<§oaran( wordt dagelijksmet qitmudieiihg
tOA §pn- en feestdagen, uitgegeven:
Tweede Blad.
Fersoneele belasting en kiesrecht.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Zyn laatste wil.
N®. 11631 Maandag 34 Januari. A°. 1898
rans dezer coiraAjm
Voor Leiden per 3 maanden, t.fö.
Franco per poet1.40.
Ateonderlflke Nommers 0.05.
- rails DBB ADtTSB'i'EIX 'f iÜN
Van X—6 régels 1.05. Iedere regel meer 0.17}. Grootera
letters naèr plaatsruimte. Voor bet incasseeron buiten de stal
"Wordt 0.05 berekend.
Belanghebbenden herinneren wij
er nogmaals aan, dat om ambtshalve
op de kiezerslijst gebracht te worden,
de personeele belasting, thans loopen-
de van 1 Januari tot ulc. December,
vóór i Februari geheel moet zijn
betaald.
Indien de personeele belasting na
1 Februari, doch vóór 1 Maart be
taald wordt, is men verplicht zyn
voor voldaan geteekend aanslagbiljet
vóór 3 Maart den Burgemeester te
vertoonen.
Zoo betaling na 1 Maart plaats
heeft, wordt men niet op de kiezers
lijst gebracht en is men dus voor
1898 van kiesrecht verstoken.
„Zelden heb ik een voorbeeld van zoo
misplaatste journalistenboraoeiing gezien als
het ongelukkige plebisciet inzake de Engel-
sche pers en de inhuldigingsfeosten
van den vertegenwoordiger van ons eerste
Nederlandsche dagblad," schrijft de heer L.
Simons in HoU-andia naar aanleiding vau het
optreden van den Londenschen correspondent
der Nieuwe Rotterdamsche Courant.
„Inhuldigingsfeesten z\jn geen tentoonstel
lingen; geen politieke gebeurtenis van eersten
rang als de verbroedering van twee volken
te Moskou of de opening van eon groot
scheepvaartkanaal. Zij zijn bft uitstek een
intieme plechtigheid tusscben Vorstin en Volk,
dat voor buitenstaanders uit den aard maar
oen betrekkelijke beteokenis beeft. Wil de
Europeesche Pers er niet veel over vertollen,
en heeft zij er de kosten niet voor over een
speciaal correspondent te zenden, ons land
en volk zullen er geen schijntje minder om
wezen.
Maar al was dit wèl zoo, dan nog kon bet
ia geen Nederlander met eenig zelfrespect
als zoodam'g opkomen, met den hoed in de
hand naar de buitenlandsche redacteuren te
gaan en, als de arme bloedverwant bij de
rijken, te vragen om de onderscheiding te
mogan hebben, hen op zijn feest te mogen
zien. - Dank u zeer."
Eenige afgevaardigden meenen hun
kiezers dermate ter wille te moeten zijn, dat
zij het district, waarvoor zij zitting hebben
in de Tweede Kamer, bezoeken, ten einde den
kiezors gelegenheid te geven hun belangen
te bespreken.
De Rozendaalsche Grondwet meent, dat wy
daarmede raken op den weg, waarop vele
afgevaardigden in andere landen niets dan
bespo ling hebben gevonden en aanleiding
hebben gegeven tot ergernis en schandalen.
„Eon afgavaardigde komt zitting houden
in het raadhuis. Waarom juist daar
Met den besten wil van de wereld kunnen
wi) daarvoor geen andere reden vinden, dan
aan de zaak een bijzonder voorkomen van
deftigheid te geven. Voor wie toch moet het
bezoek, op die wijze aan het district gebracht,
dienen? Toch niet voor hen, die den weg
weten langs welken elk afgevaardigde gemak
kelijk is te bereiken, 't Zal hun moeten gel
den, welken dien weg niet weten of hem
niet durven inslaan, m. a. w. het zal ten
gerieve van den eenvoudigen kiezer, van den
minderen man vooral zyn, dat men zich zoo
populair maakt. Maar weet men wel, dat
deze vooral een soort, laat het zyn eerbiedige
vrees heeft voor het raadhuis?"
De mindere man zal dus, meent het blad,
in den regel van de hem aangeboden gelegen
heid geen gebruik maken.
Van de welwillendheid des afgevaardigden
zullen dus zij profiteeren, die inderdaad iets
gewichtigs te bespr ken hebben, doch daarvoor
den afgevaardigde ten allen tijde gemakkelijk
kunnen bereiken.
Ook zullen er zijn, die, geheel te goeder
trouw, om een of andere kleinigheid, om een
of ander persoonlijk belang meenen op den
afgevaardigde terecht te kunnen komen.
„Welnu, iedereen in allo kleinigheden ter
wille zijn, dat kan de welwillendste mensch,
de meest invloedrjjko afgevaardigde niet. Het
gevolg zal dan zijn teleurstelling bij den
kiezer, die te veel rekende op de hulp van
den gekozene en wantrouwen bij hem tegen
den afgevaardigde, dio door de wijze, waarop
hij den kiezer tot zich heeft geroepeD, ver
wachtingen heeft doen oprijzen, die teleur
stellingen mo ston baren. Ja, het wantrouwen,
door die teleurstellingen opgewekt, zal ver'
bittering teweeg brengen, welke zich vooral
uiten zal in de dagen van verkiezing, waarop
de politieke atmosfeer toch zoo beladen is met
allerlei onheilspellende bestanddeelen.
„Onder de bezoekers zullen er ongetwijfeld
ook zijn, welko, minder te goeder trouw zijnde,
do buitengewone welwillendheid van zulk een
afgevaardigde uit een ander oogpunt beschou
wen, die welwillendheid voor een soort recht
aanzian en als zoodanig zullen eischon, en
voor wie de afgevaardigde du3 het decorum
verliest, dat hij o. i. steads hebben moet.
„Met andere woordende heeren afgevaar
digden maken zich door het audiëntie verlee-
nen tot dienaren van een zekere soort kiezers."
Aan hetj slot van het beknopt historisch
overzicht, dat dr. H. Blink in de Januari
aflevering van Vragen van den Dag geeft van
den leerplicht in Europa, wijst hij er
op, dat de leerplicht in Europa reeds vrijwel
algemeen wettelijk is ingevoerd. Nederland
en België vormen uitzonderingen.
„Hieruit moet nog Diet afgeleid worden",
schrijft hjj, „dat in Nederland de volksont
wikkeling veel lager staat dan in alle landen,
waar leerplicht volgens de wet werd inge
voerd, maar evenmin stiat Nederland bovenaan
in de ri). De statistieken der analphabeten,
voor zoovor die vertrouwbaar zijn en met
elkander kunnen worden vergeleken, wijzen
Nederland een goede plaats aan in de ri) der
volken, maar ons land moet achterstaan bi)
landen met flink uitgevoerde wetten op leer
plicht. Zoo waren er in Nederland in 1896
nog 4.7 pet. der ingeltjfden bi) de nationale
militie, die niet konden lezen of schrijven, on
voor Pruisen bedroeg dit aantal in 1887 slechts
1.1 pet., voor Beieren 0.02 pet., voor Baden
0.02 pet., voor Elzas-Lotharingen 0.25 pet.,
voor Zwitserland 1887: 1.7 pet. By deze
landen met leerplicht staat Nederland derhalve
ten achter, en het is geen verschooning voor
ons, dat in België, Italië, Hongarije, Spanje
en dergelijke landen het aantal analphabeten
grooter is dan in Nederland.
Opmerkelijk is het wel, dat by de govan-
genen het aaDtal van hen, die lezen noch
schryven kunnen, zeer aanzienlijk is;in 1896
bedroog dit 20 pet. der veroordeelden.
Dat cijfer geeft te denken.
Wy gaan niet van de meening uit, dat
onderwys alléén de gevangenissen zal ont
volken, doch zijn overtuigd, dat by verwaar
loosd onderwys en verwaarloosde opvoeding
velen in treurige maatschappelijke omstandig
heden zyn gekomen, die by beter opvoeding
daarvan bevryd zouden zyn gebleven.
Daarom vooral is leerplicht een eisch des
tyd8; niet om allen te redden, maar om toch
een gedeelte te redden van hen, die voor de
schuld der ouders moeten boeten".
Zich bezorgd makende over den chaos, die
den chef dor nieuwe afdeeling Landbouw
wacht, schrijft de Haagsche Briefschryver der
Arnhenrnsclie Courant:
„Wat zal hy beginnen met het Landbouw-
comité, die vreemdsoortige officiëele vertegen
woordiging van den landbouw op officieuzen
grondslag? Wat zal by aanvangen met de, Diet
altyd bescheiden, eiechen van de belangheb
benden bij land- en tuinbouw? Ik denk nu nog
niet eens aan den aandrang om beschermende
rechten, want daartegenover kunnen bedenkin
gen worden gesteld, die èn op theorie, èn op
praktyk berusten. Maar er worden eischen ge
daan, zóó vreemd en zóó ver vallende buiten
de praktyk, om van de theorie te zwygen,
dat men niet weet of ze ernstig te weder
leggen of schouderophalend ter zyde te
schuiven ziln. Zoo werd een paar dagen ge
leden in een groote tuinbouwvereeniging, in
het Westland gevestigd, behalve de oude eisch
van invoerrechten op buitenlandsch fruit, een
splinternieuwe wensch geuit, nameiyk tot be
perking van de teelt van spruitkool, opdat de
pr\1zen zouden 6tygen. 't Is waar, er is niets
nieuws onder do zon; datzelfde streven be
zielde onze vaderen in vroegeren tijd, toen de
bewindhebbers van de O.-I. Compagnie om
geheel hetzelfde motief naar Indië het bevel
zonden, de teelt van speceryen te beperken;
maar in onze negentiende, zeg maar twintig
ste eeuw gaat zoo iets toch niet meer; en
wanneer het ging, zou het moeten gaan door
bestuursdwang, door de nieuwe afdeeling
Landbouw. Het is geen benydbare roeping
van den aanstaanden directeur, die dergeiyke
cischen te bestryden en er de onzinnigheid
van aan te wyzen heeft."
In denzelfden brief leest men voorts ton
aanzien van de grachtververschingsplannen
van prins Yon Wied: „Het plan om de Haag
sche grachten met zeewater te ververschen
•n door te spoelen, dat vóór den aanleg van
het bestaande Ververschingskanaal by bet ge
meentebestuur in ernstige overweging ia ge
weest, moat, naar ik uit goede bron verneem,
voomameiyk verworpen zyn op het argument,
dat de boomen in de stad er door zouden
sterven. En al hebben de Haagsche aedilen
nooit veel hart getoond voor onderhoud en
uitbreiding van de beplanting onz9r straten
en grachten met het geboomte, waar onze
vaderen zooveel aan hechtten, tot zulk een
algemeene executie konden ze toch niet over
gaan; ook omdat er nog andere, technische
en chemische, bezwaren togen het inlaten
van de zee in 't land bestonden."
De Tijd zegt onder het hoofd n a i e f
Het Handelsblad, na medegedeeld te hebben
wat wy geantwoord hebben op de bemerking,
dat, al was bet dan niet te Leiden, toch
éón(l) katholiek hoogletraar aan
een Nederlandsche Ryks-Uoiversiteit wordt
aangetroffen, laat op die medodeeling volgen
„Wy zyn overtuigd, dat geen faculteit, geen
college van curatoren, geen minister by het
vervullen eener vacature van hoogleeraar hier
te lande, ooit vraagt naar het godsdienstig
goloof van degenen, die zl1 voordragen.
Kent men feiten, die het tegendeel bowyzen,
men noeme ze. Maar zoolang dit niet ge
beurt, beschouwen w(j de beschuldiging, die
ia de woorden van De Tijd ligt opgesloten,
als volkomen ongegrond."
Nooit wordt by voordrachten voor het hoog
leraarschap gevraagd naar godsdienstig ge
loof! Geen faculteit, geen college van curatoren,
geen minister in onze dagen hoeft daarop acht
geslagen! Het Handelsblad is daarvan over
tuigd en moet dus op dit punt stellige
information hebben ingewonnen.
Mogen wy daarom onze liberale zuster een
kleine opheldering verzoeken aangaande een
zaak, die ons na haar zóó stellige bewering
volkomen duister is geworden?
Aan onze drie Ryks-Universiteiten en aan
de Gemeenteiyke Universiteit te Amsterdam
worden een niet onbelangrijk getal katho
lieke studenten aangetroffen. Zeggen wy (om
vooral niet te overdryven), dat dit getal ge
durende de laatste vyf en twintig of dertig
jaren heeft bedragen tion percent van bet
geheel. Hoogstwaarscbynlyk was het aan
zienlek grooter, doch houden wy ons aan één
tiende.
Nooit hebben wy vernomen of uit eenige
omstandigheid kunnen afleideD, dat die katho
lieke studenten, wat aanleg, studie-Ijver of
wat ook betreft, by anderen achter stonden,
dat zy minder goede examens aflegden, en
dat uit hen minder bekwame rechtsgeleerden,
geneeskundigen, literatoren zyn geworden dan
uit hun niet-katholieke tydgenooten. In de
burgorlyke maatschappy worden door gepro
moveerde katholieken tal van betrekkingen
bekleed, zonder dat ook déér iets blykt van
een verschil van bekwaamheid ten nadeele
O-zer geloofsgenoote Yrage: Yan waar het
verschyn8el, dat „de staf" voor professoren
onder katholioken nagenoeg totaal ootbreekt?
„Kent men feiten, die het tegendeel (van
volstrekte onpartydigheid) bewijzen, men
noeme ze" zegt Let Handelsblad. Nu zou
het zeker niet moeilijk vallen, de namen te
noamen van oenigo katholieke juristen, medici
en literatoren, die op inderdaal schitterende
wyze hun studiën volbrachten en die zeker
een hoogleoraarsplaat3 met eere zouden ver
vuld hebben. De meest gewone kiesebbeid
echter schynt ons dergelijke openbare bespre
king van p.rsoonlyke verdiensten een be
spreking, die, niet onmogeiyk, tot debat en
bestrijdiDg aanleiding zou geven ten eenen-
male te verbieden. Slechts hierop zy gewezen:
verreweg de meeste hoogleer aren, ook zelfs
degenen, welke later bet meest beroemd
werden, bezaten hun roem en hun buiten
gewone geleerdheid nog volstrekt niet by hun
benoemiDg. Het waren toen jonge mannen,
by wie buitengewone aanleg vermoed werd,
meer Diets; hun roem en hun wetenschappe-
ïyke verdiensten verwierven zy gedurende
hun professoraat. Hadde men hen in de
rechtsgeleerde of geneeskuncigo praktyk of
wel in hun drukken werkkring by het mid
delbaar of hooger onderwys gelaten, nooit
zouden zy naam in de wetenschap hebben
verworven. Zóó is het geval geweest met
een aantal bekwame katholieken. Het abso
luut stellige bewys te leveren, dat mr.
A of dr. B, ware by to geschikter tijd tot
hoogleeraar benoemd, ons vaderland en de
wetenschap tot 06r zou gestrekt hebben, is,
natuurlijk, niet te leveren.
Doch hoe men de zaak ook bezi6t, voor
dit dilemma blijft men staan:
óf onder de honderden Nederlandsche katho
lieken, welke hooger universitair onderwys
genoten, ontbreekt en ontbrak reeds honderd
jaren lang „do stof", waarvan men pro
fe88 ren maakt: en dit verschijnsel kan alleen
verklaarbaar beeten, indien men aanneemt,
dat de katholieken in Nederl md een bijzondere
menschensoort uitmakeD, die ia ar nl en
bekwaamheid verre by andere Nederla; ders
achter staan;
óf wel een katholiek wordt, omdat hy
katholiek is, voor een professoraat aan onze
openbare hoogoscbolen niet geschikt geacht.
Een derde mogelijkheid bestaat niet.
Aangezien nu de eerste veronderstelling
met do ervaring volkomen in stryd is en ook
door het Handelsblad de stelling, dat dom
heid en ach teriy k heid soortskenmerken
zyn, den Nedorlandschen katholieken als zoo
danig eigen, wel niet zal onderschreven worden,
biyft o. i. alleen de tweede veronderstelling,
stelselmatige uitsluiting, over.
Of weet het Handelsblad een andere ver
klaring?
Onder het opschrift Molenaars en
ezeltje loz m we In De Residentiebode
De meer gegoeden schynen het maar
nooit goed te kunnen doen in de oogen van
sommigen. Het gaat hun als ia het sprookje
van den molenaar, die met zijn zoon en zjjn ezel
86)
Paul huiverde by de gedachte, hoe naby
het gevaar was, hetwelk juffrouw Do
Lafougeraie bedreigde, en hoe weinig kans
er scheen te bestaan op haar rodding. Zyn
gezicht verried zeker iets van hetgeen er in
hom omging, want Aurora hield eensklaps
op, en hem mot haar geslepen blik aanziende,
hernam zy:
„M ar ik wil het u nu nog niet vertellen.
Ikfjiil Ibver wat kreeft eten. Vraagvoormy
krb*ft met heel veel saus!"
Naarmate de tyd voortging, nam de opge-
wöndonheid toe; het gelach werd luider;
de gesprekken werden levendiger, onsamen
hangend somtijds.
Tot nu toe bad Manuel zich met bewon
derenswaardige omzichtigheid in acht genomen
Zyn koele manier van antwoorden en de
rimpel op zyn voorhoofd sctrikten zyn mak
kers af, al te zeer den spot met hem te
dry van; doch ondersbands werd er een samen
zwering tegen hem op touw gezet. En toen
men aan het tweede gerecht kwam, bief de
schoone Amerikaansche, die naast den Hon
gaar zat en aan wier oor deze eenige woorden
had gefluisterd, een glas op, liet het vullen
en reit te het met een innomenden glimlach
toe aan Manuel, zeggende:
Dit is een wyn, in de geschiedenis bekend,
de wijn van koning Hendrik. Gy zult hem uit
myn hand niet weigeren, in het land zelf van
hem, die de dames zoo hoog vereerde."
Het was echte witte Jurangon, een der
zeldzaamste Fransche wijnen, waarvan de
vreemdelingen dikwyis de kracht niet kennen.
Manuel moest het glas wel aannemen on
ledigde het in een enkele teug.
„En my!" riep een andere dame. „Zultgy
mij nu nog de schande aandoen van een
weigering?"
Manuel dronk een tweede glas, met minder
tegenzia dan het eerste. Zyn voorhoofd werd
reeds effener; zyn somber zwygen maakte
plaats voor meer opgewektheid.
Hy lette niet op de smeekende blikken
van Franchise, die, door Sancho van hem
gescheiden, hem op geen andere wyze kon
waarschuwen. Allengs begon zijn hoofd be
neveld te worder»; hy vergat zyn voornemen,
by verloor de gevolgen van zyn zwakheid uit
het oog. Zyn drift, nog meer geprikkeld door
do onthouding, welke hy zich sinds den
vorigen dag had opgelegd, nam de overhand
en werktuiglijk ledigde hy zyn glas, dat
telkens werd gevuld door den bediende, die
er bevel too had gekregen, of door de naast
hem zittenden, die genoegen vonden in deze
aardigheid! Weldra klonk de stem van Manuel
schor en hakkelend. Hy praatte allerlei onzin
en twee of drie andere heeren gingen daar
togen in, tot groot vermaak van het gezel
schap.
„Nu is hy agut den gang!" riep de aan
vallige Aurora, in lachen uitbarstend. „Hoor
eens, wat al zotte dingen hy uitkraamt!"
Mynheer De Rouvërand voelde zich het hart
in .e: krimpen, toen hy dit tooneel aanzag, en
berokende, welke noodlottige gevolgen [er uit
konden voortvloeien. Eindelijk stond de gast
heer van tafel op en kon Frangoise Manuel
nadoren.
„Kom," zeide zy, haar hand op den schouder
van den joDgen man leggend. „Koin, ik bid
u er om."
By wendde het hoofd om en stamelde:
Jaik zal komen straks
„Dadelijk!" hernam zy gebiedend. „Op
't oogenblikl"
Hy was klaarblykelyk gewoon naar haar te
luisteren, want hy deed een poging om op te
staan, doch viel op zyn stoel terug.
„Laat hem toch met rust!" zeide Sancho,
tu8schenbeide komende. „Ziet gy niet, dat
hy dronken is?"
Op deze woorden scheen Manuel een weinig
tot het bewustzyn van zyn toestand te geraken.
„Ik ben niet dronken 1" kwam er hape
rend uit.
En met beide handen zwaar op de tafel
steunend, poogde hy zich op to richten. Maar
zyn beenen weigerden hun dienst en hy gleed
languit op den vloer. Mijnheer De Rouvërand
zag Frangoise ver'oleekeD, terwyi het gezicht
van Sancho de boosaardigste vreugde uitdrukte.
De andere gasten sloegen ni=»t veel acht op
dit kleine ongeval, en men ging voort met
zich te vermaken.
„Wat zullen wy nu doen?" vroeg de Hon
gaar, aan zyn lange knevels trekkend. „Op
dezen steonen vloer kunnen wy niet goed
dansen, en daarby, wy hebben de geheele
woek al gedanst."
De bedienden hadden thans Manuel naar
een rustig hoekje gebracht, waar hy op zyn
gemak kon uitslapen.
„Wilt gy, dat ik iets zal zingen?" stelde
Aurora voor te midden van het oorverdoovend
rumoer.
„Ja, ja! Bravo, bravoI Een liedje!"
Met de onbeschaamdheid van een straat-
deerne klom het meisje op een tafel, te mid
den van een kring aandachtige toehoorders.
„Een aardig stukje. Ik heb het te Parys in
een café-chantant gehoord," zeide zy.
En de gebaren, de grimassen, do gebeele
houding nabootsende van oen zangeres van
de minste soort, begon zy met valsche stem
een van die muzikale en literarische wanpro
ducten ten gehoore te brengen, welke hun
eenige aantrekkelijkheid te danken hebben
aan het dubbelzinnige, hetwelk een min of
meer beschaafd publiek aan bet lachen
brengt.
Die platte woorden in den mond van een
kind klonken allervreemdst, en het nieuwe
er van bekoorde het gezelschap uitermate,
zooiat een donder van toejuichingen los
barstte.
Mynheer De Rouvërand verwyderde zich
met walging.
„Wat moet de moeder zyn, die zulk een
dochter heeft kunnen opvoeden?" dacht hjj,
uit den grond zyns harten wenschend, dat het
de arme Frangoise gelukken mocht te ont
vluchten uit een omgeving, waar dergeiyke
dingen werden goedgekeurd.
Ongelukkig schenen de kansen van het
jonge meisje minder te wordrn, naarmate de
uren ver.iep ?n. Haar eenige beschermer bevond
zich buiten staat om haar .c verdedigen, en
Sancho, hoe druk hy het ook hód, zorgde
wel, baar geen minuut uit bet cog te
verliezen.
„Laten wy een spelletje doeo!" stelde de
Hongaar voor, toon men moede werd de
aardigheden van Aurora to bewonderen.
„Ja, raadsels opgeven!" riep er een.
„Neen, dat is verrelend! Handj klap!" zol
een ander.
„BlindemannetjeI Dat is veol mooier!"
Het laatste vond den meesten bjval, en
in alle haaat werden stoelen en tafels op
zijde geschoven. Een jonge man kreeg een
doek voor de oogen, en nu was het door de
ruime zaal een geloop, eon gtlacb, een heen
en weer hollen van den eenen naar den
anderen kant als van een troep kinderen op
een speelplaats.
Weldra echter had men genoeg van het
blindemannetjosspel
„O, ik weet wat!" riep een jeugdige
Engelsche. „Laten wy „hide-and seek" spelen."
„Hide-and soek?"
„Ja, ja, verstoppertje. In dit oude huis, da$
wy niet kennen, met licht by ons; dat zou
prettig wozenl"
Het denkbeeld werd met gejuich ontvapgeg,
Men lootte, wie zoeken moest, en hét lot
viel op Sancho.
(Wordt vervolgd.)
LEIDSCHilÉM&BLAB