Bal-Zijde, 40 Cts. fi. EENNBBEBfi'S ZWl-FlMltan saürmcH. het Gymnasium verbonden, die begoloii door 't Orkest, de nummers 20, 21, 22, (Dieren- ariaX uit de „Schöpfung" ten geboore bracht, en met zyn schoon en krachtig basgoluid, glaszuiveren toon en beschaafde voordracht veel succes had, zoodat een volgend lied, „Herz am Rheln", van Ferd. fliell, gebisseerd werd. Mot de „Lustspiel Ouverture" van Kéler-Béla werden concert en feestdag waardig besloten, waarna do oud leerlingen afscheid namen, gelukkig de vrienden en leiders hunner jeugd woder eens de hand te hebben gedrukt en dankbaar voor de'gastvrije en gulle ontvangst, hun door Katwljks directeur bereid. (Res.-b.) Roelof-Arendsveen: Thans zijn al hier weder twee huiz?D, bewoond door J. Koek (B 232) en J Turk (B 372), voorzien vau het kenmerk, dat ze besmet zijn door febris typhcïiea. Met betrekking tot het onrustba rende getal der alhier voorkomende ziekte gevallen, vooral onder do kinderen, is de vrees, dat deze ziekte of hare minder kwaad aardige zuster, de typhus abdominalis, een epidemisch karakter gaat aannemen, verre van ongegrond. Voorschoten: Door hst gemeentebe stuur van Voorschoten ia met het oog op de talloozo inzamelingen van gel d, welke in dez9 gemsente in dea laatsten tijd gehouden wor den, bezwaar gemaakt tegen het houden eener aangekondigde collecte voor een weeshuis te Vianen en aan bestuurders medegedeeld, dat die collecte eventueel zou worden gestuit. Zoeter wou de: Door Gedeputeerde Staten is hot aandeel dezer gemeentein de te leveren jaanscbapp.n voor de lichting der nationale militie van 1898 tepaald op 6. Dientengevolge zullen vermoedelijk worden opgeroepen: P. Reeuwyk, H. Overpelt, P. M. v. d. Krogt, E. J. Los, C. Van Meursen li. v. Eyk. De eerste zitting van den militieraad voor de lichting 1898 zal voor deze gemeente gehouden worden te Leiden in het Invaliden huis op Maandag 13 December a. s., des mid dags te 12 uren; de tweede zitting op Maan dag 10 Januari 1898, des voormiddags te 10 uren. Een persoon, die zich by een landbouwer, in het Westeinde alhier, vervoegde om ean aalmoes, kwam aldaar tevens met minder eerlijke bedoelingen, want de kans schoon ziende, maakte by zich meteen meestor van een jas, die aan den zoon des huizes toe behoorde. Van dezen diefstal is aangifte ge daan b\j de politie en het is te hopen, dat het onze wakkere politie moge gelukken, den dader op te sporen. De dader was een zoo- genaamdo „nieuwe klant." Het aantal dezer klanten is legio, die op periodieke tijden, vooral des Woensdags of des Vrijdags, onz8n dorpsgenooten op humane wijze hun min- timen morgengroet komen breDgen. Het waro intusschen wel te wenschen, dat aan dit misbruik paal en perk werd gesteld; want, zooals men wederom ziet, niet allen komen met eerlijke bedoelingen. Post-verzendingen op St-Nicolaas. Bö gelogenheid van het aanstaande St.-Nico- laasfeest wordt de vergunning om meerdere pakketten aan hetzelfde adres van slechts ééne adreskaart te doen vergezeld gaan, voor den tyd van 2 tot en met 7 December aan staande ingetrokken, en zal derhalve by elk gedurende dat tydvak ter verzending aan geboden pakket een adreskaart behooren gevoegd te zyn. Voorts wordt met nadruk aanbevolen, om, tor verzekering van een goede overkomst der pakketten: lo. zorg te dragen voor eeu doelmatige en stevige verpakking van d« te verzenden voorwerpeD, in dier voege, dat deze op afdoende wyze voor broken of beschadigen gevrywaard zyn; 2o. zoo mogelyk de adressen op den omslag der pakketten to schry ven en waar opplakking of aanhechting van een I03 adres onvermydelyk is, dit zoo te do3n plaats hebben, dat voor het verloren gaan daarvan, tydens het vervoer, geen vrees behoeft te bestaan; So. in de pakketten, waarvan bet adres ni=t op den omslag zelf geschreven is, een tweede I03 adres in te sluiten. (S£s.-Gf.) Uit de „Staatscourant". Bij koninklijk besluit ia aan mr. J. L. H. A. Baron Gcricko van Borwijnen, minister van Staat, voorzitter van de commissie, belast met hot af nemen der diplomatieke examens, op zijn verzoek, op de meest eervolle wijzo ontslag verleend uit laatstgenoemde betrekking, onder dankbetuiging voor zijn als lid en als voorzitter dier commissie bewezen langdurige zeer goede diensten; en zijn benoemd tot voorzitter van meergenoemde com missie, het lid daarvan mr. T. M. C. Asser, lid van den Rand van State; en tot leden der com missie jhr. mr. A. F. De Savornin Lohman, lid van de Tweede Kamer der Staton-Gencraal, voor malig lid der commissie, mr. A. L. E. ridder De Stuers, IIr. Ms. buitengewoon gezaut en gevol machtigd minister te Parijs, en mr. J. A. Sillem, lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Benoemd: Bij den plaatseljjkcn staf, tot tweeden luit., plaatselijk adjudant tc Wiericker- echans, de serg.-majoor titulair P. J. Menningh, van het 4de reg. int.; bij het wapen der inf., tot tweeden luit. respectievelijk bjj het 2de en het 4de reg. do sergeanton II. A. Jocliim van Nootdorp, van het reg. grenadiers eu jagers, en P. J. Zaal berg, van liet corps. Toegekend: Do zilveren eere-medaille van de ordo van Oranje-Nassau aan den werkmeester bij de Maatschappij van scheeps- en werktuigbouw „Fijenoord", Hendrik Bijdebeeke; Ontslagverleend: Aan A. F. Van Dijk als burgemeester der gemeente Dieden c. a. Do gewono audiëntie van don minister van binnenlandscbe zaken op Zaterdag 27 November zal niet plaats hebben, II. M. iustructieschip „Nautilus" onder bevel van den kapt.-luit. tor zee A. Seret 25 dezer van Funchal (Madeira) vertrokken, en Hr. Ms. pantser- dekscliin .Koningin Willielminader Nederlanden." onder ccvel van den kapt. ter zee II. C. Feith, is 25 dezer to Colombo aangekomen. Openbare vergadering van den Raad van State, afdeeling voor de geschillen van bestuoT, op Woensdag 1 December 1&97, dos voormiddags te elf uren. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur! De heer Ten Brink zegt in zyn stukje van gisteravond: „De anonymus uit den Spectator heeft in zyn edelmoedigon yver op dit alles niet gelet, maar klaagt steen en been, omdat ik enkele der jongsto auteurs niet heb genoemd, my sommeerende het werk dezer colebriteiteo mooi te vinden, omdat hy het mooi vindt." Nergens echter is deze sommatie in het be wuste stuk te vinden; iategendeel er staat: „We hadden niet durven hopeD, dat professor dr. Jan Ten Brink die jongeren juist beoor- deelen zou, maar we zouden hem nooit do beleediging hebben durven aandoen te veronder stellen, dat hy, geroepon, als eeriyk man, op recht getuigenis af te leggen voor do bo- schaafde wereld, in een tydschrift, dat het blijvend karakter heeft van een encyclopédie op zoo'n jammeriyk vluchtige manier zich zou afmaken van zyn taak, zjjn duren plicht", en verder staat nog, dat de hoogleeraar, zij het dan ook onder protest, eeriyk had moeten coastateeren wat zy (die joDgeren) voor een groot deel der Nederlandsche natie zyn. Het biyft voor velen en my een niet te verontschuldigen fout, dat, om nu slechts by één naam te bly ven, bier de figuur van Lode- wyk Yan Deynse geheel verzwegen werd. En bovendien hadden in een encyclopédie de namen behooren te staan althans van Karei Thym, van Jacques Perk, van Gorter, van Van Looy, (over wiens werk de Hoogleeraar zelf indertyd nog zoo enthusiastisch voor den dag kwam in zyn bydraga in de Groene Amsterdammer: „Een dichter schilder!") Borel, Aletrino, Frans Coenen e. a., en wellicht, dat de weglating van één portröt voldoende plaatsruimte voor de eenvoudige opsomming dezer namen had kunnen geven. In hetzelfde stukje spreekt de Hoogleeraar over het verraden van blinde partydigheid. Ik voor my blyf intusschen gelooven, dat die beschuldiging op den Professor zelf terugslaat. C. Verstee. [Op uitdrukkeiyk verlaogen van den heer C. V., die meende, dat hem het recht van antwoorden toekwam, plaatsen we nog dit stuk, echter thans met finale sluiting, daar de heer Ten Brink ons zelf reeds heeft verklaard niet verder te zullen antwoorden. Red.] RECLAMES, a 25 Cents per regel. tot f 14.65 per Meter, evenals zwarte, wil to en gekleurde van 35 Cts. tot f 14.65 p. Met.; effen, gestreept, geruit, gestippeld, damast, enz. (ca. 240 versch. qual. en 2000 verscb. kleuren, dessins, enz). Porto- en vrachtvry aan huis. Stalen per ommegaande. Dubbel briefport naar Zwitser land. S444 15 (K. en K. HOFL.), Het nieuwe Fransche schandaal. In Duitschland begint men zichte verontrusten is het woord niet, maar men begint althans de beweging in Frankryk over de Dreyfus-zaak zeer onaangenaam te vinden. Er ie veel te zeggen voor het vermoedeD, dat een schurk, een falsaris, de Fransche regeering stukken in handen heeft gespeeld, waarop Dreyfus is veroordeeld, in de hoop op een goede belooning van 50,000 a 100,000 frankeD. Of Esterhazy dan wel een ander zich aan dezen schurkenstreek heeft schuldig gemaakt, moet nog blyken. Maar dit verhin dert niet, dat de Fransche bladen voortdurend een paar kolommen vullen met de treurige historie. Zy schynen te meenen, dat zij dit aan hunne lezers verplicht zyn. Intusschen, genoodzaakt om zooveel „kopy" te leveren, vervallen de bladen in de zonderlingste, de meest phantastischo moord- en roofgeschiodo- nissen. En altyd door wordt Duitschland aan gewezen als do mogendheid, die in Frankryk spionnen en verraders kweekt. Men vertelt de wonderiykste dingen omtrent de inrichting van de Duitsche ambassade, die, zoo men sommige Paryscbe bladen wil gelooven, oen waar roovershol zou zyn, waar men intusschen ook domheden begaat met gewichtige docu menten. Men vertelt elkander, dat keizer Wilhelm In zyn slaapkamer een portret heeft hangen van Napoleon I, om ty zyn ontwaken en als by slapen gaat altijd her innerd te wordon aan den Erbfeiad! Maar de Franschen, zou men zeggen, hebben in al hunne kamers het portret van Bismarck of minstens van een Pruisischen uhlaan den vermaarden uhlaan van 1870! ter herinne ring aan het gevaarlyko Duitschland, dat het voortdurend toelegt op het verderf en den ondergang van do Franscho republiek. Het helpt niets, of Duitsche bladen zeggen eu herhalen, dat Duitschland, indien er verraad gepleegd is, daaraan part noch deel heeft gehad. De Dreyfus zaak geeft eens weer aan leiding tot een uitbarsting van chauvinisme, die als altyd zich tegen Duitschland richt. Daarop nu wyzen de Duitsche bladen, zoo niet met bezorgdheid, dan toch met ernst. Terwyi du3 ia andere landen zuiver mensche- ïyke motioven van deelneming en nieuws gierigheid de belangstelling rochtvaardigen, die het goval van kapitein Dreyfus wekt, gelden daarvoor alzoo ia duitschland nog andere rodenon. De „Köln. Ztg." zegt daarvan „Men moet opnieuw met leedwezen en met bezorgdhtii coastateeren, hoe gemakkelijk op te winden en hoe liehtgeloovig de groote meer derheid der Paryscbe bevolking is en hoe vlug z(j het slachtoffer wordt van de bodenkeiykste elementen der openbare meening, zoodra dezen 't verstaan, den Duitschen nabuur op kwaad willige wyze daarmede in verband te brengen. Dan worden de ongerymdste zaken lichtzinnig geloofd, on dan kan het met het grootste gemak gebeuren, dat Franschen, die tot dusver door alle deugden uitmuntten, reddeloos tot hoogverraders gestempeld eu veroordeeld worden. De haast bygeloovige argwaan tegen spion- nage groeit in Frankryk van jaar tot jaar aan en doet vruchten rypen, die voor het maat- schappelyk leven daar ta lande zeer bedenks- lyk moeten worden. Deze spionnenvrees i3 daar reeds een beproefd middel gebleken om in den dienst van hartstochteiyken haat tegen persooniyke tegenstanders nuttig gebruikt te wordener worden stoads weer dwaze lieden ia overvloed gevondeü, die op zulke wraak zuchtige verdachtmakingen ingaan, zoo dra het slechts gelukt, Duitschland daarmeo op de een of andere wyze in verband te brengen. „Deze Duitsche zjjde wordt thans weder zoo te Parys geëxploiteerd, dat allen ernstigen en kalm oordeelenden Paryzenaars eigenlyk het schaamrood naar do wangen moest vliegen. Men laat den Duitschen keizer lederen dag een nieuwe rol spelen, alsof deze niets teters te doen had dan zich in de binnenlandscbe Fransche zaken te mengen en een ten onrechte aangeklaagden Franschen kapitein voor ver- oordeehng te behoeden; men stelt zich aan, alsof men het Duitsche gezantschap tot de dwaasheid in staat kon achten, dat het stukken, die eenige bewyskracht hebben, a3n de snip- permand toevertrouwt, zoodat bun inhoud in handen van onbevoegden kan geraken, en de onnoozc-lste mededeeling en verklaring schynt zelfs den scbrandersten Parijzenaars nog altyd geloofwaardig genoeg, zoodra de Duitsche erfvyand daarmede kan worden zwartgemaakt. „De Duitsche gezant graaf Münster heeft indertyd zich genoopt gevoeld, aan de Franscho regeering de stellige en ondubbelzinnige ver klaring af te leggeD, dat kapitein Dreyfus volstrekt niet in relatie met de Duitsche militaire attache's of met eenig lid van het Duitsche gezantschap heeft gestaan. In geheel Frankryk heeft men aan deze verklaring, die overeenkomstig de waarheid was, geen ge wicht gehecht, omdat de leugenachtige be wering van het tegendeel meer welkom was. Zelfs do Fransche krijgsraad heeft er de voorkeur aan gegeven, deze verklaring als niet geschied te beschouwen. En nu dezer dagen wordt de onzinnige bewering verspreid, dat de Duitsche militaire attaché slechts daarom van Parys teruggeroepen en comman dant van een Barlynsch garde-regiment ge worden is, omdat hy zich te zeer gemengd heeft in de Dreyfus-zaak, die hem geheel vreemd is. „Men ziet, het is volkomen doelloos, den Franschen de staar te lichteD, en elke ver klaring, die van Duitsche zyde ten gunste van een van spionnage verdacht on Fransch- man zou worden afgelegd, zou voor dezen slechts noodlottig kunnen worden. In Duitsch land zal men goed doen, uit dit treurige ver- schynsel de passende lessen te trekken. Het is klaarblykelyk, dat ook heden nog kalm overleg, zakelyk onderzoek, fatsoen en tact eenvoudig verloren gaan, zoodra schreeuwers het verstaan de menigte tegen Duitschland op te hitsen. Daaruit kunnen t9 eeniger tyd plotseling de ernstigste gevaren voor den Europeeschen vrede ontstaan, en Duitschland heeft alle reden deswege steeds op post te blyven en zyn kruit droog te houden." Intusschen bevat nu ook de „Figaro" een artikel, dat in den vorm gegoten is van een interview van den militairen attaché eener buitenlandsche mogendheid met den Berlynschen correspondent van dat blad daarin wordt de raad gegeven, te zooken naar dengene, dio indertyd, naar het heet, Dreyfus ontmaskerd hoeft; In dien zal men waar schijnlijk den schuldige aan het bedrog gevonden hebben. Er wordt intusschen bijgevoegd, dat, al wil men majoor Esterhazy ni t bezwaren, toch moet worden gezegd, dat deze door zyn optreden en door de roovergeschiedenissen, die hy vertelt, zyn toastand oyna onhoudbaar maakt. Eeh opmerkelyke tegenstelling tot het rumoer on het dryven in een aanzieniyk deel van de pers vormt de .volstrekte kalmte on stilzwygeadheiI, waarmee generaal De Pellieux met zyn onderzoek voortgaat. Niemand weet wat het resultaat daarvan zal zyn. Ook de houding van de regoeriüg is tot dusver volkomen correct. Zy duldt niet, dat mon haar, hetzy in gunstigen, hetzy in ongunstigen zin, in het debat mengt. De minister van oorlog heoft eergisteren zyn ambtgenoot van justitie aan diens depar tement bezocht en daarna getracht zyn ambt genoot van binnenlandsche zaken te spreken; daar dezo afwezig was, heeft hy zich langdurig onderhouden mot den directeur van 's ministers kabinet. In den namiddag begaf hy zich naar het Elysée, om oen ondc-rhoud to hebben met president Fauro. Die reeks van besprekingen wordt met de zaak Dreyfus in verband gebracht. Kolonel Picquart wordt, geiyk men weot, heden te Parys verwacht. Algeme:n heerscht de verwachting, dat de door hem af te leggen verklaringen licht zullen 1-reogen in do Dreyfus- zaak. De „Figaro" spreekt do hoop uil, dat Picquait's superieuren niet zullon beproeven hem in eenig opzicht het zwygen op te leggen dergeiyke bemo.i'ngen zouden in waarheid misdadig zya. De „France" goeft aanwyzingen omtrent de gesluierde dame, die Esterhazy ter zyner verdediging heeft doen optreden. Zy behoort tot aanzienlyko kringen en woont in de rue Pierre Charron. Na lange aarzeling heeft zy den reporter verklaard, dat zy vooraf een hoofdofficier van don star, daarna't ministerie van oorlog gewaarschuwd heeft, dat men oen aanval op Esterhazy voorbereidde. Toen men haar waarschuwingen in den wind sloeg, had zy Esterhazy zelf van 't gevaar ver wittigd. De corr. van liet „Bail. Tgbl.", die Ester hazy op een der rcdactiebureaux ontmoet heoft, beschrijft hem als het type van een voormaligon „beau" en tevens als het type van den aristocraat, die in vorval is. De koningsgezinde „Gaulois" verheugt zich in do Dreyfns-gescbiedenis, die zooals het blad terecht voorziet, de republiek moet benadeelen. Da redacteur Cornély noemt het een gulden woord dat men thans hoort zeggen: „Ni.ts van dit alles zou gebeurd zyn, als wy een souverein hadden" O? practische gronden betoogt by dat een monarch iemand is wiens belangen geheel identiek zyn met die van het land; iemand dio zegt: Dit of dat moet niet gebeuren omdat, over een of over drie eeuwen, myn geslacht or de nadeelige gevolgon van zou ondervinden. Wat ons ontbreekt is een belanghebbend bewaker van ons aller veilig heid. „Faure is een goede kerel; dat is ontc-genzeglyk. Maar wanneer hy als een mechanische pop de drio woorden Russisch heeft leeren zeggen die boteekenen: Goeden dag, dapperen 1 dan heeft by daarmeo zyn heels militaire functie volbracht." Hot leger heeft geen chef. Generaal Billot? „Die arme Billot staat op hst oogenblik aan het hoofd, omdat hy deel uitmaakt van een gro:p hoerm die toevallig do macht bezitten." Al die heereD werken om er to kom on. En daar er geen oorlog is, moeten zy wel intrigeoren. Dit is geen verwut; het moet. „Dus zog ik bet rog eens dat als wij voor twee duiten logica had den, wy zouden afzien van de republiek of van het leger. Een republiek laat zich heel goed denken zondor leger; maar een legc-r niet zonder monarchie." Des te bewonderens waardiger is het dat bet leger ondanks deze ongunstige omstandigheden getoond hoeft zooveel levonskracht to bezitten. Zal die onuit- puttelyk zyn? Volgens de latere berichten is de zaak- Dreyfus een belangrijken Etap vorder gekomen: de minister van oorlog hoeft de enquête omgezet in een gerechtelijke instructie. Generaal Pellieux is dus thans, op een voorstel van den gouverneur vaD Parys en met toestemming van den minister van oorlog, offtcier de police judiciaire geworden, hetgeen in hoofdzaak beteekeot, dat hy volmacht heeft om huis zoekingen te doen en de getuigen, die voor hem hun verklariDgen komen afleggen, op een eed kan vorderen. Wat de reden van deze verandering is, wordt niet gemeld, maar men mag daaruit ongotwyfeld de gevolgtrekking maken, dat het onderzoek voortgang beefc gemaakt. Men zegt, dat do wyziging is voorgesteld op aandringen van generaal Pellieux zalven, die, nadat hg den aard der feiten kende, welke men hem had mede te deelen, raad heeft gep'eegd met een burgerlijk rechtsgeleerde en een officier, die aan de militaire rechtspraak is verbonden. Aan het departement van oorlog verklaart men niet te weten, hoe het met het onderzoek (dat thans instructie is geworden) gesteld is. De minister hoeft zich fclechts tweemaal in het onderzoek gemengd, ten eerste om den gouverneur van Parys, generaal Saussier, in kennis te steil n met de beschuldiging van Mati-i.u Dreyfus, en ten tweede, om, op ver zoek vaD generaal Pellieux, kolonel Picquart uit Tunis te ontbieden. De kolonel is Donderdagmorgen om tien uren te Marseille aangekomen. Kapitein Winkler, van het garnizoen, ging dadtly'k aan boord van de „Rhóno", maar de koloDel was roads kort te voren met een sloep aan wal gegaan en had zich dadolyk naar het station begeven. Daar sprak kapitein Winkler hom nog een oogenblik, maar zonder hem naar zyn waggon te vergezellen. Reeds om 10.40 vertrok kolonel Picquart, die in burger- kleeding was en zelfs geen ordelintje droeg, naar Parys, zonder verder iemand te woord gestaan te hebben. Natuuriyk waren er aan de haven ook tal van journalisten, dio hem hoopten te inter viewen, maar hij is hun eveneens ontkomen doordat de directeur der stoomvaartmaat- sch3ppu, aan welke de „Rhóne" behoort, het schip genoemde sloep had te gomost gr zonden, die don kolonel aan een der kaden afzette. Terwyi de verslaggevers nog op den gewensch- ten buit wachtten, was de kolonel reeds op weg naar het station. Een der persmannen zag hem op het perron, kort voor het in stappen, en stelde zich zeer beloefd voor. Maar hy kreeg ton ontweord: „Ik kon u niet en heb u niets te zeggen." Een oogenblik later werd de reis naar do hoofdstad aanvaard. Do huiszoeking iQ do woning van kolonel Picquart heeft inderdaad plaats gehad en is geschied op bevel van generaal Pellieux door kolonel Henry van den generalen staf. Omtrent de waarde van do in beslag genomen stukken heeft Diamand inlichtingen kunnen krjjgen. De „Figaro" zegt er van: Mon togryptniet recht, waarom generaal Pellieux in zyn nieuwe hoedanigheid allereerst opgetreden ismeteen huiszooking by oengetuige! En nog onbogrypelyker is het, dat by gebruik gemaakt hooft van de afwezigheid van dien getuige, terwyi men toch door viar en twintig uren te wachten, kolonel Picquart in staat gesteld' zou hebben, in zyn tegenwoordigheid hot onderzoek in to stellen, dat men ncodig achtte." Do „Libro Parole" maakt de opmerkiög dat men toch moeilyk onderstellen kan dat kolonel Picquait, mo:ht hy zich iets to verwyten hebben, compromitteerende papi.ren in eon meidenkamer zou laten slingeren. Men d. w. z. de commissaii3 van de reehereko Aymard, met de twee personen die voor militairen in burgerkleeding aangezien worden is inderdaad met de huiszoekiog begonnen op de zesde verdieping, nadat tegen over den concierge het voorwendsel gebruikt was dat men naar een geheime lucifersfabiiek zocht. Eerst worden voor do leus kamers door andero personon bewoond, doorzocht, toon een gesloten kamertjo, waaruit men, nadat een slotenmaker, dis de hoeren verge zelde, het slot geforceerd had, een paar kolft ra en valiezen medenam. Vervolgens werd een zeer nauwkeurig onderzoek ingesteld in de vertrekken van kolonel Picquart, op de vierde verdieping. Alle kasten en laden werden go- opend, allo papieren die men vond, hijsen* gepakt en ongeopend meegenomen. Volgens da „FigaTo" sprak eon van dc heeren Duitsch, hoogst waarschyniyk om door do omstanders niet verstaan to worden. Volgens „Lo Petit Temps" heeft nog een andera huiszooking plaats gehad op annwy- zing van iemand die teekent: „E?n patriot'' en aan generaal Billot had geschreven: „Laat huiszoeking doen ia esn kamer 3 rue Yvon Villarceau, gy zult er heelwat vinden over de zaak Dreyfas." De huiszoeking is gedaan door „een per soon, die gedecoreerd was met het Legioen van Eer", vergezeld van een commissaris van politie en twee agenten. Er z(ja ook hier eenige papieren in beslag genomen. De twoedo daad van generaal Da Pellieux is gisteren geweest, Matbi=u Dreyfus onder eeöo te hooren. Men wil weten, dat degene- raai thans ook een onderzoek instelt naar den persoon, die het beruchte borderel aan de regeering geleverd heeft, tn zelfs dat aan de verschillende ambassades de vraag geatetfl zal worden of door een van deze de in he^ borderel genoemde stukken ontvangen zijn. De „Echo de Paiis" bsBtrydt de meening dat het borderel een onbelangryk stuk zou zyn. Er wordt daarin toch gesprokon van do toekomstig3 wijzigingen in het mobilisatie plan. En opmerkelyk was 't, dat een naburige mogendheid in Juni 1894 oen wyziging ir het Fr.nsche plan dadelyk beantwoordde me. een overeenkomstige wijziging 1 De „Courrier du Soic" verzekert dat eu officier van den generalen staf Woensdag naai Marseille vertrokken is, om kolonel Picquan te ontvangen on naar Parys te vergezellen. Da „Figaro" meldt nog: De graventitel werd dcor Napoleon III aan generaal Walsin-Ester hazy geschonken, by diens benoeming tol: senator van het keizerryk. De generaal had oen broeder, dia prefect van Var gewoost is en twee zoons bad, Paul (overledeD) en de nu zoo veel genoemde Ferdinand. Beiden hebbe?, op hun visitekaartjes den naam "Walsin wt% gelaten, en zelfs het wapen van hetgeclach Esterhazy de Galantha aangenomen, wa-rto^ zy geen recht hadden. Volgons een verhaal van de „Rappel" heeft de ex kapitein Dreyfus indertyd den naam Albert aangenomen. Onder cien naam ontving hy op een kamer, waar hy slechts enkele avonden 's weeks kwam, een man die ver handelingen „over de topographic van Algeriö" voor hem overschreef, en die goed betaald werd. Uit een met veel gloed en overtuiging geschreven aitikel van Emile Zola in do „Figaro", blykt dat Zola door Scheurer-Kestner ingewyi is waarschyniyk een voorzorgs maatregel. „Myn bedoeling", schryft Zola, „is Diet, de zaak zelf te bespreken. Al bon ik ook door omstandigheden in staat gesteld, haar te bestudeeren, en er een eigen meening ovor te vormen, ik zal niit vergeten dat het onderzoek thans aangevangon is.Allern zegt hy een paar malen dat do zaak zoo helder en eenvoudig mogelyk is, en dat zq alleen duister scbynt omdat men ze me^ zooveel dingen vermengt. Tegenover een interviewer, die weten wilde of hy werkeiyk inzage had gobad vaD Scheurer's dossier, zweeg Zola als het graf of liever als Scheurer zelf, wiens stilzwyge hy zoo hoogeiyk bewondert. Ook de redactie van de „Figaro" doet alsof zo op de hoogte i?, en beslist wec-t, dat Picquaf belangryke stukken meebrengt. In de omgeving van Esterhazy verzekert meD, dat de zoogenaamde bewyzen van Dreyfus' onschuld, dio men in ScheurerKest- ner's dossier opgenomen waande, thans, na de huiszoeking in het appartement van Picquart,' in handen van generaal Do Pellieux ge^ vallen zyn. Do avondbladen vertellen dat een jonge vrouw beproefd had betrekkingen aan te knoopon of betrekkingen had met kolonel Picquart, die in hetzelfde huis woonde. Dezq jonge vrouw schreef met een type writer en gaf rendez vous cp verafgelegen plaatsen, met name by de kerk van Sacré-Coeur en ty de fabriek van gobelins. Men vraagt zich af ol

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 2