W. 11640.
l)oiulej*(la<> 3 Februari.
A0. 1898
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRUS DEZER C0URAJ4T:
Voor Leiden per 3 maanden. r 1.10,
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENT LEK
Van 1-6 regels f 1.05.
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0.05 berekend.
Iedere regel meer f 0.17 J. Grootero
Voor het incasseeren buiten de stad
Tweede Blad
Oiiïeiëolc Keiiiiisjjovliig'oii.
Do Burgcmeo ter der gemosnte Leiden;
Gelet op a l. 53, 2de lid der Kieswet, en op art. 7
d r wet van 28 April 1897 tot wgaigii g der
Gemeentewet;
Brengt ter nlgemeene keDnis, dat de opgaven van
do caididaten voor bet lidmaatschap van den Ge-
mi ODleraad va i Leiden ia het tweede luoediatrict,
op den 1-ten Februari 1398 bij hem-ingeleverd, en
de caudidetetlijvt met proces-verbaal op de Se retarie
dezer gemeente voor een iedtr ter iDzage 2ïjd neder-
golegd, in afschrift ziju aangeplakt op de groo:e
ore vau bet lUadboie en dat die opgaven en do
cmr'i latenlij t met prees vtrbaa1, mede in t f-chrifo,
tegen betaling der kosten verkrijgbaar zijn gesteld
ter Gemeente-Secretarie.
Dc Bergt moester van Leiden,
Le.den, 1 Febr. 1898. F. WAS.
Burgomtcs-tor en Wethoaders van Leiden,
Ge/ion bet adies van P. A. UIMMEL, boadende
verzoolt om vtrgUDning tot het oprichten van ccn
mine aalwater f-briek, in bet^ perceel, Zijpoort No. 2;
Gelet-op de rrtt. 0 en 7 der Hinderwei;
Geven bij dozo kennis aan bet publiek, dat genoemd
verzoek met do bnlagen op do Secretarie dezer
pomeento ter visie gelegd isalsmede, dat op 1 insdag
15 Febr. a. p., 's voormiddaga te 6lf uren, op hot
Itaadhuia gelegenheid zal worden gogeven, om
bezwaro i tegen dat verzoek in te breEgon.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgomeester.
1 Febr. 1398. E. KI3T, Sjcretarii.
Onder het opschnft „E9n verwaarloosd
maatschappelijk belang" schrijft de heer L.
Van Zanten Jzn. het volgende in het Sociaal
Weekblad:
Teiwyl onze universiteiten overloo-
eo van studenten, die zich op rechtsgeleerd
heid of geneeskunde toeleggen, maar na de
verwen ing van hun doctoralen graad tever
geefs een werkkiing zooken, die een bestaan
oplevert, heeft onze h a n d e 1, de voornaam
sto' Iron van ons bestaan, gebrek aan dcgolyk
ontwikkeldo jongelieden.
De biste plaatsen op do handelskantoren
in ons land en in onzo overzeasche bezittin
gen worden rog steeds, door Du tscbers inge
nomen, terwijl de verc er.iging „Het Buiten
land", die onze handelsbetrekkingen wil uit
breiden door het uitzenden en voorthelpen
van jonge mannen, klsagi, dat zij gebrek heeft
aan geschikte personen. En dit, terwijl tal
van ouders in zorg en verlogenhsid zitten
over de toekomst hunner zonen.
Dat in Nederland, eens het centrum van
den wereldhandel, de lust tot de handelsloop
baan zou zijn uitgedoofd, is niet aan te nemen;
wat zou dan de reden zijn?
Vcrw.iarloozing van het handelsonderwijs!
Terwijl in Duitschland sedert jaren reeds
tal van handelsscholen zijn opgericht, zoodat
reeds een groot aantal Nederlandsche koop
lieden daar hun vorming zijn gaan zoeken;
terwyi de meeste andere volken, zelfs Japan,
dat voorbeeld hebben gevolgd met succes,
heeft ons land te Arasterdam met moeite een
handelsschool zien geboron worden, diothars
wrl bloeit, maar lang niet den omvang heeft,
w Ikcn zü moest hebbon. Wat er verder in
den lande is ontstaan verdient ter nauwer-
nooi den naam van handelsschool.
Reeds in 1894 heb ik in Vragen des Tijds
dien treurigen toestmd aangetoond en met
het buitenland vergeleken; thans 2ijnertwee
boekjes verschenen, welke ik in handen wensch
van allen, die het wèl meenen met ons volk.
De heer Kreukniet toont met sprekende
cijfers aana. hoe het ten onzent is, b. hoe
het elders is. De heer Heikoop geeft een
uitvoerig overzicht van de gelegenheden bier
té lande tot opleiding vo.r den handel en
van de vereenigingen, die er invloed op uit
oefenen, en haar geschiedenis. Hij toont den
onvoldoenden toestand overtuigend aan, vooral
als men het boekje van zijn collega er naast
legt, om hom met dien in het buitenland te
vergt lijken. Hij komt ten slotte tot een voorstel,
de oprichting van een algemeenen bond ter
bevordering van lut handelsonderwijs, evenals
er nu sedert drie jaren een bond bestaat voor
de vakopleiding van handwerkslieden^
In de hoop, dat de schrijver het .niet bi)
schrijven alleen z?.l laten, maar in de hoofd
stad invloedrijke mannen zal weten te be
wegen, om zich aan bet hoofd der beweging
te stellen, om ook dit deel der vakopleiding
tot zijn recht te doen komen, heb ik in dit
veelgelezen blad al vaak de aandacht op de
zaak willen vestigen.
De verzoeking is groot om in bijzonder
heden te treden, daar ik door eigen over
tuiging weet, hoe onvoldoende het handels-
onderwas hier te lande is en boe dringend
verbetering bieiia noodigL, willen wij niet
bij den algemeenen wedstrijd- aller volken
om hunre handolarelatièn uit te brc-iien, nog
meer cp den achtergrond raker, maar be-
langstelLnden zullsn beter ingelicht worden
door zich de beide boekjes aan te schaffen.
Z'ó zuilen dan wellicht zich verbazen, dat
niet eerder een krachtige strooming zich heeft
geopenbaard in een 1 nd, w?ar, van 4'/,
milliosn ?i9lc-n, 819,000 volwassenen zich met
don handel bezig houder?, om te" eischen, dat
bij het onderwijs meer op hunne behoeften
worde geltt. Z(j zullc-n ontwaren, dat do zorg
voor de toekomst hunner zonen hun heel-
wat lichter kan worden gemaakt, wanneer
alom in den lande handelsonderwijs te ver
krijgen is van lageren en op enkele plaatsen
van hoogiren graad. Z\j zullen inzien, dat
een kdoniale mogendheid van onze btteekonis
verplicht is, een volledig handelsonderwijs te
hebben, niet alleen bier, maar ook in de
koloniën. Zelfs Engeland eikent, dat het door
Duitschland overal wordt verdrongen alleen
door het technisch onderwijs, dat de Daitschers
genieten. Laten wij zorgen ons te spiegelen
aan hun voorbeeld I
„Ongepaste zuinigheid" schrijft de heer
H. J. Srratemejjor in Vooruitgang boven een
opmerking naar aanleiding van de oproepingen
voor de Rijkskweekscholen voor
onderwijzers.
Daaraan is nl. toegevoegd;
„Bij geiyke bekwaamheid en aanleg genieten
diegenen de vcorkeur, die in de gemeente
wonen, waar de Kweekschool gevestigd is,
of die, elders wonendp, z-lven in hunne kosten
van huisvesting en verpleging omzien."
Door deze bepaling wordt zoo betoogt
nu de heer S. voor sommigen een privilege
goschaper, dat door niets is gemotiveerd. De
toelage voor kost en inwoning, aan de rjjks-
kweokfclingen verstrekt, en waarvoor zü, ondir
toezicht van den directeur, in een burgergezin
onder dak worden gebracht, bedraagt, als
ik mij niet vergis, 'fZ00. Elke leerling, die
zich de moeite heeft getroost, geboren te
worden in een stad, waar een kweekschool
gevosligd is, of wiens ouders gedurende vier
jaren ƒ300 voor hem künnen besteden, snjjdt
een ander den pas af, om tot het onderwijzers
ambt langs dien weg te worden opgeleid.
Ik geloof niet, dat bjj eenig ander vak,
waar van vergelijkende examens sprake is,
dezelfde beperking, respectievelijk privilege,
bestaat.
Het is m\j onbekend, wanneer en in wolken
aanval van zuinigheid de'z3 malle bepaling is
terechtgekomen in een ministeriel ie beschik
king omtrent de kweekscholen. Maar ze dient
zn. i. zoo spoedig mogelijk te verdwijnenom
meer dan één reden, die ik hi r nu niet
behoef te ontwikkelen, 't Is een van die zaken,
waarop slechts do aandacbd: behoeft gevestigd
le worden, om de onbillijkheid er van te doen
opmerken.
En er is geen politiek of wetswijziging
mee. gemoeid, om die onbillijkheid lo doen
verdwijnen. Slechts één pennestreek behoeft
het te kosten, om te spreken met een
komische figuur, die vroeger een dier R ks
kweekscholen opluisterde.
Er zullen wel lui zijn, die ook in deze
door mfi gewraakte bepaling diepe piedagogi-
8che wfishtid zien, welnu, ik ben bereid,
die mot esn diepe paedagogische wijsheid
te weerleggen. In den „ouden tijd" vatte
men de zaak boter op. Het studiejaar eener
Rijkskweekschool, waartoe ik destijds de eer
had te behooren (de eec^was heusch geheel
aan mij!), bevatte t\Vee jongelui boven de
formatie, twee stadgenooten, wier oudtrs
bereid waren hun den kost te geven, en mij
zfin ook gevallen bekend, dat jongens, wijr
ouders in de stad der kweekschool woonden,
toch de toelage kregen <n bjj anderen in
hui3 kwamen, omdat dit voor hun opleiding
wenschelgk geacht werd. De Staat der Neder
landen kon toen zeker beter f 300 per jaar
missen. En in die dagen hoorde men niet
eens praton van sociale rechtvaardigheid.
Het Huisgezin wijst op eenige voorbeelden
van in onzm t\jd toenemende spraakver
warring:
We deelden in ons voiig nummer de mee
ning mee van de liberale Arnstei'damsche
Courant over de tegen koningsgezinde
onder wijzers. Het blad oordeelo'e, en zeker
niet ten onnchte, dot onder de maatschap
pelijke en christelijke deugden, die de onder
wijzer verphcht is de jeugd in te prenten,
ook wel zullen behooren: „eerbied cn liefde
voor bet vorstenhuis; eerbied voor bet ver
leden der Oraüjes; vaderlandsliefde; zin en
oog voor den hechten bar.d tusschen Vorst
en volk.
Maar gelfjk de Nieuice IJselbode nu opmerkt,
hebben de liberalen zeiven aan de socialistische
onderwijzers het voorbeeld gegeven van zonder
linge wetsduiding, door de uitlegging, die zjj
van den beginne af en dagelijks stouter aan
hot woordje „christelijk" gegeven hebben.
„Zü zelf hebben daaronder verstaan deugden
zonder cbristelijken grond, of ook wel met
een positief anti cbristelijken grond; deugden,
beoefend om beweegredenen, die niets met
het Christendom gemoen hebben."
Hoe willen zfi dus nu de socialistische
onderwijzers hard vdlen, omdat die op hun
beurt de christelijke en maatschappelijke
deugden op hun manier uitleggen en v?n
meering zijn, dat dis deugden best samen
gaan met het weigeren van de rechtmatige
hulde aan de Koningin?
Ook meent de JY. IJselbode, dat de liberale
autoriteiten wel niet te hard en bar tegen
de socialistische ondcrwfizers zullen optreden.
„De geestelijke verwantschap is te sterk,
en hot blo3d kruipt, waar het riet gaan kan.
Frappante voorbeelden-van de verwantschap
heeft ons de Juni-stembus van het vorige
ja?r geleverd, toei in der liberalen oog een
socialist in ieder geval verkioslyk bleef boven
een Christenman."
Het blad had ook nog kunnen herinneren
aan do merkwaardige verklaring van rar. Van
Houten, dat socialisme op school best kan
samengaan met de christelijke deugden, als
de socialiotische onderwijzer maar in een
socialistische omgeving geplaatst is.
Aan de liberalen is c'e spraakverwarring te
wüten, die tegenwoordig op allerlei gebied
heerscht en waardoor ieder do wet naar wille
keur kan uitleggen, door aan de woorden
bun beteekenis te ontnemen.
Is het geen schromelijke spraakverwarring,
als bfiv. het Handelsblad een verklaard ongs
loovige als prof. Bolland, die zyn godsdienst
verzaakt heeft, als een „godsdienstige beweeg
kracht" komt voorstallen?
En is het te verwoideren, dat, waar aldus
dagelijks den zin der woorden goweld wordt
aangedaan, t9n slotte geen wetsbepaling, geen
voorscbiift meer een vaste, bindende betee
kenis heeft?
Het merkwaardigste staaltje van zulke
zinsverkrachting is stellig gelevtrd door het
blad van mr. Troelstra. Dc Sociaal-Demokraat.
Aan dit blad was de vmg gedaan of een
sociaal-democratisch Kamerlid by de aan
staande huldiging der KoDiogin de verklaring
zou mogen all ggen:
„"Wfi ontvangen en huldigen in Daam van
het Nederlandsche Volk en krachtens de Grond-
welP U als Koningin; wy zweren (belovon),
dat wij Uwe onschendbaarheid en de rechten
Uwer Kroon zullen handhaven; wy zweren
(-o'.orer) alles te zullen doen, wat goede en
getrouwe Staten-Generaal schuldig zyn te doen.
„Zoo waai lijk helpe ons God almachtig.
(Dat beloven wij)."
En wat denkt men, dat de redactie op die
vraag antwoordt? „"Wij weten natuurlijk nog
niet," zegt zij leukweg, „boe onze soc.-dem.
Kamerleden over deze vraag denken. Ouzo
meening is, dat, zoo zij er niet om heen
kunnen, z? deze en alle mogelijke formali
teiten zullen vervullen, die van hen worden
gevergd. Aan die formaliteiten moet geen do
minste waarde worden gehecht."
Alzoo zfin de plechtigste verklaringen maar
waordelooze formaliteiten, niets dan woorden
zonder betaekenis. Als men zegt: „Tk zweer"
of „ik beloof", dan heeft dat niet de minsto
waarde.
Waarop zal men by de toenemende spraak
verwarring nog kunnen vertrouwen?
Jan Da "Wit zegt in zijn hatsten rB;iel
uit de Hoofdstad" aan da Pio>. D'tntsche en
Asser Courant o. m. het volgende:
We zijn druk bezig om ons voor df>
inhuldigingsfeesten (teAmsterdam) vooi
te bereiden. Het zou een veroienstelfik werk
zfin, indien het bureau der gemeentelijke
statistiek eens een staat opmaakte van alle
eere-, hoofd- en subcommissies, welke er reeds
zfin en -nog zullen worden opgericht. Dit zou
des te verdienstelijker wezen, omdat het
blijvend was wat heeft men er aan, om
slechts één avond als voorzitter, secretaris,
penningmeester of lid eener commissie in de
krai.t te staan, waardoor bet. publiek kan
weten, dat men met het vertrouwen van zijn
buurtgenooten is vereerd?.Een krant is een
ding van één dag, maar zoo'n staat van het
8taiistisch bureau bewaart uw naam voor de
nakomelingschap.
Mooi zal het zeker in de hoofdstad worden,
vooral langs den weg, dien de Koningin bü
haar intocht zal volgen. In het Paleis ismen
druk bezig aan het timmeren, want het oude
stadhuis moge, nadat Lodewijk Napoleon het
tot residentie had verkozen, voor een beschei
den Hof ruimte aanbieden, voor al de gasten,
die men verwacht, zeker niet.
Het is een heerlijk gevoel, dat dit alles
buit n de politiek omgaat en dat zelfs dr.
Kuyper het Ministerie het leven wil gunnen
tot na de buldigingsfeestony omdat hij weet,
zoonis hij schreef, dat dit der Koningin aan
genaam zal z(jn.
Dat is volkomen ridderlijk en geluigt van
een Oranjelievend hart. „Geen roet in het
eten gooien, jongens, voor dien tfid", heeft
hij gezegd; „opgepast!" en dit is nu een mooi
excuus vcor hom tegenover zfin katholieke
toodgenooten, als de wet op den persoonlijken
dienstplicht aan de orde komt. Als we het
Kabinet daarover laten vallen, dan doen we
der Koningin geen pleizier, zal bfi redeneeren,
en daar de OraDjelievendheid der Katholiekon
than3 van het reinste water is, kunnen dezen
niet anders dan zfin voorbeeld volgen. Wat
een buitenkansje voor den Minister van Oorlog l
„Een komende inhuldi. ing ïs een assuranli3
premie voor een Ministerie".
Hadden we nu maar geen Statenverkiezin
gen in Juli, dan was 't „al boter tot den toöm!"
Na do vermelding, d..t wordt voorgesteld
de wet op den persoonlijken dienst
plicht in werking te doen treden met 1
September 189S, zegt De Tijd:
Aldus zal do nieuwe wet, indien de R9gce-
ring haar plan doordrfift, worden ingevoerd
eokele dagen vóór de inhuldiging van de
Ecu muis in huis!
i)
„Een paar maanden geleden wandelde ik, mij
vei heugende in den beerlijken zonneschijn,
dcor onze stad, toen ik in de verte myn vriend
Hendrik zag aankomen. Hoewel ik de uitdruk
king van zfin gezicht nog niet eens behoorlijk
kon waarnomen, zag ik aan zfin houding en
gang duidelijk, dat er iets mot hem niet in
den haak was. Zijn ho3d stond scheef op zfin
boo'iV zfin st ip was niet zoo veerkrachtig als
andèrs, maar langzaam en onzeker, zijn handen
stuk^j in zijn broekzakken op een allerlande-
rigsté mahier. Dat laatste vooral was karak
teristiek. Esn mensch legt zijn gemoedstoe
stand voor anderen hst duidelijkst zichtbaar
aan den dag door de manier, waarop hü ztfn
handen houdt. Legt b\j ze op den rug, dan is
dat een bewijs, dat bij tevrelen is en onver
stoorbaar kalm; steekt hij den duim in zfin
vestzak en do vingers daarnaast, dan is hij
bepaald jolig gestemd. Zwaait hij onder het
lcopen er mee langs de zïjdeD, dan wil dat
zeggen: „Ik sta voor niets of voorniemand."
Maarsteekt hij ze zóó diep in den zak,
dat er geen stukje meer van te zien is, dan
is h\j in een gemoedstoastand, ciie aldus te
omschrijven is: „Al viel nu alles t6n onderste
boven, dan zou me dat nog niet kunnen
schelon
Nieuwsgierig naar de oorzaak van zijuent-
etemdheid, ging ik naar hem toe; bü zag
mij niet vóór or.zo neuzen elkaar bijna raak
ten. Toen eerst keek hfi op en zei met een
sombere stem, zonder zdfs die droevige han
den uit zijn zakken te halen: „Zoo, Piet,
ben jij daar?"
„Mfin hemel, Hc-nk, je ziet er uit als do
gepersonifieerde narigheid! Wat scheelt je
toch?'
„Ocb, vraag me raasr niets," gaf hfi 'ten
antwoord op don toon, waarop een acteur
zegt: „Tk ga stervenZóó hol.
„Dj zaken
„Die gaan als altyd; daar trek ik me niets
van aan!"
„Je familie
„Geen zieken."
„Muizenissen dan?"
„Geen hatelijkheden asjeblieft!" schreeuwde
hfi opeen?, zoo luid, ast een politieagent, die
voor'oü wandelde, omkeek of er ook een vecht-
partü in wording was.
„Wat scheelt je toch, k^rel?" vroeg ik
verbaasd. „Is dat nu een hateiykheid, als ik
praat van mui
„Nu ja, nu ja," zei hü, mij haastig in do
rede vallende, alsof hfi het woord niet meer
hco.en wou. „Neem my niet kwalyk, dat ik
zoo uitviel, maar ik ben ook zóó geweldig
uit mLjn humeur!"
„Waarover dan toch?"
„Nu dan, ik zal hot je vertellen. Laten we
op do sloep van „De Harmonie" even 6tn
potje bier drinken, dan zal ik je zeggen
waarom ik zoo netelig ben."
Toen we lekker in een rieten fauteuil zaten
met een schuimend glas bier vóór on*, begon
hü „Geloof je aan voorgevoelens? Neen? Nu,
ik vroeger ook niet, maar thans wel. Vandaag
precies two9 weken geleden viel eerst de
spiegel van den wand, 's middags kwamen
mijn mes en vork gekruist over olkaar te
liggen en 's avonds huilde er een hond een
uur lang allererbarmelükst voor mün huis.
Mjjn vrouw zei: „Dat loopt nooit goed af,"
maar ik lachte haar uit en z'i: „Menscb,
mensch, wees niet kinderachtig; dat beduidt
niemendal."
We gaan om elf uur naar bed en ik was
heel gauw in slaap. T Was op dien avond,
toen htt zoo geweldig regende cn woei.
Opoens word ik met een schok wakker. Mijn
vrouw staat cp blooto voeten en in nacht
gewaad boven op een stoel midden in de
kamer en doet maar niets dan gillen. Ik
dacht, dat ze krankzinnig was geworden! En
het woei loeiend dcor den schoorsteen. Klet
terend viel de regen op do ruiten ik werd
er zelf bfina bang van.
„M\jn hemel, vrouw 1" roep ik, „wat scheelt
je toch?"
Eerst gilde ze maar en zei niemendal, maar
eindelijk kwam er in doodsangst uit: „O,
Henk, Henk, een muis!"
„Mensch", zeg ik, „ben je zot om daar zoo'n
lawaai te maken voer zco'n onr.oozele muis?
Kom van dien stoel af en ga weer naar bed!"
„Voor geen geld!" riep ze, dat doe ik
ncoit Hu, wat een akelig beest! Het liep op
do dekens, en het vloog me in mijn gezicht,
toen ik ging zitten. Ocb, Henkie, Henkie,
steek asjeblief het licht eens op!"
„Je bent mal," zei ik, maar ik kwam er
toch uit en stak de lamp aan. Ze was er
heelemaal van ontdaan, mfin wijfje, en stond
boven op den stoel te beven als een juffers
hondje. „Zie je hem nergens? Is by mis
schien onder do kast gekropen? Och toe,
Henk, kijk eens even, want zoolang hfi niet
gevangen is, kom ik er niet af."
Ik keek onder do kast, maar zag natuurlijk
niets, 't Was tamelijk koud in do kamer en
het barre weer maakte het in diep négligé
naar een muis zoeken al niet aangenamer,
zoodat ik een beetje nydig bromdo:
„'t Monster is er niet."
„Zou je hem niet kunnen vangen?"
„Met myn neus of lorgnet zeker?"
„Of hem doodslaan met den pook?"
„Och, mensch, 't onnoozele beest is er
natuurlek al lang van door. Hü zal genoeg
geschrikt zyn, toen hfi je in je nachtpon zag."
Dat was een beetje hatelyk, maar ik werd
cok kriegc-l. Enfin, ze kwam er niet af, zei
ze, vóór hot beest dood was, en ik was zoo
goed niet of ik moest den pook halen. Maar
toen ik weg wou gaan, durfde ze niet alleen
biyven. Enfin, ik kon haar niet bewegen om
van baar verbeven standpunt af te dalen en
daar moest toch een einde aan komen. Myn
jongste, mfin jongotj", begon al teekenen van
wakker worden te geven; ermosstgehandeld
worden. Ik nam dus mijn hooge laarzen en
keilde die op goed geluk af in al'.o hoeken,
onder het bed, onder de kasten, maar sipjeur
Mui3 kwam natuuriyk niet voor den dag.
Die zat allang ergens achter het behangsel
in zyn vuistje te lachen over bet spektakel,
dat hy midden in den nacht in een vreed
zaam burgermanshuishouden had aangericht.
Om kort te gaan, ik moebt praten als Brug
man, maar ze wou niet meer naar bed. 't Was
pas balféén, van opblijven was dus geen
sprake. Ze besloot dus maar den nacht
verder door te brengen in het logeerkamertje,
waar juist een logde was, een bloedver
wante.
Maar dat ging zoo maar niot vanzelf. Ik
zou do deur van de slaapkamer open doen
en dan zcu zü gauw van den stoel springen
en naar het logeerkamertje loopen dan
moest ik de slaapkamerdeur dadelyk weer
dicht gcoien, anders had het monster wel
eens kunnen meegaan, yat je, en baar in
het logeerkamertje toch nog kunnen verslinden
Goed, dat gebeurt! Ze springt met een
hevigen bons, want zo is verre van mager
en slank, van den stoel af, maar stoot in
haar angst tegen do tafel aan, en bons, daar
valt me de lamp om on een sti oom brandende
petroleum vliegt over de tafel. Mün vrouw
zag het niet eens, ze was al op het logeer
kamertje en ik hoorde hoa ze de deur dicht
sloeg en grendelde, alsof die onnoozele muis
de deur bestormen zou! Ik verlies gelukkig
mün tegenwoordigheid van geest niet, neem,
de twee dekens van het bed, smfit die op
de vlam, gooi er een stoel bovenop en do_
vlam is gesmoordl
[Slot volgt.)