N°, 11628 <§ez3 (Courant wordt dagelijksmet uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven* PERSOVERZICHT. Feuilleton. Zijn laatste wil. "Donderdag 20 Januari." A°. 1898 PBIJS DEZER COURAJNTj Voor Loidoo per 3 maanden. r 1.10, Franco per post1.10. Afzonderlijke NommersB 0.05. Paus DEK ADVERTENTIE^: Van l-fl regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voer bet incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. Tweede Blad. Ofliciëele Kouni^oyin^en. KENNISGEVING. Inschrijving voor de Nationale BfllUSc. Eurgfiaoeater eu Wollioudorb vau Leidon brengon Ur algemeen© konnib, dat ingevolge art. 18 dtr wet van den lOden Augustus 18G1 (Staatsblad No. 72), gewijzigd bij do wet van don 4den April 1892 (8taat;öblad No. 66), allen, die volgens art. 15 dier Wet voor do nationale njiliiie boliooren to worden ioge6cbreven (z\j, die op dt-u lsten Januari hun 19do Jaar waren ingetreden en alzoo de gehortncu in i879) v rplicht zijn zich daartoo bij Burgemeester en Wrthoadere aan to geven tuascben den laten en den 31atec Januari; dat bij ongeatoldbc-id, afwezigheid cf ontstentenis van oen inilUie|dichtige, zya vader, of, ia deze overled.n, zijn moeder, of, zyn be.den overleden, zijn voogd tot lies doen van die aangifte verplicht in; on dat overtreding van het aangei aid art. 18, kraohtcne art. 188 der meergemelde wet en art. 11 der wet van don 15don April 1866 (Staatsblad No. 64), gewyz gd bij de wet vau don 19den April 1886 (beaat blad No. 92), wordt gestraft met boete van ton hoogete f 100. Tooi hen, die verzuimden zich op do door het Gemeentebestuur bopaalde dagen ter inschrijving aan to melden, wordt mitsdien daartoo alsnog gcl6gonboid gegeven ter gemeente-atcretarie fd. Nationale Militie en Schutterij, kamer No. 9). van des voormiddags halftien tot de9 namiddags drio uren, op iederon werkdag tot en met doD 31 eten Januari aanstaande op wplkon dag h t register van inschrijving, dra namiddags te vier uren, voorloopig wordt gesloten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester, li J*»- 189€. E. EIST, Secretaris. KEK MILITIE. Burgemeester en Wethouders van Loiden, Gelet op art. 150 der wot van don 19den Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), botrekkelrjk dc Nationale Milit'o, gewyzigd bij do wot van den éden April 1892 (Staatsblad No. 66); l&oodigen de lotclmgen dezer gemeente, dio ver langen bij de Zeemilitie te dienon, uit, zich daartoe aaD te molden vóór den lsten Februari aane'aande, op oen der workdagOD, tnescbon dos voormiddags tien en des namiddags diie uren, ter Secretarie dezer gemeente (Afd. Nationale Militie od Schutterij, kamer No. 9). Zij. herinneren voorts den belanghebbenden, dat het overbodig is, verzoeken om iulijvicg by de Zee militie tot het Departement van Marino to richten, en dat zoodanige verzoeken buiton beschikking worden gehoudendat derhalve belanghebbenden, van htt verlangen om bij de Zeemilitie to worden geplaatst, uitsluitend op de boven aangegeven wijze bobooien te dóen blyken. Teveus vestigen zij, in verband mot bet voren staand o, de aandacht der lotelingen op het voor- eohrift ran art. 129 der Militiewet, luidende aldus: „Do bij de militio te land ingelijfden worden niot tot het aaDgaan van oen verbintenis voor do buiten- land8cbo z evaart toegelaten, zonder schriftelijke toestemming vanwege onzen Minister van Oorlo. Die toestemming wordt slechts verleend aan de loteliDgen, die roeds vóór hunne inlyving by de militio hun beroep van de buitenlandsche zeevaart maakten eD die zich overeenkomstig art. 150 voor do zeemilitie hebben aangobodoD, doch daarb j niet hebben kunnen worden aangenomen''. Burgemeester en WeihouderB voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 8 Jan. 1898. E. KIST, Socrotarie. De honderdjarige gedenkdag van de geboorte van Thorbecke deed mr. P. J. M. Aal- berse, te Leiden, in Bet Gentrum wyzen op den wijsgeer-staatsman-redenaar-ge8chiedsehry ver, bij wiens sterven dr. Schaepman naar waar heid kon getuigen: „Z\jn openbaar leven ie de jongste geschiedenis van ons volk." „Voor de nagedachtenis van dezen man, die vriend wa« soms, maar vijand vaker, ontblooten ook wij, katholieken, met eerbied het hoofd: zijn reusachtige werkkracht, veelzijdige kennis en onbesproken eerlijkheid wekken ook onze bewondering, al weten wij zijn beginselen lijnrecht in strijd met hetgeen ons waarheid is, al noemen wö z(jn daden, hoe geniaal ontworpen, zijn werken, hoe diep ingeheid in ons staatsbestuur, zijn streven, hoezeer ook te goeder trouw, verderfelijk voor het land, dat hij dienen wilde met al zijn krachten, verderfelijk voor het Vorstenhuis, dat hij aan hing met geheel zj)n hart." Een man als Thorbecke, zegt de heer Aal- berae verder, wekt oerbied op en de bewon dering, zelfs van zijn felste tegonstanders. Hij herinnert aan Thorbecke's aftreden na de Aprilbeweging van 1853, en zegt ton slotte: „Zoo is Thorbecke geweest een man van onverwiikbaro beginselen Gn van ongemeene kunde, een man van verbazingwekkende arbeidzaamheid. Zijn leven lang heeft hij den lande gediend, zonder zichzolf te zoeken; hij stierf gelijk hi) was geboren, onbemiddeld; de Staat moest na zijn dood voor zijn dochters zorgen. Ook hij toonde den moed te bezitten van allen, die in zich omdragen een rotsvaste overtuiging. En, ging hij ai uit van beginselen, door do Kerk veroordeeld, is er menige daad in zijn leven, die w ij betreuren, is het hém vooral te wijten, dat het Nederlandsche staatsbestuur is doortrokken van een libera lisme, dat wij wol moeten verfoeien, toch herdenken wij, op den honderdsten verjaar dag van zijn geboorte, met eerbied en bewon dering den man, tegen wien w(j opzien met ontzag als tot een kolos, dien wij hoog achten om zijn ongeëvenaarde werkkracht, dien wtj dankbaar zijn om hetgeen hij schonk ook aan ons". Het Handelsblad schrijft: „In tegenspraak met de bewering van De Tijd is de medodeeling, dio men ons uit Utrecht zendt, dat aldaar sinds eDkelo jaren hoogleeraar is de uit goed Limburgsche familie gesproten katholieke professor Spronck." Het is waar, zegt De Tijd. Niet alleen is prof. Spronck, hoogleeraar in de medische faculteit der Universiteit te Utrecht, uit een „goed Limburgsche" familie gesproten, ook is hij zelf een trouw zoon der Kerk. Geheel en al juist blijft echter onze opmerking, dat „onder alle Nederlandsche Katholieken, die zich op hoogero wetenschap toelegden en hun Kerk trouw bleven, gedu rende langer dan een mensch-leeftijd niemand waardig gevonden was, een hoogleeraarsplaats aan 'slands eerste Universiteit1) in te nemen". En toch anders schreven wij niet, 11 Januari, toen wij er tegenoverstelden: „Eén gelukkig ook ondor Nederlandsche geleerden zelden voorkomend feit van apatasie doet zich voor, en weldra is do ex-Katholiek de geroepene en is bij do van alle zijden gelauwerde en gevierde man." Wy hebben na de mededeeling van het Namelijk te Leidon. Handelsblad niets to rectificeere®, maar wy nemen hetgeen door dat blad geschreven wordt gaarne over, om eens aan te tornen, da»-, als er aan de vier universiteiten van Nederland, en misschien nog de polytechnische school er by, één katholiek professor is, dit met groote vreugde als een bewys van verdraagzaamheid wordt vermeld, om ons den mond te snoeren by een klacht, waarvan men meende, dat zij door ons geuit was. Het is dan ook wel een krachtig bewys 1 Onder de tweehonderd a tweehonderd vyftig professoren is er toch één katholiek I De Indische Qids bevat een artikel over de Tweede-Kamer-Socialisten in het Atjeh-debat. Het artikel zegt o. a. „Toen in den avond van den 24aten Aug. jl. bekend werd, dat de heer H. H. Van Kol gekozeD was tot lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal voor het hoofd kiesdistrict Eoschedee, hebben velen, ook al deelen zij in menig opzicht niet de politieke en sociale denkbeelden, die door den heer Van Kol worden voorgestaan, zich verheugd over die keuze. Da heer Van Kol toch had zich reeds ge- ruimen tijd doen kennen als een veelzijdig begaafd man, dio over veel werkkracht en energie beschikt en die door zyn veeljarig verbiyf op Java goed op de hoogte is van vele Indische toestanden. Hoewel wjj niets willen afdingen op de kunde en de bekwaamheden van hen, die in de Twsede Kamer voor „Indische specialitei ten" gelden, kon toch met eenigen grond verwacht worden, dat de heer Van Kol in dat opzicht voor die Kamer een groote aan winst mocht worden genoemd. En die verwachting isj blijkens de by de behandeling van de Indische begrooting voor het dienstjaar 1898 gehouden debatten, niet beschaamd. Wjj volstaan met te verwyzen naar de ge voerde debatten en vestigen slechts do aan- dacbt op de door hem, men kan het noemen, gevoerde pleidooien voor verbetering van de verloskundige hulp in Indiè, de verbetering van de drinkwatervoorziening van Soerabaia en de voortzetting van de werken ten behoeve vaD de irrigatie van de Solo-vallei. Het is een genoegen de woordeD, mar aan leiding van die onderwerpen door den geachten afgevaardigde van Enschedee gesproken, te lezen en te herlezen. Wat een steun, een machtige steun kan van dezen afgevaardigde worden verwacht, waar bet geldt dringende en noodzakeiyke verbeteringen in den toestand van den inlan der in de eerste plaats en in dien van de overige bewoners van Nederlandsch-Indiö in het algemeen aan te brengen. Gelet op dit alles, is het jammer, dubbel jammer, dat dit bekwame Kamerlid zulk een eigenaardig standpunt inneemt ten opzichte van het Atjeh-vraagstuk". In het Sociaal Weekblad wordt het volgende, een greep uit de ervaring van dr. J. H. Gunning, predikant te Utrecht, waarschuwend voorbeeld medegedeeld Een vrouw vroeg myn vrouw te spreken. Ze kuilde danig. Ik vroeg wat ze wilde; en baar vuilen omslagdoek wegtrekkend, toondo ze myhaar bloote ïyfl De arme stakkor had „geen enkel hemdje" meer, en „dat in die barre kou!" Ik vroeg haar naam en adres, en zeide te zullen informeeren, maar begreep best, dat zy met zulk een tactiek by de goedgeloovige, niet onderzoekende dames een stapel hemden zou oploopen. Natuuriyk gaf ik haar niets. Maar ik begaf my naar haar woning, die ik na lang zoeken vond, en wair een brutale meid van 12 a 13 jtren onmiddeliyk vóór een kast ging staan, zoodat ik terstond be greep, dat daar iets verkeerds was. Ik hob de vrouw, die nog uit was, rus tigjes afgewacht, en met een echten buit beladen zag lk haar thuiskomen. Niet min der dan zeven splinternieuwe hemden bracht zy mee, benevens koek, kaas en eon flesch brandowynterwyi ze, op myn drei ging, dat, als zo my niet alles liet zien, ik de politie zou halen, dj bovengenoemde kast open deed, waar gebeole stapels hemden, broeken, borstrokken, enz. lagen opgeborgen. Wat was de za=k? Gewetenloze opkeop6rs kochten die klae dingstukken voor 10 a 15 cents van haar op; en zóóveel baalde die „arme ziel zonder hemdjes" op van de dwaze geldwegsmytende burgeressen, dat zy eiken dag een o vervlo 3d v_n eten en drinken in brasatrü en dronken schap te verteren had. De vrouw is weg, zooiat zy haar kunsten bier nLt meer vertoonon zal; maar dat zy navolgsters hebben zal, dat verzeker Ik u. Het baantje van bedelaarster is in onze goed^ geefsche stad te winstgevend l Zal men nu eiridelyk wys worden? Zal men nu eindelijk alie aanvragen weigeren (een stuk brood uitgozonderuj, en onder geen voorwendsel iets geven zonder ondtrzoek? En laat men dan de Diaconie on „Armenzorg" dubbel en driedubbel geven, opdat die kunnen helpen, waar echte nood is, en niet langer geslepen, sluwe, gemeene slampampers met zoovele honderden en duizenden guldens weg gaan. Het onlangs in de Kerkelijke Courant uitge sproken denkbeeld om op den 3lsten Augustus van dit jaar door heel het land in een godsdienstoefening op hetzelfde uur de Troonsbestyging van Koningin Wilhelmina te gedenken, heeft aan Mr. M. Do Pinto, lid van h6t Portug.-Isr. Kerk bestuur te 's Gravenbage, aanleiding gegeven tol de vraag of zulk een kerkeiyke plech tigheid niet nog beter zou kunnen gehouden worden gelyktydig met het oogenblik der inhuldiging, alzoo op 6 September. De Kerkelijke Courant vindt in dit laatste denkbeeld veel aantrekkelijks, doch vreest, dat de groote feestdrukte op dien dag een beletsel zal zyn voor het godsdienstig samenzyn. Dio bezwaren bestaan niet op den 31sten Augustus, en deze dag „kan" zegt het blad „bijaldien alle gezindten het willen, een dag worden voor allen, door zoovelen mogeiyk gevierd. De godsdienstige wijding van don öden September, die we niet ver werpen, zal een meer particulier en huise'yk karakter moeten dragen." In De Standaard geeft dr. Kuypt-r een kort, scherp bevel aan de antirevoluti- onnaire kiezers: „Op uw post." De kies verenigingen moeten „achter de nieuwe kiezerslijsten zitten." Want er dreigt een nieuwe stryd. Ieder oogenblik, meent De Standaardkan mon voor een Kamerontbin ding staan. Het blad beredeneert dit aldus: „Dat het hoogstwaarschijnlijk tot September uit zonder, stoornis zal afloopen, willen w wel toegeven. Waar een plechtigheid komende is als de Inhuldiging van onze Koningin, houdt noch Kamer noch kiezerscorps van op zienbarende intermezz o's. Hoe hard men ook in Juni streed over de vraag, wat ministerie by het Inhuldigings- feest de Koningin zou ter zyde staan, nu het nieuwe Kabinet er is, bestaat er algomeene neiging, om tot tyd cn wyie de greote plech tigheid achter den rug is, geen roet in hel eten te worpen. Is het niet te ontwykeD, dan moet het; maar kan het tot einde September rustig afloopen, zoo weet men, dat dit derKor.ingin niet dan wolkom kan zyn. En natuuriyk, in September neemt het Ministerie toch zyn ontslag, om de Koningin in de keuze van haar Ministers vry te laten. En is hot scheepke over die bank eenmaal heen, welnu, dan is het nog altoos tyd om scheepsraad to houden, en kan men zien. wat te doen staat. Tot September uit zyn we dus tamelyk gerust. Een komende Inhuldiging is een assurantie premie voor elk zittend Kabinet. Maar daarna is er omtrent n ogeiyk stormweer wel niets zekeis te voorspellen edoch ook alles te duchten. Kabinet en Kamer dit heeft de kort# ontmoeting van het afgeloopen najaar dag helder bewezen passen op elkaar niet. Htt Kabinet wil de liberale concentrate belichamen, en steunen op de ééne groote liberale party van Bastert tot Van der Z waag. Maar in de Kamer vindt het denkbeeld van zulk een „allegaartje" slechts by een deel der liberale groepen weerklank. De drie sociaal democraten willen er niets van weten. De vyf radicalen worden zeeziek enkel op de gedachte er aan. En de 25 flink- vooruitstrevenden hebben by monde van den heer Kordyk openiyk tegen dat lievelings denkbeeld van het ministerie geprotesteerd. By hoogstens een twee dozyn Kamerleden is dat concentratieplan alzoo in goede aarde gevallen. Do oud liberalen on de Pyttersianen vinden er hun ideaal in, en een goed deel der liberalistische pers zingt er baar loflied op. Maar natuuriyk, de steun is te onbeduidend, en dat cyfer overtuigde Kamerleden te klein, om bij feilen storm schipbreuk te voorkomen en aangezien de oppositie er ook nog is, 31) Ha-ir gezichtje, gerimpeld als een gedroogde vjjg, zag er nog geler uit dan gewoonlijk, en zij hervatte: „Ik ben erg verkouden geweest en heb acht dagen lang te bed moeten blijven, maar ik mag mij niet beklagen; het is mijn eigen schuld. Waarom was ik ook zoo dom in het park van het kasteel te gaan wandelen op zekeren Maandag in do vorige week, tuascben vijf en zes uren dos avonds?" Zij keek Paul aan met een spotachtig glimlachje, en deze haar aldu3 de plaats en het uur van zijn geheime bijeenkomst hoorende noemen, begreep, dat de oude vrouw alles wist en hjj haar door vriendelijkheid en voorkomendheid gunstig moest zien te stommen, indien hjj voor het vervolg haar tong in toom wenschte te houden. Met de grootste beleefdheid bcod hij aan, haar naar huis te begeleiden. Onderweg praatte zij voort, op het onderwerp terugkomende, hetwelk haar zoozeer echeen bezig te houden. „Het spijt mij, dat gij ni9t naar dat feest g:at; in do eerste plaats om mjjzelve, waDt gjj hadt mij dan alles kunnen vertellen, wat er gebeurd was; maar ook om u, daar mejuf frouw Ramirès er zeker zal wezen. Mijnheer Sancho heeft zich met de regeling heiast, en hij zal niet vergeten zijn nicht uit te noodigen, op wie hij zeer verliefd moet zijn, naar men zegt." „Men praat zooveel." „O, jaik denk misschien zijt gij daaromtrent wel beter ingelicht dan iemand andersl" Zij lachte met dat eigenaardige spottende lachje, hetwelk te kenneni schoen te geven, dat zij er meer van wist dan zi) zeggen wilde, en hernam toen: „Gy z{jt geen twintig jaar meer, beste vriend; gij vat, denk ik, die zaak niet zoo hoog ernstig op, en men kal), zonder u ver driet aan te doen, toch wel van een mede dinger spreken? Zij is een bekoorlijk meisje, uw Fran{oise. Geen wonder, dat zjj indruk heeft gemaakt op het hart van haar neef! Maar het schijnt, dat zfl u de voorkeur schenkt Herhaaldelijk reeds had mjjnbeer De Rou- verand in een wereld, waarin men zich zonder nadenken de onvoorzichtigste uitlatingen ver oorlooft, de meest onbevlekte namen licht vaardig van mond tot mond hoeren gaan; doch niets had hem ooit zoozeer verbitterd als die twijfelachtige manier van spreken, waar het de zuster van Jean De Lafougeraie betrof, als die kwaadwillige veronderstellingen, waarin hij zelf gemengd werd, en hij was nauwelijks genoeg meester van zijn veront waardiging, om met kalmte te kunnen ant woorden „Gij vergist u, mevrouw, betreffende do gevolgtrekkingen, welke gij uit zekere omstan digheden hebt meenen te mogen opmaken. Ik verzeker het u en, zoo noodig, geef ik u er mjjn woord van eer op!" „Uw woord van eer! Mjjn Hemel, op welk een toon zegt hij dat! Zoudt gij misschien van plan zijn dat meisje te huwen Hij opende den mond, orü een scherp ant woord te goven, doch bedenkend, dat hl) op die wijze aan anderen wellicht een wapen te meer tegen Franijoise zou verschaffen, hield hij zich in en zeide: „Ik ben een onverbeterlijke oude vrijer, toch zoo ik aan een huwelijk had gedacht, zou ik geen waardiger vrouw hebben kunnen ver langen dan mejuffrouw Ramirès. En indien gij mi) een genoegen wilt doen en tegelijker tijd oprecht, billijk en goed zijn, zult gij niets zeggen, dat ten nadeele kan strekken van dat arme meisje; gij zult haar integendeel, indien het noodig is, verdedigen tegen de laster praatjes van anderen." „Ik zal nietB zeggen," beloofde de oude dame, tevreden gesteld door deze halve ver trouwelijkheid; „maar gij kunt den menschen niet beletten te babbelen. Dat meisje is een engel, dat wil ik gaarne geiooven, doch de lieden, die haar omringen, zijn niet veel beter dan bandieten, en het ligt voor de hand, dat zü met hen op één lijn wordt gesteld. Haar goede naam moet noodzakelijk schade lijden, wanneer men in aanmerking neemt, bij welke dingen men haar dwingt tegenwoordig te zijn. Ja, van avond nog, die pick nick, waar zy haar zullen brengen En zachtjes sprekende, om nog meer indruk te maken, ging zy voort: „Hot zal er vreemd toegaan I Een samen raapsel van Amerikanen, vreemdelingen, geluk zoekers, die dezen avond te paard vertrekken, om op verscheiden kilometers afstands van de stad in een oud, verlaten kasteel te gaan 80upeeren. Men neemt van allerlei voorraad mede, champagne vooral. Na het avondmaal zal men dansen, tot den ochtend toe, natuur iyk. De Hongaar heeft dat mooie feest op touw gezet en draagt er de kosten van." „Zy zal er niet heengaan Zy zal er niet heengaan," herhaalde Paul met over tuiging. „Zy zal wèl gaan!" gaf mevrouw Fuzelier beBlist ten antwoord. „Ik ben by den man geweest, die paarden verhuurt. De familie Ramirès heeft er vier besproken: twee voor de heeren en twee voor de dames. Indien gü er soms nog een mocht willen hebben, raad ik n aan, er dadelyk werk van te maken, anders krijgt gy er geen meer." En mevrouw Fuzelier, voor haar huis aan gekomen, nam met een sluw lachje afscheid van haar geleider. „Neen, ik ga zeker niet," sprak Paul in zichzelven. „Myn tegenwoordigheid zou dat arme meisjo misschien nog meer in opspraak brengen en daarby, ik ben niet aangesteld, om over haar te waken!" Hg scheen het volkomen met zichzelven eens en wandelde langzaam huiswaarts, lange den boulevard, het ondergaan bewonderend der zon, die de heuvels in een vergulden nevel hulde en de boomon van het park kleurde meteen purperen schynsel. zullen van avond mooi weer hebben by hun ritjs," dacht hy. Dat hinderde hem. Hy zou liever hebben gezien, dat een dikke miBt of een hevige 8tortregon de party verhinderd had. Hy werd gekweld door een zekere onrust, welke hy ten hoogste onredeiyk vond. „Kom, wy hebben vandaag den zeventien den," zeide hy. „Den vyf-en-twintigsten zal zy meerderjarig zyn. Zy zal haar vryheid terugkrijgen, en ik ook. Als er ten minste in dien tyd niot iets byzonders voorvalt." Op zyn kamer gekomen, zag hy de uit- noodiging, welke hy dien morgen ontvangen had, op tafel liggen. "Werktuiglijk nam hy ze op en las ze nog eons over. Men moest om halfelf van de Place Royale voltrekken, elke dame begeleid door een heer, en het doel van den tocht was het oude kasteel van Arbus, den voormaligen zetel der prinsen van Chalaie, dat reeds sedert het begin dezer eeuw onbewoond had gestaan. „"Waarom heb ik, alle3 wèl beschouwd, er niet willen heengaan? Doch, 't is waar ook, men heeft geen Entwoord gevraagd, ik heb er geen gegeven, en er is dus nog tyd om my te bezinnen," peinsde mynheer De Rou- verand, die aarzelde en in dien toestand van besluiteloosheid verkeerde, waarin het minste woord, de minste invloed van buiten den wil naar den eenen of anderen kant kan doen overslaan. Het was Jozef, die, zonder het zelf te willen, het laatste gewichtje in de schaal legdfj, „Gaat mynheer van avond niet uit?"zeldi? hy tot zpn meester. (Wordt vervolgd.) DAIjBLA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5