W. 11640. l)oiulej*(la<> 3 Februari. A0. 1898 <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. LEIDSCH DAGBLAD. PRUS DEZER C0URAJ4T: Voor Leiden per 3 maanden. r 1.10, Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENT LEK Van 1-6 regels f 1.05. letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootero Voor het incasseeren buiten de stad Tweede Blad Oiiïeiëolc Keiiiiisjjovliig'oii. Do Burgcmeo ter der gemosnte Leiden; Gelet op a l. 53, 2de lid der Kieswet, en op art. 7 d r wet van 28 April 1897 tot wgaigii g der Gemeentewet; Brengt ter nlgemeene keDnis, dat de opgaven van do caididaten voor bet lidmaatschap van den Ge- mi ODleraad va i Leiden ia het tweede luoediatrict, op den 1-ten Februari 1398 bij hem-ingeleverd, en de caudidetetlijvt met proces-verbaal op de Se retarie dezer gemeente voor een iedtr ter iDzage 2ïjd neder- golegd, in afschrift ziju aangeplakt op de groo:e ore vau bet lUadboie en dat die opgaven en do cmr'i latenlij t met prees vtrbaa1, mede in t f-chrifo, tegen betaling der kosten verkrijgbaar zijn gesteld ter Gemeente-Secretarie. Dc Bergt moester van Leiden, Le.den, 1 Febr. 1898. F. WAS. Burgomtcs-tor en Wethoaders van Leiden, Ge/ion bet adies van P. A. UIMMEL, boadende verzoolt om vtrgUDning tot het oprichten van ccn mine aalwater f-briek, in bet^ perceel, Zijpoort No. 2; Gelet-op de rrtt. 0 en 7 der Hinderwei; Geven bij dozo kennis aan bet publiek, dat genoemd verzoek met do bnlagen op do Secretarie dezer pomeento ter visie gelegd isalsmede, dat op 1 insdag 15 Febr. a. p., 's voormiddaga te 6lf uren, op hot Itaadhuia gelegenheid zal worden gogeven, om bezwaro i tegen dat verzoek in te breEgon. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgomeester. 1 Febr. 1398. E. KI3T, Sjcretarii. Onder het opschnft „E9n verwaarloosd maatschappelijk belang" schrijft de heer L. Van Zanten Jzn. het volgende in het Sociaal Weekblad: Teiwyl onze universiteiten overloo- eo van studenten, die zich op rechtsgeleerd heid of geneeskunde toeleggen, maar na de verwen ing van hun doctoralen graad tever geefs een werkkiing zooken, die een bestaan oplevert, heeft onze h a n d e 1, de voornaam sto' Iron van ons bestaan, gebrek aan dcgolyk ontwikkeldo jongelieden. De biste plaatsen op do handelskantoren in ons land en in onzo overzeasche bezittin gen worden rog steeds, door Du tscbers inge nomen, terwijl de verc er.iging „Het Buiten land", die onze handelsbetrekkingen wil uit breiden door het uitzenden en voorthelpen van jonge mannen, klsagi, dat zij gebrek heeft aan geschikte personen. En dit, terwijl tal van ouders in zorg en verlogenhsid zitten over de toekomst hunner zonen. Dat in Nederland, eens het centrum van den wereldhandel, de lust tot de handelsloop baan zou zijn uitgedoofd, is niet aan te nemen; wat zou dan de reden zijn? Vcrw.iarloozing van het handelsonderwijs! Terwijl in Duitschland sedert jaren reeds tal van handelsscholen zijn opgericht, zoodat reeds een groot aantal Nederlandsche koop lieden daar hun vorming zijn gaan zoeken; terwyi de meeste andere volken, zelfs Japan, dat voorbeeld hebben gevolgd met succes, heeft ons land te Arasterdam met moeite een handelsschool zien geboron worden, diothars wrl bloeit, maar lang niet den omvang heeft, w Ikcn zü moest hebbon. Wat er verder in den lande is ontstaan verdient ter nauwer- nooi den naam van handelsschool. Reeds in 1894 heb ik in Vragen des Tijds dien treurigen toestmd aangetoond en met het buitenland vergeleken; thans 2ijnertwee boekjes verschenen, welke ik in handen wensch van allen, die het wèl meenen met ons volk. De heer Kreukniet toont met sprekende cijfers aana. hoe het ten onzent is, b. hoe het elders is. De heer Heikoop geeft een uitvoerig overzicht van de gelegenheden bier té lande tot opleiding vo.r den handel en van de vereenigingen, die er invloed op uit oefenen, en haar geschiedenis. Hij toont den onvoldoenden toestand overtuigend aan, vooral als men het boekje van zijn collega er naast legt, om hom met dien in het buitenland te vergt lijken. Hij komt ten slotte tot een voorstel, de oprichting van een algemeenen bond ter bevordering van lut handelsonderwijs, evenals er nu sedert drie jaren een bond bestaat voor de vakopleiding van handwerkslieden^ In de hoop, dat de schrijver het .niet bi) schrijven alleen z?.l laten, maar in de hoofd stad invloedrijke mannen zal weten te be wegen, om zich aan bet hoofd der beweging te stellen, om ook dit deel der vakopleiding tot zijn recht te doen komen, heb ik in dit veelgelezen blad al vaak de aandacht op de zaak willen vestigen. De verzoeking is groot om in bijzonder heden te treden, daar ik door eigen over tuiging weet, hoe onvoldoende het handels- onderwas hier te lande is en boe dringend verbetering bieiia noodigL, willen wij niet bij den algemeenen wedstrijd- aller volken om hunre handolarelatièn uit te brc-iien, nog meer cp den achtergrond raker, maar be- langstelLnden zullsn beter ingelicht worden door zich de beide boekjes aan te schaffen. Z'ó zuilen dan wellicht zich verbazen, dat niet eerder een krachtige strooming zich heeft geopenbaard in een 1 nd, w?ar, van 4'/, milliosn ?i9lc-n, 819,000 volwassenen zich met don handel bezig houder?, om te" eischen, dat bij het onderwijs meer op hunne behoeften worde geltt. Z(j zullc-n ontwaren, dat do zorg voor de toekomst hunner zonen hun heel- wat lichter kan worden gemaakt, wanneer alom in den lande handelsonderwijs te ver krijgen is van lageren en op enkele plaatsen van hoogiren graad. Z\j zullen inzien, dat een kdoniale mogendheid van onze btteekonis verplicht is, een volledig handelsonderwijs te hebben, niet alleen bier, maar ook in de koloniën. Zelfs Engeland eikent, dat het door Duitschland overal wordt verdrongen alleen door het technisch onderwijs, dat de Daitschers genieten. Laten wij zorgen ons te spiegelen aan hun voorbeeld I „Ongepaste zuinigheid" schrijft de heer H. J. Srratemejjor in Vooruitgang boven een opmerking naar aanleiding van de oproepingen voor de Rijkskweekscholen voor onderwijzers. Daaraan is nl. toegevoegd; „Bij geiyke bekwaamheid en aanleg genieten diegenen de vcorkeur, die in de gemeente wonen, waar de Kweekschool gevestigd is, of die, elders wonendp, z-lven in hunne kosten van huisvesting en verpleging omzien." Door deze bepaling wordt zoo betoogt nu de heer S. voor sommigen een privilege goschaper, dat door niets is gemotiveerd. De toelage voor kost en inwoning, aan de rjjks- kweokfclingen verstrekt, en waarvoor zü, ondir toezicht van den directeur, in een burgergezin onder dak worden gebracht, bedraagt, als ik mij niet vergis, 'fZ00. Elke leerling, die zich de moeite heeft getroost, geboren te worden in een stad, waar een kweekschool gevosligd is, of wiens ouders gedurende vier jaren ƒ300 voor hem künnen besteden, snjjdt een ander den pas af, om tot het onderwijzers ambt langs dien weg te worden opgeleid. Ik geloof niet, dat bjj eenig ander vak, waar van vergelijkende examens sprake is, dezelfde beperking, respectievelijk privilege, bestaat. Het is m\j onbekend, wanneer en in wolken aanval van zuinigheid de'z3 malle bepaling is terechtgekomen in een ministeriel ie beschik king omtrent de kweekscholen. Maar ze dient zn. i. zoo spoedig mogelijk te verdwijnenom meer dan één reden, die ik hi r nu niet behoef te ontwikkelen, 't Is een van die zaken, waarop slechts do aandacbd: behoeft gevestigd le worden, om de onbillijkheid er van te doen opmerken. En er is geen politiek of wetswijziging mee. gemoeid, om die onbillijkheid lo doen verdwijnen. Slechts één pennestreek behoeft het te kosten, om te spreken met een komische figuur, die vroeger een dier R ks kweekscholen opluisterde. Er zullen wel lui zijn, die ook in deze door mfi gewraakte bepaling diepe piedagogi- 8che wfishtid zien, welnu, ik ben bereid, die mot esn diepe paedagogische wijsheid te weerleggen. In den „ouden tijd" vatte men de zaak boter op. Het studiejaar eener Rijkskweekschool, waartoe ik destijds de eer had te behooren (de eec^was heusch geheel aan mij!), bevatte t\Vee jongelui boven de formatie, twee stadgenooten, wier oudtrs bereid waren hun den kost te geven, en mij zfin ook gevallen bekend, dat jongens, wijr ouders in de stad der kweekschool woonden, toch de toelage kregen <n bjj anderen in hui3 kwamen, omdat dit voor hun opleiding wenschelgk geacht werd. De Staat der Neder landen kon toen zeker beter f 300 per jaar missen. En in die dagen hoorde men niet eens praton van sociale rechtvaardigheid. Het Huisgezin wijst op eenige voorbeelden van in onzm t\jd toenemende spraakver warring: We deelden in ons voiig nummer de mee ning mee van de liberale Arnstei'damsche Courant over de tegen koningsgezinde onder wijzers. Het blad oordeelo'e, en zeker niet ten onnchte, dot onder de maatschap pelijke en christelijke deugden, die de onder wijzer verphcht is de jeugd in te prenten, ook wel zullen behooren: „eerbied cn liefde voor bet vorstenhuis; eerbied voor bet ver leden der Oraüjes; vaderlandsliefde; zin en oog voor den hechten bar.d tusschen Vorst en volk. Maar gelfjk de Nieuice IJselbode nu opmerkt, hebben de liberalen zeiven aan de socialistische onderwijzers het voorbeeld gegeven van zonder linge wetsduiding, door de uitlegging, die zjj van den beginne af en dagelijks stouter aan hot woordje „christelijk" gegeven hebben. „Zü zelf hebben daaronder verstaan deugden zonder cbristelijken grond, of ook wel met een positief anti cbristelijken grond; deugden, beoefend om beweegredenen, die niets met het Christendom gemoen hebben." Hoe willen zfi dus nu de socialistische onderwijzers hard vdlen, omdat die op hun beurt de christelijke en maatschappelijke deugden op hun manier uitleggen en v?n meering zijn, dat dis deugden best samen gaan met het weigeren van de rechtmatige hulde aan de Koningin? Ook meent de JY. IJselbode, dat de liberale autoriteiten wel niet te hard en bar tegen de socialistische ondcrwfizers zullen optreden. „De geestelijke verwantschap is te sterk, en hot blo3d kruipt, waar het riet gaan kan. Frappante voorbeelden-van de verwantschap heeft ons de Juni-stembus van het vorige ja?r geleverd, toei in der liberalen oog een socialist in ieder geval verkioslyk bleef boven een Christenman." Het blad had ook nog kunnen herinneren aan do merkwaardige verklaring van rar. Van Houten, dat socialisme op school best kan samengaan met de christelijke deugden, als de socialiotische onderwijzer maar in een socialistische omgeving geplaatst is. Aan de liberalen is c'e spraakverwarring te wüten, die tegenwoordig op allerlei gebied heerscht en waardoor ieder do wet naar wille keur kan uitleggen, door aan de woorden bun beteekenis te ontnemen. Is het geen schromelijke spraakverwarring, als bfiv. het Handelsblad een verklaard ongs loovige als prof. Bolland, die zyn godsdienst verzaakt heeft, als een „godsdienstige beweeg kracht" komt voorstallen? En is het te verwoideren, dat, waar aldus dagelijks den zin der woorden goweld wordt aangedaan, t9n slotte geen wetsbepaling, geen voorscbiift meer een vaste, bindende betee kenis heeft? Het merkwaardigste staaltje van zulke zinsverkrachting is stellig gelevtrd door het blad van mr. Troelstra. Dc Sociaal-Demokraat. Aan dit blad was de vmg gedaan of een sociaal-democratisch Kamerlid by de aan staande huldiging der KoDiogin de verklaring zou mogen all ggen: „"Wfi ontvangen en huldigen in Daam van het Nederlandsche Volk en krachtens de Grond- welP U als Koningin; wy zweren (belovon), dat wij Uwe onschendbaarheid en de rechten Uwer Kroon zullen handhaven; wy zweren (-o'.orer) alles te zullen doen, wat goede en getrouwe Staten-Generaal schuldig zyn te doen. „Zoo waai lijk helpe ons God almachtig. (Dat beloven wij)." En wat denkt men, dat de redactie op die vraag antwoordt? „"Wij weten natuurlijk nog niet," zegt zij leukweg, „boe onze soc.-dem. Kamerleden over deze vraag denken. Ouzo meening is, dat, zoo zij er niet om heen kunnen, z? deze en alle mogelijke formali teiten zullen vervullen, die van hen worden gevergd. Aan die formaliteiten moet geen do minste waarde worden gehecht." Alzoo zfin de plechtigste verklaringen maar waordelooze formaliteiten, niets dan woorden zonder betaekenis. Als men zegt: „Tk zweer" of „ik beloof", dan heeft dat niet de minsto waarde. Waarop zal men by de toenemende spraak verwarring nog kunnen vertrouwen? Jan Da "Wit zegt in zijn hatsten rB;iel uit de Hoofdstad" aan da Pio>. D'tntsche en Asser Courant o. m. het volgende: We zijn druk bezig om ons voor df> inhuldigingsfeesten (teAmsterdam) vooi te bereiden. Het zou een veroienstelfik werk zfin, indien het bureau der gemeentelijke statistiek eens een staat opmaakte van alle eere-, hoofd- en subcommissies, welke er reeds zfin en -nog zullen worden opgericht. Dit zou des te verdienstelijker wezen, omdat het blijvend was wat heeft men er aan, om slechts één avond als voorzitter, secretaris, penningmeester of lid eener commissie in de krai.t te staan, waardoor bet. publiek kan weten, dat men met het vertrouwen van zijn buurtgenooten is vereerd?.Een krant is een ding van één dag, maar zoo'n staat van het 8taiistisch bureau bewaart uw naam voor de nakomelingschap. Mooi zal het zeker in de hoofdstad worden, vooral langs den weg, dien de Koningin bü haar intocht zal volgen. In het Paleis ismen druk bezig aan het timmeren, want het oude stadhuis moge, nadat Lodewijk Napoleon het tot residentie had verkozen, voor een beschei den Hof ruimte aanbieden, voor al de gasten, die men verwacht, zeker niet. Het is een heerlijk gevoel, dat dit alles buit n de politiek omgaat en dat zelfs dr. Kuyper het Ministerie het leven wil gunnen tot na de buldigingsfeestony omdat hij weet, zoonis hij schreef, dat dit der Koningin aan genaam zal z(jn. Dat is volkomen ridderlijk en geluigt van een Oranjelievend hart. „Geen roet in het eten gooien, jongens, voor dien tfid", heeft hij gezegd; „opgepast!" en dit is nu een mooi excuus vcor hom tegenover zfin katholieke toodgenooten, als de wet op den persoonlijken dienstplicht aan de orde komt. Als we het Kabinet daarover laten vallen, dan doen we der Koningin geen pleizier, zal bfi redeneeren, en daar de OraDjelievendheid der Katholiekon than3 van het reinste water is, kunnen dezen niet anders dan zfin voorbeeld volgen. Wat een buitenkansje voor den Minister van Oorlog l „Een komende inhuldi. ing ïs een assuranli3 premie voor een Ministerie". Hadden we nu maar geen Statenverkiezin gen in Juli, dan was 't „al boter tot den toöm!" Na do vermelding, d..t wordt voorgesteld de wet op den persoonlijken dienst plicht in werking te doen treden met 1 September 189S, zegt De Tijd: Aldus zal do nieuwe wet, indien de R9gce- ring haar plan doordrfift, worden ingevoerd eokele dagen vóór de inhuldiging van de Ecu muis in huis! i) „Een paar maanden geleden wandelde ik, mij vei heugende in den beerlijken zonneschijn, dcor onze stad, toen ik in de verte myn vriend Hendrik zag aankomen. Hoewel ik de uitdruk king van zfin gezicht nog niet eens behoorlijk kon waarnomen, zag ik aan zfin houding en gang duidelijk, dat er iets mot hem niet in den haak was. Zijn ho3d stond scheef op zfin boo'iV zfin st ip was niet zoo veerkrachtig als andèrs, maar langzaam en onzeker, zijn handen stuk^j in zijn broekzakken op een allerlande- rigsté mahier. Dat laatste vooral was karak teristiek. Esn mensch legt zijn gemoedstoe stand voor anderen hst duidelijkst zichtbaar aan den dag door de manier, waarop hü ztfn handen houdt. Legt b\j ze op den rug, dan is dat een bewijs, dat bij tevrelen is en onver stoorbaar kalm; steekt hij den duim in zfin vestzak en do vingers daarnaast, dan is hij bepaald jolig gestemd. Zwaait hij onder het lcopen er mee langs de zïjdeD, dan wil dat zeggen: „Ik sta voor niets of voorniemand." Maarsteekt hij ze zóó diep in den zak, dat er geen stukje meer van te zien is, dan is h\j in een gemoedstoastand, ciie aldus te omschrijven is: „Al viel nu alles t6n onderste boven, dan zou me dat nog niet kunnen schelon Nieuwsgierig naar de oorzaak van zijuent- etemdheid, ging ik naar hem toe; bü zag mij niet vóór or.zo neuzen elkaar bijna raak ten. Toen eerst keek hfi op en zei met een sombere stem, zonder zdfs die droevige han den uit zijn zakken te halen: „Zoo, Piet, ben jij daar?" „Mfin hemel, Hc-nk, je ziet er uit als do gepersonifieerde narigheid! Wat scheelt je toch?' „Ocb, vraag me raasr niets," gaf hfi 'ten antwoord op don toon, waarop een acteur zegt: „Tk ga stervenZóó hol. „Dj zaken „Die gaan als altyd; daar trek ik me niets van aan!" „Je familie „Geen zieken." „Muizenissen dan?" „Geen hatelijkheden asjeblieft!" schreeuwde hfi opeen?, zoo luid, ast een politieagent, die voor'oü wandelde, omkeek of er ook een vecht- partü in wording was. „Wat scheelt je toch, k^rel?" vroeg ik verbaasd. „Is dat nu een hateiykheid, als ik praat van mui „Nu ja, nu ja," zei hü, mij haastig in do rede vallende, alsof hfi het woord niet meer hco.en wou. „Neem my niet kwalyk, dat ik zoo uitviel, maar ik ben ook zóó geweldig uit mLjn humeur!" „Waarover dan toch?" „Nu dan, ik zal hot je vertellen. Laten we op do sloep van „De Harmonie" even 6tn potje bier drinken, dan zal ik je zeggen waarom ik zoo netelig ben." Toen we lekker in een rieten fauteuil zaten met een schuimend glas bier vóór on*, begon hü „Geloof je aan voorgevoelens? Neen? Nu, ik vroeger ook niet, maar thans wel. Vandaag precies two9 weken geleden viel eerst de spiegel van den wand, 's middags kwamen mijn mes en vork gekruist over olkaar te liggen en 's avonds huilde er een hond een uur lang allererbarmelükst voor mün huis. Mjjn vrouw zei: „Dat loopt nooit goed af," maar ik lachte haar uit en z'i: „Menscb, mensch, wees niet kinderachtig; dat beduidt niemendal." We gaan om elf uur naar bed en ik was heel gauw in slaap. T Was op dien avond, toen htt zoo geweldig regende cn woei. Opoens word ik met een schok wakker. Mijn vrouw staat cp blooto voeten en in nacht gewaad boven op een stoel midden in de kamer en doet maar niets dan gillen. Ik dacht, dat ze krankzinnig was geworden! En het woei loeiend dcor den schoorsteen. Klet terend viel de regen op do ruiten ik werd er zelf bfina bang van. „M\jn hemel, vrouw 1" roep ik, „wat scheelt je toch?" Eerst gilde ze maar en zei niemendal, maar eindelijk kwam er in doodsangst uit: „O, Henk, Henk, een muis!" „Mensch", zeg ik, „ben je zot om daar zoo'n lawaai te maken voer zco'n onr.oozele muis? Kom van dien stoel af en ga weer naar bed!" „Voor geen geld!" riep ze, dat doe ik ncoit Hu, wat een akelig beest! Het liep op do dekens, en het vloog me in mijn gezicht, toen ik ging zitten. Ocb, Henkie, Henkie, steek asjeblief het licht eens op!" „Je bent mal," zei ik, maar ik kwam er toch uit en stak de lamp aan. Ze was er heelemaal van ontdaan, mfin wijfje, en stond boven op den stoel te beven als een juffers hondje. „Zie je hem nergens? Is by mis schien onder do kast gekropen? Och toe, Henk, kijk eens even, want zoolang hfi niet gevangen is, kom ik er niet af." Ik keek onder do kast, maar zag natuurlijk niets, 't Was tamelijk koud in do kamer en het barre weer maakte het in diep négligé naar een muis zoeken al niet aangenamer, zoodat ik een beetje nydig bromdo: „'t Monster is er niet." „Zou je hem niet kunnen vangen?" „Met myn neus of lorgnet zeker?" „Of hem doodslaan met den pook?" „Och, mensch, 't onnoozele beest is er natuurlek al lang van door. Hü zal genoeg geschrikt zyn, toen hfi je in je nachtpon zag." Dat was een beetje hatelyk, maar ik werd cok kriegc-l. Enfin, ze kwam er niet af, zei ze, vóór hot beest dood was, en ik was zoo goed niet of ik moest den pook halen. Maar toen ik weg wou gaan, durfde ze niet alleen biyven. Enfin, ik kon haar niet bewegen om van baar verbeven standpunt af te dalen en daar moest toch een einde aan komen. Myn jongste, mfin jongotj", begon al teekenen van wakker worden te geven; ermosstgehandeld worden. Ik nam dus mijn hooge laarzen en keilde die op goed geluk af in al'.o hoeken, onder het bed, onder de kasten, maar sipjeur Mui3 kwam natuuriyk niet voor den dag. Die zat allang ergens achter het behangsel in zyn vuistje te lachen over bet spektakel, dat hy midden in den nacht in een vreed zaam burgermanshuishouden had aangericht. Om kort te gaan, ik moebt praten als Brug man, maar ze wou niet meer naar bed. 't Was pas balféén, van opblijven was dus geen sprake. Ze besloot dus maar den nacht verder door te brengen in het logeerkamertje, waar juist een logde was, een bloedver wante. Maar dat ging zoo maar niot vanzelf. Ik zou do deur van de slaapkamer open doen en dan zcu zü gauw van den stoel springen en naar het logeerkamertje loopen dan moest ik de slaapkamerdeur dadelyk weer dicht gcoien, anders had het monster wel eens kunnen meegaan, yat je, en baar in het logeerkamertje toch nog kunnen verslinden Goed, dat gebeurt! Ze springt met een hevigen bons, want zo is verre van mager en slank, van den stoel af, maar stoot in haar angst tegen do tafel aan, en bons, daar valt me de lamp om on een sti oom brandende petroleum vliegt over de tafel. Mün vrouw zag het niet eens, ze was al op het logeer kamertje en ik hoorde hoa ze de deur dicht sloeg en grendelde, alsof die onnoozele muis de deur bestormen zou! Ik verlies gelukkig mün tegenwoordigheid van geest niet, neem, de twee dekens van het bed, smfit die op de vlam, gooi er een stoel bovenop en do_ vlam is gesmoordl [Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5