N\ 11599 Donderdag 16 December. A0. 1897 t r i-io. fsze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering Van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Een ongelukkige jeugd. LEIISCH JPRUS DEZER CODBAHTi ^oor Loiden per 3 maanden. franco per post tfifconderlgke Nommera 1.40. 0.05. PBIJS DEE AD VERTEN Tl&Ef Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootera fetters naar plaatsruimte. Yoep het incasseeron buiten de stad wordt f 0.05 berekend. In het Amsterdamscli Effectenblad van 13 Novc-mbor kwam een artikel voor, waarin beweerd wordt, dat in de wet de middelen met ontbreken om een einde er aan te maken, dat eigenaars van een groot aantal aandeelen aan toonder in naamlooze vennootschappen, ter algomeene vergadering meer stemmen uitbrengen dan art. 54 W. v. K. toelaat, het geen ploegt te geschieden door die aandeelen onder strooma 11 non te distrioueeren. In het Weelcblad voor provinciale, enz. obli gation van den heer Juliu3 Oppenheim wordt dit betoog juridisch onhoudbaar genoemd. Ia het Effectenblad is nl. beweerd, dat de vraag of de uitgever van toonderpapier een ieder, die het papier voorlegt, enkel op grond dor vertooning als schuldeischer moet erken nen in 't algemeen ontkennend is te be antwoorden. Alloen in art. 14 der Bankwet 9taat de bepaling, dat de houder van een bankbiljet uitsluitend gerechtigd is betaling der or m uitgedrukte som van de Bank te vorderen; dit ware een noodeloozo bepaling, 'ndien zij van alle toonderpapier gold, en daarom is sij als uitzondering te beschouwen, flie het tegondee! als regel bevestigt voor ie niet-uitgezonderde gevallen. Het Weekblad merkt op, dat dan ook geen muntbiljet- e n, gsen spoorkaartjes, geen schouwburg- oiljet den vertooner recht zouden geven, daar ie wet het daarvan niet zegt, en dat vul lens de redeneeiing van het Effectenblad een 'kantoorbediende wol zonder geldige reden mag worden weggezonden, omdat het Burg. Wetboek onkel van dionst- en werkboden aitdrukkeljjk bepaalt, dat het niet zonder gel- Sige reden mag geschieden. De bepaling der Bankwet is geen uitzondering, maar slechts jon toepassing van den regel omtrent toon- ierpapier. Ook Let beroop op de uitlegging van over jenkomelen, als zou men Diet tot meer ztfn gehouden dan waartoe men bedoelde zich te verbinden, gaat volgens het Weekblad niet. Immers, ris de woorden duidelijk z\jn, mag men daarvan door uitlegging Diet afwijken, jn als in het geschrift staat „toonder", is lat zóó duidelijk, dat men daarvoor niet den eigenaar of bezitter in de plaats mag itelleD. Onderzoek naar de bedoeling van den uitgever komt hierbij niet te pas; dat is ook Ie grondslag bij „papier aan toonder", die lijn recht enkel ontleent aan het stuk zelf. Eindelijk de bewering, dat het met goede rechtsbegrippen strijdt zich door een onrecht matige handeling tegenover een ander een jecht te verschaffen. „Is hier een jurist aan )iet woord?" vraagt het Weekbladmet een Verwijzing naar de gevolgen der verjariDg Mi naar de wetsbepaling, dat bjj roerend goed in papier aan toonder bezit al9 eigendom jeldt. Als men nu zegt, dat dan het stemmen ioor sttoomanneD, in strijd met de bedoeling 7an art. 54 W. v. K. mogeiyk wordt ge maakt, dan antwoordt Lot Weekblad: „dat de wet door aandeelen in blanco te veroor loven en de vennootschap door zulko aan- deeltn uit te geven zelf dit middel toestaat, misschien zelf wel bewust toestaat, omdat dit middel een noodzakelijke voorwaarde is voor het tegengaan van oen onderdrukking der belangen van de meerderheid door do minderheid. En als dan toch onderdrukking niet is te verhinderen, dan is een doordrijven van den wil der meerderheid toch altijd nog iets minder onbillijk dan omgekeerd"! De Nederlander bevatte een artikel over de predikantstraktementeD, dat aldus wordt geresumeerd: De quaestie ontstaat eerst als vaststaat, dat de Kerk geen recht van vorderen heeft. Ook al staat dit vast, komt toch inafzien- baren tyd do quae6tie niet aan de orde. Do traktementen toch zullen uitgekeerd blijven, zoolang do R.-Katholiekon en Ned.- Hir.'ormden dat zeiven verlangen, omdat zon der hun modewerking Grondwetsherziening onmogelijk is. Geen rechtsbeginsel verzet zich tegen het bestaande artikel der Grondwet. E9rst als de Kerken zeiven meonen, dat haar belang intrekking der traktementen meebrengt, ontstaat do quaestie of misschien de Staat zelf nog belang heeft bi) de uitkee- ringen. Die quaestie is geen beginsel-, maar een utiliteitsquaestie, en nog wel een van betrek kelijk weinig belaDg. De stichtingsdag van het Neder- landsch Zendelinggenootschap valt dit jaar op een Zondag. En die stichtings dag is dit jaar meteen een herinneringsdag aan het honderdjarig bestaan van het genootschap. Den 19den December van het jaar 1797 kwamen een twintigtal vrome en vroede man nen in een deftige zaal eener op het Haring vliet te Rotterdam gelegen woning bijeen. En op het electriseerend woord van dr. J. Th. Yan dor Kemp besloten zij zich „in oen per manent genootschap te moeten con verteeren", dat den bovenvermelden naam zou voeren, en ten doel zou hebben de „voortplanting en bevordering van het Christendom, bijzonder onder do Heidenen." Do Kerkelijke Courant wekt op, om in alle bedehuizen in Nederland aan een feit te her inneren, dat in de jaarboeken van de zending van grooto boteekenis is geworden. In het Indisch Militair Tijdschrift schrijft de officier van gezondheid L. J. Eilerts de Haan: „In den laatsten tyd is het meer dan eens voorgekomen, dat pas ontscheepte jonge sol daten, die nooit in Indië waren geweest, reeds in de eerste weok van hun verbiyf hier te lando allerlei ziekten voor wendden. Helaas, niet alleen voorwendden! Of verslapte keuring in Holland officieel is toegestaan is my onbekend; maar zeker is het, dat in het laatste jaar eenige ïyders aan longtering, een man met|rugge- graatsontsteking, een individu van 47 KG. zwaar, nog ia 't geheel niet bekomen van hevige koortsen, in do West dooretaaD, odz. enz., als jonge soldaten uit Nederland werden ontscheept. Tweemalen hoorde ik van derge lijke militairen, „dat zo in Holland maar zoo zoo keurden en zy er daarom doorgerold waren." Hoe dit zy, aan zulke soldaten heeft Indië nietsIn 't algemeen is het Gouverne ment het best gediend door strenge kou- ring Mr. Van B. schryft in een Haagschen brief in De{n) Controleur „Hoe trotsch we ook zyn op do uitbrei ding van onze metropolis, een echte atam- Hagenaar, die byv. zyn tyd verdeeld tus- schen zyn ministerie, zyn bittertafel en zyn huiskamer, is met Brussel en Parys nog familiaarder dan met Scheveningen en Ry s w y k. De trots op den geboortegrond belet daarby niet, in die Franscb-sprekendo steden alles „heol anders dan hier" te vinden. Dat „anders" wordt dan gezegd op oen toon, of men eigenlyk bedoelde „beter". En dat is toch niet zoo; men volgt ons zelfs na, niet alleen mot Lukas Bols en oud-Delftsch, maar ook al in de moderne bouwkunst. Zoo werd er dezer dagen oon nieuw winkelhuis geopend, dat in oon der bladen met al den gloed dor overtuiging en zaakkennis bezongen werd als een echt „nationaal" product. Nu, nationaal zyn al onzo moderno bouwwonderen; do Regentesselaan byv. is een UDicum, dat als Baedeker hot maar eenmaal in zyn boek zet duizenden zal doen toestroomen. Maar de nationale gedachte, uitgedrukt in de zeer origineele pui, en vooral in do entrée van ge zegd winkelhuis, zal do Hagenaar, die Brussel bezoekt, daar in een andere pui eu oon andere deur voor eon groot deel gevolgd vinden. De Bru8selsche architect Hankar was zelfs zoo vlug met het navolgen van die nationaal- Haagecbe motieven, dat ik al in een Belgisch werk over decoratieve kunst een photographie zag van zyn imitatie, toon hier de schutting het origiaeel nog aan onze oogen onttrok. Je weet, dat hebben in den tyd van „Braga" de Engelscbe dichters ook onzen poöeten gelapt." In het Archief voor de Ver zeker ingsw eten- schap, het tydschrilt, door de Vereeniging van wiskundige adviseurs uitgegeven (December 1897), komt over het jongste verslag der Rykspostspaarbank een beschouwing voor, waarin op een grappige drukfout wordt gewezen. Op een bladzijde van het verslag leest men namelyk voor Ry kspostspaarbank Rijstpostspaarbank. Die zetfout geeft den schrijver aanleiding tot de volgende opmerking: „Zou de zetter hier onwillekeurig een vingerwijzing geven aan onze koloniën en door abusievelyk het denkbeeld spaarbank aan dat van koloniale waren te verbin den, de vraag stellen in hoever ook de zorg over Harer Majesteits onderdanen in Azië en Amerika, voor zoovoel het spaarwezen betreft, aan de Rykspostspaarbank zou kunnen wor den toevertrouwd?.... Mogelijk zou 6ea Ryst-postspaarbank nog zulk een kwaad denkbeeld niet zyn, in zooverre, dat dezo menschoD, die gewooniyk geen geld bezitten, hun inlagen ia den vorm van zekere boeveel heden ryst of andere artikelen zouden kunnen verrichten. Mogelyk zyn deze gedachten, in beteren vorm gebracht, voor verwezenlijking vatbaar en behoort alzoo de drukfout, waaroy de Ryks- tot eeD Ryst-postspaarbank werd gemaakt, tot dio beroemde fouten, waarvan de geschiedenis der boekdrukkunst nu en dan enkele voorbeelden oplevert." Het denkbeeld zal zeker niet zoo gemakkeiyk te verwezeniyken als to opperen zyn, zegt het Handelsblad. Er zullen heelwat pakhuizen noodig zyn om do „iogelegdö" ryst to be waren en het zal heelwat last veroorzaken ze tegen bederf, onz. te vrywaren en vocrjl do indentiteit to bewijzen. Of zou de ryst- spa>rbank-directio ook de ryst mogen verkoo- pen en de Staat dus als koopman of makelaar in ryst optreden? Deze en meer bedenkingen rijzen op maar wellicht vindt een schtrpe kop Let geschikte middel om het sparen in de koloniën ook ander3 dan door het inbrengen van geld te bevordereD. Wy berinneren, dat bet flan om de Rijkspostspaarbank ook in Nol-Indië in te voeren, etn eindweg is gevorderd, zooals de directeur der Nederlandscbe inrichting, de heer A. Sassen, onlangs uitvoerig beeft mede gedeeld. De Standaard zegt: De afstemming van don kleinen post van f4000 op de salarissen der hoog leeraren is voor de Regeering een échec geworden. Dit had Diet zoo behoeven te zyn. Indien de Minister gevoelen tegenover ge voelen had geplaatst,-en voorts gebleven wae by zyn eerste zeggen, dat by de beslissing aan de Kamer overliot, zou het Kabinet in politieken zin buiten schot zyn gebleven; en naar het schynt wilde de heer Goeman Bor- ge9ius dat ook wel. Maar toen kwam de heer Pierson, de pre- mior, er by, en opeens veranderde de houding aan de Regeeringstafel. De fractie-Kerdyk kreeg over haar euvel optreden harde woorden te hooren. Er werd een quaestie van politieke trouw van gemaakt. En zelfs de vingerwyzing om naar een andere organisatie van ons Hooger Onderwys op weg te gaan, werd stout en boud teruggewezen. Natuuriyk, dat hierdoor de aanneming van het amendement met 50 tegen 34 stemmen op een échec uitliep. Het was toch de eerste maal, dat het nu tot een stemming van eenige beteekenis kwam, en by die stemming bleek, dat het Kabinet niet op een vaste meerderheid rekenen kan. En al heeft de Minister Pierson by de algemeene beraadslagingen dan ook nog zoo fier het denkbeeld van een ministoriëele meerderheid afgeslagen, toch zou het ons bevreemden, indien hij jl. Zaterdag niet op zulk een meerderheid zeer prys zou hebben gesteld. En dat te meer, omdat feitelijk het con servatisme, op rekening van het Kabinet, de nederlaag leed, en alle Kamergroepen, die reorganisatie van het Hooger Onderwys ver langen, zich tegen de Regeering vereenigden. De voordracht was conservatief, d. w. z. ze was een poging om het oud- libeiale systeem op het stuk van Hooger Onderwijs te handhaven en te sterken. En zulks tegenover dea uitgesproken eisch, om bet kwade uit de bestaande regeling w- g te nemen. De stemlyst toont dan ook, dat alle oud liberalen met de Regeering medegingen; dat de vooruitstrevenden zich tegen haar keerden, en dat ze nog veel gevoeliger nederlaag zou hebben geleden, indien niet een tameiyk breede groep van liberalen op hotj stuk van Hooger Onderwys nog zonder opinie stond. Het Vaderland erkende het dan ook zelf, dat zelfs de embryo van een opinio ten deze onder zyn groep nog niet aanwezig is. Schoone bekentenis, waarvan we akte nemen. Over zoo interessante quaestie van het nationale leven als de quaestie van het Hooger Onderwijs nog zelfs met de aanvang van een gevestigde opinie! Petroleum. Vele proeven zyn reeds genomen om petroleum in een vasten vorm om te zettoD, bekend onder den naam van petroleum briquetten. Volgens osn nieuwe methode wordt onge veer 10 pet. natronloog mot 10 pet. t3lk of palmolie in een ketel, onder afsluiting van luchttoevoer, met oververhitten stoom verhit. Aan deze massa wordt dan zooveel petroleum toegevoegd, dat de gobeele hoeveelheid onge veer 100 deelon bedraagt. Het geheel wordt onder onophoudelijk roe ren oenigen tyd ongoveer een uur, afhan kelijk van de toe te voeren warmte ver hit; evenwel moet de temperatuur steeds onder het kookpunt van de petroleum ge houden worden, om sterk schuimen te voor komen. Gaat de binding te langzaam en te onvolledig, zoo wordt de bewerking bespoedigd door toevoeging van een weinig nalronlaag. Na korten tyd heeft de verzeeping van het vet en het vastworden van de petroleum plaats gevonden, waarna men de aldus ver kregen massa in vormen kan gieten en laten bekoelen. Het aldus verkregen product bevat meer dan 90 pet. brandbare bestanddeelen en slechts 5 pet. aschbestanddeelen. Deze ontdekking is van veel gewicht. Voor eerst vervalt daardoor het groote gevaar, verbonden aan het vervoer van vloeibare petroleum, om niet te spreken van tanks, buizen, enz., die mede tot het veiledene gaan bebooreu. De briquetten branden met een lange vlam, geven weinig roet en meer warmte dan steenkool en zyn goedkooper. Vcoral voor de koopvaardyschepen kan het gebruik maken van petroleum-briquetten, met het oog op het innemen 03ner kleine ruimte, van reel belang geacht worden. Aldus lezen wy in het Tijdschrift der Neder- landsche Maatschappij t. b. van Nijverheid. Zg schreed spoedig het boschje door, dat Miring van Ritheim scheidt. Zg liep met de logen naar den grond gericht, zonder een blik te wijden aan hetgeen haar omringde. Tevergeefs zond een heerlijke zon haar stralen '.ot haar door de takken, die nog beroofd waren van den bladertooi, maar toch reeds deden denken aan de opstanding der natuur; tevergeefs bloeiden er bloempjes aan haar voet. Blanche schreed verder zonder ze te zien «jj, gewconlgk zoo gevoelig voor de schoon heid der natuur, vertrad met onverschilligheid haar eerste teedere voortbrengselen. Bo- het huis der dames Yon Ahring komend, bemerkte Blanche beur oude dienstbode; zy groette haar met een vriendelijken hoofdknik en trad binnen. In het kleine saion, waar de twee gezusters gewoonlijk vertoefden en dat »an Blanche even bekend was als haar eigen kamer, bevond zich alleen de oudste zuster, Hildegardis. In baar leuningstoel gezeten, scheen zij te slapen of te peinzen: een boek lag op baar schoot; zj) hield de handen ge vouwen, en wanneer men haar gelaat zag, zou men meeneo, dat zij bad. Toen Blanche binnenkwam, ontwaakte z(j uit den slaap of uit bet gepeins en groette bet meisje met den gewonen vriendeljjken glimlach. „Zgt ge daar, kleine waterlelie?" vroeg zij. Siid het gebeurdo met Sigismund had zy de gewoonte het jonge meisje dien naam te geven, en de huisgenooten van Blanche hadden het voorbeeld langzamerhand gevolgd. Maar bij den tweeden oogopslag bemerkte de oude dame de verandering in de trekken vau het arme kind, en zy riep uit: „Wat is er gebeurd, mgn kind; wat is er gebeurd?" „Acb, tante Hildegardis, hy vertrekt I HU vertrekt tot den oorlog 1" „Wie dan? Wie vertrekt'" „Sigismund," antwoordde Blanche onder een stroom van tranen. De goede Hildegardis liefkoosde bet arme kind en liet somwyien een traan van mede- lijden en teederbeid op het jonge voorhoofd vallen. ToeD die eerste etroom van droefheid voorby was, sprak zy eeDige wijze en opbeurende woorden, welke, met teederheid vermengd, het bedroefde hart van Blanche raakten. Deze werd hoe langer hoe kalmer, eu eindeiyk wijkond voor het aangename gezag van haar vriendin, droogde zU haar tranen. Als zg dan rondom zich zag, vroeg zy: „Maar hoe komt het, dat u alleen is, tante? Waar is tante Sabine?" „Zg iB reeds vroeg by een stervende ge roepen, kindlief; ik heb baar Dief kunnen vergezellen, omdat lk ziek was, en myn zuster niet wilde, dat ik het huis verliet. Of liever, de Voorzienigheid heeft gewild, dat ik hier was om u te ontvangen en te troosten. Ge hadt behoefte aan een bevriend hart, om het uwe uit te storteD, niet waar?" „O, beste tante, als ik u toch eens niet had?" „Nu, kind, nu ge een weinig kalmer en sterker zjjt, raad ik u aan naar Ritheim terug te keeren. De wolken stapelen zich op, wy zullen dezen avond een hevig onweder krggeo. Zie, de zon i3 achter die donkere wolken verborgen; het is my, ais hoor rk reeds in de verte bet gerommel van den donder. Ga, mgn Blanche, ga!" Kn het jonge meisje sloeg, nadat zy van haar oude vriendin hartelgk afscheid had ge nomen, den weg naar Ritheim weder in. Weder ging zg door het bosch, maar nu was haar hart niet zoo beklemd als daar straks. Zy verhaastte haar schreden, want het onweder scheen te naderen. Maar toch, by den zoom van het bosch komend, maakte zy een omweg om den vyver der waterleliën te naderen; zy meende nog den tyd te hebben om den ouden wilg te zien, voordat bet zou beginnen te regenen. Maar toen zy op die plaats gekomen was, en zy den wilg weder zag en het veld, de groote bladeren der waterlelies en het water, dat, indien zy er niet ware geweest, haar broeder zou ver zwolgen hebben, benevelden de tranen weder haar oog, en legen den wilg leunend, gaf zy zich weder aan de smart over. Zg bemerkte niet de snelheid, waarmede het onweder naderde; de bliksemstralen, waarvan men eerst nog slechts den weer- schyu zag, doorkliefden de lucht en de douder gromde met woede. Tegelgkertgd vielen er groote regendruppels. Ontsteld wilde Blanche naar het kasteel loopeu, maar zg zag spoedig, dat het onmogelyk was daar te komea, zonder tot op merg on been nat te zgn; dus, sprak zy, waarom zou ik my haasten? De strgd der elementen be haagde haar, hg scheen baar een beeld van den storm baars harten. De wind, welke plotseling opgestoken was, tierde onstuimig en boog de hooge populieren als riethalmen; de donder vermengde er zich mede met ontzettend geratel; bet stortregende. Het waB byna onmogelgk te loopen. Blanche ging zitten op een boomstronk, dicht by den vyver, en beschouwde met verwondering, gemengd met angst, de woeling in de natuur. Terwgl zy zich mot zekere vrees afvroeg, boe zg het kasteel moest bereiken, voordat de avond viel, welke reeds metrasscbe schreden naderde en nog vervroegd werd door de zwarte wolkeD, welke den hemel bedekten, hoorde zy iemand roepen. Ofschoon die stem ver verwyderd was, herkende zy haar toch dadelgk: het was die van Sigismund. Zg stond op, liep naar hem toe, niettegenstaande het onweder, en antwoordde blyde op zyn geroep. Hy zag haar bU het licht van den bliksem, de haren woeien haar om het gelaat, haar gelaat was bleek, haar oogen waren nog vol tranen, maar toch schitterend van vreugde by de stem van haar vriend, by de gedachte, dat hg om haar ongerust was, dat hy gekomsn was, niettegenstaande de woede van bet onweder, om haar te zooken. Dit alles maakte haar weder het kind van vroeger. Sigismund was getroffen en gevoelde k<n levendige ontroering, waarvan hy zich geen rekenschap kon geven. Hy haastte zich tot haar on sprak: „Ondeugend zusje, wat hebt ge my onge rust gemaakt! Toen ik het onweder zag aan komen, heb ik iedereen ondervraagd, om te weten, welken weg gy genomen hadt eindeiyk zeide de tuinman my, dat hy u den weg naar Ahring had zien inslaan. Ik liep er heen; juffrouw Hildegardis zeide my, dat gy juist vertrokken waart, en was er over verwonderd, dat ik u niet ontmoet had. Zeer ongerust terugkeerend, bracht my een goede Inblazing naar den vyver. Dat is onze geliefde plaat9, niet waar, Blanche? Daar zult gy my wachten, wanneer ik terugkom; belooft ge het my?" „Helaas, Sigismund, gy spreekt van terug komen, en ik kan nog slechts aan uw vertre) denken, aan onze wreede scheiding." „Zusje-lief, een man moet zyn vaderlai dienen. De Von Ritheims zyn immer dappere krygers geweest; ik zal de oude eer geen afbreuk doen, en wanneer ik er nog meer luister aan kan toevoegen, dan zal ik myn bloed niet sparen. Maar gy, Blanche, zult de goede engel van den soldaat zyn, en ik zal roemryk terugkooren, behouden en levend, en u nog immer beminnen Hy sprak nog, toen een vreeselyke donder slag het gesprek onderbrak en hen de;d ont stellen. Zy keerden zich om: do oude wilg was door den bliksem getroffen en viol go- deelteiyk in den vyver, gedeolte'yk op het land. Zy tleven eenige oogenblikken zwggen. Emdeliik sprak Blanche bodroefd: „Welk een slecht voorteeken, beste Sigis mund I" „Kom, zusje," antwoordde by glimlachond, „vreo6 niet, ik ben geen oude wilg!" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5