Inhuldigingsfeesten.
vele kerkgangers op den straatweg waren.
Kén der véloclpèdisten zou door eenige jon
gens van ztyn wiel geworpen en mishandeld
zyn. Dientengevolge bad zich heden deswege
voor de Haagsche rechtbank een 16 jarige
jongen uit Lisse te verantwoorden, die op
gonoemden Zondag te Sassenheim uit de kerk
kwam op het oogenblik, dat de wielrijders
daar voorbijkwamen.
Beklaagde beweerde, dat de wielrijders
dicht tusschen verschillende personen door
reden, terwijl er ter zijde voldoende ruimte
voor hen was. Het bleek, dat vele inwoners
van Sassenheim zeer ontstemd zijn ov6r het
wielrijden op Zondag. Enkele getuigen ver
klaarden voorts, dat de bedoelde wielrijder
zich tegenover do kerkgangers op ongepaste
wjjzo had uitgelaten, wat evenwel door hem
werd ontkend.
Substituut-offkier van justitie mr. Van den
Brandeler meende, dat zoowol aau de z(jde
van de wielrijders als aan die van beklaagde
schuld was en vorJerde voor laatstgenoemd*
f 2 bO;te, bi) niet-betaling te vervangen door
hechtenisstraf.
Yoor de Haagsche rechtbank werd
gisteren bepleit een actie, ingesteld door do
firma Smulders, te Utrecbt, tegen den Com
missaris der Koningin in Zuid-Holland qq.
De vordering strekte tot betalipg van
fu ,888.96'/, op grcnl, dat de eischer by
akte van [cessie in de rechten was getreden
van de firma Bekker en Saters voor al het
geen deze te vorderen heeft of zou hebben
van de provincie Zuid-Holland, wegens door
de firma Bekker en Van Seters aangenomen
werken voor de waterverbetering tusscben
Leidschen Jam en Delft, speciaal ten opzichte
van Ryn en Scbie.
De gedaagde provincie ontkende echter den
grond der actia, op grond, dat de cessie aan
den eischer geen rechten kon verleenen, daar
uit de omstandigheden was gebleken, dat de
cessie reeds was afgeloopen, toen de betaling
door de provincie aan de aannemers B. en Van
S. had plaats gehad; dat de schuld, waar*oor
de cessie was gedaan, dus niet meer bestond
en in ieder geval de omvang der cessie be
perkt was 6D het in casu gevorderde Liet
omvatte, en daarenboven de eischeres wist, dat
betaling had plaats gehad aan den cedent en
dazo de bet. ling stilzwijgend had goedgekeurd.
De eischeres verwierp echter nadrukkelijk
dit verweer, volhoudende, dat, nu de cessie
in behoorlijken vorm was geschied en ook
aan den debiteur was bete keud, deze laatste
niets te maken had met de verhouding tus
schen cedent en cessionaris, wijl de cessie
daarstelt ean absolute rechtsverhouding tus
schen cessionaris en debiteur, onafhankelijk
van causa of moli*f.
Nu moge trots de cessie de betaling hebben
plaats gehad aan den cedent, dan zou dit don
debiteur aanleiding kunnen geven om het geld
te condiceeren, maar 't is geen k w y t i n g
tegenover den cessionaris.
En wat de goedkeuring betrof, waarop de
ged. zich beriep, dat zou zyn een afstand van
recht, en dit moet uitdrukkelijk geschieden,
terwijl de eischeres volhield, dat van een be
perkte cessie, volgens de duidelijke woorden
van het stuk, geen sprake kon zijn.
Voor de eischeres trad op mr. Kappeyne
van de Coppello, uit Amsterdam, voor den
gedaagde mr. Thorbecke.
Het O. M. zal over 14 dagen concludeeren.
Men meldt uitLJmuiden, d. d. 26
Jan.: De vischlogger „Jacoba, Scheveningen
311", schipper Maarten Bog, is hedennacht
door een onbekend gebleven stoomschip aan
gevaren en gezonken. Volk gered en alhier
aangebracht door den vischlogger „De Vrouw
Klasiena, Scheveningen 314", schipper Tinus
Kuiper.
Dinsdag-avond ongeveer te tien
oren werd aan de politie te Amsterdam kennis
gegeven, dat een huis op de Keizersgracht
bi) de Heerenstraat, bewoond door een alleen
wonende weduwe, zonder dienstpersoneel,
sedort eenige dagen zonder bepaalde reden
gesloten was gebleven; een inspecteur waar
schuwde de naaste bloedverwante van de
bewoonster en heeft zich met haar en een
smid naar het huis begeven.
Daar de vcorJeur op den ketting gesloten
bleek, begaf men zich door het aangrenzende
perceel en den tuin; daar kreeg men door
het achterhuis toegang, nadat do smid hior
de deur had opengestoken. Men vond t0 3n
do bewoonster in haar slaapkamer dood te
bed liggen. Ook dia slaapkamer, alwaar de
sleutel aan de binnenzijde in het slot stak,
was gesloten, terwijl bij het openen ble.k,
dat een stoel daartegen was geplaatst. Er
werd een sterke gaslucht waargenomen en
het bleek dan ook, dat een kraantje van do
gaskroon openstond. Ook de hond, htt eenige
levende weztn, dat met de bewoonster in
het groote huis woonde, lag dood op den
vloer. Teekonen van inbraak of gewold waren
nergens aanwezig, zoodat aan misdrijf ni-.t
to denken valt.
Da overleden dame is mevr. de weduwe
S. v. S., goboren L.
De twee personen uitWilIige-
Langerak, die gearresteerd z|jn in verband
met den moord, gepleegd op Boef, zijn woer
op vrije voeten gesteld.
Gisteravond omstreeks tien uren
meende de bewoner der tweede verdieping
van pand No. 56 aan de Gedempte Botersloot
te Botterdam gerucht te hooren in de woning
van z\jn benedenbuurman, den caféhouder H.,
▼an wren hij wist, dat h{j met zijn gezin
afwezig was. Hy ging naar boDeden, zag de
deur van de woning van H. open staan en
ontmoette in die woning twee manDen, die
m aangreep en trachtte vast te houden. Een
-
worsteling ontstond en alle drie rolden de
trap af, doch de moedige burger hield, ondanks
dat, een der onbekenden stovig vast. Op zijn
hulpgeroep (de andere insluiper was intusschen
de straat op gevlucht) kwamen enkele personen
toeschieten, die hem hielpen den verdachte
over te brengen naar het politie-bureau in
de Lange Torenstraat. Op dit bureau bleek
het spoedig, dat de aangebrachte is zekere
C. G., bygenaamd „de Pil", een overbekend
recidivist. Hy werd na verhoor in bewaring
gesteld. Uit een onderzoek, door de politie
in de woning van H. ingesteld, bleek, dat
men reeds bozig geweest was aan een kast
te breken; de sporen daarvan waren duidelijk
zichtbaar. De gelegenheid om te stelen heeft
echter ontbroken, dank zij de spoedige ont
dekking. NR. C.)
By het toedienen van een kastijding
raakte een inwoner van Bergen (N.-H.) zijn
kind, een jongetje van een jaar of tien, zoodanig
aan het hoofd, dat het op de plaats dcol bleef.
Te Loosdrecht is de 4 3-jarige
fabrieksarbeidster B. Lang by bet scheppen
van water voorover in de Vecht gevallen en
verdronken.
Men meldt uit Arnhem aan de
„Zutf. Ct.": Na een verhoor van den rechter
commissaris to hebben ondergaan, is naar de
gevangenis overgebracht een voor enkele
maanden ontslagen bedisnde van het kantoor
van invoerrechten en accijnzen alhier, W. v.
d. C., verdacht van verduistering van gelden
(c-a. f 1500) ten naaeele van den Staat.
Gisternamiddag bevond zich het
9 jarig kind van dtn kermisreiziger D., staande
met zijn woonwagen aan den Emmerikschen
weg te Zutfen, alleen in den wagen. Ver
moedelijk heeft het kind de kachel met
p.troieum willen aanmaken, by welke gelegen
heid haar kleeding vuur heeft gevat; althans
de kuren zagen het kind in vlam buiten den
wagen vlucht n. Ofschoon zij onmiid-.liyk
toesnelden om hulp to veileenen, kon toch
niet worden voorkomeD, dat het kind vreeselyke
brandwonden, hoofdzakelijk aan onderlijf tn
beenen, bekwam. (Z. Grt.)
Een uit Arnhem te Deventer
by haar oom den winkelier W. aldaar loge rend
3 jarig meisje viel in een pot met kokend
water en is aan de bekomen brandwonden
overleden.
Door een noodlottig toeval heeft
te Maurik een droevig ongeluk plaats gehad.
Verleden week zaten eenige persoDen ge
zellig te kouten, toen A. De K., die een
klein zweertje boven het oog had, dit al
gekscherende met een schoenmakorsels liet
doorpiikken. Korten tijd hierna zwollen wond
en oog zoodanig, dat geneeskundige hulp
moest ingeroepen worden. De genoesheer
oordeelde een onmiddellijke opDeming in het
ziekenhuis to Utrecht dringend noodzakelijk.
Dat de geneesheer in deze niet mis gezien
heeft, bewijst wel het bericht, than6 te Maurik
ontvangen, dat A. De K. ten gevolgo van
bloedvergiftiging te Utrecht is overleden.
Stoere Hollanders. De heer L.
Bademaker, agent der HollaDdsche Bedding
maatschappij te Brielle, ontving Zaterdagmor
gen bericht, dat 's nachts te 1 uur het Bremer
driemastschip „Else", geladen met terpentijn
en hars, en bestemd voor Botterdam, op de
Maasvlakte gestrand was. Onmiddellijk zeilde
de Brielscho reddingboot uit, onder bevel van
schipp.r Bastiaan 't Hart, en mocht er in
slagen Degen schipbreukelingen te redden, ttr-
wyi zeven andere door de reddingboot van het
loodswezen gered werden. Allen werden aan
den Hoek van Holland aan wal gebracht.
De kloeke Bastiaan 't Hart heeft reeds ver
schillende eerbewyzen en medailles ontvangen,
ook van vreemde natiën; hy redde in 1884,
onder de moeilykste omstandigheden, de
schipbreukelingen van de „Littlebeck" en in
1886 die van een Fransche bark. In het ge
heel beeft deze wakk re zeeman reeds 29
medemenschen van den dood gered.
Over het algemeen staat de
winterrogge in Friesland gunstig. Het zachte
weder heeft hare ontwikkeling zeer bevorderd
en haar groen kan met recht weelderig ge
noemd worden. Door het groeizame zachte
weder bestaat er wel eenigszin^ vrees, dat
het gewa3 te dicht komt t9 staan, daar er in
den winter met vorst in den regel plantjes ver
nietigd worden, want de ondervinding heeft
geleerd, dat, als do rogge te dicht staaf, zulks
onvoordeelig werkt op den oogst. Vooral die
akkers, waarop in 't voorjaar aardappelen ver
bouwd en daarna met rogge bezaaid werden,
staan uitstekend. Evenwel zou wat sneeuw
zoo zei een bejaard landbouwer voor de
rogge zeer nuttig kunnen zfo'n. (U. D.)
Naar aanleiding van het bericht
betreffende den strengen wioter van voor 240
jaar deelt men aan het „N. v. d. D." mede, cat
er nog wel lezers zullen zyn, die zich den winter
van 1840 herinneren. Ook toen begon 't, na
weken lang van mistig en regenachtig weder,
met Vrouwendag te vriezen, dat 't kraakte.
De felle N.-O. wind drong overal binnen en
deed alles in de buizen bevriezen, tot zelfs
het brood in de spinde. De gemeenschap te
water was spoedig gestremd en er ontstond
weldra gebrek aan brandstoffen en andtre
benooaigdheden, hetgeon natuurlyk alles in
prys deed stygen. Gelukkig liet de mensch-
lievendheid zich niet onbetuigd, en die werken
kon en wilde, kon met goederenvervoer, met
behulp van slee of toog, een goed stuk brood
verdienen. Ook toen at men, voor de aardig-
heid, bier en daar „paascheyeren" op het ye,
en op de Maas by Botterdam was 't vol
slagen kermis.
Eindeiyk, het laatst van April, draaide de
wind naar het Z.-W. en een malsch9 regen
ver.audgrdq alles ais me* een tooverslag. 't
Duurde nog wel Wat, eer het ys, hetwelk er
hier en daar, zooals men 't toen noemde, een
„kinnetje" (biervaatje) dik in zat, was opge
ruimd, maar de ellende was geleden.
Lang is die «int.r in herinnering gebleven,
zóó zelfs o. a., dat by het in dien tyd zoo
geliefde „kienspel" de afrotper der nummers,
als hy No. 40 uit de bus trok, gewooDlyk
slechts uitriep„het kouwe jaar."
Cornelius Herz is voor de eerste
maal sedert vyf jaar, met veilof van zyn
geneeaheeron te Bournemouth, in de lucht
mogen komen.
EER§TE EASIER.
Zitting van heden. Vervolg van We. 3.
Do minister van buitenlandsche zaken con
stateert, dat zelfs by ons laag tarief gebleken
is, dat Frarikryk onze rechtmatige aanspraken
op verlaging van het recht voor kaas erkend
heeft.
Voor het initiatief van Nederland tot een
intern arbitragehof acht hy de zaak niet ryp.
De wenschelykheid tot geheele herziening
der wet op rie zeebrieven wordt overwogm.
Grensverschillen in Suriname bestaan er
niet, tenzij met Brazilië, doch daaromtrent
moet afgewacht worden de beslissing van het
grensgeschil tusschen Brazilië en Fiaokryk.
Hy acht een informatiebureau tot voorlich
ting van emigranten ongewensebt; evenzoo
de aanstelling van een zuivelconsulent te
Londen.
By het hoofdstuk Justitie werd aangedron
gen op afschaffing van formaliteiten voor het
burgerlyk huwelyk, op afschaffing van straf
bepaling voor geestelijken by het sluiten van
huwelijken zonder zekerheid van bet burger
lijk huweiyk en op verscherping van straf
tegen abortus.
Het straatcomité voor de versiering en ver
lichting van den Ouden Singel van do Nieuwo
Beestenmarkt tot de Mare en de Oude Vest van
de Turfmarkt tot de Mare, bestaat uit de
navolgende heeren:
H. POTTUM, voorzitter.
B. PBINS, secretaris.
A. J. LEGET, penningmeester.
A. B. VERHOOG.
P. C. BIK.
C. VAN DEN HASPEL.
C. P. HOOGEVEEN.
INGEZONDEN.
Mijnheer de RedacteurI
Wil U zoo vriendelijk zyn het volgende in
het „L-idach Dagblad" te plaatsen?
Als lid der Geref. Kerk maakte ik met
leedwezen kennis met het ia Uw blad inge
zonden schryven van J. H. Carlier.
'k Had echter toen geen lust mij er mee
te bemoeien.
De wijze waarop nu evenwel bescheid, ge
geven wordt door „een lid der Geref. Kerk",
doet my de pen opnemen. Genoemd lid deelt
aan C. twee klappen voor één uit. Vooreerst
weet C. niet waar hy over praat, en ten
tweede heet C. gedreven te worden door een
onzuiver beginsel.
Wat het laatste aangaat geloof ook ik, dat
men argumenten aanvoert, die niet alle recht
van bestaan hebben.
Omtrent het eerste moet ik „een lid" op
merken, dat hy zelf in zyn schryven dit zegt
„Nu kan het zijn, dat die broeders en zusters
„voor zich die zaak zoo beschouwen, maar
„het gaat toch niet aan zoo iets in 't alge-
„meen te bepleiten."
Carlier kan hierop antwoorden, dat zy de
zaak ook Diet in 't algemeen bepleit hebben,
maar alleen voor zichzelf spreken, en dat zy
zeer goed alles weteD, wat in Jeruzalem heeft
plaats gehad, doch dat dit over huD hoofden
is heengegaan zonder er Iets aan te kunnen
doen.
Geheel afgezien van de vraag of men vóór
of tegen ineensmelting is, gaat een getuigenis
als van Carlier, en dat nog wel namens velen,
dermate buiten de Christeiyke lyn in engeren
ziD, dat men het moeilijk met stilzwygen kan
voor'oygaan.
Ik noodig daarom Carlier en zyn geest
verwanten uit in een volle kerkvergadering
dit schryven te willen verdedigen, terwijl ik
als hun party hoop op te treden.
Myn dank voor de opname, M. de B.,
Uw Dw., W. Pera.
Mijnheer de Redacteur
In het ochtendblad van „De Telegraafvan
den 24sten dezer komt een dringend verzoek
voor om lectuur voor de troepen te Atjeh.
Hun, die voor dit goede doel boeken,
illustration, tydschriften, enz. (ook gebruikte,
doch zich nog in goeden staat bevindende)
mochten willen schenkeD, wordt verzocht die,
vóór 15 Februari a. s., franco toe te zenden
aan ondergetekende, die zich met de verzen
ding Daar Aljeh wil belasten.
Hun, did geen boeken, ©nz. beschikbaar
hebben, wordt beleefd verzocht door geldelyke
bydrage dit goede doel te steunen, ook ter
bestryding der onvermydelyke kosten. Het
Boode Kruis te Atjeh heeft zich beschikbaar
gesteld voor de verdere verzending naar hospi
talen, posten, enz., alwaar zoo'n groote be
hoefte aan lectuur bestaat.
Moge door ruime toezending van bovenge-
vraagde de groote sympathie voor ons dapper
Indisch leger blyken.
JHB. J. J. SANDBEBO.
Haablbm, 26 Januari 1898. r
Burgerlijke Stand van Leiden.
Van 19 Jan. tot en met 26 Jan.
BEVALLEN M. A. A. v. Beakering geb. v.
Noort Z. J. M. Bogaards geb. v. Iterson D.
M. Mootcn geb. Pols Z. L. M. De Graaf geb.
v. Booren Z. A. C. Swart geb. v. Nood D. J.
Hitter geb. v. d. Bran de D. B. Lemmers geb.
Sdnihmacher D. C. M. Van Danreo geb. Vlas
veld Z. A. Vermeulen geb. v. d. Lot D. E.
Fakkel geb. Flanderhija D. A. E. Habraken geb.
Werter 1). M. J. Peeters geb. De Bruin D.
M. M. J. De Graaf geb. v- Velzen Z. J. v. d.
Mey geb. v. d. Eykel Z. L. Philippo geb. Vijl-
briéf Z. C. M. La Lau geb. Kling Z. M. H.
Kleaser geb. Slok Z. M. Bruninggeb. Ouwerkerk
Z- C. C. W. Wallaard geb. v Leeuwen D.
K. Rietkerken geb. Oostwal Z. J. C Piket geb.
Rijken D. M. Do Boer geb. Broomans D. G.
JL R. Beullens geb. Cnviliier D. E. M. Metsch
geb. v. Lansen D. J. A. H Tb. Hoogeveen geb.
v. Duuren D. G. E. M. J. v. Selm gob. Tettero D.
GEHCFWD J. Verbiest w. en J. Zwaan jd.
OVERLEDEN: J. Dam D 1 m. C. J. A.
Kouters Z. 5 m. P. Th. Mizee m 52 j. W.
Ent w. 81 j. C. Cornelisso m 53 j. T. Krispijn
D 23 j. E. Goemaat geb. Westhoven v 41 j.
C. De Haay w 78 j. 1. De Fey Z 7 j. A C.
De Groot geb. Florisson v 81 j. W. C. Boger-
maa w 76 j. J. Broomans geb. Broomans v. 71
j. N. Blansjaar Z. 2 ra C. v. Oosten D. 15
m- E. Kokkedee geb. v. Gelderen D. levenl.J.
W. L. Kok Z. 24 j. C. Denijs Z. 24 j. A Lotte
geb. Slegtenborst w. 75 j.
De zaak Dreyfns-Zola.
Da „Frankf. Ztg." merkt naar aanleiding der
vermelde verklaring van den Duitschen staats
secretaris voor buitenlandsche zaken Von
Bülow, omtrent de Droyfus-zaak voor de be-
grootings-commissie afgelegd, op, dat deze
verklaring de eerste openlyke, als 't ware
offioêele mededeeling van de ryksrogeering
is. Tot dasver heeft men alleen geweten, dat
graaf Munster indertyd aan óe Fransche regee
ring de verklaring heeft doen toekomen, dat
de Duitsche regeering en haar gezantschap
nooit iets te doen hebben gehad met kapitein
Dreyfus en hem volstrekt niet kenden. De
Fraasche regeering heeft deze verklaring door
de Agence Havas wereldkundig laten maken,
maar ia zoozeer verwaterden vorm, dat me i
niet eens kon onderkennen of het werkedyk
Duitscbland was, dat deze verklaring had
afgelegd. Daarom kon ook werkeiyk in Frank
rijk de meening postvatten en zich hand
haven, dat het Duitschland was, ten welks
gunste het verraad werd uitgeoefend, en dat
was een krachtige steun van het algemeeno
volksgeloof. Thans heeft eindelyk de Duitsche
regeering gesproken, en de verklaringen van
den staatssecretaris laten aan duidelijkheid
en beslistheid niets te wenschen over. „Men
moet nu afwachten, welken indruk die ver
klaring in Frankryk zal maken. Logisch be
schouwd, heeft de verklaring van den staats
secretaris aan de gansche zaak den grond
onder de vo. ten weggetrokken. Dreyfus heeft
niets aan Duitschland verraden; er is dus
geen verraad uitgeoef nd en Dreyfus is dus
geen verrader. Zoo zegt de logica. Maar wan
neer de volksbartstochten eenmaal ontketend
zyn, dan pleegt de logica geen macht meer
over de gemoederen te hebben."
Op bovenbedoelde verklaring van den heer
Von Bülow in de begrootiogscommissie van
den Duitschen Byksdag wordt door de Fran
sche bladen met wellust aangevallen. De heer
Yvw Guyot, oud-minister, heeft in de woorden
zalfs aanleiding gevonden tot het schryven
van een open brief aan den heer Hanotaux,
minister van buitenlandsche zaken, waarin
h$ «egt: „Wat wordt er van den goeden
naam van Frankrijk, wanneer een collega in
Berlijn, de staatssecretaris Von Bülow, u
antwoordt en het voor het oor der gansche
wenld zegt, dat de Fransche regeering zich-
zehn dwingt hare landslieden als verraders
to bescbonwen? Gy zyt het niet, die zal ant
woorden, dat deze verklaring van een Duit-
schar niet telt. Zulk een taal zoudt gy niet
kranen voeren, want gy weet, dat het niet
tot de plichten eener regeering behoort, om
haar spionnen te dekken.
„De laatsten handelen op eigen risico.
Wanneer zy ODtdekt worden, des te erger
voor hen; zy behoeven zich niet te laten
pakkan. In geen land zou de regeeriog zich
to hnnnen behoeve blootstellen."
De Awrore zegt: „Deze verklaringen zyn
een bepaald antwoord op de leugens van
onzen generalen staf. Wat wordt er nu van
de verklaringen van Billot en Méline na
zulk een categorische taal? Het gebouw van
bedriegeryon en schandelijkheden, dat nu
reeds sedert drie maanden door hen wordt
opgebouwd, valt in elkaar als een kaarten
huis. De waarheid breekt door. Wy zyn om
don tuin geleid."
Er zyn er natuurlqk ook, die anders den
kan. „Gy kunt toch wel begrypon", zegt
o. a. de Echo de Paris, „dat de heer Von
Bülow niet kon zeggen, dat Duitschland er
spionnen in Frankryk op nahoudt."
Dan de Soleil: „De aanhangers van Dreyfus
moeten wel in hun laatste verschansingen
zyn teruggedrongen, zy moeten niet meer
weten hoe er uit of er in te komen, om
Pruisen zoo ter hulp te roepen. Wat gaan
den koning van Pruisen onze aangelegen bed en
aan? Met welk recht treedt de heer Von
Bülow op? Zyn verklaringen beteekenen niets
en hebben alleen indruk gemaakt op naïeve
personeD. Zy kunnen er alleen toe bydragen
om de veroeniging van alle FranscheD, van
alle patriotten, volkomen te maken.
„De Pruisen doen alles, wat in hun macht
ligt, om 0D8 te verzwakken en tweedracht
onder ons in het leven te roepen. De zaak-
Dreyfus is een hunner middelen en zy hebben
daarvan met Machiavellistische handigheid ge
bruik gemaakt".
Het Petit Journal is van oordeel, „dat
Duitscbland met geen beter middel den toe
stand nog hachelijker had kunnen maken;
<ie waarheid van Von Bülow is geen waar
heid, omdat zy een Pruisische wjarheid is".
De Patrie noemt de verklaring eenvoudig.,
een „onbeschaamde leugen," die alleen bewyst
hoe Duitscbland met de schoften van het
Dreyfus-syndicaat on Ier één deken ligt.
In Xe Jour verklaart „oen diplomaat," dat
Duitschland geen recht van medespreken
heeft, ia een zaak, die alleen Frankryk be
treft." Had men nog een bewys voor Dreyfus'
schuld noodig, dan was het wel deze ver
klaring van Von Bülow.
Men weet, dat Cavaignac beweert, dat er
een rapport van kapitein Lebrun-Renaud be
staat, waarin verklaard zou zyn, dat Dreyfns
voorwaardeiyk bekend zou hebben; maar dat
Méline heeft gezegd, dat hy dat rapport niet
mag vertoonen.
Reeds aanstonds toen dit problematieke
rapport ter sprake kwam, deden zich onder
scheidene getuigen voor, die Lebrun-Renaud
onmiddeliyk na de degradatie hadden gespro
ken en aan wie deze andero dingen dan een
zoogenaamde bekentenis van Dreyfus bad
medegedeeld, daaronder r'e juist teruggekeerde
Amerikaansche correspondent van den
„Figaro," dien Lebrun-Renaud niet persoon-
lyk kende.
Thans bevat de „Siècle" het bericht, dat
aan Casimir Périör in het jaar 1895 catego
risch ie gerapporteerd, dat kapitein Lebrun-
Renaud geenerlei bekentenis van Dreyfus ver
nomen heeft.
De jongere leden van de Brusselsche bilie
hebben in een byeenkomst een motie aan
genomen ten gunste van de herzieniog van
het proces-Dreyfus.
De Fransche afgevaardigde Jaurès ontving
Maandag een depeche uit Algiers, meldende,
dat de stad in vlammen stond en de Joden
by honderden vermoord werdon.
Zoo erg was de toestand nu wel niet als
in deze depeche werd voorgesteld, waarvan
Jaurès verklaarde den afzender niet to kennen;
maar de berichten luidden toch ernstig ge
noeg.
Alle pleinen te Algiers waren door militai
ren afgezet, zoodat het verkeer in de stad
zeer belemmerd werd. Zoodra zich op straat
groepen vormden, werden ze uiteengedreven.
Onmiddeliyk daarop sloten zjj zich weder aan,
om opnieuw door de soldaten te worden uit
eengejaagd. In den middag trok een troepje
betoogers met den directeur van de „Anti juiC',
aan het hoofd naar de rue d'Isly, waar deze
heer een opgewonden toespraak hield, om de
menigte op te wekken de begrafenis van den
gedooden werkman CayroJ, welke Dinsdag
zou plaats hebben, by te wonen. Er werd
niet geplunderd, dank zy het krachtig optre
den vau den burgemeester, die in persoon de
betoogers aanspoorde tot kalmte.
In den namiddag trok de directeur van de
„Antijuif" met de weduwe van CayroJ in
diepen rouw gekleed in een open rytuig naar
het raadhuis, om aangifte te doen van bet
overlyden van den werkman. Langs den ge-
heelen weg stond een dicht opeengepakte
menigte, die de ongelukkige weduwe hulde
braebt. Toen de troepen bevel kregen de
boulevards te ontruimen, ging men echter
spoedig naar huis.
In de bovenstad werd een Israelietlsche
winkel in drogeryen geplunderd door een troep
gepeupel. Byna alle magazijnen en winkels,
die voor plundering zyn bewaard, dragen th nf
opschriften, aangevende, dat de eigenaar geen
jood is.
In den avond waren alle openbare plaatsen
gesloten. De stad bleef stil en tegen halfdrw»
des morgens trokken de troepen naar de
kazernes terug.
De begrafenis van den Algierschen werkman
Cayrol, welke Dinsdag plaats had, is nitt ge
heel zonder ongeregeldheden verloopen. Tot
op het kerkhof ging alles goed, de uit.rst
sterke troepenmacht in de straten, waarlangs
de stoet trok, hield de ontzagiyke menigte,
die de plechtigheid wilde zien, in bedwang.
Aan het graf sprak de burgemeester van
Mustapha een kalme lofrede op bet slachtoffer
van zyn overtuigingen, maar toen na hom de
directeur van de „Antijuif," die n. b. een
bloemstuk bad gezonden met het opschrift
„La liberté anti juive," het woord nam, kwam
er gisting in de gemoederen. Deze spr.ker
viel de regeering en den gouverneur heftig
aan en zette de menigte tot wraak aan.
Ondanks een kalmeerende toespraak van den
burgemeester van Algiers, verliet de menigte
met den directeur van de „Anti-juif" aan het
hoofd deze zonderlinge ïykredenaar werd
niet in hechtenis genomen den doodenakkei
onder den kreet„Wraak
Weldra vond zy gelegenheid haar gevoelenr
te uiten. Een omnibus en een tramwagen
werden overrompeld. Men haalde er tvve'
Israëlieten uit, op wie de omstanders al-
wilde beesten aanvielen. Eén dezer ongclnk-
kigen stierf des avonds aan de bekomen ver
wondingen. De andere reizigers, door vrees
overmand, redden zich door de ruiteD, die
reeds dadeiyk verbryzeld waren. De aanvallers
trokken verder en ontmoetten op hun weg eon
Jood, die brood was gaan halen. Ook dezo
moest het ontgelden en toen het volk zyn
woede genoeg gekoeld had, lag de arme man
meer dood dan lovend op straat.
Hiermede was, voor dezen dag althans, aan
de wraakzucht vol laan. Des avonds was het
rustig in de stad en kon de schouwburg do
▼oorstellingen hervatten.
Ergeriyk is het te moeten vermelden, dat
ook de overheid niet schroomt mede te doen
aan de betoogingen. Do burgemeester van
Oran heoft aan zyn collega van Algiers het
volgende telegram gezonden; iai