N°, 11628
<§ez3 (Courant wordt dagelijksmet uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven*
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Zijn laatste wil.
"Donderdag 20 Januari." A°. 1898
PBIJS DEZER COURAJNTj
Voor Loidoo per 3 maanden. r 1.10,
Franco per post1.10.
Afzonderlijke NommersB 0.05.
Paus DEK ADVERTENTIE^:
Van l-fl regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voer bet incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Ofliciëele Kouni^oyin^en.
KENNISGEVING.
Inschrijving voor de Nationale BfllUSc.
Eurgfiaoeater eu Wollioudorb vau Leidon brengon
Ur algemeen© konnib, dat ingevolge art. 18 dtr wet
van den lOden Augustus 18G1 (Staatsblad No. 72),
gewijzigd bij do wet van don 4den April 1892
(8taat;öblad No. 66), allen, die volgens art. 15 dier
Wet voor do nationale njiliiie boliooren to worden
ioge6cbreven (z\j, die op dt-u lsten Januari hun 19do
Jaar waren ingetreden en alzoo de gehortncu in
i879) v rplicht zijn zich daartoo bij Burgemeester
en Wrthoadere aan to geven tuascben den laten en
den 31atec Januari; dat bij ongeatoldbc-id, afwezigheid
cf ontstentenis van oen inilUie|dichtige, zya vader,
of, ia deze overled.n, zijn moeder, of, zyn be.den
overleden, zijn voogd tot lies doen van die aangifte
verplicht in; on dat overtreding van het aangei aid
art. 18, kraohtcne art. 188 der meergemelde wet en
art. 11 der wet van don 15don April 1866 (Staatsblad
No. 64), gewyz gd bij de wet vau don 19den April
1886 (beaat blad No. 92), wordt gestraft met boete
van ton hoogete f 100.
Tooi hen, die verzuimden zich op do door het
Gemeentebestuur bopaalde dagen ter inschrijving aan
to melden, wordt mitsdien daartoo alsnog gcl6gonboid
gegeven ter gemeente-atcretarie fd. Nationale Militie
en Schutterij, kamer No. 9). van des voormiddags
halftien tot de9 namiddags drio uren, op iederon
werkdag tot en met doD 31 eten Januari aanstaande
op wplkon dag h t register van inschrijving, dra
namiddags te vier uren, voorloopig wordt gesloten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester,
li J*»- 189€. E. EIST, Secretaris.
KEK MILITIE.
Burgemeester en Wethouders van Loiden,
Gelet op art. 150 der wot van don 19den Augustus
1861 (Staatsblad No. 72), botrekkelrjk dc Nationale
Milit'o, gewyzigd bij do wot van den éden April 1892
(Staatsblad No. 66);
l&oodigen de lotclmgen dezer gemeente, dio ver
langen bij de Zeemilitie te dienon, uit, zich daartoe
aaD te molden vóór den lsten Februari aane'aande,
op oen der workdagOD, tnescbon dos voormiddags
tien en des namiddags diie uren, ter Secretarie
dezer gemeente (Afd. Nationale Militie od Schutterij,
kamer No. 9).
Zij. herinneren voorts den belanghebbenden, dat
het overbodig is, verzoeken om iulijvicg by de Zee
militie tot het Departement van Marino to richten,
en dat zoodanige verzoeken buiton beschikking
worden gehoudendat derhalve belanghebbenden,
van htt verlangen om bij de Zeemilitie to worden
geplaatst, uitsluitend op de boven aangegeven wijze
bobooien te dóen blyken.
Teveus vestigen zij, in verband mot bet voren
staand o, de aandacht der lotelingen op het voor-
eohrift ran art. 129 der Militiewet, luidende aldus:
„Do bij de militio te land ingelijfden worden niot
tot het aaDgaan van oen verbintenis voor do buiten-
land8cbo z evaart toegelaten, zonder schriftelijke
toestemming vanwege onzen Minister van Oorlo.
Die toestemming wordt slechts verleend aan de
loteliDgen, die roeds vóór hunne inlyving by de
militio hun beroep van de buitenlandsche zeevaart
maakten eD die zich overeenkomstig art. 150 voor
do zeemilitie hebben aangobodoD, doch daarb j niet
hebben kunnen worden aangenomen''.
Burgemeester en WeihouderB voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
8 Jan. 1898. E. KIST, Socrotarie.
De honderdjarige gedenkdag van de geboorte
van Thorbecke deed mr. P. J. M. Aal-
berse, te Leiden, in Bet Gentrum wyzen op den
wijsgeer-staatsman-redenaar-ge8chiedsehry ver,
bij wiens sterven dr. Schaepman naar waar
heid kon getuigen: „Z\jn openbaar leven ie
de jongste geschiedenis van ons volk."
„Voor de nagedachtenis van dezen man, die
vriend wa« soms, maar vijand vaker, ontblooten
ook wij, katholieken, met eerbied het hoofd:
zijn reusachtige werkkracht, veelzijdige kennis
en onbesproken eerlijkheid wekken ook onze
bewondering, al weten wij zijn beginselen
lijnrecht in strijd met hetgeen ons waarheid
is, al noemen wö z(jn daden, hoe geniaal
ontworpen, zijn werken, hoe diep ingeheid
in ons staatsbestuur, zijn streven, hoezeer
ook te goeder trouw, verderfelijk voor het
land, dat hij dienen wilde met al zijn krachten,
verderfelijk voor het Vorstenhuis, dat hij aan
hing met geheel zj)n hart."
Een man als Thorbecke, zegt de heer Aal-
berae verder, wekt oerbied op en de bewon
dering, zelfs van zijn felste tegonstanders.
Hij herinnert aan Thorbecke's aftreden na de
Aprilbeweging van 1853, en zegt ton slotte:
„Zoo is Thorbecke geweest een man van
onverwiikbaro beginselen Gn van ongemeene
kunde, een man van verbazingwekkende
arbeidzaamheid. Zijn leven lang heeft hij den
lande gediend, zonder zichzolf te zoeken; hij
stierf gelijk hi) was geboren, onbemiddeld;
de Staat moest na zijn dood voor zijn dochters
zorgen. Ook hij toonde den moed te bezitten
van allen, die in zich omdragen een rotsvaste
overtuiging. En, ging hij ai uit van beginselen,
door do Kerk veroordeeld, is er menige daad
in zijn leven, die w ij betreuren, is het
hém vooral te wijten, dat het Nederlandsche
staatsbestuur is doortrokken van een libera
lisme, dat wij wol moeten verfoeien, toch
herdenken wij, op den honderdsten verjaar
dag van zijn geboorte, met eerbied en bewon
dering den man, tegen wien w(j opzien met
ontzag als tot een kolos, dien wij hoog
achten om zijn ongeëvenaarde werkkracht,
dien wtj dankbaar zijn om hetgeen hij schonk
ook aan ons".
Het Handelsblad schrijft:
„In tegenspraak met de bewering van De
Tijd is de medodeeling, dio men ons uit
Utrecht zendt, dat aldaar sinds eDkelo jaren
hoogleeraar is de uit goed Limburgsche familie
gesproten katholieke professor Spronck."
Het is waar, zegt De Tijd. Niet alleen is
prof. Spronck, hoogleeraar in de medische
faculteit der Universiteit te Utrecht, uit een
„goed Limburgsche" familie gesproten, ook
is hij zelf een trouw zoon der Kerk.
Geheel en al juist blijft echter onze
opmerking, dat „onder alle Nederlandsche
Katholieken, die zich op hoogero wetenschap
toelegden en hun Kerk trouw bleven, gedu
rende langer dan een mensch-leeftijd niemand
waardig gevonden was, een hoogleeraarsplaats
aan 'slands eerste Universiteit1)
in te nemen". En toch anders schreven wij
niet, 11 Januari, toen wij er tegenoverstelden:
„Eén gelukkig ook ondor Nederlandsche
geleerden zelden voorkomend feit van
apatasie doet zich voor, en weldra is do
ex-Katholiek de geroepene en is bij do van
alle zijden gelauwerde en gevierde man."
Wy hebben na de mededeeling van het
Namelijk te Leidon.
Handelsblad niets to rectificeere®, maar wy
nemen hetgeen door dat blad geschreven
wordt gaarne over, om eens aan te tornen,
da»-, als er aan de vier universiteiten van
Nederland, en misschien nog de polytechnische
school er by, één katholiek professor
is, dit met groote vreugde als een bewys van
verdraagzaamheid wordt vermeld, om ons den
mond te snoeren by een klacht, waarvan men
meende, dat zij door ons geuit was.
Het is dan ook wel een krachtig bewys 1
Onder de tweehonderd a tweehonderd vyftig
professoren is er toch één katholiek I
De Indische Qids bevat een artikel over de
Tweede-Kamer-Socialisten in het
Atjeh-debat. Het artikel zegt o. a.
„Toen in den avond van den 24aten Aug.
jl. bekend werd, dat de heer H. H. Van
Kol gekozeD was tot lid van de Tweede
Kamer der Staten Generaal voor het hoofd
kiesdistrict Eoschedee, hebben velen, ook al
deelen zij in menig opzicht niet de politieke
en sociale denkbeelden, die door den heer
Van Kol worden voorgestaan, zich verheugd
over die keuze.
Da heer Van Kol toch had zich reeds ge-
ruimen tijd doen kennen als een veelzijdig
begaafd man, dio over veel werkkracht en
energie beschikt en die door zyn veeljarig
verbiyf op Java goed op de hoogte is van
vele Indische toestanden.
Hoewel wjj niets willen afdingen op de
kunde en de bekwaamheden van hen, die in
de Twsede Kamer voor „Indische specialitei
ten" gelden, kon toch met eenigen grond
verwacht worden, dat de heer Van Kol in
dat opzicht voor die Kamer een groote aan
winst mocht worden genoemd.
En die verwachting isj blijkens de by de
behandeling van de Indische begrooting voor
het dienstjaar 1898 gehouden debatten, niet
beschaamd.
Wjj volstaan met te verwyzen naar de ge
voerde debatten en vestigen slechts do aan-
dacbt op de door hem, men kan het noemen,
gevoerde pleidooien voor verbetering van de
verloskundige hulp in Indiè, de verbetering
van de drinkwatervoorziening van Soerabaia
en de voortzetting van de werken ten behoeve
vaD de irrigatie van de Solo-vallei.
Het is een genoegen de woordeD, mar aan
leiding van die onderwerpen door den geachten
afgevaardigde van Enschedee gesproken, te
lezen en te herlezen.
Wat een steun, een machtige steun kan
van dezen afgevaardigde worden verwacht,
waar bet geldt dringende en noodzakeiyke
verbeteringen in den toestand van den inlan
der in de eerste plaats en in dien van de
overige bewoners van Nederlandsch-Indiö in
het algemeen aan te brengen.
Gelet op dit alles, is het jammer, dubbel
jammer, dat dit bekwame Kamerlid zulk een
eigenaardig standpunt inneemt ten opzichte
van het Atjeh-vraagstuk".
In het Sociaal Weekblad wordt het volgende,
een greep uit de ervaring van dr. J. H. Gunning,
predikant te Utrecht, waarschuwend
voorbeeld medegedeeld
Een vrouw vroeg myn vrouw te spreken.
Ze kuilde danig. Ik vroeg wat ze wilde;
en baar vuilen omslagdoek wegtrekkend,
toondo ze myhaar bloote ïyfl De arme
stakkor had „geen enkel hemdje" meer, en
„dat in die barre kou!"
Ik vroeg haar naam en adres, en zeide te
zullen informeeren, maar begreep best, dat
zy met zulk een tactiek by de goedgeloovige,
niet onderzoekende dames een stapel hemden
zou oploopen. Natuuriyk gaf ik haar niets.
Maar ik begaf my naar haar woning, die
ik na lang zoeken vond, en wair een brutale
meid van 12 a 13 jtren onmiddeliyk vóór
een kast ging staan, zoodat ik terstond be
greep, dat daar iets verkeerds was.
Ik hob de vrouw, die nog uit was, rus
tigjes afgewacht, en met een echten buit
beladen zag lk haar thuiskomen. Niet min
der dan zeven splinternieuwe hemden bracht
zy mee, benevens koek, kaas en eon
flesch brandowynterwyi ze, op myn drei
ging, dat, als zo my niet alles liet zien, ik
de politie zou halen, dj bovengenoemde kast
open deed, waar gebeole stapels hemden,
broeken, borstrokken, enz. lagen opgeborgen.
Wat was de za=k?
Gewetenloze opkeop6rs kochten die klae
dingstukken voor 10 a 15 cents van haar op;
en zóóveel baalde die „arme ziel zonder
hemdjes" op van de dwaze geldwegsmytende
burgeressen, dat zy eiken dag een o vervlo 3d
v_n eten en drinken in brasatrü en dronken
schap te verteren had.
De vrouw is weg, zooiat zy haar kunsten
bier nLt meer vertoonon zal; maar dat zy
navolgsters hebben zal, dat verzeker Ik u.
Het baantje van bedelaarster is in onze goed^
geefsche stad te winstgevend l
Zal men nu eiridelyk wys worden? Zal
men nu eindelijk alie aanvragen weigeren
(een stuk brood uitgozonderuj, en onder geen
voorwendsel iets geven zonder ondtrzoek?
En laat men dan de Diaconie on „Armenzorg"
dubbel en driedubbel geven, opdat die kunnen
helpen, waar echte nood is, en niet langer
geslepen, sluwe, gemeene slampampers met
zoovele honderden en duizenden guldens weg
gaan.
Het onlangs in de Kerkelijke Courant uitge
sproken denkbeeld om op den 3lsten Augustus
van dit jaar door heel het land in een
godsdienstoefening op hetzelfde uur
de Troonsbestyging van Koningin
Wilhelmina te gedenken, heeft aan Mr.
M. Do Pinto, lid van h6t Portug.-Isr. Kerk
bestuur te 's Gravenbage, aanleiding gegeven
tol de vraag of zulk een kerkeiyke plech
tigheid niet nog beter zou kunnen gehouden
worden gelyktydig met het oogenblik der
inhuldiging, alzoo op 6 September.
De Kerkelijke Courant vindt in dit laatste
denkbeeld veel aantrekkelijks, doch vreest,
dat de groote feestdrukte op dien dag een
beletsel zal zyn voor het godsdienstig samenzyn.
Dio bezwaren bestaan niet op den 31sten
Augustus, en deze dag „kan" zegt het
blad „bijaldien alle gezindten het willen,
een dag worden voor allen, door zoovelen
mogeiyk gevierd. De godsdienstige wijding
van don öden September, die we niet ver
werpen, zal een meer particulier en huise'yk
karakter moeten dragen."
In De Standaard geeft dr. Kuypt-r een
kort, scherp bevel aan de antirevoluti-
onnaire kiezers: „Op uw post." De kies
verenigingen moeten „achter de nieuwe
kiezerslijsten zitten." Want er dreigt een
nieuwe stryd. Ieder oogenblik, meent De
Standaardkan mon voor een Kamerontbin
ding staan.
Het blad beredeneert dit aldus:
„Dat het hoogstwaarschijnlijk tot September
uit zonder, stoornis zal afloopen, willen w
wel toegeven.
Waar een plechtigheid komende is als de
Inhuldiging van onze Koningin,
houdt noch Kamer noch kiezerscorps van op
zienbarende intermezz o's.
Hoe hard men ook in Juni streed over de
vraag, wat ministerie by het Inhuldigings-
feest de Koningin zou ter zyde staan, nu
het nieuwe Kabinet er is, bestaat er algomeene
neiging, om tot tyd cn wyie de greote plech
tigheid achter den rug is, geen roet in hel
eten te worpen.
Is het niet te ontwykeD, dan moet het;
maar kan het tot einde September rustig
afloopen, zoo weet men, dat dit derKor.ingin
niet dan wolkom kan zyn. En natuuriyk, in
September neemt het Ministerie toch zyn
ontslag, om de Koningin in de keuze van
haar Ministers vry te laten.
En is hot scheepke over die bank eenmaal
heen, welnu, dan is het nog altoos tyd om
scheepsraad to houden, en kan men zien.
wat te doen staat.
Tot September uit zyn we dus tamelyk
gerust. Een komende Inhuldiging is een
assurantie premie voor elk zittend Kabinet.
Maar daarna is er omtrent n ogeiyk
stormweer wel niets zekeis te voorspellen
edoch ook alles te duchten.
Kabinet en Kamer dit heeft de kort#
ontmoeting van het afgeloopen najaar dag
helder bewezen passen op elkaar niet.
Htt Kabinet wil de liberale concentrate
belichamen, en steunen op de ééne groote
liberale party van Bastert tot Van der Z waag.
Maar in de Kamer vindt het denkbeeld
van zulk een „allegaartje" slechts by een
deel der liberale groepen weerklank.
De drie sociaal democraten willen er niets
van weten. De vyf radicalen worden zeeziek
enkel op de gedachte er aan. En de 25 flink-
vooruitstrevenden hebben by monde van den
heer Kordyk openiyk tegen dat lievelings
denkbeeld van het ministerie geprotesteerd.
By hoogstens een twee dozyn Kamerleden
is dat concentratieplan alzoo in goede aarde
gevallen.
Do oud liberalen on de Pyttersianen vinden
er hun ideaal in, en een goed deel der
liberalistische pers zingt er baar loflied op.
Maar natuuriyk, de steun is te onbeduidend,
en dat cyfer overtuigde Kamerleden te klein,
om bij feilen storm schipbreuk te voorkomen
en aangezien de oppositie er ook nog is,
31)
Ha-ir gezichtje, gerimpeld als een gedroogde
vjjg, zag er nog geler uit dan gewoonlijk, en
zij hervatte:
„Ik ben erg verkouden geweest en heb
acht dagen lang te bed moeten blijven, maar
ik mag mij niet beklagen; het is mijn eigen
schuld. Waarom was ik ook zoo dom in het
park van het kasteel te gaan wandelen op
zekeren Maandag in do vorige week, tuascben
vijf en zes uren dos avonds?"
Zij keek Paul aan met een spotachtig
glimlachje, en deze haar aldu3 de plaats en
het uur van zijn geheime bijeenkomst
hoorende noemen, begreep, dat de oude vrouw
alles wist en hjj haar door vriendelijkheid
en voorkomendheid gunstig moest zien te
stommen, indien hjj voor het vervolg haar
tong in toom wenschte te houden. Met de
grootste beleefdheid bcod hij aan, haar naar
huis te begeleiden. Onderweg praatte zij voort,
op het onderwerp terugkomende, hetwelk
haar zoozeer echeen bezig te houden.
„Het spijt mij, dat gij ni9t naar dat feest
g:at; in do eerste plaats om mjjzelve, waDt
gjj hadt mij dan alles kunnen vertellen, wat
er gebeurd was; maar ook om u, daar mejuf
frouw Ramirès er zeker zal wezen. Mijnheer
Sancho heeft zich met de regeling heiast,
en hij zal niet vergeten zijn nicht uit te
noodigen, op wie hij zeer verliefd moet zijn,
naar men zegt."
„Men praat zooveel."
„O, jaik denk misschien zijt gij
daaromtrent wel beter ingelicht dan iemand
andersl"
Zij lachte met dat eigenaardige spottende
lachje, hetwelk te kenneni schoen te geven,
dat zij er meer van wist dan zi) zeggen wilde,
en hernam toen:
„Gy z{jt geen twintig jaar meer, beste
vriend; gij vat, denk ik, die zaak niet zoo
hoog ernstig op, en men kal), zonder u ver
driet aan te doen, toch wel van een mede
dinger spreken? Zij is een bekoorlijk meisje,
uw Fran{oise. Geen wonder, dat zjj indruk
heeft gemaakt op het hart van haar neef!
Maar het schijnt, dat zfl u de voorkeur
schenkt
Herhaaldelijk reeds had mjjnbeer De Rou-
verand in een wereld, waarin men zich zonder
nadenken de onvoorzichtigste uitlatingen ver
oorlooft, de meest onbevlekte namen licht
vaardig van mond tot mond hoeren gaan;
doch niets had hem ooit zoozeer verbitterd
als die twijfelachtige manier van spreken,
waar het de zuster van Jean De Lafougeraie
betrof, als die kwaadwillige veronderstellingen,
waarin hij zelf gemengd werd, en hij was
nauwelijks genoeg meester van zijn veront
waardiging, om met kalmte te kunnen ant
woorden
„Gij vergist u, mevrouw, betreffende do
gevolgtrekkingen, welke gij uit zekere omstan
digheden hebt meenen te mogen opmaken.
Ik verzeker het u en, zoo noodig, geef ik u
er mjjn woord van eer op!"
„Uw woord van eer! Mjjn Hemel, op welk
een toon zegt hij dat! Zoudt gij misschien
van plan zijn dat meisje te huwen
Hij opende den mond, orü een scherp ant
woord te goven, doch bedenkend, dat hl) op
die wijze aan anderen wellicht een wapen te
meer tegen Franijoise zou verschaffen, hield
hij zich in en zeide:
„Ik ben een onverbeterlijke oude vrijer, toch
zoo ik aan een huwelijk had gedacht, zou ik
geen waardiger vrouw hebben kunnen ver
langen dan mejuffrouw Ramirès. En indien
gij mi) een genoegen wilt doen en tegelijker
tijd oprecht, billijk en goed zijn, zult gij niets
zeggen, dat ten nadeele kan strekken van dat
arme meisje; gij zult haar integendeel, indien
het noodig is, verdedigen tegen de laster
praatjes van anderen."
„Ik zal nietB zeggen," beloofde de oude
dame, tevreden gesteld door deze halve ver
trouwelijkheid; „maar gij kunt den menschen
niet beletten te babbelen. Dat meisje is een
engel, dat wil ik gaarne geiooven, doch de
lieden, die haar omringen, zijn niet veel beter
dan bandieten, en het ligt voor de hand, dat
zü met hen op één lijn wordt gesteld. Haar
goede naam moet noodzakelijk schade lijden,
wanneer men in aanmerking neemt, bij welke
dingen men haar dwingt tegenwoordig te
zijn. Ja, van avond nog, die pick nick, waar
zy haar zullen brengen
En zachtjes sprekende, om nog meer indruk
te maken, ging zy voort:
„Hot zal er vreemd toegaan I Een samen
raapsel van Amerikanen, vreemdelingen, geluk
zoekers, die dezen avond te paard vertrekken,
om op verscheiden kilometers afstands van de
stad in een oud, verlaten kasteel te gaan
80upeeren. Men neemt van allerlei voorraad
mede, champagne vooral. Na het avondmaal
zal men dansen, tot den ochtend toe, natuur
iyk. De Hongaar heeft dat mooie feest op
touw gezet en draagt er de kosten van."
„Zy zal er niet heengaan Zy zal er
niet heengaan," herhaalde Paul met over
tuiging.
„Zy zal wèl gaan!" gaf mevrouw Fuzelier
beBlist ten antwoord. „Ik ben by den man
geweest, die paarden verhuurt. De familie
Ramirès heeft er vier besproken: twee voor
de heeren en twee voor de dames. Indien gü
er soms nog een mocht willen hebben, raad
ik n aan, er dadelyk werk van te maken, anders
krijgt gy er geen meer."
En mevrouw Fuzelier, voor haar huis aan
gekomen, nam met een sluw lachje afscheid
van haar geleider.
„Neen, ik ga zeker niet," sprak Paul in
zichzelven. „Myn tegenwoordigheid zou dat
arme meisjo misschien nog meer in opspraak
brengen en daarby, ik ben niet aangesteld,
om over haar te waken!"
Hg scheen het volkomen met zichzelven eens
en wandelde langzaam huiswaarts, lange den
boulevard, het ondergaan bewonderend der zon,
die de heuvels in een vergulden nevel hulde
en de boomon van het park kleurde meteen
purperen schynsel.
zullen van avond mooi weer hebben
by hun ritjs," dacht hy.
Dat hinderde hem. Hy zou liever hebben
gezien, dat een dikke miBt of een hevige
8tortregon de party verhinderd had. Hy werd
gekweld door een zekere onrust, welke hy ten
hoogste onredeiyk vond.
„Kom, wy hebben vandaag den zeventien
den," zeide hy. „Den vyf-en-twintigsten zal
zy meerderjarig zyn. Zy zal haar vryheid
terugkrijgen, en ik ook. Als er ten minste
in dien tyd niot iets byzonders voorvalt."
Op zyn kamer gekomen, zag hy de uit-
noodiging, welke hy dien morgen ontvangen
had, op tafel liggen. "Werktuiglijk nam hy ze
op en las ze nog eons over. Men moest om
halfelf van de Place Royale voltrekken, elke
dame begeleid door een heer, en het doel
van den tocht was het oude kasteel van
Arbus, den voormaligen zetel der prinsen van
Chalaie, dat reeds sedert het begin dezer
eeuw onbewoond had gestaan.
„"Waarom heb ik, alle3 wèl beschouwd, er
niet willen heengaan? Doch, 't is waar ook,
men heeft geen Entwoord gevraagd, ik heb
er geen gegeven, en er is dus nog tyd om
my te bezinnen," peinsde mynheer De Rou-
verand, die aarzelde en in dien toestand van
besluiteloosheid verkeerde, waarin het minste
woord, de minste invloed van buiten den wil
naar den eenen of anderen kant kan doen
overslaan.
Het was Jozef, die, zonder het zelf te
willen, het laatste gewichtje in de schaal legdfj,
„Gaat mynheer van avond niet uit?"zeldi?
hy tot zpn meester.
(Wordt vervolgd.)
DAIjBLA