M\ 11619 Maandag lO «Januari. A0. 1838 fëourant wordt dagelijks, met uitsondering tan (§pa.' en feestdagen, uitgegeven. Zyti laatste wil. LEIDSCH fSUS DKZSBiJOITRfiWTj Voor Leiden per 8 maanden, franco por post Affconderlfike Nommers Tweede Blad. PERSOVERZICHT. r 1.10. 1.40. 0.05. FBUS DES ADVERTENTTËN: Van t—6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17 J. Grootorfl •letters naar plaatsruimte. Voor tiet incasseerbuiten de stad 'wordt f 0.05 berekend. Aan Eet Nieuwsblad voor Nederland ont- leenen we bet volgende over postzegels: Nog zoo heel lang geleden kende men bet gebruik van postzegels niet. In Engeland, in 1834, kwam de boekbandelaar de beor Cbal- m:r3 op het idee een zegel in te voeren, dat men opplakken kon en dat vooruit betaald moest worden om brieven to verzenden. In 1S39 kwam dit voorstel eindelek in het Lagerhuis en werd het na een zeer lange discussie aangenomen. In December van dat jaar werd besloten tot het maken van gestempelde biiefcouver- ten (stamped envelopp?s); gestempeld papier (stamped covers) en opplakbare zegels (adhe sive stamps). De eerste Engelsche postzegels vertoonen de buste van koningin Victoria naar de herinnerings-medaille van William Wyons aan het bezoek der koningin van de City (9 Nov. 1837). Boven de buste leest men het woord Postage en beneden „One penny", of „two pence", ai naar de waarde. De couverts naar het ontwerp van Mulready waren over laden met symboli8cbe figuren. Op 6 Mei 1840 werden deze zegels en couverts in het publiek verkeer gebracht. Vreemd is het, dat het voorbeeld van Enge land niet spoediger en vooral, dat het niet door de meest ontwikkelde Staten in Europa het eerst werd gevolgd. Brazilië deed hot in 1843, Finland ia 1845, in 1848 België en Frankrijk. Bfi wet van 12 April 1850 Stsbl No. 15) werd besloten tot invoering van het gebruik van postzegels hier te lande. Op den dag van heden is er wel geen land te vinden, waar men geen postzegels gebruikt; zelfs Indische vaz-iletaatjea hebben ze. Uiterlijk bestaat er verbazend veel verschil tpsschen de vele duizenden postzegels. In xn.nirchale landen vertoonen zb den beelde naar van den regeerenden vorst of het wapen van dezen of des lande. In republieken eigen aardige symbolen, duidende op bijzonderheden van het land, geschiedkundige gebeurteniseen of iets, wat met de ontwikkeling der toe standen in verband staat. Annexeering van gebied, verandering van vorst of van regee- ringsvorm, verandering van geldswaarde, enz., enz., hebben er hun spoor op achtergelaten. De postzegels worden op verschillend papier gedrukt; er zijn gladde, ruige, zachte, harde, dikke, dunne, op Chineesch papier en op zijde, geribde, gegolfde, moiré, glacé, enz. Ze zijn gedrukt met diapdruk (koper en staal gravure), hoogdruk (houtsnede en boekdruk), vlakken druk (lithographie en zincographie). De kleuren z\jn bestand tegen water (behalve de Russische, de zegels met verheven figuren en op pastel (gekrijt) papier), vervolgens hoeft mon met zwarten druk op /gehteurden grond en kleurendruk op witten grond. De omran ding is ongetand afgesnedeh, geperforeerd, doorgeslagen of getand. Vroeger werden vele postzegels gedrukt op van watermerk voor zien papier (bier te lande een posthorentjö), hetgeen thans meestal is afgeschaft, evenals het invoegen van een zijden draad en kleuren druk. De postzegels worden gemaakt in Rijks- of andere inrichtingen, aan welke het makon van ander geldswaardig papier is opgedragen en die daardoor den grootaten waarborg geven tegen vervalsching of bedrieglijke over productie. De drukplaten worden door een Rfiksgraveur in staal gestoken en wel voor iedere soort van postzegel een bijzondere plaat, van welke op galvanoplastischen weg clicbé's worden gemaakt, die dan veresüigd tot platen van 200 of 400 stuks tot het drukken gebruikt worden. Hot papier wordt op gehoim gehouden wijze zóó toebereid, dat de op het postzegel bij gebruik gedrukte poststempel niet volkomen kan worden on zichtbaar gemaakt, hoewel dat, naar het schijnt, bij onze postzegels aan eenigen ge lukt is. Daarna worden ze gegomd, bedrukt en ten slotte door een perforeermachine door boord. Deze doorboring, welke geschiedt om de postzegels van hetzelfde blad gemakkelijk te kunnen van olkander scheiden, werd in 1852 door den Engelschman Archer uitge vonden. Onze Strafwet beschermt de echte post zegels door art. 16 „Mot gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren wordt gestraft: lo. hij, die van Rijkswege uitgegeven zegels namaakt of vervalscht, met het oogmerk om die zegels als echt en onver valscht te doen gebruiken 2tf. hij, die, met gelijk oogmerk, zoodanige zegels vervaardigt door wederrechtelijk ge bruik te maken van echte stempels." In Duitschland wordt door 275 van het Strafwetboek met niet minder dan drie maan den gevangenis gestraft, die met wetenschap van valsche of veivalschte post- en telegra phische zegels gebruik maakt of valsche zegels maakt met het voornemen, die als echt of tot een hoogere waarde te gebruiken, en door de wet van 13 Mei 1891 is aan 276 van het Strafwetboek toegevoegd, dat met een geldboete van hoogstens 600 mark zal gestraft worden, die opzettelijk reeds eens gebruikte post- of telegraafzegels na gebeele of gedeeltelijko verwijdering van het vernieti- gingsstempel tot frankeering gebruikt. Verder is in No. 4 van 360 bepaald, dat hij, die zonder schriftelijke opdracht der overheid stem pels, platen of dergelijke maakt, die tot den aanmaak van dergelijke zegels kunnen dienen, met een geldboete van hoogstens 150 mark. of hechtenis wordt gestraft; eindelijk is die straf ig 463 uitgestrekt ook tot heD, die zegels, welke reeds zfin gebruikt, van welke het stempel geheel of gedeeltelijk is verwij derd, verkoopt of te koop stelt. In Eügeland bestaat „the Post office Protection Act", welke te danken is aan mr. Palmtr, waarbij straf bepaald wordt tegen hem, die maakt, verkoopt of gebruikt valsche postzegels of met wetenschap voor gebruik op de post e9nigen valschen postzegel gebruikt of een plaat of iets anders maakt om zulk een zegel te drukken. Dit artikel is van ruimen omvang, want het beschermt ook uitbeemsche postzegels en die der koloniën en treft ook de pogingen om deze na te maken. Onze wet is op dit punt zeer eenvoudig, terwijl door al. 2 van ons artikel 216 ook strafbaar is gesteld hfi, die aan ongebruikte postzegels een koogera waarde tracht te geven door daarop een poststempel af te drukken. Hierdoor wordt wel het Rijk niet benadeeld, maar toch bedrog gepleegd tegenover do verzamelaars van postzegels, want vele van deze moeten gebruikt zfin, werkelijk hebben dienst gedaaD, zullen zij door de liefhebbers gezocht worden. Het opgedrukte postmerk toch is e6n waarborg voor de echtheid van oude en zeldzame postzegels en voor het werkelijk in het gebruik bestaan hebben van deze. In De Maasbode lezen wij onder het hoofd „Een adres van kinderen aan de T woe de Kamer: De jongehoer C. Van Lennep, met een veertig andereD, hebben aan de meeste inrich tingen van booger, middelbaar en meer uitge breid lager onderwijs een adres gezonden, dat zfi door ce leerlingen dier inrichtingen willen ge- teokend hebben. In dit adres verklaren de kinderen aan de Tweede Kamer, dat zij ver zot zijn op den persoonlijken dienst plicht. Dwazer comedie is wel in langen tijd niet vertoond. Jongelui, voor wie voetbal en cricket nog interessante voorwerpen zijn, zc-ggon o. a. aan de wetgevers ties lands: (Hier volgt de hoofdinhoud van het adres, door ons reeds vroeger medegedeeld.) Is dat niet boven alle beschrijving dwaas?" 't Is te hopen, dat de ouders van deze Staatslieden in korte broek een schotje steken voor oio grappenmakerij. Als de papa van een dezer jongeheeren, dio zediglfi'k een goed voorceeld willen geven aan de minder ontwikkelden, hot etuk heeit opgesteld, mag hfi h6t wel niet laten merken. De uitdrukking, dat de armen het minst be lang hebben bfi het behoud van onzen ge boortegrond, is, als het geen jongens onhan digheid is, een beleediging voor ons volk. Voor de gegoede burgerjongelui en jonkheertjes, die dat adres geteekend hebbeD, schijnt de vaderlandsliefde van het meerder of minder bezit af te hangen. Dat zfi dan maar naar de jongelingsvereenigingen der socialisten over gaan, want dan hebben dezen gelijk. Wij protesteeren tegen d9n smaad, op het volk geworpen. Ons Nederlsndscbe volk, jongeheereD, bemint zjjn geboortegrond, om dat het zijn geboortegrond is, uit pure, onzelfzuchtige, hoog ideale vaderlandsliefde. U, omdat u er het meest belang bij hebt Schaamt u, en leert liever uw lessen. Bin De Gemeentestem werd voor eenige dagen door „Een landbouwer" do aandacht gevestigd op de uitgebreidheid van het landbouw- verslag, waarvoor thans vragen 1 ij sten zijn verzonden aan de burgemeesters, met niet minder dan 2220 vragen er op. 't Is dan ook niet te verwonderen, schrijft hij, dat in vele uitgestrekte gemeenten de telcfifers meer en meer plaats maken voor taxatie cijfers. Als men de vragenlijst inziet, staat men verbaasd over de onmogelijke vragen, die geen landbouwer zou weten te beantwoorden, als bijv. het aantal kilo's boerenkool, knollen, klaver, spurrie, enz. per hectare geoogst, producten, die vermoedelijk nooit gewogen zfin. Wie kan ook de hoeveelheid geprodu ceerde boter c-n kaas nagaan? Ook een der belangrijkste zaken der statistiek, nl. de boteelde oppervlakte met do verschillende gewassen, zal wel op de bureaux gefabriceerd worden, daar dit in eenigszios uitgestrekte gemeenten niet op te nemen is wegens onbekendheid der landbouwers met de opper vlakte hunner beteelde gronden. In een gemeente van 17000 hectaren werd door ondèrvraging der landbouwers naar de be stemming hunner gronden, een onderzoek ingesteld en toen bleek, dat, alles samen opgeteld en vergeleken met de kadastrale oppervlakte, er niet minder dan 1200 hectaren ontbraken. Ook de belangrijke veestatistiek zal wel in vele gemeenten bij taxatie gefa briceerd worden. Bij den ach:., die bijna 40 j iren een boerderij exploiteert, is slecht8 twee malen in dat tijdsverloop de veestapel opgenomen en de beteeldo oppervlakte nooit. De schrfiver vraagt voorts welk nut eigenlijk dat geheele landbouwverslag heeft met zijn 2220 vragen, vooral met het oog op de late ver schijning, wanneer al dat slachtvee, die vruchten enz. reeds lang verbruikt zijn, daar het in den regel drie jaren later uitkomt? Het jongste landbouwverslag dateert van 1893 94. Welk belang heeft men bfiv., om in 1898 te lezen, of de grondbewerking, de ontkieming, het bloeien, enz. der tarwe of andere gewassen in 1895 goed, tamelijk of slecht was? Wanneer de landbouwafdeeiing, bfi binn. zaken op te richten, m6t het opmaken van het landbouwverslag belast wordt, is bet te hopen, dat er practische menschen aan ver bonden worden, die van de 2220 vragen or 2200 overboord zullen werpen en de overige 20 juist zullen trachten beantwoord te krijgen, opdat dan ook door minder overtollig werk bfi verzamelen en opmakeD, evenals in de Yereenigdo StateD, het verslag kan verschijnen in Juli van het jaar, volgende op dat, waar over de beschrijving loopt. Dit verslag van de reusachtige Yereenigde Staten beslaat 29 pagina's, dat van Nederland 769 pagina's. In het Utrechtsch Dagblad wordt de oud- minister Yan Houten als volgt geteekend Als zichzelf noemend „stellig individualist" is mr. Van Houten voor onze politieke toe komst onmogelijk geworden; zijn rol is uit gespeeld en als „de laatste der individualisten" is hij verdwenen van de planken. Maar is dit individualisme, dat in de laatste jaren zoo sterk door hem naar voren gescho ven werd, een verraad aan zjjn vroegere lovon8belijdenis? Wfi aarzelen zoo hard een oordeel uit te spreken. Yan Houten's daden zfin in hun geheel zeker de negatie van het individua lisme geweest; noem slechts een der eerste en een der laatste: zfin Wet op den Kinder arbeid en zijn Wetsontwerp op de Onteige ning. De Wet op den Kindorarbeld riep de be scherming van den -Staat in ten behoeve der zwakkeren; een individualist zou gezegd heb ben: laat maar te gronde gaan, die daar zwak zfin. Het Wetsontwerp op de Onteigening bedoelt onder meer niets minder dan de waarde der onroerende goederen door het Openbare Gezag eens voor al te doen nxeereneen denkbeeld, minder nog van socialen, dan wel van socia- listischen aard. En dan bepleit diezelfde man in Februari 1893 in zfin opstel „Vrijheid of Staatsvoogdij", herdrukt in Februari 1897, het meest krasse individualisme, door Nieuw-Malthusianlsmo in zijn ergste gevolgen getemperd I Hoe rijmt men zoo verbazende tegenstel ling? Misschien, dat hier verschillende invloeden binnen do persoonlijkheid zelve om den voor rang strijden. Mr. Van Houten is uit een tijd, toen h t individualisme nog in aanzien was; als democraat van ouderen stempel en geboren in on:e Noordelijke gewesten, bergt hfi zeker een groot) mate van vrijheidsdwang in zijn gemoed; wellicht, dat hij, inwendig individua list, vroeger, door indrukken uit studie en omgeving van de nooden des volks verkregen, zijns ondanks soci .list geworden is, terwijl later, toen die indrukken door ouderdom en veranderde omgeving minder krachtig werden, het oude individualisme bovenkwam. E»n eigenaardige trek van zijn Onteigeniog3- ontwerp kan bier misschien nog verder licht geven. Mr. Van Houten laat de Gemeenschap tusschenbeide treden, om een onroerend pand van een privaat persoon, die er geen oecono- misch prijzenswaardig gebruik van maakt, af te nemen en het aan een ander, die kansen biedt, dat hij het oeconomisch beter gebruiken zal, te geveneen landgoed afnemen van den eigenaar, die er op wandelt, om bet te geven aan een ondernemer, die verklaart er een fabriek op te willen bouwen. Socialistisch, niet waar? Jawel, dat is het ook. Een indiviiuali zou gezegd hebben, dat ieder vrfi is met zijn eigendom te doen wat hij wil en dat de fabrieksbouwer wel zonder Staatshulp zorger zou het landgoed te krijgen. Maar vergelijk daar nu mede, dat de Gemeenten, respect Openbare Lichamen, er in datzelfde ontwerp betrekkelijk zeer povertjes afkomen als z{£ voor openbare doeleinden willen onteigenen, dat dit gedeelte van het ontwerp met blijk baar veel minder voorliefdo en veel mindoi volledig i3 uitgewerkt. Wat blijkt dan hier uit? Een groote toegenegenheid voor den industriëelen ondernemer, een van de ken merken der individualistische school. Het portret van mr. Van Houten is nog niet zoo gemakkelijk geschilderd. De latere geschiedschrijver zal hebben uit te maken, of men te recht deze gestalte van forsch en krachtig willen met den rooden P'euiileton. 10) „A zool" „Blfif zoo staaD. Ik zal u een dame wijzen, die van haar man is gescheiden, en die heer, daar ginds, is een Amerikaan, die eiken morgen bij zijn ontbijt een dozijn zachte eieren opeet. De bediende uit het hotel kan het bevestigen. Dat blonde meisje, dat daar met haar moeder voorbijgaat, spreekt zeven talen, en dat andere, die brunette met baar groenopgemaakten hoed, is met een man getrouwd, die veertig jaar ouder is dan zij. Dat huwelijk is op een aardige manier tot stand gekomen. Men zou er een roman over kunnen schrijven Mevrouw Fuzelier zat op haar praatstoeltje en ging aldus voort met een ongelooflijke radheid van tong, zulk een overvloed van nieuwtjes en wonderlijke geschiedenissen uit kramend, dat Paul's hoofd er geheel door in de war geraakte. Hfi liet haar echter maar voortgaaD, zijn best doende om eenige be langstelling te toonen. Het concert wasafge- loopen, de muzikanten verlieten hun lessenaars en de menigte verspreidde zich, elders door nieuwe verstrooiiDgen aangetrokken. Mevrouw Fuzelier, niemand meer ziende, van wien zij iets vertellen kon, zweeg, en Paul waagde het eindelijk, met gemaakte onverschilligheid de vraag uit te «preken, welke hem reeds sedert drie kwartier op de lippen lag. „Mevrouw, gij hebt waarschijnlijk verleden jaar hier een jongmensch gezien, met wien ik eenigszios bekend was „Wien?" „De burggraaf Jean De Lafougeraie." „Of ik hem gezien heb!" riep mevrouw Fuzelier uit. „Tweehonderd maal misschien well Eiken morgen kwam hfi in de kerk en later op den dag, als het warmer werd, ging hfi wandelen, tot aan de ooren in een dikke das gewikkeld en met een stukje zwart taf voor don mond. Hij scheen erg ziek te zijD. Weet gij, of hfi dood is?" „Ja, hfi is dit voorjaar gestorven." „Dat dacht ik al, toen ik hem niet zag terugkomen," zei mevrouw Fuzelier. „Maar het is vreemd, dat ik er niet eer iets van gehoord heb. In geen enkel blad heeft een doodsbericht gestaan; niemand heeft er over gesproken. Het is waar, de arme jonge man leefde geheel en al aan zichzelven overgelaten, altijd alleen, en behalve ik was er niemand, die belang in hem stelde." „Maar," stamelde Paul; „ik heb, dunkt me, gehoord, dat hij plannen had om hier te trouwen Mevrouw Fuzelier viel hem ietwat driftig in de rede: „TrouwenI Mijnheer De Lafougeraie! Wat dat aangaat, dat kan ik beslist tegenspreken l Hfi woonde vlak tegenover mij; uit mijn venster kon ik hem altijd zien uitgaan en terugkomen, en ik wist tot op een minuut na, hoe hfi zijn tijd besteedde. Welnu, ik ver zeker u: gedurende de vier maanden en drie weken, dat hij hier ie geweest, kwam hij nergens dan in kerken en kloosters; hij hoeft niemand ontvangen en sprak slechts tot zijn bedienden en de bedelaars, die hem overal naliepen, want hij gaf aan iedereen. Z(jn lief dadigheid was grenzenloos. Hij dacht slechts aan weldoen en aan den dood, de arme jongen En zij, die u die geschiedenis van zfin huwelijk verteld hebben, weten niet wat zij zeggen of spotten met u. Het zfin babbelaars, leuge naars, wien men de tong moest uitrukken 1" Mevrouw was even verontwaardigd als oen geschiedschrijver, wien men het bestaan der Romeinen of de overwinningen van Napo leon zou hebben willen betwisten, en Paul was geheel terneergeslagen door deze nieuwe teleurstelling. De veldtocht had een slecht begintwee nederlagen kort na elkander. Van verre schijnt alles gemakkelijk en een voudig to zijn. Hij was naar Pau gegaan, gelijk hfi zich naar Bourgondië had begeven, met de overtuiging, dat hij slechts behoefde te komen om te overwinnen, en thans, evenals den eersten keer, hield de vijand zich schuil en troffen zijn degenstooten slechts de lucht. Het geheim scheen steeds ondoor- grondelijker te worden naarmate hfi pogingen deed om het op te helderen. „O, die Jean De Lafougeraie 1 Welk een sluwheid l" riep Paul wanhopig uit. Een geheim te ontdekken, dat aan een nieuwsgierige oude dame was ontsnapt, scheen hem een onderneming toe boven zfin krachten. Hfi stond op het punt zo op te geven. Maar het ging hem als een speler, die zfin geld wil terugwinnen, en liever dan alle moeite, welke bfi reeds gedaan had, verloren te moeten achten, wilde hfi nogmaals een kans wagen. Efi bedacht, dat mevrouw Fuzelier door haar loeftfid te zeer buiten de levens lustige kringen stond van een stad als Pau, om alles te weten wat daar omging, dat hfizelf beter in staat zou wezen om te zien en te begrfipeo, en, daar hfi zich verschrikkelijk verveelde, niet beter kon doen dan zich hals over kop in den maalstroom te storten der genietingen, waardoor die geheele vroolfike menigte zich liet medevoeren. Hfi had te Pau een aantal vroegere kennissen teruggevonden, van dezulken, die men jaren lang vergeet, om hen weder te ontmoeten op de plaats en op het oogenblik, dat men er het minst op voor bereid is. Door deze oude betrekkingen had hfi weldra nieuwe aangeknoopt, iets, wat voor een rfik, welopgevoed en ongehuwd jong mensch nergens moeilijkheden oplevert. Hfi werd met onderscheiding opgenomen in de Engelsche club en met open armen in alle deftige kringen ontvangen. Hfi verwaarloosde geen enkele gelegenheid tot ontspanning, nam deel aan alle vermakelijkheden en werd voor gesteld aan alle dames, die hem over het algemeen met de meeste voorkomendheid bejegenden. Maar de zucht tot tegenspraak is zóó diep ingeworteld in onze menschelfike natuur, dat zelfs een genot, waartoe men verplicht is, aanstonds zfin bekoorlijkheid verliest. Paul begon al spoedig een afkeer te krijgen van het leven, dat hfi zichzelf voorgeschreven had. Toen het carnaval aanbrak, boezemden hem de honden, de paarden, de manften en de vrouwen niet de minste belangstelling meer in. Hfi verveelde zich, hfi hield met moeite zfin rol vol, en dat alles zonder eenig gevolg. Hfi mocht uitzien zooveel hfi wilde, geen enkel gelaat van al die vresmden daar oen hem heen herinnerde hem aan het lieve, zachte, zedige gezichtje op de photographie. Geen enkele miss of lady, baryna of senora, mevrouw of juffrouw droeg den naam Fran- Qoise, dien naam, welke hem nacht en dag in de ooren gonsde, hem als het ware ondet een zekere soort van betoo vering hield, waar tegen zfin gezond verstand tevergeefs poogde zich te verzetten. Dat óóne denkbeeld, hetwelk hem overal bijbleef, belette hem ergon? genoegen in te vinden; het maakte hem korzelig en tastte zfin zenuwgestel aan, en mevrouw Fuzelier, wanneer zfi hem met zoo'n bekommerd gelaat zag zitten te midden van het vroolfikste gezelschap, maakte bfi zichzelve de opmerking „Hfi heeft zeker een ongelukkige liefdes geschiedenis gehad, welke hfi tevergeefs tracht te vergeten." H'{j gevoelde, dat zfin afgetrokkenheid dik- wfils in het oog viel, en dat hinderde hom. Doch het moest trof het hem, dat hfi op zekeren dag op een eigenaardige manier werd aangekeken door Jozef, wiens ontevreden gelaat duidelfik te kennen gaf: „Ik ben er zeker van, dat er met mfinheor iets abnormaals gebeurd is^" Voor Paul was het, alsof er hem opeen» een licht opging. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1898 | | pagina 5