N°. 11637
Maandag 3X Jamiari.
A0. 1398
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
LEIDEN.
Feuilleton.
Zyn laatste wil.
PUIJS DEZER COURANT:
"Voor Leiden per 3 maanden. m9m*f 1.10,
ÏYanco per post. 140,
Afzonderlijke Nommers 0.05.
FBIJS DEB AJJ VEKTENTIËN
Van 1-6 régels f 1.05. Iedere regel meèr f 0.17J. Grootera
letters naar plaatsruimte. Vpor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
I
Derde Blad.
te
liet jaar 189S is daar; het jaar, waarin
onze veelgeliefde Koniogin de regeering zal
aanvaarden. Dankbaar klopt bet hart van
gansch het Nederlandsche volk, dat het God
mocht behagen deze laatste nakomelinge in
de manlijke lyn uit het Huis van Oranje-
Nassau voor Nederland te bewarendankbaar
ook dc-r Koningin-Moeder, die hét lieftallig
kind deed opgroeien tot een edele jonkvrouw,
waaraan de natie onbezorgd en vol gerustheid
de teugels van het bem ind durft toevertrouwen.
Nog slechts enkele maanden en „Ons
Koninginnetje" zal niet meer zyn. Er ligt
iets weemoedigs in die gedachte. Het bekoorlik
kind van vroeger, de aanvallige jonkvrouw
van boden, wier blijde lach on vriendelijk
oog nog door geen wolkje werd verduisterd,
het „troetelkind" van gansch een vo'k, staat
op L-et purt dén zwaarsten last, een Konings
kroon, te aanvaarden. Meer dan misschien
eenig ander NeJerlandor zal Zy den ernst van
het leven leeren kennen.'Zoigtn zullen Haar
deel zijn, kommer en verdriet zullen Haar
niet worden bespaard. Zij zyn verbonden aan
Haar schoone, Haar verheven roeping, de
moeilijkste op aarde.
Maar juist daarom voegt ons berusting, en
onze weemoed maakt plaats voor een gevoel
van blijde verwachting, van vertrouwen in
de." toekomst, wanneer wij zien onder hoe
gunstige vooiteekenen „Ons Koninginnetje
-hetf* Koningschap aanvaardt.
Immer?, heel bet volk beeft H3ar lief, een
trouwe, verstandige moeder, tot dusverre Haar
leidsvrouw, zal ook in de toekomst Haar ter
zijde staan, en de goedé ^v.M^g^^ppg xli9
moeder Haar gegeven, staat ons borg," dat
Zy berekend is voor de taak, dis Haar
schouders drukken zal.
Is het dan wonder, dat wy dankbaar zyn,
d t de borst ons zwelt van rechtmatigen trots,
d t alom vreugde heerscht in Nederland, be
wast als wij ons zijn van het voorrecht, het
Vaderl nd gescho ken? En zouden wy dan
geen behoefte gevoelen die vreugde te uiten,
en oponiyk biyk te geven, hoe innig wy ver
knocht zyn aan het Vorstenhuis, dat door
eeuwen heen voor het heil van ons volk
waakte?
c Docr gansch hét land maakt men zich dan
ook op, om de troonsbestyging van Koningin
Wilhclmina op waarJige wyze te vieren geen
plekje zoo klein, of reeds worden er toebe
reidselen gemaakt om hulde te brengen aan
de jonge Vorstin. Zou Leiden dan achter
blijven? Leiden, dat zijn beteekenis dankt aan
het Huis van Oranje, de zetel der wetenschap,
de bakermat van zooveel greote mannen, wel
doeners van het Vaderland en steunpilaren
der Kroon Leiden achterbleven? Men vergeve
bet ons, dat de gedachte ook slechts een
cogenblik by ons kon opkomen. Leiden zal
hét voorbeeld geven zooals bet de eerste
Universiteitsstad in den lande betaamt.
Nauwelyks had dan ook do Commissie van
honderd ingezetenen, die zich in hét vorige
jaar gevormd heeft ten einde byöragen in t9
zamelen voor een huldebiyk aan do Koningin-
Regentes, haar taak volbracht, of woldra
kwam zy op de roepstem van onzen Burge
meester weer byeen, ten einde zich als Com
missie voor do Inhuldigingsfeestai te consti-
tueeren. Zy benoemde uit haar midden een
Uitvoorcnd Comité on dit CDtwitrp een feest
programma, dat de algemeene instemming
der Commissieleden mocht Vér werven. Het
Uitvoerend Comité riep op zyn beurt een
viertal Sub-commissies in het leven, die zich
meer in het byzonder met de voorbereiding
der verschillende onderdeelön van de feest
viering zouden belasten.
Die Subcommissies togen aanstonds aan
het werk en dank zy hun lust eD yver en
hun warmte voor het goede doel, hébben
him plannen roods een eenigêzins vasten vorm
aangenomon. Het oogenblik is dan ook ge
komen, waarop wy meenen onzen lezers iets
naders van die plannen te mogen mededeelen.
Het is omstreeks 20 September. Een vrien
delijk najaarszoanelje schyotrvroolyk aan den
helderen blauwen hemel. Ondanks het vroege
ochtenduur, het is pas balfacht, heerscht een
ongekende drukte in de anders zoo stille
straten. Een blyde lach «verheldei t ieders ge
laat. Vreugde straalt uit ieders oog. De stad
prykt in feestdos. Dé driekleur wappert vroolyk
.in liet daitel morgenkoeltje. Maar wat i3 er
,dan toch? Wat er is, vraagt ge dit nog?
'Ziet gij dan niet, hoe de oranjekleur prykt
op iaders borst?. Herkent gy het Oranje-
zonnotj'e niet meer? Hoort gtf nïef, böo-xla-
vaderlandsche liederen in blyde tonen weer
galmen van den toren van het stadhuis?
'Wat er is? Leiden viert feest, ter eere. van
de jonge Koningin!
En steeds neemt de menigte toe. Treinen
en stoomtrams voeren altyd nieuwe bezoekers
aan, uit de Rynstreek en het Bollenland, uit
den Poldor en van het Strand der Zee. Inge
spannen verwachting verbeidt men den aan
vang van het feest!
Daar slaat de klok acht uren. E<1 plotseling
ryzen uit de vier hoeken van de stad militaire
juichtonen omhoog. Een viertal muziekcorpsen
doorkruist de gansche stad;' trompetgeschal
en tromgeroffel verkondigen alom, dat de blyde
dag is aangebroken. Het is de réveille! Wie
nog in bed was, houdt het nut langer uit.
Fluks staat hy op en spoect zich naar buiten.
Aldra heeft de feeststemming ook hem over-
meesterd.
Om negen uren begint er teekening te
komen in de menigte; een gedeelte begeeft
zich naar het NoorJen, een ander naar het
Zuiden van de stad. Schuttersveld en Raam-
land zyn de trekpleisters, en een enkele blik
op die terreinen is dan *>ok voldoende, om te
zien, wat zoovelen daaiheen lokt. Op het
feesUlyk met groen en vlaggtndoek versierde
terrein zyn de toebereidselen voor een tiental
Oud-Hollandsche volksspelen aanwezig. By
honderden melden zy zich aan, zoowel mannen
als vrouwen, jongens als meisjes, die hunne
behendigheid in een of ander spel willen
tconen. En geen wonder, want flinke pryzen
zyn voor de winnaars uitgeloofd, terwyi ook
zy, die het onderspit delven moeten, niet met
leege handen huiswaarts sullen keeren. Onder
de opwekkende tonen der muziek treedt men
in het strydperk en onbedaarlyk is het gelach
der duizenden toeschouwers, wanneer kwade
Dries den vermetele straft, die zich aan hem
vergrypen dorst of een uitgeputte kikkeraar
voor de laatste hindernis in elkander zakt.
Maar een hartversterking en een frisscbeteug
hergeven den vermoeide^ zjja krachten en met
vernieuwden mo3d trekken mastklimmers en
zakloopers, ringryders en Llaastrappers en
andere helden weer ten stryde.
Intuaschen roept ons een vreedzamer schouw
spel, want niet alleen de ouderen van dagen,
'ook de jongeren vieren feest. E9n drie dui
zend kleintjes van zes tot acht jaar, van alle
gezindten, van ieceren rang en stand, zyn in
de Gehoorzaal, de stads-gymnasliekzaal en
andere lokalen saampekomen. De kindervrien
den by uitnemendheid zyn daar, om de kleinen
te vermaken. Lichtbeelden worden hun ver
toond en wanneer dan do beeltenis der jonge
Koningin of der Koningin-Moeder verschijnt,
barst het jonge volkje los iu een geestdriftig
hoezee, terwyl straks een of andere grappige
voorstelling dé vreugde ten top doet stygen.
Dan weer wordt een lied aangeheven ter eere
van de jonge Vorstin of een versnapering ge
bruikt, die al zeer welkom is. En wanneer
eindelyk, vóór het uur van scheideD/iederen
kleine ter-herinnering aan (jlezen dag een klein
I geschenk wordt meegegeven, is 't alsof aan het
juichen geen einde komen zal. Maar cok de
ouderen worden niet TérgdimZy zyn 5ÜDÜ in
aantal, die knapen cn meisjes van acht tot
veertier. jaren, die dan in gesloten gelederen door
d9 ryk versierde stad trekken. Luid juichend
8chryjon zy voort, de borst met oranje ge
tooid, de driekleur wapperend inde opgeheven
handjes Van Erps keurcorps en Waasdyks
getrouwen verhoogen de stemmiDg. Dan,
plotséling zwygt do muziek. Een oogenblik
van stilte en op eenmaal stygt uit die vyf
duizend keeltjes, als ware liet er één, Berkel-
jons „Huldigingslied" omhoog. Het ia; de
schoonste yulde aan onze jonge Koningin!
De indruk is overweldigend, de aanblik aan-
gri pend. En zoo gaat het voort door-de gan
sche stad. Het oude grootmoedertje, dat haar
woning niet meer kan verlaten, voelt het hart
sneller kloppen, wanneer zy onder dat juichend
volkje baar kleinkind meent te herkennen,
terwyl aan bet moederoog een traan ontrolt
by het zien van al die kindervreugde.
Maar de kleinen worden moe en de kelen
droog. Op hun beurt trekken zy op naar de
Gehoorzaal, de gymnastiekzaal en andere
lokalen, waar een milde versnapering reeds
gereed staat om hongerigen en dorstigen te
laven. En opnieuw geraakt de gebeele schare
in vervoeriDg, wanneer ook haar als biyvend
aandenken aan dezen schconen dag een portret
van de jongo Vorstin, of een iohuldiging3-
plaat of een ander souvenir wordt meegegeven.
In menig kinderhart is de eerste kiem ge
legd van een innige gehechtheid aan het Huis
van Oranje!
Het middaguur is intuschen aangebroken
en nauwelyks rest ons de tyd om ons te
spoeden naar de Vi9chmarkt, waar het voor
naamste nommer van het feestprogramma
ons wacht de plechtige overdracht van den
Wilbelminaboom door de Inhuldigingscom-
missie aan het Dagelyksch Bestuur der ge
meente. In alle staatsie heeft zy plaats. Op de
tribune zyn alle auloriteiten, civiele en mili
taire, vereenigd. Warme woorden worden
gew:s3eld, fanfares weerklinken, de volkslie
deren stygén omboog on de Linde staat daar
als een biyvend gedénkteeken van Leidens
huldiging van Koningin Wilhelmina.
Want welig zal zy tieren op dat klassieke
stukje grond, waar de aloude Burcht baar zal
beschermen tegen den scherpen Oostenwind,
de torenwachter haar zal bewaken in het
nachteiyk uur en de fontein baar zal ver-
frisschen op den heeten zomerdag. Daarvoor
ook staan ons borg de goede zorgen van de
afdeeling Leiden van de Nederlandsche Maat-
schappy voor Tuinbouw en Plantkunde, door
welke zy welwillend aan de Feestcommissie
werd aangeboden.
En wanneer dan na verloop van. jaren en
jaren de vermoeide wandelaar zich neerzet
om uit te' rusten in haar schaduw, zullen
haar ruischende bladeren hem nog immer
vertellen van de liefde van het voorgeslacht
voor het Huis van Oranje.
Ook ons is een oogenblik rust niet onwel
kom en gaarne maken wy dan ook gebruik
van hot uurtje, dat ons rest, alvorens de
groote allegorische optocht, het hoofdnummer
van het feest program, onza aandacht alweer
in beslag neemt.
Om twee uren stélt de slo^t zich in be
weging. Hy levert een prachtigen aanblik. De
Inhuldigingswagen, waarop een allegorische
voorstelling van de Inhuldiging, en ©9n wagon
met de Leidsche Stedemaagd, omringd door
de trouwe burgery, voraien de hoofdmomen
ten. Daaromheen groepeeron zich tal van
wagens, waarop de voornaamste takken van
Leidens handel en industrie symtoliscb zyn
voorgesteld. Zy worden afgewisseld door de
besturen der verschillende veracnigingen met
haar banieren. Voeg daarbij de eerawacht te
ptard, de vierspannen met commissieleden,
een viertal muziekcorpsen en het oskorte der
huzaren, en men kan zich oenigszins een
denkbeeld vormen van den schitterenden stoet.
En ieder wordt in de gelfgenbeid gesteld
den optocht te bewonderen. Want overal, waar
de breedte der straten en de constructie der
bruggen het maar eenigszins toelaten, trekt
hy voorby. En wanneer dan eindelyk tegen
vyf uren het eindpunt is bereikt, behoeven
wy ons waariyk niet te verwonderen, dat de
arme wandelaars, die den ganschen weg te
voet hebben afgelegd, zich niet onbetuigd laten
by het onthaal, dat hun wordt aangeboden.
Wy, toeschouwers, volgen hun voorbe.ld
en ieder spoedt, zich huiswaarts, om uit te
rusten van de doorgestane vermoeienis. Een
goede maaltyd, een extra-glas ter eere van
„het Koninginnetje", een fijne sigaar voor
manlief en een extra-kus voor moeder do vrouw
hebben echter weldra het hunne gedaan om
den vermoeiden hun krachten te hergeveD.
Om halfacbt staan wy dan ook al weer op
straat. Want wy hebben o! zoo veelgehoord
van de schitterende illuminatie en willen nht3
verzuimen. Maar wat wy. ons ook mochten
hebben voorgesteld, dit zeker ni t. Lichtjes
en nog eens lichtjes, zoo ver het oog reikt-,
Roodp, groene, blauwe, oranj9 lichtjesLLichtjes
in de luebt cn lichtjes in het water! Het is
een verrukkelyk schouwsp 1, als uit een
sprookje van de duizend-en-één-nacht. De inge
zetenen hebben met elkander gewedyverd en
de versiering hunner straten en grachten; da
gemeentegebouwen pryken in ongekenden
luister; en de feestcommissie heeft het hare
gedaaD, om het schouwspel te volmaken.
Ook de afgelegonst9 hoeken van de stad
zyn niet door haar vergeten; Hier een prachtig
verlichte muziektent, daar een eereboog, dan
weer een Moorscho tempel trekken als om
stryd de aandacht. Phantastisch verlichte gon
dels bewegen zich door de grachten. Geen vrees
dan ook, dat de menigte zich zal verdringen,
want steeds moet men verder, door een
ni3uwe verrassing aangetrokken. En overal
is muziek. Mu?Lk aan de Haven, muziek op
do Beestenmarkt, muziek op de Korenbeurs
en muziek by de in een lusthof herschapen
Ruine. En wordt men ondanks datawlles wat
moe, geen nood, de Gehoorzaal heeft haar
gastvrye deuren voor u geopend, cf wel gij
treedt een wafel- of poffertjeskraam tinnen,
waar geurig gebak tl spoedig weer z.i
opknappen.
Zoo wordt het laa% eer wy het bemerken,'
en als aan alle goade dingen, moet ook
aan dit feest een «inde komen. Maar lui6terryk
als het begin was, moet ook d3t einde zyn.
En nog eenmaal (rekken alle feestgenooten
op naar een zelfde plaats: bet is daar, waar
de groote militaire taptoa ons wacht. Een
zestigtal hoornblazers verkondigen er, dat het
uur van rusten is aangebroken. En dan
versp reiden de muziekcorpsen zich nog eenmaal
in fakkeloptocht door de stad en keert ied.r
terug naar den huiselyken haard, daükbaar
en voldaan voor al hetgeen genoten werd.
Want hierover zijn allen heteenshet was een
fee6t, als Leiden nooit vierde, waardig de jeug
dige Vorstin, ter wier eere het werd aangericht.
Zietdaar, lezers, wat het Leidsche Inhuldl-
giogsfeoat zou kunnen zyn. Of het ook zoo
zijn zil? Dat zal voor een groot deel afbaDgen
van de grootmoedigheid der burgery by het
offeren harer gaven. Want veel geld is daarvoor
noodig. Maar het zal er komen, daaraan twy-
felen wy r iet. Immers, zonder onbescheiden
te zyn, meenen wy het wel te mogen zeggen
reeds werd door de meost vermogende ingo
zetenen op schitterende wyze voorgegaan.
Welnu, laten dan ook zy, die wat minder
met aardsebe goederen bedeeld zyn, de middel
klasse en de neringdoenden, wanneer straks
51)
,1a, do mynheer uit den spoortrein!" riep
mevrouw Ambroult uit, die hem thans her
kend*. „Het is dezelfde, die by ons is gekomen
na dm dood van Jean, om ons to bespiedeD,
en misschien toen reods de comedie heeft
voorbereid, waarin hy nu een rol speelt!"
„Ik zal zeggen, wat ik als eerlyk man
zeggen moet," antwoordde Paul, op zyn beurt
warm wordend. „Ik ben de eenige getuige
van den dood van mynheer De Lafougeraie,
de eenige, aan wien hy zyn laatste gedachte
heeft toevertrouwd, en ik kan onder eedo
bevestigenhy heelt dat jonge raeisja erkend
als zyn zuster, hy heeft haar liefgehad, by
zou niet geluld hebben, dat iemand haar
rechten betwistte."
Min of meer uit het veld geslagen door den
beslisten toon, waarop Paul sprak, door zyn
manieren, door alles, wat in hem don man
van rykdom en stand verried, die gewoon is
gehoord en ontzien te worden, hernam myn
heer Ambroult met iets als een poging tot
verzoening:
„Ik trek uw waarheidsliefde volstrekt niet
in twyfel, mijnheer, en neam aan, dat alles
is, geiyk gy zegt. Dat bewy&t echter alleen,
dat myn neef zich heeft laten bedriegeD,
hetgeen niet te verwonderen is, als men
weet hoe zwak van hoofd hy was.",
„Hy was oen gek, een iiioot, wions krank
zinnigheid heeft voltooid, wat de dwaashei i
van zyn vader begonnen had 1" riep mevrouw
Ambroult uit, haar vuist in de lucht heen en
weer schuddende, alsof zy er de schim van
Jean Dj Lafougeraie mee wilde bedreigen.
„Niet tovreden met zich arm te maken door
die verwenschte schulden te betalen, heeft
hy zich ook nog een kind op den hals laten
schuiven, dat men niet weet waar het vandaan
komt. Wy zyn echter niet van plan deigelyke
buitensporigheden voor onze rekening te
nemen. Wy zyn or de menschen niet naar,
om ons om den tuin te laten leiden, om Ver
plichtingen en lasten op ons te nemen
Mynheer Choulin trachtte haar gerust te
stellen.
„Met uw verlof, mevrouw, mejuffrouw De
Lafougeraie zal niemand, wie ook, tot last
zyn. Zy bezit fortuin van haarzelve."
Doze mededeeling, wel verre van de Am-
broults tot bedaren te brengen, verbitterde
hen nog meer.
„Fortuin van haarzelve! Dat is wel iets
byzonders voor een vondelinge!" zoi de man op
schelpen toon, terwijl de vrouw schreeuwde:
„Indien zy iets bezit, heeft zy het zich ten
onzen koste toegeëigend! Dan heaft zy ons
bestolen, zooals zy thans nog van zins is ons
te bedriegen .f"
Ds stem van mevrouw Ambroult ging ver
loren in een hikkend geluid.
„Kom, mejuffer, kom!" zeide Paul, die
Francoise geen getuige wilde doen zyn Yan
het heftig tooneel, dat, naar hy vreesde, vol
gen zou.
Maar Franroise hield hom tegen met een
teeken van haar hand en trad vooruit, met
opgerichten hoofde en onverschrokken blik,
en voor de eerste maal verhief 2ich haar stem,
helder en duidelyk, het heftige krakeel dor
anderen tot zwygen brengende.
„Waarom my te verdenken, my te beschul
digen, vóór gy my kent?" vroeg zy met naïeve
verwondering. „Er is niets in myn geboorte,
toch in myn leven, waarover ik my voor u zou
behoeven te schamen. Al ben ik beroofd ge
weest van de genoegens van het familieloven,
noch ken ik er do eischen, do verplichtingen
van. Wat ik heden doe, is genoeg, om het te
bewyzen. Ik heb myn vader, ik heb myn lieven
broeder verloren. Zy hebben my alleen gelaten
in de wereld, zonder andere bloedverwanten
dan u. Ik had mij voorgesteld, dot gy, hun
naastbestaandtn, op hen zoudt geiyken, dat
gy, uit liefde tot hun nagedachtenis, uw
genegenheid op my zoudt overbrengen. Ik
ben tot u gekomen, oom en tante, om by u
raad en troost te vinden, een weinig vriend
schap miSscbien, maar meer ni6t, dat moogt
gy gelooven. Gy zyt vry my te weigeren het
geen ik u vraag; doch verloochenen kuntgy
my niet, want ik ben van uw bloed. Nog
minder recht hebt gy de nagedachtenis te
beleodigon van hen, die my dierbaar zyn, of
my smaadwoorden tos te voagen, my, die
waardig hun naam draagt 1"
Franroise sprak met kalmte, gelyk haar
hart het haar ingaf, en de Ambroults luis
terden met aandacht, terwijl zy in die een
voudige woorden oen strik of een bedreiging
vermoedden; want een der straffen, wegge
legd voor do verdorvenen van geest, is, dat zy
de waarheid niet herkennen, waar zy ze ont
moeten, en overal, gelyk in hun eigen bin
nenste, de leugen en het verraad meenen te
ontwaren.
Doch na deze kortstondige stilte Irak de
storm met vernieuwde hevigheid los.
„Heeft men ooit een dergelyke onbeschaamd
heid gezien?" krijschte mevrouw Ambroult.
„Kan men zulke lieden nog beleedigen, be
driegsters, die zich in een fateomiyke familis
trachten in te dringen, dank zy het stilzwygen
der dooden en de domheid der leveöden?
Maar ik ben er nog! Ik laat my zoo gemak-
kelyk niet om den tuin leiden 1"
„Ed," zeide mynheer Ambroult, die, minder
opgewonden dan zyn vrouw, echter geheel
ia gevoelen met haar overeenstemde, „men
komt niet voor den dag met beweringen als
die van mejuffrouw, zonder ze ten minste
met een schyn van bewyzen te kunnen
staven."
Ter sluiks keek hy hierby zyn tegenstan
ders aaD, als wilde hy op hun gezichten
lezen, welke wyze van aanval zy volgen zou
den, ton einde daarnaar zyn verdediging voor
te bereiden.
„Bewyzen!" antwoordde mynheer Choulin.
„Indien het getuigenis van eerbiedwaardige
personen u niet genoog is, kunt gy de trouw-
papieren van mynheer De Lafougeraie en de
geboorteakte van zyn dochter inzien."
Mijnheer Ambroult meende by den notari3
een lichte aarzeling op te merken en
zeide
„Wees dan zoo goed, my die stukken te
toonen."
Min of meer in verlegenheid gebracht,
moest mynheer Choulin bekennen:
„Ik heb ze niet hier, maar binnen eenigen
tyd zal ik in de gelegenheid zyn, u er inzage
van te geven."
„Gy hegrypt dus," hervatte mynheer Am-;
broult met een scherp lacbj", terwyl by een
nieuwen traan uit zyn oog wegpinkte, „dat
ik tot zoolang oagoloovig blijf."
I-Iy deed een paar stappen, als om heen
te gaan, en voegde er toen by op onver
schilligen toon:
,rEi waar zouden zich, volgens uw mee
ning, die papieren bevinden?"
„In banden van een persoon, die tot de
familie van moederszydo van mejuffrouw De
Lafougeraie behoort."
„Maar," riep mynheor Ambroult uit, „indijn
juffrouw De Lafougeraie, gelyk gy baar
noemt, nog andere bloedverwanten lieeft,
waarom zich niet tot hen gewend, in plaats
van by ons aan te komen met aanspraken,
die, zoo niet geheel uit de lucht gegrepen,
ten minste ten hoogste twyfelachtigzijn?"
Een weinig van zyn stuk gebracht, zocht
de notaris naar een antwoord. Hy had den
tyd niet er een te vinden en stond daar met
halfgeopanden mond en starend oog, terwyl
mynheer Ambroult, den zakdoek in de hand,
vergat zyn traan weg te wisschen, Paul
onwillekeurig nader tot Francoiso trad en de
zieke met een uiterste krachtsinspanning zicU
naar de deur wondde.
{Wordt vervolgd.)