N°. 11607. Maandaj» 27 "December. A0. 1897 gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZSOHT. P'enilletoni KERSTMIS. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maajideo. 1.10. Franco per post t j 40. Afzonderlijke Nommore 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN; Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Orootere lettere naar plaateruimte. - 7oor tiet incaeseeren buiten de stad wordt f 0.05 berokond Tweede Blad. Ofllciëele Kennisgevlugon. KËNNlSGEVmG. Snscitryving voor de Nationale Militie» Burgemeester eu Wethouders van Leiden, Gelet op artikel 19 der wet van den 19den Augustus 1801 (Staatsblad No. 72), betrekkelijk do Nationale Militie, gewijzigd bij de wet van den 4den April 1892 (Staatsblad No. 56); Herinneren hen, die op den lsten Januari 1898 hun 19de jaar zullen zijn ingetreden, en alzoo de goboienen in het jaar 1879, alsmede hen, die eerst na het iutreden van hun 19de jaar, doch vóór het volbrengen van hun 20ste, ingezetenen zijn geworden, aan hunne verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving voor de nationale militie, in de maand Januari 1898. Voorts, dat door wie de aangifte moet worden gedaan, te vinden is in art. 18, houdende het voorschrift: Elk, die volgens art. 15 heliport te worden inge schreven, is verplicht zich daartoe bij B- en VVs. aan to geven tu3schen den lston en den Sisten Januari. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis, is zyn vader, of, is deze overleden, zijne inocder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Voorts geven Burgemeester en Wethouders kennis dat tot deze iuschrijving zitting gehouden zal wonl^n on bet-Raadhuis (kamer No. 9) van de3 voor- middags halftio i tot dei namiddags drie uren, op .wnamlug S Januari, voor hen wier familie- n. a a aanvangt met de letter A, B of C; <p Dinsdag 4 Januari, voor hen wier familie naam aanvrng met de letier D,E, F, Goffl; op Woensdag 5 Januari, voor hen v ier familie naam aanvangt met dc letter J,J,KofL; op Donderdag 6 Januari, voor hen wier familie naam aanvangt met de lettor M, N, O, P, Q of R; op Vrijdag 7 Januari, voor lien wier familie naam aanvangt mot de loiter S, T, U,V, W, X, Y of Z. Eindelijk, dat de geboorte-akten, die de belang hebbenden bij de inschrijving, onder opgave der ^woonplaats van den ingeschrevene, behooren over te leggen, dagelijks de Zon- en feestdagen uitge zonderd, zijn te verkrijgen ter Secretarie dezer gemeente (afdeeling Burgerlijke Stand), van des voorruiddngg tien tot des namiddags drio uren, wanneer tevens voor lien, die hier niet zijn geboren, aanvrage ter verkrijging van die akten kan worden gedaan. Burgemeester eu Wethouders voornoemd, Leiden, E. WAS, Burgemeester. 17 Dec. 1897. E. KIST, Secretaris. Onder het opschrift „Een mislukte zeereis" geeft hot radicale weekblad Vooruitgang het volgende verhaal van den val van d en minister van marine: Woensdag 15 November liep Jansen, naast God schipper van z\jn schip, genaamd: type- Kortenaer, de veilige haven van het Marine- departement uit, om zich op de gevaarlijke ■watoren van een parlementair begrootings- debat te wagen. Aan het strand stond de reedor PiersoD, mot een Haffmann3-hoed op het hoofd en een Nederlandsche vlag met oranjewimpel in de haad, naar het uitvaren te kijken. Zijn blik drukte bezorgdheid uit en het mocht wel, want er „zat snauw an dolocht, maetje", zooals de Sc'aoveningers zeggen. Dat bleek al spoedig, want nauwelyks had het schip een paar knoopen geloopen, of links en rechte doken de zeegoden op, die gewoon lijk liet zoute nat in beroering breDgon, en waarvan sommigen daartoe speciaal door Jupi ter zijn aangesteld. Zij verhieven zich uit het water en riepen den kapitein dreigende en vermanende woor den toe. „Wat doe je met dit schip buitengaats?" riep een der halfgoden; „heb ik je verleden jaar niet gezegd, dat ik het hier niet zien wil 7" De kapitein verontschuldigde zich door te zeggen, dat het maar bij uitzondering was, doch de god scheen niet bevredigd. „Je gaat een verkeerden koers uit, of je kompas deugt niet'1, riep een ander; „wan neer je niet denzelfden koers gaat als dien van v. d. Wijck, dien ik verleden jaar heb goedgekeurd, zal het er je naar vergaan". De kapitein toonde aan, dat hij inderdaad denzelfden koers uitstoomde, en zoo er ver schil was, dit hoogstens een paar graden be droeg, maar deze god scheen met het ant woord geen genoegen te nemen. „Waar is de reis naar toe?" informeerde een derde. „Langs de kust", luidde het antwoord, maar niet uitsluitend, ik denk ook door te gaan naar Indië." Dit laatste scheen een bijzonder slechten indruk op vele goden te maken. „Daar deugt je schip niet voor", riepen zij els om strijd, „daarvoor moet je een kruiser hebben; pas op, dat je met dit type niet naar Indië koers zet, of je zult er niet goed afkomen." Iutus8chen waren er ook goden, die vriende lijke raadgevingen uitdeelden. „Kapitein", adviseorde er een, „loop de haven weer binnen; je ziet, dat de zee onstuimig begint te worden, wacht beter weer af." „D-t nooit," klonk het antwoord, „zoo'n oude zeerob als ik gaat nooit voor stormweer terug." Nu dook een god uit de zee op, die bet zilte nat anders voor de oorlogsschepen nog al eens onveilig pleegt te maken. H(j hief z(Jq wijsvinger waarschuwend in de hoogte en sprak met klom: „Kapitein, luister wat ik ga zeggen. Wanneer je mfj plechtig belooft te blijven varen op de kust en Diet te gaan naar Indië voor en aleer een ander schip van hetzelfde type de reis goed heeft vol bracht, zal ik jo het niet lastig maken, maar zeg je mijn hulp toe." Kapitein Jansen scheen niet veel lust te hebben de belofte af te leggen, maar hij antwoordde toch„Dat wil ik wel doen, maar ik weet te zeker, dat de reis 'goed zal uitvallen, om maar niet alvast naar Batavia koers te zetten." Daar verscheen do hoofdman van do godeD, die beweren speciaal door Jupiter te zijn gezonden, aan de oppervlakte. H(j is een zeer invloedrijke god, maar de zeelieden hebben h6t niet erg op hem. Zoo zie je hem aan stuurboord en zoo weer aan bakboord. Htf heeft daarbij de gewoonte zeewier in z\jn mond te nemen als hij spreekt, h6tgeen 't effect schijnt te hebben, dat, wanneer hjj zijn raadgevingen uitdeelt, de kapitein juist het omgeko'.rde verstaat van hetgeen de stuurman meent gehoord te hebben. BJ„Dit is geen voldoende antwoord op do vraag, die je gedaan is", luidde het o. a. uit zijn mond, „we willen weten of g(j inderdaad de behouden terugkomst van het andere schip zult afwachten alvorens de reis te aan vaarden." Kapitein Jansen, die nu ook den reeder aan het strand zag wenkeD, begon te be grijpen, dat, als hjj niet naar de haven wilde torugkeeren, hy deze goden te vriend moest houden, en hy legde de belofte af om niet naar Indië koers te zetten voor een ander schip van hetzelfde type de reis behouden had volbracht. Toen dook de hoofdman van de goden, welko zeggen speciaal door Jupiter te zjjn aangesteld, met een fijn grynslachje onder. Maar het resultaat van de belofte was anders dan de kapitein en de reeder hadden verwacht, want zy bleek in plaats van te kalinoeren op de meeste goden een irriteerenden invloed te hebben. „Ziet ge wel," zoo riepen de goden, die het schip voor de kustvaart hadden willen be stemmen, „ziet ge wel, dat kapitein Jansen met dit scbip geregeld op Indië wil gaan varen; het blijkt immers uit zjjn belofte", en zij begonnen groote golven te maken, die hoe langer hoe hooger werden. De vriendelijke god met den dreigenden wysviDger en zjjn vrienden hielpen kapitein Jansen zoo goed als zy konden, want al hiel den z(j meer van koopvaardij- en visschers- ▼aartuigen, en al hadden z(j een hekel aan oorlogsschepen, toch hadden zy sympathie voor den wakkeren gezagvoerder, omdat hy niet alleen zenen uit de werkmansklasse, maar ook jongelieden uit den gegoeden stand, die tot nog toe tegen betaling van een afkoop som aan wal hadden mogen biy ven, aan boord wilde nemen om dienst te doen evenals de anderen. Doch zy waren niet sterk genoeg om de bruisende golven van de andere goden tot bedaren te brengen. Het type Kortenaer begon, niettegenstaande zyn kimkiMen, hevig te slingeren en eenmaal dwars zee gekomen, bleek het aan de elemen ten geen weerstand te kunnen biedeD, maar sloeg op hst strand uiteen. Dat kapitein Jansen over het gedrag van de zeegoden niet best te spreken is, behoeft wel niet gezegd te worden, en nu verluidt het, dat hy zich niet moor op de groote vaart zal wagen, maar een plaatsje vragen te Egmond-aan-Zoe. Zooals het gewoonlijk gaat by zeerampen, staan de beste stuurlui aan den wal en zoo ontstond er spoedig onder de lieden, die de schipbreuk van de type Kortenaer hadden ga geslagen, een levendige discussie over hetgeen de kapitein had moeten doen en niet do6n. De een meende, dat kapitein Jansen met zulk los weer niet had mo6ten uitzeilen; ds ander, dat hy direct den raad van den god met den dreigenden wysvinger had moeten opvolgen; een derde, dat by van dien raad heelemaal geen notitie had moeten nemen. Ook waren de toeschouwers het niet eens over het gedrag van de goden. Een groot aantal vond het vreemd, dat juist de goden, die zooveel van oorlogsschepen hielden, het type-Kortenaer hadden doen ver gaan en de zg. anti-militaristen onder de goden het zooveel mogeiyk hadden gesteund. Kortom, elk van de omstanders had een andere meening over het geval. Doch een van de toeschouwers, die tot nu toe gezwegen had, sprakKapitein Jansen had het gevaar niet kunnen ontkomen, de goden, die zeggen door Jupiter gezonden te zyn, wilden tegen eiken prys den ondergang van hem en zyn schip, om bem de gelegenheid te ontnomen, ook de zonen van de meergegoeden aan boord te nemen en aan 't werk te zetten. Daarom geloof ik ook niet, dat zy van den Olympus komen, want Jupiter is rechtvaardig en dat zijn zy niet. Ik gevoel veel sympathie voor d6n god met den dreigenden wysvinger en zyn vrienden, die de „type-Kortenaer" wilden 6paren, om den kapitein in de gelegenheid te stellen een goed en rechtvaardig beginsel in toepassing te bren gen. Hos jammer, dat enkelen van hen, die aan zyne zfjde hadden behooren te zwemmen, de zee hebben helpen onstuimig maken! Zy hebben het strand niet gezien door de schelpen. Ik hoop, dat zy zullen toonen voor 't vervolg. Hier hield de spreker plotseling op, blyk- baar getroffen door iets, wat zyn oog boeide. Allen volgden zyn blik met de oogen. "Wat was er aan de hand? De god met het zeewier in don mond en zfjn trawanten stonden aan het strand, tot ce knieën in het watsr, en waren druk bozig drijfhout te verzamelen en het strand daar mede te versperren. Wat moet dat beteeken6n? riepen do toe schouwers, en vragende blikken richtten zich op den spreker van zooeven. Deze gzf geen verklaring. Hy zeide slechts: „Ik ga myn vriend Eland waarschuwen" en snelde heen. Aan de „Brieven uit de Hofstad", gericht aan de Arnhemsche Courantis het volgende ontleend „Het schynt hier wonderlijk te zyn toege gaan met de schatting vcor de perao- neele belasting en zoo de helft maar waar is van hetgeen wordt verteld, door de slachtoffers zelf, en men elders er ook op de ruwe manier, die hier gevolgd schynt, heeft iDgehakt, (en na hetgeen daarover in de Tweede Kamer door verscheidene afgevaardigdon is gezegd, meen ik te mogen aannemen, dat dit werkeiyk hot geval is), dan zal de belasting van den heer Sprenger van Eyk, nadat een maal op alle reclames naar billykheid recht zal zyn gedaan, nog ten Blotte heelwat minder opbrengen dan de millioenen, die ze nu reeds beneden bare voorgangster is gebleven. Bij den directeur der belastingen to Rotterdam moeten borgen van reclames uit de Hofstad liggen, waaronder er zyn, welker gegrondheid u by de kennisneming biykt, en u de vraag op de lippen brengt, wie dan toch de geleerden zyn geweest, door wie zoo door 't wilde en 't domme heen is getaxeerd, en of die deskundigen mis schien uit Meerenberg ontboden waren." De echryver illustreert vereer zya bewe ringen met een voorbeeld vsd schattors-aber ratie betreffende een villa te Scbeveningen, dat inderdaad nogal heel kras is. In het Nederlandsche Dagblad komt onuer het hoofd Nieuwjaarswenschen het volgende voor, door een der abonné's ge schreven: Telkens wanneer de Nieuwjaarsdag nadert, word ik met verontwaardiging vervuld door de dwaze mode (waüt iets anders i3 het toch niet) om nieuwjaarskaarten te verzenden. Het hart blyft hieronder koud, zoodat het ontvan gen van tien of honderd nieuwjaarskaarten, voor my althans, evenveel, d. i. niets wil zeggen. Het schrijven van brieven op dien datum laat ik hier natuurlijk onbespro ken. Dit is iets geheel anders. Daarin worden de gevoelens vertolkt, die men voor de zijnen gevoelt, en daaraan zou ik dan ook noodf een einde gemaakt zien. Wy, Christenen, mogen ook hier de liefde tot den naaste niet uit het oog verliezen. Laten wy daarom denken aan de moeite, die de postbeambten met die kaartjes hebben. En dat alles om aan een dwaze modegril to voldoen. My dunkt, dat het 't meest doeltreffend zou zyn om in e9n blad, dat algemeen ver spreid wordt, een korte advertentie te plaatsen, ten eiade op die wyze vrienden, familie en geestverwanten met den aanvang van h6t Nieuwcjaar geluk te wenschen. Ovor het zweeten der honden schrijft C. T. K. in De Nederlandsche Hondensport: Zweet do bond door de tong? Algameea geldt deze meening. Zy is evtnwel onjuist. Op golyko wijze als de mensch of het paard kan de hond niet zweeten, want de zweet- klieren ontbreken in zya liuiu. Hj moet der halve de afkoeling, die het zweeten ons bezorgt langs anderen weg bekomen. In normalen toestand ademt de hond 20 tot 30 maal is do minuut; loopt of rent hy echter in de hitte of by sterke llchaamsinspanning, dao stijgt het getal zyner ademhalingen tot 30G a 350 maal in een minuut. Deze versnelde ademhaling ontvoert aan zyn longen een groote hoeveelheid waterdamp. De physioloog Richet berekende, dat een bond, ter zwaarte van ongeveer 30 K.G.op deze wyze 130 gr. water afscheidt. Voor de verdamping dezei hoeveelheid water is echter een warmtegraad noodig zoo groot, dat men in evenredigheid daarvan 60 liter water op één graad C lsiur verwarmen kan. De versnelde ademhaling koslt alzoo het lichaam van den hond aan- merkeiyk af. In ovenredigheid hiervan h dc watermassa, die aan de oppervlakte van d' uithangende tong van den bond verdampt, zeer gering. Hieruit volgt, dat de hond we', degelijk door de longen, niet door de tong zweet. w L Vrouw Suzanna Dreher zat met haar drie Jongens om de kachel en luisterde naar den ■wind, die snerpend koud en hol fluitend om heur armoedig dakkamertje W09i. De mat en traag glimmende turf gaf niet genoeg hitte, om hl) zulk oen koude het geheele vertrek te v.rwarmen; daarom bad de geheele familie zich om de kachel gegroepeerd. Vrouw Dreher, een knappe en jonge verschijning, wachtte op .haar man De fabriek werd vandaag om vyf uren gesloten, omdat het Kerstavond was; haar man had haar beloofd nog vóór donker thuis te zan, en nu was het bijna zeven uren en huiten pikdonker. - Vrouw Dreher wachtte. Zij wist, dat hij niet zou komenook van daag niet, nu allen thuis het Kerstfeest vieren, zou hy niet komen. Zy zuohtto, als zy er aan dacht, hoe dikwyie zy des avonds met oen hang, bezorgd gemoed op hem gewacht, hoe zy naar eiken stap in de stiller en stiller wordende straat geluisterd had tevergeefs. Het was, alsof een demon den man alle ver plichtingen t9genovor vrouw en kinderen deed vergeten. En natuurlyk ging hun huishouden van jaar tot jaar meer achteruit; zy werden steeds armer. „Wat zal er nog van ons worden?" fluis terde zy zacht woenend en trok de kinderen dichter naar zich toe, alsof zy ben beschutten kon tegen koude en ellende. Heur man was schrynwerker. Vrooger was hy zelf baas geweest; maar August zoo heette haar man speelde meneer, liet de grzfllen hun gang gaan en was nietdikwgls in de werkplaats te zion. Daarentegen was hy een stamgast des morgens in „Do Veeper", de3 avonds in „De Blauwe Vlag". De gevol gen konden niet uitblyven. De klanten bleven weg, de meubelmakery ging ton gronde en August moest naar de fabriek, waar hy voor eon weekloon werkte. Dat beviel hem natuurlyk niet; hy veron achtzaamde zyn werk, en alleen aan hot smeeken zyner vrouw had hy het te danken, dat hy zyn betrekking behield. „Moeder," ri9p haar oudete eensklaps, „vertel ons wat! Het ie hier zoo koud; ver tel ons eon geschiedenis, opdat wy de koude vergeten." „Ik ken geen vertelsel, Karei," antwoordde zy treurig. „Oho!" riep de kleine, een jongen van onge veer zeven jaar, „ik weet wei, dat u mooie geschiedenissen kunt vertellen. Toe, vertel ons de geschiedenis van Timotheus Tap6. Dat is da mooiste." De kleinen luisterden aandachtig en zes begoerige kindoroogen zagen de moeder in spanning aan, zoodat zy het niet van zich kon verkrygen, hen teleur te stellen. Zy begon dus te vertellen: „Er was eens een man, die Timotheus Taps heette. Het was een groote luiaard. Hy wilde niet werken en altyd goed eten en drinken." Ha-ha-hal" lachte de kleine Karei ver genoegd. „Ja, altyd goed leven on niots doen en zoo had Timotheus Taps weldra geen cent moer en geen Etukje brood, om zyn vrouw en zyn kinderen te voeden. Toen was er alle dagen ruzie in huis, zoodat het niet meer om uit te houden was. En Timotheus Taps dacht: „Ik weet, wat ik doe. Ik ga naar het boech en hang my op." Zoo gezegd, zoo gedaan. Hij leende van oen buurman een strik, ging naar het bosch en had een mooien boom gevonden, waaraan hy vry kon hangen. Toen hy het hoofd door den strik stak, zag hy opeens, als 't ware uit den grond opge schoten, een dwerg. „Wat doe je daar?" vroeg doze. „Hé, zie je dat niet? Ik hang my op." „Dat is niet goed, boste Taps. Waarom wil jy je ophangen?" „Omdat ik niets meer te eten en te drinken heb." „Aha, is dat het?" zei de dwerg. „Kom maar naar bonedon! Jo zult geholpen worden." Timotheus Taps klom naar beneden, de dwerg gaf hem een volle beurs met goud en zei, dat ze nooit leeg zou worden. Daarop verdween by. Taps nam het eene goudstuk Da het andore uit de beurs en zag, dat zy weikélyk even vol bleef. „Wat!" riep hy overmoedig, „heb ik het niet direct gezegd, dat ik knapper dan alle anderen ben? Nu zullen ze wat beleven." Hy ging naar huis. Onderweg kreeg hy honger, ging in een logement en at en dronk. Doordat hy er moe van werd, aliep hy in. Toen Z6ide de waard tot zyn vrouw: „Nou, dat is een rare vogel. Hy heeft zooveel geid, dat het hem er niet op aankomt. Probeer eens, of je hem de beurs niet kunt afnomen en opdat hy het niet bemerkt, een andere er voor in de plaats kunt brongen." Dat deed de vrouw, en toen Taps ont waakte, ging hy welgemoed verder, zonder bet te bemerken. „Hè, vrouw," riep hy thuis, „doe open! Nu begiut het goede leven|! Zie eens hier: goud, goud als haver." Daarby trok hy de beurs uit den zak, maar ze was leeg. Toen schold zyn vrouw, die natuurlyk dacht, dat hij haar wilde foppen, zeer." „Dat verdiende hy, die domme Taps," lachte de kleine Karei. „Waarom paste hy ook niet beter op?" „Karei, menigeen heeft goed opgepast en is toch arm geworden. Je moet goad opletten, opdat je den zin van het sprookje begrypt." „Verder, verder, moeder!" drong de kleine aan, en vrouw Dreher ging voort„Timotheus Taps nam dus zyn strik voor de tweede maal en ging naar het bosch, om zich op te hangen. Toen hy het hoofd door den strik gestoken bad, verscheen de dwerg opnieuw, maar ditmaal keek hy gestrenger en ernstiger. „Wat!" zeide hy, „je wilt je toch doodon?" „Natuurlyk, ik heb niets te eten on te drinken. Het is beter, zich op te hangen dan te verhongeren," antwoordde Taps. „Heb je anders geen klacht?" zei do dwerg. „Kom maar naar beneden 1 Je zult geholpe- wordon." Timotheus Taps klom dus weer uit den boom en kreeg van den dwerg 6en deken. „Zoo dikwyis je honger bespeurt," zei de dwerg, „moet je deze d9ken uitspreiden, cd zii zal zich onmiddellyk met spy* en drank vullen, zooveel jy en je familie maar begec-rt." Daarop verdween de dwerg en Timotheus Taps snelde vergenoegd naar huis. Onderweg kreeg hy evenwel honger, en voor bod logement spreidde hy zyn deken uit, die zicb onmiddellyk met de heerlykste spyzen eo dranken vulde. Dat zag de waard en heimoiyk zeide hy tot zyn vrouw: „Dat is een rare vogel. Zie, dat je hem do wonderdeken afneemt en mot een andere verwisselt. Wy zouden zulk een deken in onzs zaak zeer goed kunnsn gebruiken." Dat begreep de vrouw ook, en toen Timotheus Taps na den eten ingeslapen was, verwisselde zy de wonder- deken met een andere, gewone dekon, waar- mede Taps later vergenoegd wegliep. „Vrouw," riep hy trotscb, „kom bier en breng de kinderen mee! Go zult allen ver zadigd worden, al moest gy ook acht dagen lang eten." Daarop spreidde by zyn dek9n uit, maai zy bleef tot zgn verbazing leog. Nu zag h j dat hy opnieuw bedrogen was, liop totrnip weg en riep: „Naar den duivel met do wereld,' ik wil er niets meer van weten! Zyisêlechf en roekeloos en de menechen zyn dieven ei spitsboeven. Ik ga my ophangen 1" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5