenheid van den dies nalalis der Leidsehe hoogescbool de rector magnificus piof. dr. Th. H. Mac' Gillavry mot een rede, getiteld „de Continuï teit van het doode en het levende". Van die rede, waarvan uitteraard hier slechts een beknopt overzicht kan worden gegeven, mag met de meeste verzekerdheid worden verklaard, dat zy is van hoogst telangwek- kenden inhoud, torwyl zy hier en daar soms tintelt van humor. Al aanstonds begon de redenaar te spreken over de hem opgelegde, onontkoombare taak om de feestrede te gouden. By een feest rede behoort feestvreugde. Wat is dat? Zo is een Jerensuiting, in hooge mate onder scheiden van het alledaagsche. Wordt ge vraagd: Hoe hoog moat het levende wezen ontwikkeld zyn om in waarheid besef te heb ben van het gevoel van lust en onlust, vreugde en wanhoop? Heeft Zöliner beweerd, dat dit gevoel geen prerogatief is van levende wezens, zoodat volgens hem in ean met gas gevulde ruimte met een minimum der botsingen van gas- molecuien het minimum van onlust bereikt worden zou, toch blyft een feestelijke stemming een, enkel aan lovende voorwerpen toebe- hoorende. Want van de stemming hangt alles af. Anders toch zou 't gemakkelyk zyn om te weten wat onder tevredenheid is te ver staan. Summeer, zegt spr., al wat ean.individu op een gegeven oogenblik van zyn bestaan weDscht en verlangt en deel deze som op do som van do in vervulling gegane wenschen en verlangens. Zyn beide sommen even groot, dan zou iu6t de waarde van het quotient gelyk aan do eenheid het toppunt van tevre denhei 1 zyn bereikt. Verder redeneereude komt spr. tot zyn. eigenlyk onderwerp: den oorsprong van het leven 1 Men heeft zich wel tevreden gesteld met de vraag: boa het leven op onze planeet is ontstaan, of zelfs wel met minder, nl. hoe uit enkele hoogst eenvoudig georganisoerde levende kiemen, de hoogere levensvormen zouden zijn ontstaan. Zyn er moeningen aan gevoerd voor de stelling, dat de kiemen eerst later op aarde zyn ontstaan na afkoeling van de temperatuur van onze planeet, of van buiten aangevoerd. Spr. wenscht, op gevaar af van te worden beschouwd als een fossiel op geesteiyk gebied, te spreken over de moge- lykheid, dat hetgeen wy leven noemen, op onze planeet onder den invloed van natuur krachten is ontstaan. Vandaar de titel zyner rede. Spr. zegt, dat, 6?enals ten opzichte van de behoefte aan vuur, eeuwen laDg de steenkool onbenut bleef, wy evenzoo groote hoeveel heden energie ongebruikt verloren laten gaan. Immers wat gaan er veel bewegingsvormen, waaiin toch energie ligt opgesloten, onder water onbewust voorby, omdat zy slechts moleculen vinden, die door hen niet in bewe ging kunnen worden gebracht. Zoo leert ons de studie van den bouw en de verrichtingen onzer zintuigorganen beschei denheid, omdat 't blijkt hoe weinig wjj daar van van de buitenwerold opvangen. Er is, wordt door spr. verder opgemerkt, onderscheid tusschen doode en lovende stof; en wat de laatste betreft, wyefc spr., er op, dat de bewegingsvorm der levende stof in hooge mate het vermogen bezit, om die aan andere stoffolyke deeltjes mede te deelen. In plant6ndo*len is de energie van zonne stralen opgeborgen en zoo komt mea er toe, om tot den oorsprong van het leven door te dringen, te vermoeden dat do eerste stappen op den weg, die ten leven voert, op dezelfde wyze zyn gedaan. Maar, vraagt men, wie kan nog na Pasteur's reuzenwerk aan abiogenesis gelooven? Wat is bier evenwel onder te verstaan? Kunnen, naar de meening van minder ont wikkelden, vry hoog georganiseerde dieren onder gunstige omstandigheden uit doode stof ontstaan, de wetenschappelyke wereld heeft met die meening lang reeds gebroken, al heeft er lang het geloof stand gehouden aan den atiogenctischsn oorsprong der micro ben. De onderzoekingen van Pasteur hebben het tegendeel bewezen. Geldt daarom Vircbow's bekende uitspraak: „Omnis cellula ecellula", oene stelling, meent spr., alleen geldende binnen bepaalde grenzen van tyd en plaats. Spr. betwist bovendien, dat bewezen is dat er geen eenvoudiger lavensvormen bestaan j&a__dieL /welke wij microben noemen. Daarop voert spr. eèn uitvoerig betoog, om uit de Datuurlyke geschiedenis der microben aan te toonc-n, dat microben reeds hoog ontwikkelde levensvormen zyn. Daarna stelt spr. de vraag, na al het aangevoerde, of het waarscbynlyk is, dat het leven begiut met deze hoog ont wikkelde organismen, eDkel omdat wy geen minder eenvoudige levensvormen kennen, on vooralsnog er nog weinig vooruitzicht bektest, dat wy ze spoedig zullen leeren kennen. De argumenten tegenover elkander plaatsend, beweert spr., dat er in zeer vroege tydsperioden, wegens de hooge temperatuur, geen leven op onze planeet heeft bestaan; het is begonnen. Dat leven moet van buiten af zyn iDgevoerd, of is ontstaan op de plaats, waar bet thans wordt aangetroffen. Het eerste is eenvoudig 99n groote sprong en geeft geen antwoord op de vraag: hoe ia het leven ontstaan? Zullen wy hier de zaak maar laten rustan, omdat het antwoord onmogelijk schynt; maar evenals Columbus lachende de nieuwe wereld ontdekt heeft, biyven wy zoeken: wie weet? Maar spr. waagt het allen schroom tor zyde te zetten, en op een feestdag mag men wel eens iets zeggen, wat velen wellicht zeer on verstandig vinden, mits degene, die hot zegt, met van dezelfde meening is en by spreekt daarom uit, dat de bewegingsvorm der doode stof zich continu voortzet in dien der levende dat wij over de wijze waarop, toen ernoggetn levende stof wasde doode langzamerhand d n levensweg opgingniets wetenmaar dat het- geen wij om ons heen waarnemenons ondanks ons zelve noopt om als waarschijnlijk aan te nemendat energieënvan uit de wereldruimte tot ons gekomen, dit merkwaardig verschijnsel hebben teweeggebracht. Het is niet noodig aan te nemen, dat de omstandigheden, waaronder het mogelyk is, dat bewegingsvormen der dooie stof in die der lovende overgaan, eens of een enkelen keer zyn verwezenlykt, al is er onderschei i tus schen de lotsbestemming van do slof, die het eerst gevoerd heeft op den weg, die ton leven leidt, en de stof, waarmede zulks heden ten dage geschiedt. Vroeger was er meer gelegen heid voor hoogere ontwikkeling dan thans. Ten slotte spreekt de Hoogleeraar over het voortbestaan van het leven op onze planeet. De profeten van onzen tyd echynen te dien opzichte geen blyde boodschap to brengen te hebben. De daling dor temperatuur zal, be weert men, het ontslaan en bestaan van loven steeds meer bedreigen en ons dreigde dan een noodlottige toekomst. Kunstmatig warmt* te proaucee.on, daaraan valt ni.t to denkeD, en dus zal er eenmaal een einde komen. Maar op dergolyke bewerin gen mag ook critiek worden geoefend. Aan nemende, det de redeneering sluit els een bu3, wordt gevraagd: ia de concl,usi9 juist? Ja, als alles in r kening gebracht is, maar kan dat gebeuren? Spr. me:nt van niet en heeft een bemoedigende voorspelling te doea als feestredenaar. Al kan men de warmteproductie zooveel raogeiyk vermeerderen, wat men ook doe, noodlottig schynt het zoolang onze uitgaven do inkomsten overtreffen. Daartegenover staat, dat door vermeerdering van onze positieve kennis ons vermogen grootor wordt, om de natuurkrachten te leiden, to boheerschen en tot ons voordeel aan to wenden. Blyve het veld onzer proefnemingen beperkt, de industrie schept nieuwe hulpmiddelen. Bovendien wat kan er al niet nieuws gebeuren en ontdekt worden? Wie zou zich dan aan voorspellingen wagen? Slot) „Wat menscbolijke kracht vermag, zal ge- achioden. Als geboren Prenzlauer ken ik den ■weg zooala niemand; ik ken de diepe, de geva.ripke plekken, en wat de juiate richting betrelt - zie naar boven, heer markgraaf! Het licht daarboven in de verte, dat als een aterreije schittert, komt uit het balkonvenster van een huis te Pranzlau. Een vriendenhand heeft het ontstoken en zal trouw zorgen, dat het niet uitgaat 1" „Welaan, wij volgen je 1" riep de markgraaf vaat besloten. „Voorwaarts dual Ten zegen of ten dood!" Michel Rodinger boog zich voor den mark graaf, en nadat deze hem de armen om den hals geslagen had, omvatte hp de beenen van den vorst en stapte met zpn zwaren iaat dapper voorwaarts, naar een pad, waarop een Skele misstap dc-n dood ten gevolge kon hebben. Als een reusachtige slang volgde trjla m een lange rp de Brandenburgsche -*toeP, ridders en ruiters, als do schakels van een gesloten ketting aan elkaar verbondon. Het was een tocht op leven en dood. Elke stap kon noodlottig worden. Nu e9ns rechts, dan links, in wonderlpke windingen, ging het door weiden, moerassen en beken. Waar de grond vast was, ging de markgraaf op zpn eigen voeten; door moeras en water droeg Rodinger hem, steeds afgaande op het licht, dat als een gids den weg wees in de duisternis. Zoo naderden zjj de stad. Reeds sloegen de honden in do welbewaakte nieuwe stad aan. Weer ging het door bet water, en nu begon de last van den geharuasten markgraaf zwaar op de schouders van kapitein Rodinger te drukken. „O heer!" fluisterde bp. „Verguu mn een oogenblik, om te rust-n en adem te scheppen!" „Moed, moed, kapitein!" nop de markgraaf hem troostend toe. „Weldra zijn wp er, en dan kun jp je voreten vragen wat je wilt." Rodinger bleef staan en achter hem de geheele troep. Donkere massa's doken uit de duisternis op het waren de torens van Prenzlau. Rodinger haalde diep adem en stapte over de moerassige weide voort. Nu 6Chter kwam het ergste nog I Men moest twee armen der Ucker doorwaden. Dieper en dieper werd het water, zwaarder en steeds zwaarder ademde de wakkere Rodinger onder den drukkenden last; de krachten dreigden hem den dien6t te weigeren. Doch hp spande zich tot het uiterste in en nu had hp den oever boreikt; hp stond, herademend en wankelend, voor do kleine poort. Snel van zpn rug glpdtnd, steunde de markgraaf hem met zpn eigen armen, doch reeds richtte de getrouwe zich weer op en sloeg drie maal in de banden. Onmiddellijk werd ket poortje geopend, en do eerste, die binnentrad, was de markgraaf, op den voet gevolgd door de anderen. Hst duurde een half uur, eer allen binnen waren; daarop werden de wachtende paarden bestegen en nu stormden de ruiters de stad binnen, gevolgd deer het voetvolk. „Brandenburg 1 Leve Brandenburg!" klonk het door de straten, do trompetten schetterden, en zoo gelukkig had kapitein Rodinger de Braadesburgecbe krpgslieden verdeeld, dat de Fcmaeraien zich cergeas kenden verzamelen. Bpsa zoader tegenstand werd Prenzlau inge nomen. Van zpn bed krabbelend, waarop hp be schonken lag, snelde Klaus Köppen - eens klaps nuchter geworden met getrokken zwaard naar buiteD, doch hp moest zich na een korten strpd gewond met eenige krpgs- knechten in den eterken Windower toren terugtrekken, die hem voorloopig beveiligde, daar de Brandenburgers geen zwaar geschut bp zich hadden. Doch de ridder Quitzow, bedreven in zulke dingeD, wist raad. Op zpn voorstel rookie men de Pommeranen uit door om den toren een vuur, gevoed door hout, stroo en hooi, aan te steken, en toen de wind vuur en rook tegen hc-t bolwerk joeg, moesten de belegerden zich wel overgeven. Weldra hescheD zp de witte vlag en lieten tegen vrpen aftocht den toren aan den markgraaf over. Alleen Klaus Köppen bleef, omdat hp des nachts aan zpn wonde over leed. Johann Von Hohenzoliern was nu weer meester van Prenzlau. Toen de niouwe dag aanbrak, waren de hoofdschuldigen reeds achter slot en grendel en: „Zoo beloont men de verraders I" schreeuwde het volk, toen de beide burgemeesters naar de ge vangenis werden gebracht. Het was een streng gerecht, dat nu begon. Wegcn3 verraad tor dood veroordeeld werden de burgemeesters Zabel Griehen en Klaus Baltz. Tevergeefs vroeg Michel Rodinger het leven van den man, die hem eens zoo snood wegens zpn vrouw afgewezen had; hp kon immers vragen, wat hp wilde I Doch mark graaf Johann kon wel als mensch vergeven, als vorst mocht bp het niet. „Vraag wat je wilt, kapitein!" zeide hy. „Elk ander verzoek zal worden ingewilligd. Ook zal niemand buiten deze twee ter dood gebracht worden. Maar dezen moeten sterven, tot waarschuwing van alle verraders." Toen Michel Rodinger het laatst» waagde door de dochter van den veroordeelde voor den markgraaf te brengen, opdat zp zelve g6nade voor haar vader kon vragen, keek de jonge vorst vriendelijk op de knielende en bief haar op. „Arm meisje," zeide hp, „ik heb medoipden met Je. Doch indien h6t mogelpk ware, je vader het leven te laten, ik zou het op do voorspraak van den trouwen Rodinger gedaan hebben." „Heer markgraaf!" sprak, vastberaden naar voren tredend, nu kapiteiu Rodinger. „Zabel Griehen zelf heeft zpn schuld trachten goed te maken. Het lichtje, dat ons uit de verte den weg in de duisternis wees, scheen uit hot huis van Zabel Griehen I" „Kist mogelpk I" riep de markgraaf ont steld, verbaasd. „Het is zoo, heer markgraaf! Vraag het baar!" antwoordde Rodinger, die Klara'shaDd vatte en vast in de zpne hield. Nadenkend keek de markgraaf de twee aan en zeide daarop: „Ik begrpp! Stel u gerust, arm meisje, en jp ook, kapitein. Uw vorst zal met zicbzelven te rade gaan en don rechten weg trachten te vinden. - Ieder het zpne!" Den andoren dag liet bet armezondaars- kiokje zpn klagend geluid hooren. Op het marktplein vormde de burgerp van Prenzlau iu volle wapenrusting een kring, in het midden waarvan markgraaf Johann, hoog te paard, omringd door zpn ridders; in dezen kring werden nu do heide trouwelooze burgemeesters binnengeleid. Naast ieder van ben ging een monnik, om hem te troosten op den iaatsten gang. De scherprechter, die met een blinkend zwaard achter den markgraai stond, leidde eerat Klaua Baltz naar het richtblok en hieuw hem do rechterhand af; hoog bief hp daarop de afgehouwen hand op, baar aan het volk vertoonend, terwpl een heraut met luide stem uitriep: „Dat is de hand van den ver rader Klaus Baltz, waarmede hp den keur vorst den eed van trouw gezworen heeft, dien hy opzettelpk geschonden heeft, waar voor hp nu het loon ontvangen zal. Zoo moge het iederen verrader gaanl" En weer begon het armezondaarsklokje te klagen; Klaus Baltz knielde doder en legde op het blok het hoofd, dat eenige oogen- blikken later in het zand rolde. Zabel Griehen had tot overmaat van ramp deze terechtstelling moeten aanschouwen; nu kwam de beurt ook aan hem. Eenmaal nog omvatte zpn blik, afscheid nemend, de om geving, keek het oog naar het statige huis, waarin zyn arm kind vertoefde. Daarop legde hp gelaten de hand op het blok, met mannen moed den slag van den beul verbeidend. Reeds blonk de bpl in de lucht, toen de markgraaf riep: „Halt! Genade!" En terwpl bet woord zich als een echo in de menigte voortplantte, zeeg Zabel Griehen neer, alsof het vonnis werkelpk aan hena voltrokken was. In den grooten, fraaien tuin voor de stad, die sedert menscbenbeugenis aan de familie Griehen behoorde, zat, een reeks van jaren later, op warme, zonnige dagen, dikwpls ec-n gebogen grysaard met eneeuwwit haar en hovende handen en voeten. Op zpn kniecn schommelde hp zpn kleinkinderen: vroolpke, roodwangigs kinderen, de spruiten van zpn gelukkige Klara cn den trouwen Michel Rodinger, die toch nog de belooning der trouw uit de hand van den markgraaf ont ving, wiens machtwoord hem de roos van Prenzlau toekende. Zabel Griehen, die een stille, menschen- schuwo grpsaard geworden was, bracht zpn laatste levensdagen, van de wereld afge zonderd, in den kring der zpnen door. Nooit liet hp zich sedert dien verechrikkelpken dag meer in 't openbaar zien. Hij wilde door de wereld als dood beschouwd zyn, en alleen aan het vroolpk gokeuTel zpner kleinkinderen gelukte het menigmaal nog, een glimlachje op zpn bleeke lippen te toorerio. Prenzlau is sodort altpd bp Brandenburg gobloven. In 1472 en 1479 weldon verdragen met Poaim6ren gesloten, die aan verdere twisten om het bezit een einde maakten. In de geschiedenis heeft hot overigons nog slechts eenmaal een rol gespeeld, in het jaar 1800, toen een ondor vor6t Hohenlohe staand leger corps na een ongelukkig gevecht zich aan de Franscben te Prenzlau moest overgeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 1