Inhuldigingsfeesten. vele kerkgangers op den straatweg waren. Kén der véloclpèdisten zou door eenige jon gens van ztyn wiel geworpen en mishandeld zyn. Dientengevolge bad zich heden deswege voor de Haagsche rechtbank een 16 jarige jongen uit Lisse te verantwoorden, die op gonoemden Zondag te Sassenheim uit de kerk kwam op het oogenblik, dat de wielrijders daar voorbijkwamen. Beklaagde beweerde, dat de wielrijders dicht tusschen verschillende personen door reden, terwijl er ter zijde voldoende ruimte voor hen was. Het bleek, dat vele inwoners van Sassenheim zeer ontstemd zijn ov6r het wielrijden op Zondag. Enkele getuigen ver klaarden voorts, dat de bedoelde wielrijder zich tegenover do kerkgangers op ongepaste wjjzo had uitgelaten, wat evenwel door hem werd ontkend. Substituut-offkier van justitie mr. Van den Brandeler meende, dat zoowol aau de z(jde van de wielrijders als aan die van beklaagde schuld was en vorJerde voor laatstgenoemd* f 2 bO;te, bi) niet-betaling te vervangen door hechtenisstraf. Yoor de Haagsche rechtbank werd gisteren bepleit een actie, ingesteld door do firma Smulders, te Utrecbt, tegen den Com missaris der Koningin in Zuid-Holland qq. De vordering strekte tot betalipg van fu ,888.96'/, op grcnl, dat de eischer by akte van [cessie in de rechten was getreden van de firma Bekker en Saters voor al het geen deze te vorderen heeft of zou hebben van de provincie Zuid-Holland, wegens door de firma Bekker en Van Seters aangenomen werken voor de waterverbetering tusscben Leidschen Jam en Delft, speciaal ten opzichte van Ryn en Scbie. De gedaagde provincie ontkende echter den grond der actia, op grond, dat de cessie aan den eischer geen rechten kon verleenen, daar uit de omstandigheden was gebleken, dat de cessie reeds was afgeloopen, toen de betaling door de provincie aan de aannemers B. en Van S. had plaats gehad; dat de schuld, waar*oor de cessie was gedaan, dus niet meer bestond en in ieder geval de omvang der cessie be perkt was 6D het in casu gevorderde Liet omvatte, en daarenboven de eischeres wist, dat betaling had plaats gehad aan den cedent en dazo de bet. ling stilzwijgend had goedgekeurd. De eischeres verwierp echter nadrukkelijk dit verweer, volhoudende, dat, nu de cessie in behoorlijken vorm was geschied en ook aan den debiteur was bete keud, deze laatste niets te maken had met de verhouding tus schen cedent en cessionaris, wijl de cessie daarstelt ean absolute rechtsverhouding tus schen cessionaris en debiteur, onafhankelijk van causa of moli*f. Nu moge trots de cessie de betaling hebben plaats gehad aan den cedent, dan zou dit don debiteur aanleiding kunnen geven om het geld te condiceeren, maar 't is geen k w y t i n g tegenover den cessionaris. En wat de goedkeuring betrof, waarop de ged. zich beriep, dat zou zyn een afstand van recht, en dit moet uitdrukkelijk geschieden, terwijl de eischeres volhield, dat van een be perkte cessie, volgens de duidelijke woorden van het stuk, geen sprake kon zijn. Voor de eischeres trad op mr. Kappeyne van de Coppello, uit Amsterdam, voor den gedaagde mr. Thorbecke. Het O. M. zal over 14 dagen concludeeren. Men meldt uitLJmuiden, d. d. 26 Jan.: De vischlogger „Jacoba, Scheveningen 311", schipper Maarten Bog, is hedennacht door een onbekend gebleven stoomschip aan gevaren en gezonken. Volk gered en alhier aangebracht door den vischlogger „De Vrouw Klasiena, Scheveningen 314", schipper Tinus Kuiper. Dinsdag-avond ongeveer te tien oren werd aan de politie te Amsterdam kennis gegeven, dat een huis op de Keizersgracht bi) de Heerenstraat, bewoond door een alleen wonende weduwe, zonder dienstpersoneel, sedort eenige dagen zonder bepaalde reden gesloten was gebleven; een inspecteur waar schuwde de naaste bloedverwante van de bewoonster en heeft zich met haar en een smid naar het huis begeven. Daar de vcorJeur op den ketting gesloten bleek, begaf men zich door het aangrenzende perceel en den tuin; daar kreeg men door het achterhuis toegang, nadat do smid hior de deur had opengestoken. Men vond t0 3n do bewoonster in haar slaapkamer dood te bed liggen. Ook dia slaapkamer, alwaar de sleutel aan de binnenzijde in het slot stak, was gesloten, terwijl bij het openen ble.k, dat een stoel daartegen was geplaatst. Er werd een sterke gaslucht waargenomen en het bleek dan ook, dat een kraantje van do gaskroon openstond. Ook de hond, htt eenige levende weztn, dat met de bewoonster in het groote huis woonde, lag dood op den vloer. Teekonen van inbraak of gewold waren nergens aanwezig, zoodat aan misdrijf ni-.t to denken valt. Da overleden dame is mevr. de weduwe S. v. S., goboren L. De twee personen uitWilIige- Langerak, die gearresteerd z|jn in verband met den moord, gepleegd op Boef, zijn woer op vrije voeten gesteld. Gisteravond omstreeks tien uren meende de bewoner der tweede verdieping van pand No. 56 aan de Gedempte Botersloot te Botterdam gerucht te hooren in de woning van z\jn benedenbuurman, den caféhouder H., ▼an wren hij wist, dat h{j met zijn gezin afwezig was. Hy ging naar boDeden, zag de deur van de woning van H. open staan en ontmoette in die woning twee manDen, die m aangreep en trachtte vast te houden. Een - worsteling ontstond en alle drie rolden de trap af, doch de moedige burger hield, ondanks dat, een der onbekenden stovig vast. Op zijn hulpgeroep (de andere insluiper was intusschen de straat op gevlucht) kwamen enkele personen toeschieten, die hem hielpen den verdachte over te brengen naar het politie-bureau in de Lange Torenstraat. Op dit bureau bleek het spoedig, dat de aangebrachte is zekere C. G., bygenaamd „de Pil", een overbekend recidivist. Hy werd na verhoor in bewaring gesteld. Uit een onderzoek, door de politie in de woning van H. ingesteld, bleek, dat men reeds bozig geweest was aan een kast te breken; de sporen daarvan waren duidelijk zichtbaar. De gelegenheid om te stelen heeft echter ontbroken, dank zij de spoedige ont dekking. NR. C.) By het toedienen van een kastijding raakte een inwoner van Bergen (N.-H.) zijn kind, een jongetje van een jaar of tien, zoodanig aan het hoofd, dat het op de plaats dcol bleef. Te Loosdrecht is de 4 3-jarige fabrieksarbeidster B. Lang by bet scheppen van water voorover in de Vecht gevallen en verdronken. Men meldt uit Arnhem aan de „Zutf. Ct.": Na een verhoor van den rechter commissaris to hebben ondergaan, is naar de gevangenis overgebracht een voor enkele maanden ontslagen bedisnde van het kantoor van invoerrechten en accijnzen alhier, W. v. d. C., verdacht van verduistering van gelden (c-a. f 1500) ten naaeele van den Staat. Gisternamiddag bevond zich het 9 jarig kind van dtn kermisreiziger D., staande met zijn woonwagen aan den Emmerikschen weg te Zutfen, alleen in den wagen. Ver moedelijk heeft het kind de kachel met p.troieum willen aanmaken, by welke gelegen heid haar kleeding vuur heeft gevat; althans de kuren zagen het kind in vlam buiten den wagen vlucht n. Ofschoon zij onmiid-.liyk toesnelden om hulp to veileenen, kon toch niet worden voorkomeD, dat het kind vreeselyke brandwonden, hoofdzakelijk aan onderlijf tn beenen, bekwam. (Z. Grt.) Een uit Arnhem te Deventer by haar oom den winkelier W. aldaar loge rend 3 jarig meisje viel in een pot met kokend water en is aan de bekomen brandwonden overleden. Door een noodlottig toeval heeft te Maurik een droevig ongeluk plaats gehad. Verleden week zaten eenige persoDen ge zellig te kouten, toen A. De K., die een klein zweertje boven het oog had, dit al gekscherende met een schoenmakorsels liet doorpiikken. Korten tijd hierna zwollen wond en oog zoodanig, dat geneeskundige hulp moest ingeroepen worden. De genoesheer oordeelde een onmiddellijke opDeming in het ziekenhuis to Utrecht dringend noodzakelijk. Dat de geneesheer in deze niet mis gezien heeft, bewijst wel het bericht, than6 te Maurik ontvangen, dat A. De K. ten gevolgo van bloedvergiftiging te Utrecht is overleden. Stoere Hollanders. De heer L. Bademaker, agent der HollaDdsche Bedding maatschappij te Brielle, ontving Zaterdagmor gen bericht, dat 's nachts te 1 uur het Bremer driemastschip „Else", geladen met terpentijn en hars, en bestemd voor Botterdam, op de Maasvlakte gestrand was. Onmiddellijk zeilde de Brielscho reddingboot uit, onder bevel van schipp.r Bastiaan 't Hart, en mocht er in slagen Degen schipbreukelingen te redden, ttr- wyi zeven andere door de reddingboot van het loodswezen gered werden. Allen werden aan den Hoek van Holland aan wal gebracht. De kloeke Bastiaan 't Hart heeft reeds ver schillende eerbewyzen en medailles ontvangen, ook van vreemde natiën; hy redde in 1884, onder de moeilykste omstandigheden, de schipbreukelingen van de „Littlebeck" en in 1886 die van een Fransche bark. In het ge heel beeft deze wakk re zeeman reeds 29 medemenschen van den dood gered. Over het algemeen staat de winterrogge in Friesland gunstig. Het zachte weder heeft hare ontwikkeling zeer bevorderd en haar groen kan met recht weelderig ge noemd worden. Door het groeizame zachte weder bestaat er wel eenigszin^ vrees, dat het gewa3 te dicht komt t9 staan, daar er in den winter met vorst in den regel plantjes ver nietigd worden, want de ondervinding heeft geleerd, dat, als do rogge te dicht staaf, zulks onvoordeelig werkt op den oogst. Vooral die akkers, waarop in 't voorjaar aardappelen ver bouwd en daarna met rogge bezaaid werden, staan uitstekend. Evenwel zou wat sneeuw zoo zei een bejaard landbouwer voor de rogge zeer nuttig kunnen zfo'n. (U. D.) Naar aanleiding van het bericht betreffende den strengen wioter van voor 240 jaar deelt men aan het „N. v. d. D." mede, cat er nog wel lezers zullen zyn, die zich den winter van 1840 herinneren. Ook toen begon 't, na weken lang van mistig en regenachtig weder, met Vrouwendag te vriezen, dat 't kraakte. De felle N.-O. wind drong overal binnen en deed alles in de buizen bevriezen, tot zelfs het brood in de spinde. De gemeenschap te water was spoedig gestremd en er ontstond weldra gebrek aan brandstoffen en andtre benooaigdheden, hetgeon natuurlyk alles in prys deed stygen. Gelukkig liet de mensch- lievendheid zich niet onbetuigd, en die werken kon en wilde, kon met goederenvervoer, met behulp van slee of toog, een goed stuk brood verdienen. Ook toen at men, voor de aardig- heid, bier en daar „paascheyeren" op het ye, en op de Maas by Botterdam was 't vol slagen kermis. Eindeiyk, het laatst van April, draaide de wind naar het Z.-W. en een malsch9 regen ver.audgrdq alles ais me* een tooverslag. 't Duurde nog wel Wat, eer het ys, hetwelk er hier en daar, zooals men 't toen noemde, een „kinnetje" (biervaatje) dik in zat, was opge ruimd, maar de ellende was geleden. Lang is die «int.r in herinnering gebleven, zóó zelfs o. a., dat by het in dien tyd zoo geliefde „kienspel" de afrotper der nummers, als hy No. 40 uit de bus trok, gewooDlyk slechts uitriep„het kouwe jaar." Cornelius Herz is voor de eerste maal sedert vyf jaar, met veilof van zyn geneeaheeron te Bournemouth, in de lucht mogen komen. EER§TE EASIER. Zitting van heden. Vervolg van We. 3. Do minister van buitenlandsche zaken con stateert, dat zelfs by ons laag tarief gebleken is, dat Frarikryk onze rechtmatige aanspraken op verlaging van het recht voor kaas erkend heeft. Voor het initiatief van Nederland tot een intern arbitragehof acht hy de zaak niet ryp. De wenschelykheid tot geheele herziening der wet op rie zeebrieven wordt overwogm. Grensverschillen in Suriname bestaan er niet, tenzij met Brazilië, doch daaromtrent moet afgewacht worden de beslissing van het grensgeschil tusschen Brazilië en Fiaokryk. Hy acht een informatiebureau tot voorlich ting van emigranten ongewensebt; evenzoo de aanstelling van een zuivelconsulent te Londen. By het hoofdstuk Justitie werd aangedron gen op afschaffing van formaliteiten voor het burgerlyk huwelyk, op afschaffing van straf bepaling voor geestelijken by het sluiten van huwelijken zonder zekerheid van bet burger lijk huweiyk en op verscherping van straf tegen abortus. Het straatcomité voor de versiering en ver lichting van den Ouden Singel van do Nieuwo Beestenmarkt tot de Mare en de Oude Vest van de Turfmarkt tot de Mare, bestaat uit de navolgende heeren: H. POTTUM, voorzitter. B. PBINS, secretaris. A. J. LEGET, penningmeester. A. B. VERHOOG. P. C. BIK. C. VAN DEN HASPEL. C. P. HOOGEVEEN. INGEZONDEN. Mijnheer de RedacteurI Wil U zoo vriendelijk zyn het volgende in het „L-idach Dagblad" te plaatsen? Als lid der Geref. Kerk maakte ik met leedwezen kennis met het ia Uw blad inge zonden schryven van J. H. Carlier. 'k Had echter toen geen lust mij er mee te bemoeien. De wijze waarop nu evenwel bescheid, ge geven wordt door „een lid der Geref. Kerk", doet my de pen opnemen. Genoemd lid deelt aan C. twee klappen voor één uit. Vooreerst weet C. niet waar hy over praat, en ten tweede heet C. gedreven te worden door een onzuiver beginsel. Wat het laatste aangaat geloof ook ik, dat men argumenten aanvoert, die niet alle recht van bestaan hebben. Omtrent het eerste moet ik „een lid" op merken, dat hy zelf in zyn schryven dit zegt „Nu kan het zijn, dat die broeders en zusters „voor zich die zaak zoo beschouwen, maar „het gaat toch niet aan zoo iets in 't alge- „meen te bepleiten." Carlier kan hierop antwoorden, dat zy de zaak ook Diet in 't algemeen bepleit hebben, maar alleen voor zichzelf spreken, en dat zy zeer goed alles weteD, wat in Jeruzalem heeft plaats gehad, doch dat dit over huD hoofden is heengegaan zonder er Iets aan te kunnen doen. Geheel afgezien van de vraag of men vóór of tegen ineensmelting is, gaat een getuigenis als van Carlier, en dat nog wel namens velen, dermate buiten de Christeiyke lyn in engeren ziD, dat men het moeilijk met stilzwygen kan voor'oygaan. Ik noodig daarom Carlier en zyn geest verwanten uit in een volle kerkvergadering dit schryven te willen verdedigen, terwijl ik als hun party hoop op te treden. Myn dank voor de opname, M. de B., Uw Dw., W. Pera. Mijnheer de Redacteur In het ochtendblad van „De Telegraafvan den 24sten dezer komt een dringend verzoek voor om lectuur voor de troepen te Atjeh. Hun, die voor dit goede doel boeken, illustration, tydschriften, enz. (ook gebruikte, doch zich nog in goeden staat bevindende) mochten willen schenkeD, wordt verzocht die, vóór 15 Februari a. s., franco toe te zenden aan ondergetekende, die zich met de verzen ding Daar Aljeh wil belasten. Hun, did geen boeken, ©nz. beschikbaar hebben, wordt beleefd verzocht door geldelyke bydrage dit goede doel te steunen, ook ter bestryding der onvermydelyke kosten. Het Boode Kruis te Atjeh heeft zich beschikbaar gesteld voor de verdere verzending naar hospi talen, posten, enz., alwaar zoo'n groote be hoefte aan lectuur bestaat. Moge door ruime toezending van bovenge- vraagde de groote sympathie voor ons dapper Indisch leger blyken. JHB. J. J. SANDBEBO. Haablbm, 26 Januari 1898. r Burgerlijke Stand van Leiden. Van 19 Jan. tot en met 26 Jan. BEVALLEN M. A. A. v. Beakering geb. v. Noort Z. J. M. Bogaards geb. v. Iterson D. M. Mootcn geb. Pols Z. L. M. De Graaf geb. v. Booren Z. A. C. Swart geb. v. Nood D. J. Hitter geb. v. d. Bran de D. B. Lemmers geb. Sdnihmacher D. C. M. Van Danreo geb. Vlas veld Z. A. Vermeulen geb. v. d. Lot D. E. Fakkel geb. Flanderhija D. A. E. Habraken geb. Werter 1). M. J. Peeters geb. De Bruin D. M. M. J. De Graaf geb. v- Velzen Z. J. v. d. Mey geb. v. d. Eykel Z. L. Philippo geb. Vijl- briéf Z. C. M. La Lau geb. Kling Z. M. H. Kleaser geb. Slok Z. M. Bruninggeb. Ouwerkerk Z- C. C. W. Wallaard geb. v Leeuwen D. K. Rietkerken geb. Oostwal Z. J. C Piket geb. Rijken D. M. Do Boer geb. Broomans D. G. JL R. Beullens geb. Cnviliier D. E. M. Metsch geb. v. Lansen D. J. A. H Tb. Hoogeveen geb. v. Duuren D. G. E. M. J. v. Selm gob. Tettero D. GEHCFWD J. Verbiest w. en J. Zwaan jd. OVERLEDEN: J. Dam D 1 m. C. J. A. Kouters Z. 5 m. P. Th. Mizee m 52 j. W. Ent w. 81 j. C. Cornelisso m 53 j. T. Krispijn D 23 j. E. Goemaat geb. Westhoven v 41 j. C. De Haay w 78 j. 1. De Fey Z 7 j. A C. De Groot geb. Florisson v 81 j. W. C. Boger- maa w 76 j. J. Broomans geb. Broomans v. 71 j. N. Blansjaar Z. 2 ra C. v. Oosten D. 15 m- E. Kokkedee geb. v. Gelderen D. levenl.J. W. L. Kok Z. 24 j. C. Denijs Z. 24 j. A Lotte geb. Slegtenborst w. 75 j. De zaak Dreyfns-Zola. Da „Frankf. Ztg." merkt naar aanleiding der vermelde verklaring van den Duitschen staats secretaris voor buitenlandsche zaken Von Bülow, omtrent de Droyfus-zaak voor de be- grootings-commissie afgelegd, op, dat deze verklaring de eerste openlyke, als 't ware offioêele mededeeling van de ryksrogeering is. Tot dasver heeft men alleen geweten, dat graaf Munster indertyd aan óe Fransche regee ring de verklaring heeft doen toekomen, dat de Duitsche regeering en haar gezantschap nooit iets te doen hebben gehad met kapitein Dreyfus en hem volstrekt niet kenden. De Fraasche regeering heeft deze verklaring door de Agence Havas wereldkundig laten maken, maar ia zoozeer verwaterden vorm, dat me i niet eens kon onderkennen of het werkedyk Duitscbland was, dat deze verklaring had afgelegd. Daarom kon ook werkeiyk in Frank rijk de meening postvatten en zich hand haven, dat het Duitschland was, ten welks gunste het verraad werd uitgeoefend, en dat was een krachtige steun van het algemeeno volksgeloof. Thans heeft eindelyk de Duitsche regeering gesproken, en de verklaringen van den staatssecretaris laten aan duidelijkheid en beslistheid niets te wenschen over. „Men moet nu afwachten, welken indruk die ver klaring in Frankryk zal maken. Logisch be schouwd, heeft de verklaring van den staats secretaris aan de gansche zaak den grond onder de vo. ten weggetrokken. Dreyfus heeft niets aan Duitschland verraden; er is dus geen verraad uitgeoef nd en Dreyfus is dus geen verrader. Zoo zegt de logica. Maar wan neer de volksbartstochten eenmaal ontketend zyn, dan pleegt de logica geen macht meer over de gemoederen te hebben." Op bovenbedoelde verklaring van den heer Von Bülow in de begrootiogscommissie van den Duitschen Byksdag wordt door de Fran sche bladen met wellust aangevallen. De heer Yvw Guyot, oud-minister, heeft in de woorden zalfs aanleiding gevonden tot het schryven van een open brief aan den heer Hanotaux, minister van buitenlandsche zaken, waarin h$ «egt: „Wat wordt er van den goeden naam van Frankrijk, wanneer een collega in Berlijn, de staatssecretaris Von Bülow, u antwoordt en het voor het oor der gansche wenld zegt, dat de Fransche regeering zich- zehn dwingt hare landslieden als verraders to bescbonwen? Gy zyt het niet, die zal ant woorden, dat deze verklaring van een Duit- schar niet telt. Zulk een taal zoudt gy niet kranen voeren, want gy weet, dat het niet tot de plichten eener regeering behoort, om haar spionnen te dekken. „De laatsten handelen op eigen risico. Wanneer zy ODtdekt worden, des te erger voor hen; zy behoeven zich niet te laten pakkan. In geen land zou de regeeriog zich to hnnnen behoeve blootstellen." De Awrore zegt: „Deze verklaringen zyn een bepaald antwoord op de leugens van onzen generalen staf. Wat wordt er nu van de verklaringen van Billot en Méline na zulk een categorische taal? Het gebouw van bedriegeryon en schandelijkheden, dat nu reeds sedert drie maanden door hen wordt opgebouwd, valt in elkaar als een kaarten huis. De waarheid breekt door. Wy zyn om don tuin geleid." Er zyn er natuurlqk ook, die anders den kan. „Gy kunt toch wel begrypon", zegt o. a. de Echo de Paris, „dat de heer Von Bülow niet kon zeggen, dat Duitschland er spionnen in Frankryk op nahoudt." Dan de Soleil: „De aanhangers van Dreyfus moeten wel in hun laatste verschansingen zyn teruggedrongen, zy moeten niet meer weten hoe er uit of er in te komen, om Pruisen zoo ter hulp te roepen. Wat gaan den koning van Pruisen onze aangelegen bed en aan? Met welk recht treedt de heer Von Bülow op? Zyn verklaringen beteekenen niets en hebben alleen indruk gemaakt op naïeve personeD. Zy kunnen er alleen toe bydragen om de veroeniging van alle FranscheD, van alle patriotten, volkomen te maken. „De Pruisen doen alles, wat in hun macht ligt, om 0D8 te verzwakken en tweedracht onder ons in het leven te roepen. De zaak- Dreyfus is een hunner middelen en zy hebben daarvan met Machiavellistische handigheid ge bruik gemaakt". Het Petit Journal is van oordeel, „dat Duitscbland met geen beter middel den toe stand nog hachelijker had kunnen maken; <ie waarheid van Von Bülow is geen waar heid, omdat zy een Pruisische wjarheid is". De Patrie noemt de verklaring eenvoudig., een „onbeschaamde leugen," die alleen bewyst hoe Duitscbland met de schoften van het Dreyfus-syndicaat on Ier één deken ligt. In Xe Jour verklaart „oen diplomaat," dat Duitschland geen recht van medespreken heeft, ia een zaak, die alleen Frankryk be treft." Had men nog een bewys voor Dreyfus' schuld noodig, dan was het wel deze ver klaring van Von Bülow. Men weet, dat Cavaignac beweert, dat er een rapport van kapitein Lebrun-Renaud be staat, waarin verklaard zou zyn, dat Dreyfns voorwaardeiyk bekend zou hebben; maar dat Méline heeft gezegd, dat hy dat rapport niet mag vertoonen. Reeds aanstonds toen dit problematieke rapport ter sprake kwam, deden zich onder scheidene getuigen voor, die Lebrun-Renaud onmiddeliyk na de degradatie hadden gespro ken en aan wie deze andero dingen dan een zoogenaamde bekentenis van Dreyfus bad medegedeeld, daaronder r'e juist teruggekeerde Amerikaansche correspondent van den „Figaro," dien Lebrun-Renaud niet persoon- lyk kende. Thans bevat de „Siècle" het bericht, dat aan Casimir Périör in het jaar 1895 catego risch ie gerapporteerd, dat kapitein Lebrun- Renaud geenerlei bekentenis van Dreyfus ver nomen heeft. De jongere leden van de Brusselsche bilie hebben in een byeenkomst een motie aan genomen ten gunste van de herzieniog van het proces-Dreyfus. De Fransche afgevaardigde Jaurès ontving Maandag een depeche uit Algiers, meldende, dat de stad in vlammen stond en de Joden by honderden vermoord werdon. Zoo erg was de toestand nu wel niet als in deze depeche werd voorgesteld, waarvan Jaurès verklaarde den afzender niet to kennen; maar de berichten luidden toch ernstig ge noeg. Alle pleinen te Algiers waren door militai ren afgezet, zoodat het verkeer in de stad zeer belemmerd werd. Zoodra zich op straat groepen vormden, werden ze uiteengedreven. Onmiddeliyk daarop sloten zjj zich weder aan, om opnieuw door de soldaten te worden uit eengejaagd. In den middag trok een troepje betoogers met den directeur van de „Anti juiC', aan het hoofd naar de rue d'Isly, waar deze heer een opgewonden toespraak hield, om de menigte op te wekken de begrafenis van den gedooden werkman CayroJ, welke Dinsdag zou plaats hebben, by te wonen. Er werd niet geplunderd, dank zy het krachtig optre den vau den burgemeester, die in persoon de betoogers aanspoorde tot kalmte. In den namiddag trok de directeur van de „Antijuif" met de weduwe van CayroJ in diepen rouw gekleed in een open rytuig naar het raadhuis, om aangifte te doen van bet overlyden van den werkman. Langs den ge- heelen weg stond een dicht opeengepakte menigte, die de ongelukkige weduwe hulde braebt. Toen de troepen bevel kregen de boulevards te ontruimen, ging men echter spoedig naar huis. In de bovenstad werd een Israelietlsche winkel in drogeryen geplunderd door een troep gepeupel. Byna alle magazijnen en winkels, die voor plundering zyn bewaard, dragen th nf opschriften, aangevende, dat de eigenaar geen jood is. In den avond waren alle openbare plaatsen gesloten. De stad bleef stil en tegen halfdrw» des morgens trokken de troepen naar de kazernes terug. De begrafenis van den Algierschen werkman Cayrol, welke Dinsdag plaats had, is nitt ge heel zonder ongeregeldheden verloopen. Tot op het kerkhof ging alles goed, de uit.rst sterke troepenmacht in de straten, waarlangs de stoet trok, hield de ontzagiyke menigte, die de plechtigheid wilde zien, in bedwang. Aan het graf sprak de burgemeester van Mustapha een kalme lofrede op bet slachtoffer van zyn overtuigingen, maar toen na hom de directeur van de „Antijuif," die n. b. een bloemstuk bad gezonden met het opschrift „La liberté anti juive," het woord nam, kwam er gisting in de gemoederen. Deze spr.ker viel de regeering en den gouverneur heftig aan en zette de menigte tot wraak aan. Ondanks een kalmeerende toespraak van den burgemeester van Algiers, verliet de menigte met den directeur van de „Anti-juif" aan het hoofd deze zonderlinge ïykredenaar werd niet in hechtenis genomen den doodenakkei onder den kreet„Wraak Weldra vond zy gelegenheid haar gevoelenr te uiten. Een omnibus en een tramwagen werden overrompeld. Men haalde er tvve' Israëlieten uit, op wie de omstanders al- wilde beesten aanvielen. Eén dezer ongclnk- kigen stierf des avonds aan de bekomen ver wondingen. De andere reizigers, door vrees overmand, redden zich door de ruiteD, die reeds dadeiyk verbryzeld waren. De aanvallers trokken verder en ontmoetten op hun weg eon Jood, die brood was gaan halen. Ook dezo moest het ontgelden en toen het volk zyn woede genoeg gekoeld had, lag de arme man meer dood dan lovend op straat. Hiermede was, voor dezen dag althans, aan de wraakzucht vol laan. Des avonds was het rustig in de stad en kon de schouwburg do ▼oorstellingen hervatten. Ergeriyk is het te moeten vermelden, dat ook de overheid niet schroomt mede te doen aan de betoogingen. Do burgemeester van Oran heoft aan zyn collega van Algiers het volgende telegram gezonden; iai

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 2