M\ 11619
Maandag lO «Januari.
A0. 1838
fëourant wordt dagelijks, met uitsondering
tan (§pa.' en feestdagen, uitgegeven.
Zyti laatste wil.
LEIDSCH
fSUS DKZSBiJOITRfiWTj
Voor Leiden per 8 maanden,
franco por post
Affconderlfike Nommers
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
r 1.10.
1.40.
0.05.
FBUS DES ADVERTENTTËN:
Van t—6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17 J. Grootorfl
•letters naar plaatsruimte. Voor tiet incasseerbuiten de stad
'wordt f 0.05 berekend.
Aan Eet Nieuwsblad voor Nederland ont-
leenen we bet volgende over postzegels:
Nog zoo heel lang geleden kende men bet
gebruik van postzegels niet. In Engeland, in
1834, kwam de boekbandelaar de beor Cbal-
m:r3 op het idee een zegel in te voeren, dat
men opplakken kon en dat vooruit betaald
moest worden om brieven to verzenden.
In 1S39 kwam dit voorstel eindelek in het
Lagerhuis en werd het na een zeer lange
discussie aangenomen.
In December van dat jaar werd besloten
tot het maken van gestempelde biiefcouver-
ten (stamped envelopp?s); gestempeld papier
(stamped covers) en opplakbare zegels (adhe
sive stamps). De eerste Engelsche postzegels
vertoonen de buste van koningin Victoria
naar de herinnerings-medaille van William
Wyons aan het bezoek der koningin van de City
(9 Nov. 1837). Boven de buste leest men het
woord Postage en beneden „One penny", of
„two pence", ai naar de waarde. De couverts
naar het ontwerp van Mulready waren over
laden met symboli8cbe figuren. Op 6 Mei
1840 werden deze zegels en couverts in het
publiek verkeer gebracht.
Vreemd is het, dat het voorbeeld van Enge
land niet spoediger en vooral, dat het niet
door de meest ontwikkelde Staten in Europa
het eerst werd gevolgd. Brazilië deed hot in
1843, Finland ia 1845, in 1848 België en
Frankrijk. Bfi wet van 12 April 1850 Stsbl
No. 15) werd besloten tot invoering van het
gebruik van postzegels hier te lande. Op den
dag van heden is er wel geen land te vinden,
waar men geen postzegels gebruikt; zelfs
Indische vaz-iletaatjea hebben ze.
Uiterlijk bestaat er verbazend veel verschil
tpsschen de vele duizenden postzegels. In
xn.nirchale landen vertoonen zb den beelde
naar van den regeerenden vorst of het wapen
van dezen of des lande. In republieken eigen
aardige symbolen, duidende op bijzonderheden
van het land, geschiedkundige gebeurteniseen
of iets, wat met de ontwikkeling der toe
standen in verband staat. Annexeering van
gebied, verandering van vorst of van regee-
ringsvorm, verandering van geldswaarde, enz.,
enz., hebben er hun spoor op achtergelaten.
De postzegels worden op verschillend papier
gedrukt; er zijn gladde, ruige, zachte, harde,
dikke, dunne, op Chineesch papier en op
zijde, geribde, gegolfde, moiré, glacé, enz.
Ze zijn gedrukt met diapdruk (koper en staal
gravure), hoogdruk (houtsnede en boekdruk),
vlakken druk (lithographie en zincographie).
De kleuren z\jn bestand tegen water (behalve
de Russische, de zegels met verheven figuren
en op pastel (gekrijt) papier), vervolgens hoeft
mon met zwarten druk op /gehteurden grond
en kleurendruk op witten grond. De omran
ding is ongetand afgesnedeh, geperforeerd,
doorgeslagen of getand. Vroeger werden vele
postzegels gedrukt op van watermerk voor
zien papier (bier te lande een posthorentjö),
hetgeen thans meestal is afgeschaft, evenals
het invoegen van een zijden draad en kleuren
druk.
De postzegels worden gemaakt in Rijks-
of andere inrichtingen, aan welke het makon
van ander geldswaardig papier is opgedragen
en die daardoor den grootaten waarborg geven
tegen vervalsching of bedrieglijke over
productie. De drukplaten worden door een
Rfiksgraveur in staal gestoken en wel voor
iedere soort van postzegel een bijzondere
plaat, van welke op galvanoplastischen weg
clicbé's worden gemaakt, die dan veresüigd
tot platen van 200 of 400 stuks tot het
drukken gebruikt worden. Hot papier wordt
op gehoim gehouden wijze zóó toebereid, dat
de op het postzegel bij gebruik gedrukte
poststempel niet volkomen kan worden on
zichtbaar gemaakt, hoewel dat, naar het
schijnt, bij onze postzegels aan eenigen ge
lukt is. Daarna worden ze gegomd, bedrukt
en ten slotte door een perforeermachine door
boord. Deze doorboring, welke geschiedt om
de postzegels van hetzelfde blad gemakkelijk
te kunnen van olkander scheiden, werd in
1852 door den Engelschman Archer uitge
vonden.
Onze Strafwet beschermt de echte post
zegels door art. 16
„Mot gevangenisstraf van ten hoogste vijf
jaren wordt gestraft:
lo. hij, die van Rijkswege uitgegeven zegels
namaakt of vervalscht, met het oogmerk om
die zegels als echt en onver valscht te doen
gebruiken
2tf. hij, die, met gelijk oogmerk, zoodanige
zegels vervaardigt door wederrechtelijk ge
bruik te maken van echte stempels."
In Duitschland wordt door 275 van het
Strafwetboek met niet minder dan drie maan
den gevangenis gestraft, die met wetenschap
van valsche of veivalschte post- en telegra
phische zegels gebruik maakt of valsche
zegels maakt met het voornemen, die als echt
of tot een hoogere waarde te gebruiken, en
door de wet van 13 Mei 1891 is aan 276
van het Strafwetboek toegevoegd, dat met
een geldboete van hoogstens 600 mark zal
gestraft worden, die opzettelijk reeds eens
gebruikte post- of telegraafzegels na gebeele
of gedeeltelijko verwijdering van het vernieti-
gingsstempel tot frankeering gebruikt. Verder
is in No. 4 van 360 bepaald, dat hij, die
zonder schriftelijke opdracht der overheid stem
pels, platen of dergelijke maakt, die tot den
aanmaak van dergelijke zegels kunnen dienen,
met een geldboete van hoogstens 150 mark.
of hechtenis wordt gestraft; eindelijk is die
straf ig 463 uitgestrekt ook tot heD, die
zegels, welke reeds zfin gebruikt, van welke
het stempel geheel of gedeeltelijk is verwij
derd, verkoopt of te koop stelt.
In Eügeland bestaat „the Post office
Protection Act", welke te danken is aan mr.
Palmtr, waarbij straf bepaald wordt tegen
hem, die maakt, verkoopt of gebruikt valsche
postzegels of met wetenschap voor gebruik
op de post e9nigen valschen postzegel gebruikt
of een plaat of iets anders maakt om zulk
een zegel te drukken. Dit artikel is van
ruimen omvang, want het beschermt ook
uitbeemsche postzegels en die der koloniën
en treft ook de pogingen om deze na te
maken.
Onze wet is op dit punt zeer eenvoudig,
terwijl door al. 2 van ons artikel 216 ook
strafbaar is gesteld hfi, die aan ongebruikte
postzegels een koogera waarde tracht te geven
door daarop een poststempel af te drukken.
Hierdoor wordt wel het Rijk niet benadeeld,
maar toch bedrog gepleegd tegenover do
verzamelaars van postzegels, want vele van
deze moeten gebruikt zfin, werkelijk hebben
dienst gedaaD, zullen zij door de liefhebbers
gezocht worden. Het opgedrukte postmerk
toch is e6n waarborg voor de echtheid van
oude en zeldzame postzegels en voor het
werkelijk in het gebruik bestaan hebben
van deze.
In De Maasbode lezen wij onder het hoofd
„Een adres van kinderen aan de
T woe de Kamer:
De jongehoer C. Van Lennep, met een
veertig andereD, hebben aan de meeste inrich
tingen van booger, middelbaar en meer uitge
breid lager onderwijs een adres gezonden, dat zfi
door ce leerlingen dier inrichtingen willen ge-
teokend hebben. In dit adres verklaren de
kinderen aan de Tweede Kamer, dat zij ver
zot zijn op den persoonlijken dienst
plicht.
Dwazer comedie is wel in langen tijd niet
vertoond. Jongelui, voor wie voetbal en cricket
nog interessante voorwerpen zijn, zc-ggon
o. a. aan de wetgevers ties lands:
(Hier volgt de hoofdinhoud van het adres,
door ons reeds vroeger medegedeeld.)
Is dat niet boven alle beschrijving dwaas?"
't Is te hopen, dat de ouders van deze
Staatslieden in korte broek een schotje steken
voor oio grappenmakerij.
Als de papa van een dezer jongeheeren, dio
zediglfi'k een goed voorceeld willen geven
aan de minder ontwikkelden, hot etuk heeit
opgesteld, mag hfi h6t wel niet laten merken.
De uitdrukking, dat de armen het minst be
lang hebben bfi het behoud van onzen ge
boortegrond, is, als het geen jongens onhan
digheid is, een beleediging voor ons volk.
Voor de gegoede burgerjongelui en jonkheertjes,
die dat adres geteekend hebbeD, schijnt de
vaderlandsliefde van het meerder of minder
bezit af te hangen. Dat zfi dan maar naar de
jongelingsvereenigingen der socialisten over
gaan, want dan hebben dezen gelijk.
Wij protesteeren tegen d9n smaad, op het
volk geworpen. Ons Nederlsndscbe volk,
jongeheereD, bemint zjjn geboortegrond, om
dat het zijn geboortegrond is, uit pure,
onzelfzuchtige, hoog ideale vaderlandsliefde.
U, omdat u er het meest belang bij hebt
Schaamt u, en leert liever uw lessen.
Bin De Gemeentestem werd voor eenige dagen
door „Een landbouwer" do aandacht gevestigd
op de uitgebreidheid van het landbouw-
verslag, waarvoor thans vragen 1 ij sten
zijn verzonden aan de burgemeesters, met
niet minder dan 2220 vragen er op. 't Is dan
ook niet te verwonderen, schrijft hij, dat in
vele uitgestrekte gemeenten de telcfifers meer
en meer plaats maken voor taxatie cijfers.
Als men de vragenlijst inziet, staat men
verbaasd over de onmogelijke vragen, die
geen landbouwer zou weten te beantwoorden,
als bijv. het aantal kilo's boerenkool, knollen,
klaver, spurrie, enz. per hectare geoogst,
producten, die vermoedelijk nooit gewogen
zfin. Wie kan ook de hoeveelheid geprodu
ceerde boter c-n kaas nagaan? Ook een der
belangrijkste zaken der statistiek, nl. de
boteelde oppervlakte met do verschillende
gewassen, zal wel op de bureaux gefabriceerd
worden, daar dit in eenigszios uitgestrekte
gemeenten niet op te nemen is wegens
onbekendheid der landbouwers met de opper
vlakte hunner beteelde gronden. In een
gemeente van 17000 hectaren werd door
ondèrvraging der landbouwers naar de be
stemming hunner gronden, een onderzoek
ingesteld en toen bleek, dat, alles samen
opgeteld en vergeleken met de kadastrale
oppervlakte, er niet minder dan 1200 hectaren
ontbraken. Ook de belangrijke veestatistiek
zal wel in vele gemeenten bij taxatie gefa
briceerd worden. Bij den ach:., die bijna 40
j iren een boerderij exploiteert, is slecht8
twee malen in dat tijdsverloop de veestapel
opgenomen en de beteeldo oppervlakte nooit.
De schrfiver vraagt voorts welk nut eigenlijk
dat geheele landbouwverslag heeft met zijn
2220 vragen, vooral met het oog op de late ver
schijning, wanneer al dat slachtvee, die vruchten
enz. reeds lang verbruikt zijn, daar het in den
regel drie jaren later uitkomt? Het jongste
landbouwverslag dateert van 1893 94. Welk
belang heeft men bfiv., om in 1898 te lezen,
of de grondbewerking, de ontkieming, het
bloeien, enz. der tarwe of andere gewassen
in 1895 goed, tamelijk of slecht was?
Wanneer de landbouwafdeeiing, bfi binn.
zaken op te richten, m6t het opmaken van
het landbouwverslag belast wordt, is bet te
hopen, dat er practische menschen aan ver
bonden worden, die van de 2220 vragen or
2200 overboord zullen werpen en de overige
20 juist zullen trachten beantwoord te krijgen,
opdat dan ook door minder overtollig werk
bfi verzamelen en opmakeD, evenals in de
Yereenigdo StateD, het verslag kan verschijnen
in Juli van het jaar, volgende op dat, waar
over de beschrijving loopt. Dit verslag van de
reusachtige Yereenigde Staten beslaat 29
pagina's, dat van Nederland 769 pagina's.
In het Utrechtsch Dagblad wordt de oud-
minister Yan Houten als volgt geteekend
Als zichzelf noemend „stellig individualist"
is mr. Van Houten voor onze politieke toe
komst onmogelijk geworden; zijn rol is uit
gespeeld en als „de laatste der individualisten"
is hij verdwenen van de planken.
Maar is dit individualisme, dat in de laatste
jaren zoo sterk door hem naar voren gescho
ven werd, een verraad aan zjjn vroegere
lovon8belijdenis?
Wfi aarzelen zoo hard een oordeel uit te
spreken. Yan Houten's daden zfin in hun
geheel zeker de negatie van het individua
lisme geweest; noem slechts een der eerste
en een der laatste: zfin Wet op den Kinder
arbeid en zijn Wetsontwerp op de Onteige
ning.
De Wet op den Kindorarbeld riep de be
scherming van den -Staat in ten behoeve der
zwakkeren; een individualist zou gezegd heb
ben: laat maar te gronde gaan, die daar
zwak zfin.
Het Wetsontwerp op de Onteigening bedoelt
onder meer niets minder dan de waarde der
onroerende goederen door het Openbare Gezag
eens voor al te doen nxeereneen denkbeeld,
minder nog van socialen, dan wel van socia-
listischen aard.
En dan bepleit diezelfde man in Februari
1893 in zfin opstel „Vrijheid of Staatsvoogdij",
herdrukt in Februari 1897, het meest krasse
individualisme, door Nieuw-Malthusianlsmo
in zijn ergste gevolgen getemperd I
Hoe rijmt men zoo verbazende tegenstel
ling?
Misschien, dat hier verschillende invloeden
binnen do persoonlijkheid zelve om den voor
rang strijden. Mr. Van Houten is uit een tijd,
toen h t individualisme nog in aanzien was;
als democraat van ouderen stempel en geboren
in on:e Noordelijke gewesten, bergt hfi zeker
een groot) mate van vrijheidsdwang in zijn
gemoed; wellicht, dat hij, inwendig individua
list, vroeger, door indrukken uit studie en
omgeving van de nooden des volks verkregen,
zijns ondanks soci .list geworden is, terwijl
later, toen die indrukken door ouderdom en
veranderde omgeving minder krachtig werden,
het oude individualisme bovenkwam.
E»n eigenaardige trek van zijn Onteigeniog3-
ontwerp kan bier misschien nog verder licht
geven.
Mr. Van Houten laat de Gemeenschap
tusschenbeide treden, om een onroerend pand
van een privaat persoon, die er geen oecono-
misch prijzenswaardig gebruik van maakt, af
te nemen en het aan een ander, die kansen
biedt, dat hij het oeconomisch beter gebruiken
zal, te geveneen landgoed afnemen van den
eigenaar, die er op wandelt, om bet te geven
aan een ondernemer, die verklaart er een
fabriek op te willen bouwen. Socialistisch,
niet waar?
Jawel, dat is het ook. Een indiviiuali
zou gezegd hebben, dat ieder vrfi is met zijn
eigendom te doen wat hij wil en dat de
fabrieksbouwer wel zonder Staatshulp zorger
zou het landgoed te krijgen. Maar vergelijk
daar nu mede, dat de Gemeenten, respect
Openbare Lichamen, er in datzelfde ontwerp
betrekkelijk zeer povertjes afkomen als z{£
voor openbare doeleinden willen onteigenen,
dat dit gedeelte van het ontwerp met blijk
baar veel minder voorliefdo en veel mindoi
volledig i3 uitgewerkt. Wat blijkt dan hier
uit? Een groote toegenegenheid voor den
industriëelen ondernemer, een van de ken
merken der individualistische school.
Het portret van mr. Van Houten is nog
niet zoo gemakkelijk geschilderd.
De latere geschiedschrijver zal hebben uit
te maken, of men te recht deze gestalte van
forsch en krachtig willen met den rooden
P'euiileton.
10)
„A zool"
„Blfif zoo staaD. Ik zal u een dame wijzen,
die van haar man is gescheiden, en die heer,
daar ginds, is een Amerikaan, die eiken
morgen bij zijn ontbijt een dozijn zachte
eieren opeet. De bediende uit het hotel kan
het bevestigen. Dat blonde meisje, dat daar
met haar moeder voorbijgaat, spreekt zeven
talen, en dat andere, die brunette met baar
groenopgemaakten hoed, is met een man
getrouwd, die veertig jaar ouder is dan zij.
Dat huwelijk is op een aardige manier tot
stand gekomen. Men zou er een roman over
kunnen schrijven
Mevrouw Fuzelier zat op haar praatstoeltje
en ging aldus voort met een ongelooflijke
radheid van tong, zulk een overvloed van
nieuwtjes en wonderlijke geschiedenissen uit
kramend, dat Paul's hoofd er geheel door in
de war geraakte. Hfi liet haar echter maar
voortgaaD, zijn best doende om eenige be
langstelling te toonen. Het concert wasafge-
loopen, de muzikanten verlieten hun lessenaars
en de menigte verspreidde zich, elders door
nieuwe verstrooiiDgen aangetrokken.
Mevrouw Fuzelier, niemand meer ziende,
van wien zij iets vertellen kon, zweeg, en
Paul waagde het eindelijk, met gemaakte
onverschilligheid de vraag uit te «preken,
welke hem reeds sedert drie kwartier op de
lippen lag.
„Mevrouw, gij hebt waarschijnlijk verleden
jaar hier een jongmensch gezien, met wien
ik eenigszios bekend was
„Wien?"
„De burggraaf Jean De Lafougeraie."
„Of ik hem gezien heb!" riep mevrouw
Fuzelier uit. „Tweehonderd maal misschien
well Eiken morgen kwam hfi in de kerk en
later op den dag, als het warmer werd, ging
hfi wandelen, tot aan de ooren in een dikke
das gewikkeld en met een stukje zwart taf
voor don mond. Hij scheen erg ziek te zijD.
Weet gij, of hfi dood is?"
„Ja, hfi is dit voorjaar gestorven."
„Dat dacht ik al, toen ik hem niet zag
terugkomen," zei mevrouw Fuzelier. „Maar
het is vreemd, dat ik er niet eer iets van
gehoord heb. In geen enkel blad heeft een
doodsbericht gestaan; niemand heeft er over
gesproken. Het is waar, de arme jonge man
leefde geheel en al aan zichzelven overgelaten,
altijd alleen, en behalve ik was er niemand,
die belang in hem stelde."
„Maar," stamelde Paul; „ik heb, dunkt me,
gehoord, dat hij plannen had om hier te
trouwen
Mevrouw Fuzelier viel hem ietwat driftig
in de rede:
„TrouwenI Mijnheer De Lafougeraie! Wat
dat aangaat, dat kan ik beslist tegenspreken l
Hfi woonde vlak tegenover mij; uit mijn
venster kon ik hem altijd zien uitgaan en
terugkomen, en ik wist tot op een minuut
na, hoe hfi zijn tijd besteedde. Welnu, ik ver
zeker u: gedurende de vier maanden en drie
weken, dat hij hier ie geweest, kwam hij
nergens dan in kerken en kloosters; hij hoeft
niemand ontvangen en sprak slechts tot zijn
bedienden en de bedelaars, die hem overal
naliepen, want hij gaf aan iedereen. Z(jn lief
dadigheid was grenzenloos. Hij dacht slechts
aan weldoen en aan den dood, de arme jongen
En zij, die u die geschiedenis van zfin huwelijk
verteld hebben, weten niet wat zij zeggen of
spotten met u. Het zfin babbelaars, leuge
naars, wien men de tong moest uitrukken 1"
Mevrouw was even verontwaardigd als oen
geschiedschrijver, wien men het bestaan
der Romeinen of de overwinningen van Napo
leon zou hebben willen betwisten, en Paul
was geheel terneergeslagen door deze nieuwe
teleurstelling. De veldtocht had een slecht
begintwee nederlagen kort na elkander.
Van verre schijnt alles gemakkelijk en een
voudig to zijn. Hij was naar Pau gegaan,
gelijk hfi zich naar Bourgondië had begeven,
met de overtuiging, dat hij slechts behoefde
te komen om te overwinnen, en thans,
evenals den eersten keer, hield de vijand zich
schuil en troffen zijn degenstooten slechts de
lucht. Het geheim scheen steeds ondoor-
grondelijker te worden naarmate hfi pogingen
deed om het op te helderen.
„O, die Jean De Lafougeraie 1 Welk een
sluwheid l" riep Paul wanhopig uit.
Een geheim te ontdekken, dat aan een
nieuwsgierige oude dame was ontsnapt, scheen
hem een onderneming toe boven zfin krachten.
Hfi stond op het punt zo op te geven. Maar
het ging hem als een speler, die zfin geld
wil terugwinnen, en liever dan alle moeite,
welke bfi reeds gedaan had, verloren te
moeten achten, wilde hfi nogmaals een kans
wagen. Efi bedacht, dat mevrouw Fuzelier
door haar loeftfid te zeer buiten de levens
lustige kringen stond van een stad als Pau,
om alles te weten wat daar omging, dat hfizelf
beter in staat zou wezen om te zien en te
begrfipeo, en, daar hfi zich verschrikkelijk
verveelde, niet beter kon doen dan zich hals
over kop in den maalstroom te storten der
genietingen, waardoor die geheele vroolfike
menigte zich liet medevoeren. Hfi had te Pau
een aantal vroegere kennissen teruggevonden,
van dezulken, die men jaren lang vergeet, om
hen weder te ontmoeten op de plaats en op
het oogenblik, dat men er het minst op voor
bereid is. Door deze oude betrekkingen had
hfi weldra nieuwe aangeknoopt, iets, wat voor
een rfik, welopgevoed en ongehuwd jong
mensch nergens moeilijkheden oplevert. Hfi
werd met onderscheiding opgenomen in de
Engelsche club en met open armen in alle
deftige kringen ontvangen. Hfi verwaarloosde
geen enkele gelegenheid tot ontspanning, nam
deel aan alle vermakelijkheden en werd voor
gesteld aan alle dames, die hem over het
algemeen met de meeste voorkomendheid
bejegenden. Maar de zucht tot tegenspraak
is zóó diep ingeworteld in onze menschelfike
natuur, dat zelfs een genot, waartoe men
verplicht is, aanstonds zfin bekoorlijkheid
verliest.
Paul begon al spoedig een afkeer te krijgen
van het leven, dat hfi zichzelf voorgeschreven
had. Toen het carnaval aanbrak, boezemden
hem de honden, de paarden, de manften en
de vrouwen niet de minste belangstelling meer
in. Hfi verveelde zich, hfi hield met moeite
zfin rol vol, en dat alles zonder eenig gevolg.
Hfi mocht uitzien zooveel hfi wilde, geen
enkel gelaat van al die vresmden daar oen
hem heen herinnerde hem aan het lieve,
zachte, zedige gezichtje op de photographie.
Geen enkele miss of lady, baryna of senora,
mevrouw of juffrouw droeg den naam Fran-
Qoise, dien naam, welke hem nacht en dag
in de ooren gonsde, hem als het ware ondet
een zekere soort van betoo vering hield, waar
tegen zfin gezond verstand tevergeefs poogde
zich te verzetten. Dat óóne denkbeeld, hetwelk
hem overal bijbleef, belette hem ergon?
genoegen in te vinden; het maakte hem
korzelig en tastte zfin zenuwgestel aan, en
mevrouw Fuzelier, wanneer zfi hem met
zoo'n bekommerd gelaat zag zitten te midden
van het vroolfikste gezelschap, maakte bfi
zichzelve de opmerking
„Hfi heeft zeker een ongelukkige liefdes
geschiedenis gehad, welke hfi tevergeefs tracht
te vergeten."
H'{j gevoelde, dat zfin afgetrokkenheid dik-
wfils in het oog viel, en dat hinderde hom.
Doch het moest trof het hem, dat hfi op
zekeren dag op een eigenaardige manier werd
aangekeken door Jozef, wiens ontevreden
gelaat duidelfik te kennen gaf:
„Ik ben er zeker van, dat er met mfinheor
iets abnormaals gebeurd is^"
Voor Paul was het, alsof er hem opeen»
een licht opging.
{Wordt vervolgd.)