N°. 11637 Maandag 3X Jamiari. A0. 1398 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. LEIDEN. Feuilleton. Zyn laatste wil. PUIJS DEZER COURANT: "Voor Leiden per 3 maanden. m9m*f 1.10, ÏYanco per post. 140, Afzonderlijke Nommers 0.05. FBIJS DEB AJJ VEKTENTIËN Van 1-6 régels f 1.05. Iedere regel meèr f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Vpor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. I Derde Blad. te liet jaar 189S is daar; het jaar, waarin onze veelgeliefde Koniogin de regeering zal aanvaarden. Dankbaar klopt bet hart van gansch het Nederlandsche volk, dat het God mocht behagen deze laatste nakomelinge in de manlijke lyn uit het Huis van Oranje- Nassau voor Nederland te bewarendankbaar ook dc-r Koningin-Moeder, die hét lieftallig kind deed opgroeien tot een edele jonkvrouw, waaraan de natie onbezorgd en vol gerustheid de teugels van het bem ind durft toevertrouwen. Nog slechts enkele maanden en „Ons Koninginnetje" zal niet meer zyn. Er ligt iets weemoedigs in die gedachte. Het bekoorlik kind van vroeger, de aanvallige jonkvrouw van boden, wier blijde lach on vriendelijk oog nog door geen wolkje werd verduisterd, het „troetelkind" van gansch een vo'k, staat op L-et purt dén zwaarsten last, een Konings kroon, te aanvaarden. Meer dan misschien eenig ander NeJerlandor zal Zy den ernst van het leven leeren kennen.'Zoigtn zullen Haar deel zijn, kommer en verdriet zullen Haar niet worden bespaard. Zij zyn verbonden aan Haar schoone, Haar verheven roeping, de moeilijkste op aarde. Maar juist daarom voegt ons berusting, en onze weemoed maakt plaats voor een gevoel van blijde verwachting, van vertrouwen in de." toekomst, wanneer wij zien onder hoe gunstige vooiteekenen „Ons Koninginnetje -hetf* Koningschap aanvaardt. Immer?, heel bet volk beeft H3ar lief, een trouwe, verstandige moeder, tot dusverre Haar leidsvrouw, zal ook in de toekomst Haar ter zijde staan, en de goedé ^v.M^g^^ppg xli9 moeder Haar gegeven, staat ons borg," dat Zy berekend is voor de taak, dis Haar schouders drukken zal. Is het dan wonder, dat wy dankbaar zyn, d t de borst ons zwelt van rechtmatigen trots, d t alom vreugde heerscht in Nederland, be wast als wij ons zijn van het voorrecht, het Vaderl nd gescho ken? En zouden wy dan geen behoefte gevoelen die vreugde te uiten, en oponiyk biyk te geven, hoe innig wy ver knocht zyn aan het Vorstenhuis, dat door eeuwen heen voor het heil van ons volk waakte? c Docr gansch hét land maakt men zich dan ook op, om de troonsbestyging van Koningin Wilhclmina op waarJige wyze te vieren geen plekje zoo klein, of reeds worden er toebe reidselen gemaakt om hulde te brengen aan de jonge Vorstin. Zou Leiden dan achter blijven? Leiden, dat zijn beteekenis dankt aan het Huis van Oranje, de zetel der wetenschap, de bakermat van zooveel greote mannen, wel doeners van het Vaderland en steunpilaren der Kroon Leiden achterbleven? Men vergeve bet ons, dat de gedachte ook slechts een cogenblik by ons kon opkomen. Leiden zal hét voorbeeld geven zooals bet de eerste Universiteitsstad in den lande betaamt. Nauwelyks had dan ook do Commissie van honderd ingezetenen, die zich in hét vorige jaar gevormd heeft ten einde byöragen in t9 zamelen voor een huldebiyk aan do Koningin- Regentes, haar taak volbracht, of woldra kwam zy op de roepstem van onzen Burge meester weer byeen, ten einde zich als Com missie voor do Inhuldigingsfeestai te consti- tueeren. Zy benoemde uit haar midden een Uitvoorcnd Comité on dit CDtwitrp een feest programma, dat de algemeene instemming der Commissieleden mocht Vér werven. Het Uitvoerend Comité riep op zyn beurt een viertal Sub-commissies in het leven, die zich meer in het byzonder met de voorbereiding der verschillende onderdeelön van de feest viering zouden belasten. Die Subcommissies togen aanstonds aan het werk en dank zy hun lust eD yver en hun warmte voor het goede doel, hébben him plannen roods een eenigêzins vasten vorm aangenomon. Het oogenblik is dan ook ge komen, waarop wy meenen onzen lezers iets naders van die plannen te mogen mededeelen. Het is omstreeks 20 September. Een vrien delijk najaarszoanelje schyotrvroolyk aan den helderen blauwen hemel. Ondanks het vroege ochtenduur, het is pas balfacht, heerscht een ongekende drukte in de anders zoo stille straten. Een blyde lach «verheldei t ieders ge laat. Vreugde straalt uit ieders oog. De stad prykt in feestdos. Dé driekleur wappert vroolyk .in liet daitel morgenkoeltje. Maar wat i3 er ,dan toch? Wat er is, vraagt ge dit nog? 'Ziet gij dan niet, hoe de oranjekleur prykt op iaders borst?. Herkent gy het Oranje- zonnotj'e niet meer? Hoort gtf nïef, böo-xla- vaderlandsche liederen in blyde tonen weer galmen van den toren van het stadhuis? 'Wat er is? Leiden viert feest, ter eere. van de jonge Koningin! En steeds neemt de menigte toe. Treinen en stoomtrams voeren altyd nieuwe bezoekers aan, uit de Rynstreek en het Bollenland, uit den Poldor en van het Strand der Zee. Inge spannen verwachting verbeidt men den aan vang van het feest! Daar slaat de klok acht uren. E<1 plotseling ryzen uit de vier hoeken van de stad militaire juichtonen omhoog. Een viertal muziekcorpsen doorkruist de gansche stad;' trompetgeschal en tromgeroffel verkondigen alom, dat de blyde dag is aangebroken. Het is de réveille! Wie nog in bed was, houdt het nut langer uit. Fluks staat hy op en spoect zich naar buiten. Aldra heeft de feeststemming ook hem over- meesterd. Om negen uren begint er teekening te komen in de menigte; een gedeelte begeeft zich naar het NoorJen, een ander naar het Zuiden van de stad. Schuttersveld en Raam- land zyn de trekpleisters, en een enkele blik op die terreinen is dan *>ok voldoende, om te zien, wat zoovelen daaiheen lokt. Op het feesUlyk met groen en vlaggtndoek versierde terrein zyn de toebereidselen voor een tiental Oud-Hollandsche volksspelen aanwezig. By honderden melden zy zich aan, zoowel mannen als vrouwen, jongens als meisjes, die hunne behendigheid in een of ander spel willen tconen. En geen wonder, want flinke pryzen zyn voor de winnaars uitgeloofd, terwyi ook zy, die het onderspit delven moeten, niet met leege handen huiswaarts sullen keeren. Onder de opwekkende tonen der muziek treedt men in het strydperk en onbedaarlyk is het gelach der duizenden toeschouwers, wanneer kwade Dries den vermetele straft, die zich aan hem vergrypen dorst of een uitgeputte kikkeraar voor de laatste hindernis in elkander zakt. Maar een hartversterking en een frisscbeteug hergeven den vermoeide^ zjja krachten en met vernieuwden mo3d trekken mastklimmers en zakloopers, ringryders en Llaastrappers en andere helden weer ten stryde. Intuaschen roept ons een vreedzamer schouw spel, want niet alleen de ouderen van dagen, 'ook de jongeren vieren feest. E9n drie dui zend kleintjes van zes tot acht jaar, van alle gezindten, van ieceren rang en stand, zyn in de Gehoorzaal, de stads-gymnasliekzaal en andere lokalen saampekomen. De kindervrien den by uitnemendheid zyn daar, om de kleinen te vermaken. Lichtbeelden worden hun ver toond en wanneer dan do beeltenis der jonge Koningin of der Koningin-Moeder verschijnt, barst het jonge volkje los iu een geestdriftig hoezee, terwyl straks een of andere grappige voorstelling dé vreugde ten top doet stygen. Dan weer wordt een lied aangeheven ter eere van de jonge Vorstin of een versnapering ge bruikt, die al zeer welkom is. En wanneer eindelyk, vóór het uur van scheideD/iederen kleine ter-herinnering aan (jlezen dag een klein I geschenk wordt meegegeven, is 't alsof aan het juichen geen einde komen zal. Maar cok de ouderen worden niet TérgdimZy zyn 5ÜDÜ in aantal, die knapen cn meisjes van acht tot veertier. jaren, die dan in gesloten gelederen door d9 ryk versierde stad trekken. Luid juichend 8chryjon zy voort, de borst met oranje ge tooid, de driekleur wapperend inde opgeheven handjes Van Erps keurcorps en Waasdyks getrouwen verhoogen de stemmiDg. Dan, plotséling zwygt do muziek. Een oogenblik van stilte en op eenmaal stygt uit die vyf duizend keeltjes, als ware liet er één, Berkel- jons „Huldigingslied" omhoog. Het ia; de schoonste yulde aan onze jonge Koningin! De indruk is overweldigend, de aanblik aan- gri pend. En zoo gaat het voort door-de gan sche stad. Het oude grootmoedertje, dat haar woning niet meer kan verlaten, voelt het hart sneller kloppen, wanneer zy onder dat juichend volkje baar kleinkind meent te herkennen, terwyl aan bet moederoog een traan ontrolt by het zien van al die kindervreugde. Maar de kleinen worden moe en de kelen droog. Op hun beurt trekken zy op naar de Gehoorzaal, de gymnastiekzaal en andere lokalen, waar een milde versnapering reeds gereed staat om hongerigen en dorstigen te laven. En opnieuw geraakt de gebeele schare in vervoeriDg, wanneer ook haar als biyvend aandenken aan dezen schconen dag een portret van de jongo Vorstin, of een iohuldiging3- plaat of een ander souvenir wordt meegegeven. In menig kinderhart is de eerste kiem ge legd van een innige gehechtheid aan het Huis van Oranje! Het middaguur is intuschen aangebroken en nauwelyks rest ons de tyd om ons te spoeden naar de Vi9chmarkt, waar het voor naamste nommer van het feestprogramma ons wacht de plechtige overdracht van den Wilbelminaboom door de Inhuldigingscom- missie aan het Dagelyksch Bestuur der ge meente. In alle staatsie heeft zy plaats. Op de tribune zyn alle auloriteiten, civiele en mili taire, vereenigd. Warme woorden worden gew:s3eld, fanfares weerklinken, de volkslie deren stygén omboog on de Linde staat daar als een biyvend gedénkteeken van Leidens huldiging van Koningin Wilhelmina. Want welig zal zy tieren op dat klassieke stukje grond, waar de aloude Burcht baar zal beschermen tegen den scherpen Oostenwind, de torenwachter haar zal bewaken in het nachteiyk uur en de fontein baar zal ver- frisschen op den heeten zomerdag. Daarvoor ook staan ons borg de goede zorgen van de afdeeling Leiden van de Nederlandsche Maat- schappy voor Tuinbouw en Plantkunde, door welke zy welwillend aan de Feestcommissie werd aangeboden. En wanneer dan na verloop van. jaren en jaren de vermoeide wandelaar zich neerzet om uit te' rusten in haar schaduw, zullen haar ruischende bladeren hem nog immer vertellen van de liefde van het voorgeslacht voor het Huis van Oranje. Ook ons is een oogenblik rust niet onwel kom en gaarne maken wy dan ook gebruik van hot uurtje, dat ons rest, alvorens de groote allegorische optocht, het hoofdnummer van het feest program, onza aandacht alweer in beslag neemt. Om twee uren stélt de slo^t zich in be weging. Hy levert een prachtigen aanblik. De Inhuldigingswagen, waarop een allegorische voorstelling van de Inhuldiging, en ©9n wagon met de Leidsche Stedemaagd, omringd door de trouwe burgery, voraien de hoofdmomen ten. Daaromheen groepeeron zich tal van wagens, waarop de voornaamste takken van Leidens handel en industrie symtoliscb zyn voorgesteld. Zy worden afgewisseld door de besturen der verschillende veracnigingen met haar banieren. Voeg daarbij de eerawacht te ptard, de vierspannen met commissieleden, een viertal muziekcorpsen en het oskorte der huzaren, en men kan zich oenigszins een denkbeeld vormen van den schitterenden stoet. En ieder wordt in de gelfgenbeid gesteld den optocht te bewonderen. Want overal, waar de breedte der straten en de constructie der bruggen het maar eenigszins toelaten, trekt hy voorby. En wanneer dan eindelyk tegen vyf uren het eindpunt is bereikt, behoeven wy ons waariyk niet te verwonderen, dat de arme wandelaars, die den ganschen weg te voet hebben afgelegd, zich niet onbetuigd laten by het onthaal, dat hun wordt aangeboden. Wy, toeschouwers, volgen hun voorbe.ld en ieder spoedt, zich huiswaarts, om uit te rusten van de doorgestane vermoeienis. Een goede maaltyd, een extra-glas ter eere van „het Koninginnetje", een fijne sigaar voor manlief en een extra-kus voor moeder do vrouw hebben echter weldra het hunne gedaan om den vermoeiden hun krachten te hergeveD. Om halfacbt staan wy dan ook al weer op straat. Want wy hebben o! zoo veelgehoord van de schitterende illuminatie en willen nht3 verzuimen. Maar wat wy. ons ook mochten hebben voorgesteld, dit zeker ni t. Lichtjes en nog eens lichtjes, zoo ver het oog reikt-, Roodp, groene, blauwe, oranj9 lichtjesLLichtjes in de luebt cn lichtjes in het water! Het is een verrukkelyk schouwsp 1, als uit een sprookje van de duizend-en-één-nacht. De inge zetenen hebben met elkander gewedyverd en de versiering hunner straten en grachten; da gemeentegebouwen pryken in ongekenden luister; en de feestcommissie heeft het hare gedaaD, om het schouwspel te volmaken. Ook de afgelegonst9 hoeken van de stad zyn niet door haar vergeten; Hier een prachtig verlichte muziektent, daar een eereboog, dan weer een Moorscho tempel trekken als om stryd de aandacht. Phantastisch verlichte gon dels bewegen zich door de grachten. Geen vrees dan ook, dat de menigte zich zal verdringen, want steeds moet men verder, door een ni3uwe verrassing aangetrokken. En overal is muziek. Mu?Lk aan de Haven, muziek op do Beestenmarkt, muziek op de Korenbeurs en muziek by de in een lusthof herschapen Ruine. En wordt men ondanks datawlles wat moe, geen nood, de Gehoorzaal heeft haar gastvrye deuren voor u geopend, cf wel gij treedt een wafel- of poffertjeskraam tinnen, waar geurig gebak tl spoedig weer z.i opknappen. Zoo wordt het laa% eer wy het bemerken,' en als aan alle goade dingen, moet ook aan dit feest een «inde komen. Maar lui6terryk als het begin was, moet ook d3t einde zyn. En nog eenmaal (rekken alle feestgenooten op naar een zelfde plaats: bet is daar, waar de groote militaire taptoa ons wacht. Een zestigtal hoornblazers verkondigen er, dat het uur van rusten is aangebroken. En dan versp reiden de muziekcorpsen zich nog eenmaal in fakkeloptocht door de stad en keert ied.r terug naar den huiselyken haard, daükbaar en voldaan voor al hetgeen genoten werd. Want hierover zijn allen heteenshet was een fee6t, als Leiden nooit vierde, waardig de jeug dige Vorstin, ter wier eere het werd aangericht. Zietdaar, lezers, wat het Leidsche Inhuldl- giogsfeoat zou kunnen zyn. Of het ook zoo zijn zil? Dat zal voor een groot deel afbaDgen van de grootmoedigheid der burgery by het offeren harer gaven. Want veel geld is daarvoor noodig. Maar het zal er komen, daaraan twy- felen wy r iet. Immers, zonder onbescheiden te zyn, meenen wy het wel te mogen zeggen reeds werd door de meost vermogende ingo zetenen op schitterende wyze voorgegaan. Welnu, laten dan ook zy, die wat minder met aardsebe goederen bedeeld zyn, de middel klasse en de neringdoenden, wanneer straks 51) ,1a, do mynheer uit den spoortrein!" riep mevrouw Ambroult uit, die hem thans her kend*. „Het is dezelfde, die by ons is gekomen na dm dood van Jean, om ons to bespiedeD, en misschien toen reods de comedie heeft voorbereid, waarin hy nu een rol speelt!" „Ik zal zeggen, wat ik als eerlyk man zeggen moet," antwoordde Paul, op zyn beurt warm wordend. „Ik ben de eenige getuige van den dood van mynheer De Lafougeraie, de eenige, aan wien hy zyn laatste gedachte heeft toevertrouwd, en ik kan onder eedo bevestigenhy heelt dat jonge raeisja erkend als zyn zuster, hy heeft haar liefgehad, by zou niet geluld hebben, dat iemand haar rechten betwistte." Min of meer uit het veld geslagen door den beslisten toon, waarop Paul sprak, door zyn manieren, door alles, wat in hem don man van rykdom en stand verried, die gewoon is gehoord en ontzien te worden, hernam myn heer Ambroult met iets als een poging tot verzoening: „Ik trek uw waarheidsliefde volstrekt niet in twyfel, mijnheer, en neam aan, dat alles is, geiyk gy zegt. Dat bewy&t echter alleen, dat myn neef zich heeft laten bedriegeD, hetgeen niet te verwonderen is, als men weet hoe zwak van hoofd hy was.", „Hy was oen gek, een iiioot, wions krank zinnigheid heeft voltooid, wat de dwaashei i van zyn vader begonnen had 1" riep mevrouw Ambroult uit, haar vuist in de lucht heen en weer schuddende, alsof zy er de schim van Jean Dj Lafougeraie mee wilde bedreigen. „Niet tovreden met zich arm te maken door die verwenschte schulden te betalen, heeft hy zich ook nog een kind op den hals laten schuiven, dat men niet weet waar het vandaan komt. Wy zyn echter niet van plan deigelyke buitensporigheden voor onze rekening te nemen. Wy zyn or de menschen niet naar, om ons om den tuin te laten leiden, om Ver plichtingen en lasten op ons te nemen Mynheer Choulin trachtte haar gerust te stellen. „Met uw verlof, mevrouw, mejuffrouw De Lafougeraie zal niemand, wie ook, tot last zyn. Zy bezit fortuin van haarzelve." Doze mededeeling, wel verre van de Am- broults tot bedaren te brengen, verbitterde hen nog meer. „Fortuin van haarzelve! Dat is wel iets byzonders voor een vondelinge!" zoi de man op schelpen toon, terwijl de vrouw schreeuwde: „Indien zy iets bezit, heeft zy het zich ten onzen koste toegeëigend! Dan heaft zy ons bestolen, zooals zy thans nog van zins is ons te bedriegen .f" Ds stem van mevrouw Ambroult ging ver loren in een hikkend geluid. „Kom, mejuffer, kom!" zeide Paul, die Francoise geen getuige wilde doen zyn Yan het heftig tooneel, dat, naar hy vreesde, vol gen zou. Maar Franroise hield hom tegen met een teeken van haar hand en trad vooruit, met opgerichten hoofde en onverschrokken blik, en voor de eerste maal verhief 2ich haar stem, helder en duidelyk, het heftige krakeel dor anderen tot zwygen brengende. „Waarom my te verdenken, my te beschul digen, vóór gy my kent?" vroeg zy met naïeve verwondering. „Er is niets in myn geboorte, toch in myn leven, waarover ik my voor u zou behoeven te schamen. Al ben ik beroofd ge weest van de genoegens van het familieloven, noch ken ik er do eischen, do verplichtingen van. Wat ik heden doe, is genoeg, om het te bewyzen. Ik heb myn vader, ik heb myn lieven broeder verloren. Zy hebben my alleen gelaten in de wereld, zonder andere bloedverwanten dan u. Ik had mij voorgesteld, dot gy, hun naastbestaandtn, op hen zoudt geiyken, dat gy, uit liefde tot hun nagedachtenis, uw genegenheid op my zoudt overbrengen. Ik ben tot u gekomen, oom en tante, om by u raad en troost te vinden, een weinig vriend schap miSscbien, maar meer ni6t, dat moogt gy gelooven. Gy zyt vry my te weigeren het geen ik u vraag; doch verloochenen kuntgy my niet, want ik ben van uw bloed. Nog minder recht hebt gy de nagedachtenis te beleodigon van hen, die my dierbaar zyn, of my smaadwoorden tos te voagen, my, die waardig hun naam draagt 1" Franroise sprak met kalmte, gelyk haar hart het haar ingaf, en de Ambroults luis terden met aandacht, terwijl zy in die een voudige woorden oen strik of een bedreiging vermoedden; want een der straffen, wegge legd voor do verdorvenen van geest, is, dat zy de waarheid niet herkennen, waar zy ze ont moeten, en overal, gelyk in hun eigen bin nenste, de leugen en het verraad meenen te ontwaren. Doch na deze kortstondige stilte Irak de storm met vernieuwde hevigheid los. „Heeft men ooit een dergelyke onbeschaamd heid gezien?" krijschte mevrouw Ambroult. „Kan men zulke lieden nog beleedigen, be driegsters, die zich in een fateomiyke familis trachten in te dringen, dank zy het stilzwygen der dooden en de domheid der leveöden? Maar ik ben er nog! Ik laat my zoo gemak- kelyk niet om den tuin leiden 1" „Ed," zeide mynheer Ambroult, die, minder opgewonden dan zyn vrouw, echter geheel ia gevoelen met haar overeenstemde, „men komt niet voor den dag met beweringen als die van mejuffrouw, zonder ze ten minste met een schyn van bewyzen te kunnen staven." Ter sluiks keek hy hierby zyn tegenstan ders aaD, als wilde hy op hun gezichten lezen, welke wyze van aanval zy volgen zou den, ton einde daarnaar zyn verdediging voor te bereiden. „Bewyzen!" antwoordde mynheer Choulin. „Indien het getuigenis van eerbiedwaardige personen u niet genoog is, kunt gy de trouw- papieren van mynheer De Lafougeraie en de geboorteakte van zyn dochter inzien." Mijnheer Ambroult meende by den notari3 een lichte aarzeling op te merken en zeide „Wees dan zoo goed, my die stukken te toonen." Min of meer in verlegenheid gebracht, moest mynheer Choulin bekennen: „Ik heb ze niet hier, maar binnen eenigen tyd zal ik in de gelegenheid zyn, u er inzage van te geven." „Gy hegrypt dus," hervatte mynheer Am-; broult met een scherp lacbj", terwyl by een nieuwen traan uit zyn oog wegpinkte, „dat ik tot zoolang oagoloovig blijf." I-Iy deed een paar stappen, als om heen te gaan, en voegde er toen by op onver schilligen toon: ,rEi waar zouden zich, volgens uw mee ning, die papieren bevinden?" „In banden van een persoon, die tot de familie van moederszydo van mejuffrouw De Lafougeraie behoort." „Maar," riep mynheor Ambroult uit, „indijn juffrouw De Lafougeraie, gelyk gy baar noemt, nog andere bloedverwanten lieeft, waarom zich niet tot hen gewend, in plaats van by ons aan te komen met aanspraken, die, zoo niet geheel uit de lucht gegrepen, ten minste ten hoogste twyfelachtigzijn?" Een weinig van zyn stuk gebracht, zocht de notaris naar een antwoord. Hy had den tyd niet er een te vinden en stond daar met halfgeopanden mond en starend oog, terwyl mynheer Ambroult, den zakdoek in de hand, vergat zyn traan weg te wisschen, Paul onwillekeurig nader tot Francoiso trad en de zieke met een uiterste krachtsinspanning zicU naar de deur wondde. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 9