N°. 11607.
Maandaj» 27 "December.
A0. 1897
gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZSOHT.
P'enilletoni
KERSTMIS.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maajideo. 1.10.
Franco per post t j 40.
Afzonderlijke Nommore 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN;
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Orootere
lettere naar plaateruimte. - 7oor tiet incaeseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berokond
Tweede Blad.
Ofllciëele Kennisgevlugon.
KËNNlSGEVmG.
Snscitryving voor de Nationale Militie»
Burgemeester eu Wethouders van Leiden,
Gelet op artikel 19 der wet van den 19den
Augustus 1801 (Staatsblad No. 72), betrekkelijk
do Nationale Militie, gewijzigd bij de wet van
den 4den April 1892 (Staatsblad No. 56);
Herinneren hen, die op den lsten Januari 1898
hun 19de jaar zullen zijn ingetreden, en alzoo de
goboienen in het jaar 1879, alsmede hen, die eerst
na het iutreden van hun 19de jaar, doch vóór
het volbrengen van hun 20ste, ingezetenen zijn
geworden, aan hunne verplichting tot het doen
van aangifte ter inschrijving voor de nationale
militie, in de maand Januari 1898.
Voorts, dat door wie de aangifte moet worden
gedaan, te vinden is in art. 18, houdende het
voorschrift:
Elk, die volgens art. 15 heliport te worden inge
schreven, is verplicht zich daartoe bij B- en VVs.
aan to geven tu3schen den lston en den Sisten
Januari.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis,
is zyn vader, of, is deze overleden, zijne inocder,
of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen
van die aangifte verplicht.
Voorts geven Burgemeester en Wethouders
kennis
dat tot deze iuschrijving zitting gehouden zal
wonl^n on bet-Raadhuis (kamer No. 9) van de3 voor-
middags halftio i tot dei namiddags drie uren,
op .wnamlug S Januari, voor hen wier familie-
n. a a aanvangt met de letter A, B of C;
<p Dinsdag 4 Januari, voor hen wier familie
naam aanvrng met de letier D,E, F, Goffl;
op Woensdag 5 Januari, voor hen v ier familie
naam aanvangt met dc letter J,J,KofL;
op Donderdag 6 Januari, voor hen wier familie
naam aanvangt met de lettor M, N, O, P, Q of R;
op Vrijdag 7 Januari, voor lien wier familie
naam aanvangt mot de loiter S, T, U,V, W, X,
Y of Z.
Eindelijk, dat de geboorte-akten, die de belang
hebbenden bij de inschrijving, onder opgave der
^woonplaats van den ingeschrevene, behooren over
te leggen, dagelijks de Zon- en feestdagen uitge
zonderd, zijn te verkrijgen ter Secretarie dezer
gemeente (afdeeling Burgerlijke Stand), van des
voorruiddngg tien tot des namiddags drio uren,
wanneer tevens voor lien, die hier niet zijn geboren,
aanvrage ter verkrijging van die akten kan
worden gedaan.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
Leiden, E. WAS, Burgemeester.
17 Dec. 1897. E. KIST, Secretaris.
Onder het opschrift „Een mislukte zeereis"
geeft hot radicale weekblad Vooruitgang het
volgende verhaal van den val van d en
minister van marine:
Woensdag 15 November liep Jansen, naast
God schipper van z\jn schip, genaamd: type-
Kortenaer, de veilige haven van het Marine-
departement uit, om zich op de gevaarlijke
■watoren van een parlementair begrootings-
debat te wagen.
Aan het strand stond de reedor PiersoD,
mot een Haffmann3-hoed op het hoofd en
een Nederlandsche vlag met oranjewimpel in
de haad, naar het uitvaren te kijken.
Zijn blik drukte bezorgdheid uit en het
mocht wel, want er „zat snauw an dolocht,
maetje", zooals de Sc'aoveningers zeggen.
Dat bleek al spoedig, want nauwelyks had
het schip een paar knoopen geloopen, of links
en rechte doken de zeegoden op, die gewoon
lijk liet zoute nat in beroering breDgon, en
waarvan sommigen daartoe speciaal door Jupi
ter zijn aangesteld.
Zij verhieven zich uit het water en riepen
den kapitein dreigende en vermanende woor
den toe.
„Wat doe je met dit schip buitengaats?"
riep een der halfgoden; „heb ik je verleden
jaar niet gezegd, dat ik het hier niet zien wil 7"
De kapitein verontschuldigde zich door te
zeggen, dat het maar bij uitzondering was,
doch de god scheen niet bevredigd.
„Je gaat een verkeerden koers uit, of je
kompas deugt niet'1, riep een ander; „wan
neer je niet denzelfden koers gaat als dien
van v. d. Wijck, dien ik verleden jaar heb
goedgekeurd, zal het er je naar vergaan".
De kapitein toonde aan, dat hij inderdaad
denzelfden koers uitstoomde, en zoo er ver
schil was, dit hoogstens een paar graden be
droeg, maar deze god scheen met het ant
woord geen genoegen te nemen.
„Waar is de reis naar toe?" informeerde
een derde.
„Langs de kust", luidde het antwoord,
maar niet uitsluitend, ik denk ook door
te gaan naar Indië."
Dit laatste scheen een bijzonder slechten
indruk op vele goden te maken.
„Daar deugt je schip niet voor", riepen zij
els om strijd, „daarvoor moet je een kruiser
hebben; pas op, dat je met dit type niet naar
Indië koers zet, of je zult er niet goed
afkomen."
Iutus8chen waren er ook goden, die vriende
lijke raadgevingen uitdeelden.
„Kapitein", adviseorde er een, „loop de
haven weer binnen; je ziet, dat de zee onstuimig
begint te worden, wacht beter weer af."
„D-t nooit," klonk het antwoord, „zoo'n
oude zeerob als ik gaat nooit voor stormweer
terug."
Nu dook een god uit de zee op, die bet
zilte nat anders voor de oorlogsschepen nog
al eens onveilig pleegt te maken. H(j hief
z(Jq wijsvinger waarschuwend in de hoogte
en sprak met klom: „Kapitein, luister wat ik
ga zeggen. Wanneer je mfj plechtig belooft
te blijven varen op de kust en Diet te gaan
naar Indië voor en aleer een ander schip
van hetzelfde type de reis goed heeft vol
bracht, zal ik jo het niet lastig maken, maar
zeg je mijn hulp toe."
Kapitein Jansen scheen niet veel lust te
hebben de belofte af te leggen, maar hij
antwoordde toch„Dat wil ik wel doen,
maar ik weet te zeker, dat de reis 'goed zal
uitvallen, om maar niet alvast naar Batavia
koers te zetten."
Daar verscheen do hoofdman van do godeD,
die beweren speciaal door Jupiter te zijn
gezonden, aan de oppervlakte. H(j is een zeer
invloedrijke god, maar de zeelieden hebben
h6t niet erg op hem. Zoo zie je hem aan
stuurboord en zoo weer aan bakboord. Htf
heeft daarbij de gewoonte zeewier in z\jn
mond te nemen als hij spreekt, h6tgeen 't
effect schijnt te hebben, dat, wanneer hjj zijn
raadgevingen uitdeelt, de kapitein juist het
omgeko'.rde verstaat van hetgeen de stuurman
meent gehoord te hebben.
BJ„Dit is geen voldoende antwoord op do
vraag, die je gedaan is", luidde het o. a. uit
zijn mond, „we willen weten of g(j inderdaad
de behouden terugkomst van het andere schip
zult afwachten alvorens de reis te aan
vaarden."
Kapitein Jansen, die nu ook den reeder
aan het strand zag wenkeD, begon te be
grijpen, dat, als hjj niet naar de haven wilde
torugkeeren, hy deze goden te vriend moest
houden, en hy legde de belofte af om niet
naar Indië koers te zetten voor een ander
schip van hetzelfde type de reis behouden
had volbracht.
Toen dook de hoofdman van de goden, welko
zeggen speciaal door Jupiter te zjjn aangesteld,
met een fijn grynslachje onder.
Maar het resultaat van de belofte was anders
dan de kapitein en de reeder hadden verwacht,
want zy bleek in plaats van te kalinoeren
op de meeste goden een irriteerenden invloed
te hebben.
„Ziet ge wel," zoo riepen de goden, die het
schip voor de kustvaart hadden willen be
stemmen, „ziet ge wel, dat kapitein Jansen
met dit scbip geregeld op Indië wil gaan
varen; het blijkt immers uit zjjn belofte", en
zij begonnen groote golven te maken, die hoe
langer hoe hooger werden.
De vriendelijke god met den dreigenden
wysviDger en zjjn vrienden hielpen kapitein
Jansen zoo goed als zy konden, want al hiel
den z(j meer van koopvaardij- en visschers-
▼aartuigen, en al hadden z(j een hekel aan
oorlogsschepen, toch hadden zy sympathie
voor den wakkeren gezagvoerder, omdat hy
niet alleen zenen uit de werkmansklasse, maar
ook jongelieden uit den gegoeden stand, die
tot nog toe tegen betaling van een afkoop
som aan wal hadden mogen biy ven, aan boord
wilde nemen om dienst te doen evenals de
anderen.
Doch zy waren niet sterk genoeg om de
bruisende golven van de andere goden tot
bedaren te brengen.
Het type Kortenaer begon, niettegenstaande
zyn kimkiMen, hevig te slingeren en eenmaal
dwars zee gekomen, bleek het aan de elemen
ten geen weerstand te kunnen biedeD, maar
sloeg op hst strand uiteen.
Dat kapitein Jansen over het gedrag van
de zeegoden niet best te spreken is, behoeft
wel niet gezegd te worden, en nu verluidt
het, dat hy zich niet moor op de groote vaart
zal wagen, maar een plaatsje vragen te
Egmond-aan-Zoe.
Zooals het gewoonlijk gaat by zeerampen,
staan de beste stuurlui aan den wal en zoo
ontstond er spoedig onder de lieden, die de
schipbreuk van de type Kortenaer hadden ga
geslagen, een levendige discussie over hetgeen
de kapitein had moeten doen en niet do6n.
De een meende, dat kapitein Jansen met zulk
los weer niet had mo6ten uitzeilen; ds ander,
dat hy direct den raad van den god met den
dreigenden wysvinger had moeten opvolgen;
een derde, dat by van dien raad heelemaal
geen notitie had moeten nemen.
Ook waren de toeschouwers het niet eens
over het gedrag van de goden.
Een groot aantal vond het vreemd, dat juist
de goden, die zooveel van oorlogsschepen
hielden, het type-Kortenaer hadden doen ver
gaan en de zg. anti-militaristen onder de
goden het zooveel mogeiyk hadden gesteund.
Kortom, elk van de omstanders had een
andere meening over het geval.
Doch een van de toeschouwers, die tot nu
toe gezwegen had, sprakKapitein Jansen had
het gevaar niet kunnen ontkomen, de goden,
die zeggen door Jupiter gezonden te zyn,
wilden tegen eiken prys den ondergang van
hem en zyn schip, om bem de gelegenheid te
ontnomen, ook de zonen van de meergegoeden
aan boord te nemen en aan 't werk te zetten.
Daarom geloof ik ook niet, dat zy van den
Olympus komen, want Jupiter is rechtvaardig
en dat zijn zy niet.
Ik gevoel veel sympathie voor d6n god met
den dreigenden wysvinger en zyn vrienden, die
de „type-Kortenaer" wilden 6paren, om den
kapitein in de gelegenheid te stellen een goed
en rechtvaardig beginsel in toepassing te bren
gen. Hos jammer, dat enkelen van hen, die
aan zyne zfjde hadden behooren te zwemmen,
de zee hebben helpen onstuimig maken!
Zy hebben het strand niet gezien door de
schelpen.
Ik hoop, dat zy zullen toonen voor 't
vervolg.
Hier hield de spreker plotseling op, blyk-
baar getroffen door iets, wat zyn oog boeide.
Allen volgden zyn blik met de oogen.
"Wat was er aan de hand?
De god met het zeewier in don mond en
zfjn trawanten stonden aan het strand, tot ce
knieën in het watsr, en waren druk bozig
drijfhout te verzamelen en het strand daar
mede te versperren.
Wat moet dat beteeken6n? riepen do toe
schouwers, en vragende blikken richtten zich
op den spreker van zooeven.
Deze gzf geen verklaring. Hy zeide slechts:
„Ik ga myn vriend Eland waarschuwen" en
snelde heen.
Aan de „Brieven uit de Hofstad", gericht
aan de Arnhemsche Courantis het volgende
ontleend
„Het schynt hier wonderlijk te zyn toege
gaan met de schatting vcor de perao-
neele belasting en zoo de helft maar
waar is van hetgeen wordt verteld, door de
slachtoffers zelf, en men elders er ook op de
ruwe manier, die hier gevolgd schynt, heeft
iDgehakt, (en na hetgeen daarover in de Tweede
Kamer door verscheidene afgevaardigdon is
gezegd, meen ik te mogen aannemen, dat dit
werkeiyk hot geval is), dan zal de belasting
van den heer Sprenger van Eyk, nadat een
maal op alle reclames naar billykheid recht
zal zyn gedaan, nog ten Blotte heelwat minder
opbrengen dan de millioenen, die ze nu reeds
beneden bare voorgangster is gebleven. Bij den
directeur der belastingen to Rotterdam moeten
borgen van reclames uit de Hofstad liggen,
waaronder er zyn, welker gegrondheid u by
de kennisneming biykt, en u de vraag op de
lippen brengt, wie dan toch de geleerden zyn
geweest, door wie zoo door 't wilde en 't domme
heen is getaxeerd, en of die deskundigen mis
schien uit Meerenberg ontboden waren."
De echryver illustreert vereer zya bewe
ringen met een voorbeeld vsd schattors-aber
ratie betreffende een villa te Scbeveningen,
dat inderdaad nogal heel kras is.
In het Nederlandsche Dagblad komt onuer
het hoofd Nieuwjaarswenschen het
volgende voor, door een der abonné's ge
schreven:
Telkens wanneer de Nieuwjaarsdag nadert,
word ik met verontwaardiging vervuld door
de dwaze mode (waüt iets anders i3 het toch
niet) om nieuwjaarskaarten te verzenden. Het
hart blyft hieronder koud, zoodat het ontvan
gen van tien of honderd nieuwjaarskaarten,
voor my althans, evenveel, d. i. niets wil
zeggen. Het schrijven van brieven op dien
datum laat ik hier natuurlijk onbespro
ken. Dit is iets geheel anders. Daarin worden
de gevoelens vertolkt, die men voor de zijnen
gevoelt, en daaraan zou ik dan ook noodf
een einde gemaakt zien.
Wy, Christenen, mogen ook hier de liefde
tot den naaste niet uit het oog verliezen.
Laten wy daarom denken aan de moeite, die
de postbeambten met die kaartjes hebben.
En dat alles om aan een dwaze modegril to
voldoen.
My dunkt, dat het 't meest doeltreffend
zou zyn om in e9n blad, dat algemeen ver
spreid wordt, een korte advertentie te plaatsen,
ten eiade op die wyze vrienden, familie en
geestverwanten met den aanvang van h6t
Nieuwcjaar geluk te wenschen.
Ovor het zweeten der honden schrijft
C. T. K. in De Nederlandsche Hondensport:
Zweet do bond door de tong? Algameea
geldt deze meening. Zy is evtnwel onjuist.
Op golyko wijze als de mensch of het paard
kan de hond niet zweeten, want de zweet-
klieren ontbreken in zya liuiu. Hj moet der
halve de afkoeling, die het zweeten ons bezorgt
langs anderen weg bekomen. In normalen
toestand ademt de hond 20 tot 30 maal is
do minuut; loopt of rent hy echter in de
hitte of by sterke llchaamsinspanning, dao
stijgt het getal zyner ademhalingen tot 30G
a 350 maal in een minuut. Deze versnelde
ademhaling ontvoert aan zyn longen een
groote hoeveelheid waterdamp. De physioloog
Richet berekende, dat een bond, ter zwaarte
van ongeveer 30 K.G.op deze wyze 130 gr.
water afscheidt. Voor de verdamping dezei
hoeveelheid water is echter een warmtegraad
noodig zoo groot, dat men in evenredigheid
daarvan 60 liter water op één graad C lsiur
verwarmen kan. De versnelde ademhaling
koslt alzoo het lichaam van den hond aan-
merkeiyk af. In ovenredigheid hiervan h dc
watermassa, die aan de oppervlakte van d'
uithangende tong van den bond verdampt,
zeer gering. Hieruit volgt, dat de hond we',
degelijk door de longen, niet door de tong
zweet.
w
L
Vrouw Suzanna Dreher zat met haar drie
Jongens om de kachel en luisterde naar den
■wind, die snerpend koud en hol fluitend om
heur armoedig dakkamertje W09i. De mat en
traag glimmende turf gaf niet genoeg hitte,
om hl) zulk oen koude het geheele vertrek
te v.rwarmen; daarom bad de geheele familie
zich om de kachel gegroepeerd. Vrouw Dreher,
een knappe en jonge verschijning, wachtte op
.haar man De fabriek werd vandaag om vyf
uren gesloten, omdat het Kerstavond was;
haar man had haar beloofd nog vóór donker
thuis te zan, en nu was het bijna zeven uren
en huiten pikdonker.
- Vrouw Dreher wachtte.
Zij wist, dat hij niet zou komenook van
daag niet, nu allen thuis het Kerstfeest vieren,
zou hy niet komen. Zy zuohtto, als zy er aan
dacht, hoe dikwyie zy des avonds met oen
hang, bezorgd gemoed op hem gewacht, hoe
zy naar eiken stap in de stiller en stiller
wordende straat geluisterd had tevergeefs.
Het was, alsof een demon den man alle ver
plichtingen t9genovor vrouw en kinderen deed
vergeten. En natuurlyk ging hun huishouden
van jaar tot jaar meer achteruit; zy werden
steeds armer.
„Wat zal er nog van ons worden?" fluis
terde zy zacht woenend en trok de kinderen
dichter naar zich toe, alsof zy ben beschutten
kon tegen koude en ellende.
Heur man was schrynwerker. Vrooger was
hy zelf baas geweest; maar August zoo
heette haar man speelde meneer, liet de
grzfllen hun gang gaan en was nietdikwgls
in de werkplaats te zion. Daarentegen was
hy een stamgast des morgens in „Do Veeper",
de3 avonds in „De Blauwe Vlag". De gevol
gen konden niet uitblyven. De klanten bleven
weg, de meubelmakery ging ton gronde en
August moest naar de fabriek, waar hy voor
eon weekloon werkte.
Dat beviel hem natuurlyk niet; hy veron
achtzaamde zyn werk, en alleen aan hot
smeeken zyner vrouw had hy het te danken,
dat hy zyn betrekking behield.
„Moeder," ri9p haar oudete eensklaps,
„vertel ons wat! Het ie hier zoo koud; ver
tel ons eon geschiedenis, opdat wy de koude
vergeten."
„Ik ken geen vertelsel, Karei," antwoordde
zy treurig.
„Oho!" riep de kleine, een jongen van onge
veer zeven jaar, „ik weet wei, dat u mooie
geschiedenissen kunt vertellen. Toe, vertel ons
de geschiedenis van Timotheus Tap6. Dat is
da mooiste."
De kleinen luisterden aandachtig en zes
begoerige kindoroogen zagen de moeder in
spanning aan, zoodat zy het niet van zich
kon verkrygen, hen teleur te stellen.
Zy begon dus te vertellen: „Er was eens
een man, die Timotheus Taps heette. Het was
een groote luiaard. Hy wilde niet werken en
altyd goed eten en drinken."
Ha-ha-hal" lachte de kleine Karei ver
genoegd.
„Ja, altyd goed leven on niots doen en zoo
had Timotheus Taps weldra geen cent moer
en geen Etukje brood, om zyn vrouw en zyn
kinderen te voeden. Toen was er alle dagen
ruzie in huis, zoodat het niet meer om uit
te houden was. En Timotheus Taps dacht:
„Ik weet, wat ik doe. Ik ga naar het boech
en hang my op." Zoo gezegd, zoo gedaan.
Hij leende van oen buurman een strik, ging
naar het bosch en had een mooien boom
gevonden, waaraan hy vry kon hangen. Toen
hy het hoofd door den strik stak, zag hy
opeens, als 't ware uit den grond opge
schoten, een dwerg.
„Wat doe je daar?" vroeg doze.
„Hé, zie je dat niet? Ik hang my op."
„Dat is niet goed, boste Taps. Waarom
wil jy je ophangen?"
„Omdat ik niets meer te eten en te
drinken heb."
„Aha, is dat het?" zei de dwerg. „Kom
maar naar bonedon! Jo zult geholpen
worden."
Timotheus Taps klom naar beneden, de
dwerg gaf hem een volle beurs met goud en
zei, dat ze nooit leeg zou worden. Daarop
verdween by. Taps nam het eene goudstuk
Da het andore uit de beurs en zag, dat zy
weikélyk even vol bleef.
„Wat!" riep hy overmoedig, „heb ik het
niet direct gezegd, dat ik knapper dan alle
anderen ben? Nu zullen ze wat beleven."
Hy ging naar huis. Onderweg kreeg hy
honger, ging in een logement en at en dronk.
Doordat hy er moe van werd, aliep hy in.
Toen Z6ide de waard tot zyn vrouw: „Nou,
dat is een rare vogel. Hy heeft zooveel geid,
dat het hem er niet op aankomt. Probeer
eens, of je hem de beurs niet kunt afnomen
en opdat hy het niet bemerkt, een andere er
voor in de plaats kunt brongen."
Dat deed de vrouw, en toen Taps ont
waakte, ging hy welgemoed verder, zonder
bet te bemerken.
„Hè, vrouw," riep hy thuis, „doe open!
Nu begiut het goede leven|! Zie eens hier:
goud, goud als haver."
Daarby trok hy de beurs uit den zak,
maar ze was leeg. Toen schold zyn vrouw,
die natuurlyk dacht, dat hij haar wilde
foppen, zeer."
„Dat verdiende hy, die domme Taps," lachte
de kleine Karei. „Waarom paste hy ook niet
beter op?"
„Karei, menigeen heeft goed opgepast
en is toch arm geworden. Je moet goad
opletten, opdat je den zin van het sprookje
begrypt."
„Verder, verder, moeder!" drong de kleine
aan, en vrouw Dreher ging voort„Timotheus
Taps nam dus zyn strik voor de tweede maal
en ging naar het bosch, om zich op te hangen.
Toen hy het hoofd door den strik gestoken
bad, verscheen de dwerg opnieuw, maar
ditmaal keek hy gestrenger en ernstiger.
„Wat!" zeide hy, „je wilt je toch doodon?"
„Natuurlyk, ik heb niets te eten on te
drinken. Het is beter, zich op te hangen dan
te verhongeren," antwoordde Taps.
„Heb je anders geen klacht?" zei do dwerg.
„Kom maar naar beneden 1 Je zult geholpe-
wordon."
Timotheus Taps klom dus weer uit den
boom en kreeg van den dwerg 6en deken.
„Zoo dikwyis je honger bespeurt," zei de
dwerg, „moet je deze d9ken uitspreiden, cd
zii zal zich onmiddellyk met spy* en drank
vullen, zooveel jy en je familie maar begec-rt."
Daarop verdween de dwerg en Timotheus
Taps snelde vergenoegd naar huis. Onderweg
kreeg hy evenwel honger, en voor bod
logement spreidde hy zyn deken uit, die zicb
onmiddellyk met de heerlykste spyzen eo
dranken vulde. Dat zag de waard en heimoiyk
zeide hy tot zyn vrouw: „Dat is een rare
vogel. Zie, dat je hem do wonderdeken afneemt
en mot een andere verwisselt. Wy zouden
zulk een deken in onzs zaak zeer goed
kunnsn gebruiken." Dat begreep de vrouw
ook, en toen Timotheus Taps na den eten
ingeslapen was, verwisselde zy de wonder-
deken met een andere, gewone dekon, waar-
mede Taps later vergenoegd wegliep.
„Vrouw," riep hy trotscb, „kom bier en
breng de kinderen mee! Go zult allen ver
zadigd worden, al moest gy ook acht dagen
lang eten."
Daarop spreidde by zyn dek9n uit, maai
zy bleef tot zgn verbazing leog. Nu zag h j
dat hy opnieuw bedrogen was, liop totrnip
weg en riep: „Naar den duivel met do wereld,'
ik wil er niets meer van weten! Zyisêlechf
en roekeloos en de menechen zyn dieven ei
spitsboeven. Ik ga my ophangen 1"
(Wordt vervolgd.)