N°. 11573 Maandag 22 November. 1 A0. 1897 feze fëoarant wordt dagelijksmet uitzondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. „Das Paradies und die Peri" F'eiiillotoii. PRIJS DEZER COURANT; Voor Leiden per 3 maanden, 1.10# Franco per post1.40, Afzonderlijke Nommera 0.06, -n—m. PRIJS DER ADVERTENT LEK; Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J, - Grootere letters naar plaatsruimte. Yopr het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Ofüciëole Hoauisjevingen, Burgomasstor en Wethouders van Leiden, brengen bij doze ter ken ia v&n belanghebbenden, dat, te boginn n met 1 Jan ari 1898, io die gemeente op de wtkclijksoho vceraarkt het penningenatol- a e 1 zal worden ingevoerd. Yan genoemd tijdstip af zal geen vee ter markt worden toegelaten, zonder dat voor elk stnk aan een dor ingangen een p nniDg is afgegoveD. Deze pe~- Dingon zullen tege betaling van het, volgona de Verordening van den 1-lden October 1897, ver ehuldigd marktgeid verkrijgbaar worden gesteld t> n kantore van de i G meente-Ontvanger, iDgang in de Stad- huispoort, eiken werkdag van doe voormiddaga 9 tot des namiddags 2 oren, en mede op den markt dag aan de verschillende marktkan toren. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 15 Nov. 1897. E. EIST. Secretarie Burgemeester on Wethouders der gemeente Leiden vestigen de aandacht van belanghebbenden op de bepaling van art. 9 der Verordening yan den 9den Mei 1895, houdende aanwijzing van de p'aateen, dagen on uren voor de verschillende marl ton binnen de gemeente Leiden (Gemeenteblad No. J), betref fende het houden van de Sint Nicolaaemarkt, nu de 5de December op Zoiidag valt. Bedoeld artikel luidt als volgt: »De St.-Nicolaasmarkt wordt gehouden ten hoogste gedurende acht achtereenvolgende dagen tot od met den 6den December, aan de Visch- en Warmoes- markt eu op de Hoogstraat. „Wanneer de 5de Demmber op een Zondag valt, vangt de 8t.-Nicol-asmarkt een dag later aan en duurt tot on met den 7den December." Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeestor. 19 Nov. 1897. E. KIST, Secretaris. von ROBERT SCHUMANN, Dlchtung bus „IjaBla Rookh" von THOMAS MOORE. Schumann's „Peri" is sedert byna 20 jaren In Leiden niet ten gehoore gebracht, en de Leidscha afdeeling d6r M. t. b. d. T. had dit werk gedurende haar bijna 25 jarig bestaan nog nooit op haar programma. "Wat hiervan ook de reden moge zjjii, voorzeker is dezs niet te zoeken in de omstandigheid, dat het uit den tgd zou zijn geraakt. Zondert men hen uit, die slechts geno?gen vinden in het blazen op de toekomst trompet, dan zal ieder het er over eens zijn, dat dit werk uit de romantische periode nog steeds een groote bekoring van zich doet uitgaan; en velen zullen met genoegen vernomen heb ben, dat de Zangvereeniging der Afdeeling het eindelijk ook eens zal vertolken. Het schijnt ons daarom niet ongewenscht een kort overzicht er van te geven voor hen, die hat niet kennen. Esn enkel woord over het gedicht ga hieraan vooraf. In de tweede helft der 17de eeuw (1669) kwam Abdallah, koning van Bokhara, nadat hij de regeering a*n zgn zoon Aliris had ©verge ragen, op weg naar het graf van den Profeet, in Dehli bij den grooten keizer Aureng Seb op bezoek. Bij dio gelegenheid verkreeg bij voor zijn zoon de hand van 's Keizers schoone dochter Lalla Rookh. In Kaschmir'8 heerlijke vallei (waar men het paradijjs uit Genesis heeft meenen te vinden) zou de bruid haar bruidegom ontmoeten; en op de lange reis daarheen wor^t der prinses de verveling gekort door de zangen van den dichter Ferasnors. Onder deze zangen nu komt ook voor het gedicht „het Paradijs en de Peri". Schumann's tekst Is van het in Moore's Lalla Rookh voorkomende, behalve enkele korte weglatingen, een vrij letterlijke vertaling. Toegevoegd zijn door S., om het dramatische eenigszins te verhoogen, de later te noemen]: Chor der Genien des Nils, Cbor der ïïouris, het spotkoor der Peris, en het Chorder Seligen, dat tot begeleiding dient van het jubellied der Peri aan het slot van het werk. De inhoud van den tekst is de volgende: De Peris, „those beautiful creatures of the air, who live upon perfumes", zyn om vroeger begane zonde verbannen uit het Paradijs. Eene van haar, smachtende naar de zaligheid van Edens hof en van meening, dat niets gaat boven het verblijf daar. „Geh', schwing' dich im Fluge von Stern [zu Stern, „Von Welt zu leuchtender Welt, so fern „Als der Himmel wölbt seine Sonuenhalle; „Nimrn alle die Wonnen voa allen den [Spharen „Und laaa durch uaend'.iche Zeiten sie [wahren: „Ein Stündlein des Himmels 1st schöner denn alle." en verlangend staande aan de poort van het Pi-radijs, verneemt daar van een engel, dat haar zonde haar vergeven zal worden, wanneer zy het den Hemel aangenaamste geschenk daar gebracht zal hebben. De Peri, niet wetend welk geschenk dat zijn moet, somt allo schatten der aarde, van welke zjj het bestaan kent, op, doch twijfelt of zü daarmede haar doel zil bereiken. Naar Indië gaande, ziet zij daar, hoe dat heerlijke land nu van bloed doortrokken Is en ver woest wordt door den vorst van Gazna. E*n jeugdig krijgsman tracht tevergeefs met zijn laatston pijl den veroveraar te dooien en valt daarna zelf. De Peri, meenende, dat do laatste druppel bloed van een held, voor de vrghrid van zijn land gevallen, een kostbaar geschenk zal zijn, brengt dezen naar Elens poorten, doch wordt nog afgewezen. Veel heiliger moet het geschenk zijn. Hierop begeeft zij zich naar Afrika, wair aan de oevers van den Ngl het land door de pest bezocht i6. Daar vindt zij een voorbeeld van zelfopofferende liefde. Een reeds ten doode opgeschreven jongeling wordt door zjjn go- liefde verzorgd, en terwijl oeze van zijn stervende lippen een laalsten kus neemt, be zwijkt ook zij, vergiftigd door den adem des stervenden. Ook deze laatste zucht der zuiverste liefde fis niot in staat haar de poorten van het Paradys te ontsluiten. Wederom begeelt zjj zich op weg, den moed niet ziaken latend, en is zjj in Syrië getuige van de bekeering van een zondaar. De tranen, die deze met innig berouw stort, geven der Peri eindelijk het zoo vurig verlangde geluk, Edens poorten binneu te mogen gaan. Schumann heeft deze stof bewerkt mot alle hem, op het toppunt van zijne kracht (uit dezelfde periode stammen ook zijne SymphonieëD, zijn Quartetten en zijn Quintett) ten dieDste staande middelen (en hg heeft met zgne Peri, zoowel in vocalen als in instrumentalen zin, een kunstwerk van den eersten rang geschapen). Wat den vorm betreft, zoo kunnen w© het moeilijk anders dan een Oratorium noemen, en dat nog wel in den oorspronkeigkstem vorm, die van de Passion. Hoewel, zooala we reeds boven zeiden, hg aan het oorspron kelijk epische gedicht een eenigszins drama tischer karakter haeft gegeven, heeft hy het toch niet geheel gedramatiseerd. Het monotone van den Passion-vorm, btjj welken eene zelfde stem de vertelling geeft en do verschillende nummers inleidt, heeft S. hier eenigszins ontweken door deze rol afwisselend aan de verschillende stemmen toe te ver trouwen en ze bovendien op minder gelijk vormige manier te bewerken. Do schildering der omgeving, waarin de geschiedenis speelt, (do heerigkste streken van Indië, van Afrika, de poorten van het Paradijs) is door lichte, fijne, zoet klinkende klanken zoo gelukt, dat zjj, moer dan welke theater-decoratie, ons in de stemming dezer omgeving brengt. De aria der Peii „Ieh kenne dii Urnen mit Schützen gefüllt" met het volgende koor: „O süsses Hand! O Götterpracht" gevon ons een idee van den fabelachtigen rgkdom en het heerlijke leven in Inóie's wondertuinen, waar wg het mystiek ruischen der wonder- stroomen booren. Wat toestandsschil Jeringen betreft, noemen we nog die hierop volgende voorstelling van de ellende van den oorlog, waarbij ons het krijgsgewoel en oorloga- marschen m6t groote trom en bekken niet gespaard worden, en de later volgende schil dering van de post, waarbij afschi ik wekkende akkoorden van blaas- en strijkinstrumenten ons den zwaren druk, die op het land ligt, doen gevoelen. Noemen we verder de twee prachtige kabinetstukjes van decoratio schilder kunst, van echte muzikale romantiek, het koor van de Geniën van den Nyl „Hervor aus den Wauern geschwind" in het begin van het twecdo gedeelte en het koor der Hoeris „Schmü;ket die Stufen zu Allah's Thron" aan het begin van het derde gedeelte; twee stukjes zo> keurig bewerkt, dat er moeilyk tegenhangers voor te vinden 2\Jn. Wat de figuur der Peri betreft, deze is bijzonder sympathiek. We hebben bier niet te n.kin met een enkel etherisch schepsel der lucht, zooals da oostersche sagen de Peris beh niclen en v.n welke er ook hier optreden* haar zuster bespottend in het realistisch koortje „Peri, ist 's wahr, t-'ass du in den Himmel willst? Genügt dir nicht das Sonnenlicht?" maar met eene, in welke zoowel coor Moor© als doer Schumann m.nsch.iyk denken en meoschelyk voelen belichaamd zijn; zjj is ons een stuk geschiedenis van het menflcbelijk hart. Warm voelend en vurig verlangend en daarbij toch als haar zusters een wezen der lucht, kon zij ons moeilijk beter dan door Schumann's machtig romantisch talent ge schilderd worden. De belofte van den Engel, bovengenoemd, vervult haar met rustelooze haast; zy jubelt, a's zy meent hot rechte gevonden te hebben, en is in even sterke mate terneergeslagen, als het niet het rechte biykt te zyn. Ten tweeden male afgewezen, zien we haar eerst recht in haar aard van vurig verlangen. Haar aria „Doch will, ich nicht ruh'n, will ohne Rust vod einem Pole zum andern schreiten" karakteriseert haar figuur het beste. Een der volgende nummers geeft nog een uitstekende, hoewel ietwat vreemd- klinkende kenschetsing van de onrust, waar mede zij naar het einde harer zwerftochten verlangt. We bedoelen het „Hinab zu jenem Sonnentempel jetzt", met zijn vreemde in tervallen en wonderiyken rhythmus. Een zoo veel beteren indruk echter maakt het slotlied „Freud' ew'ge Freude, mein Werk ist gethan". een jubellied, zóó g-rootsch, dat we op 't oogen- blik er geen voor oogen hebben, dat wig er mede zouden willen gelijkstellen. De scènes in het tweede deel van den zieken jongeling en in het derde van den berouw vollen zondaar bevatten vele schoone momen ten, die we echter, om niet nog uitvoeriger te worden, voorby moeten gaan. Een eigenlijke ouverture heeft het werk niet; wel een kleine instrumentale inleiding met een schoon motief, dat later nog enkole malen terugkeert. De afscheiding dor verschillende deelen heeft ons altjjd vreemd toegeschenen. Natuurlijker zouden wij het gevonden hebben, zoo het eerste gedeelte eindigde met de e rste terug wijzing, het twee ie met de tweede, terwyi daarentegen Schumann do afsluiting eerder doet plaats hebben en de beide terugwijzingen naar het begin, het tweede in het derde ge deelte overcrengt. Dat hierdoor een beter effect bereikt is, zien wy niet in. Leiden, Nov. 1897. Gemengd Nieuws. Gisteren is aan do Vaillantlaan te 's-Gravenhage uit ©9n vervoerwagen van brood van de Brood- en Meelfabriek een groote hoeveelheid brood ontvreemd, terwyi de wagen een oogenblik onbeheerd stond. De politie doet onderzoek. Te Parys is een dame, die door het schrijven van een naamloozen brief een huwelijk had doen afspringen, tot 200 fr. schadevergoeding veroordeeld. By een begrafenis te Marseille is een der &lippcndragers, oen gewezen kapi tein, op straat plotseling dood gebleven. By de feestelgko opening op Dinsdag jl. van het nieuwe studiejaar van de universiteit Pavia, floten republikeinsche en socialistische studenten den professor, die de feestrede hield uit, on begingen zulke schan dalen, dat de rector zich genoodzaakt zag de hoogeschjol voorloopig to sluiten. De koning van Siam ia Maandag van Cairo naar Suez vertrokken, waar hy zich op zyn jacht naar Aden zou inschepen. Gedurende zyn negendaagseh verbiy f in Egypte bestudeerde hy o. a. besproeilngs-inrichtingen en andere openbare werken, welke voor zyn land bruikbaar schenen. Voor de negende kamer der Par(j- sche politierechtbank kwam zich deze week de meubelmaker Malassis in aandoenlyke woorden beklagen over de ergernis en de onaangenaamheden, waaraan hy sedert maan den ten gevolge van een noodlottige verwis seling blootstaat. Toen hy in de maand Mei op zekeren dag op den boulevard de Stras bourg liep, wierp tot zyn schrik een vol strekt niet jonge, maar zwaar geblankett© dame zich aan zyn borst onder den uitroep: „Eindeiyk, gelief ie Emile, heb ik je weerl" Met alle hem ten dienste staande energie verzette de heer Malassis zich tegen deze omhelzing en verklaarde, nooit naar den naam Emile geluisterd te hebben, daar zyn vader hem den welluidenden naam Alcido gegeven had. De van ontroering en vreugde weg vloeiende dame liet zich daardoor echter niet afschrikken, integendeel, zy verzocht den heer Malassis, die zich daarby wezeniyk zeer „mal aseis", d. w. z. in een zeer onaangenaam positie bevond, zich toch te herinneren, boe hy als Communelid voor 26 jaar met een roode Phrygische muts voor de „Versaillers" iD haar woning gevlucht was, en welke ge lukkige dagen zy gezameniyk doorgebracht hadden. De positie van den heer Malassis werd by deze gevaariyke herinneringen steeds hache- ïyker; tevergeefs verzette hy zich tegen het vermoeden, ooit met de brandstichters van Mei 1871 gemeene zaak te hebben gemaakt, de schoone, die zich aan zyn arm gehangen had, bleef er by, in hem haar dierbaren Emile Judln te zien, van wien bet noodlot haar 26 jaar lang met wreede hand ver- wyderd gehouden had. Zy begeleidde hem tot zyn huis, welks adres zy nauwkeurig noteerde. En van nu af had de ongelukkige Malassis geen oogenbiik rust. Voortdurend kwamen er brieven van mevrouw Delwillard, die hem in de oogen zyner familie compro mitteerden. In deze brieven openbaarde de verliefde dame zich echter ook als oplichtster, daar zy voortdurend hulp en gescbork-.n vroeg en ten slotte, toen zy langs dezen weg niets vermocht te bereiken, mot een aanklacht tegen den zpogenaamden „communard" dreigde. De heer Malassis wendde zich eindelyk,' nadat hy ten slotte oen poging tot afpersing had laten constateeren, tot de bevoegde macht. Voor de rechtbank hleef mevrouw Delwillard, die voor 't overige vroeger een zeorlo leven geleid had, by de bewering, dat de heer Malassis haar Emile Judin met de roo Phry gische muts was, dien zy voor do verv 1_; igen der Versailkr3 gered had. Het rappo t der geneeskundigen, die de bescbul u'gdo onder zocht hadden, luidde, dat de vrouw iet in het volle bezit barer geesteiyke vermogent was. Zy werd dus vrygesproken, om naar een „maison do santé" overgebracht te worden. Moeder eu Dochter. 27) Er werden pogingen in 't werk gesteld, om mot noodspaken en touwen de zaak te ver helpen. Een gedeelte van het vrooiyke gezel schap had zich te voet naar de houtvestery begeven, zoodat ten laatste naast den architect slechts Emma achterbleef. De schade aan het wiel was niet te herstellen. „Dan zal ook ons natuurlek niets anders overblyven dan don weg te voet af te leggen," meende Harder. „Maar do anderen zyn ver vooruit^" bracht Emma in het midden. „Wy moeten hun dus-volgen," hernam hy. „Zeker Zy aarzelde, besluiteloos. „Zou den wy niet liever omkeeren?" Hy zag haar verbaasd aan. „Omkeeren? Ha, gy wilt niet met mg alleen „O, niet dat!" viel zg snel in de rede. „Maar het weer dreigt ernstig.Zij bloosde, als op een leugen betrapt. „Zooals gy wilt, mejuffrouw!" zeide hy, zich omkeerond. „Het doet er niets toe, of men ons uitlacht." Zy bleef staan. „Of men onsGy hebt geiyk; men zal o.ts uitlachen. Maar het ia immers niet noodig, dat gy me naar huis vergezelt." „Dat 'zal my in ieder geval een grooter genoegen zyn dan alleen aan het feest deel te nemen." #Laat ons dan lieverZg streek het haar van het voorhoofd en keerde het gezicht tegen den wind. „Laten we gaan!" Hg liet haar geen tgd zich weer te bedenken. Al had hg het ook niet er op aangelegd met haar alleen te zyn, toch kon hem niets aan* genamers overkomen. Nu zy eenmaal besloten had hem te vergezellen, week ook ras allo schuchterheid. De hemel boven hen was ten deelo nog blauw; de gloed der zon, wanneer zy door een opening der wolken brak, scheen te steken. De donkere bank boven do zee was opgetrokk°n en had haar hoekige koppen ver naar veren geschoven. De wolken, die met den wind voortjoegen, kwamen er achter to voorschyn en trokken er voor heen. De langzaam zich bewegende massa vertoonde een onheilspellende geel-roodachtige kleur. Niet zonder bezorgdheid staarde Emma er naar. „Wy worden hier door den wind onbarmhartig doorgehaald," zeide Harder, „en ik zou er op willen wedden, dat het beneden aan het strand bladstil is." „Laten wy dan naar beneden gaan!" meende Emma, die zich van tyd tot tyd moest omkeeren, om adem te scheppen. Zy sloegen een weg naar de heide in en vonden weldra een visscherspad, dat zender groots moeiiyioheid naar het zoestrand afwaarts leidde. "Werkeiyk was hier beoeden de lucht druk veel geringer. Slechts nu en dan kwam een windvlaag naar beneden of om een naar voren springende hoek en dreef hun hefc zand in het gezicht. Hoo spookachtig eeDzaam was het bier! Onwillekeurig verhaastten zg hun schreden. Tusschenbeide slechts klonk e9n bemoedigend woord. De sombere kopwolken bovtn do aeo stegen nu opeens sneller omhoog. De zee scheen, zoo ver het oog zien kon, slechts nog een witte, golvende massa schuim. Al woedender en woedender geeselden de baren het vlakke strand; elke volgende bevochtigde het in een grooteren cirkel. Het was, alsof vertoornde watergeesten onvermoeid het land bestormden, om het In hun nat gebied te verzwelgen. Harder riep van t(jd tot tgd een luid „Ho a ho!" er over heen, als wilde hy toonen, dat de menscheiyke stem nog macht bezat dit geraas der elementen te overschreeuwen. Zoo hadden zy, zonder in het zsnd snel vooruit te komen, omstreeks een uur geloopen, toen het strand smaller werd. Men moestom een uitspringende punt van den hoogen oever boen, van waar een ry machtige steenblokken zich ver in do zee uitstrekte. Hier was de stormloop der golven by zender sterk; zy trachtten de vastliggende steenen uit het zand los te spoelen, en bet schuim der branding spoot er over beon, tegen de steile helling op. Emma stond toch een oogenblik weifelend, vóór zy vorder ging. „Reik my de hand!" bood de architect aan; „men moet van den eenen steen op den anderen spriogen, om maar gauw onder dit stortbad weg te komen." Zy aarzelde. „Zyt ge bang?" vroeg by. „Dan keeren wy terug." Zy bedwong zich. „Ik ben niet bang," antwoordde zy beraden. „Waar gy gaat, ga ook ik. Leid my!" Zy stik hem nu de hand toe en liet zich over een boog steenen heentrekken, van waar men dan in kortere en langere sprongen over natte gladde blokken en aange3poëk"le boom wortels het vlakke strancJ weer bereiktw. Hier was dit echter, en zoo ver men op een afstand onderscheiden kon, tot aan de eerstvolgende bocht toe, zóó sma', dat de golven byna tot aan de steile kust sloegen en slechts een weg van e6nige schreden breedte vry lieten. Tusschenbeide stak ook een golf, als een tong, er over heen en holde het zand en de klei aan de helling uit. Men moest dan een seconde wacaten en bij het teruggaan der golf snel over de gevaariyke plek heen springen. „Wy hadden toch liever moeten terugkeeren," zoo gaf Emma haar bezorgdheid te kennen. Daarby keek zg angstig op zyde naar den wolkenmuur, die al hooger en hooger rees en van tyd tot tyd reeds met bliksemstralen doorkliefd werd, terwyl de zon zich geheel scheen verborgen te hebben. „Nu moeten wy verder," besliste hy. „Achter die tweede bocht vertoont zich spoedig de Wolfskloof, waarin wy veilig zyn. Ze is niet gevaariyk, zooals die in den „Freiscbütz." Haar hand had hy niet meer losgelaten en hij trok haar nu sneller met zich voort. Hun toestand scheen hemzelven misschien ook kritiek te worden. Weldra was het niet mogeiyk meer, elke naderende golf te ontwyken. Zy moesten van tyd tot tyd oen eindweegs over den oever klauteren, om niet doornat te worden. Nu dead zich in de verte ook de donder hooren; het onweer kwam snel opzetten en naderde van minuut tot minuut. Ook in het Westen en Oosten werd het licht. Hoezeer de storm in hevigheid toenam, bewezen df machtige boomen hoog boven aan den oever kant; zy schenen by iedere nieuwe windvlaag ontworteld te zullen worden. Toen beiden in de nabyheid der tweede bocht kwamen, konden zy zich terstond overtuigen, dat een overgang hier totaal onmogelyk was. In razende snelhaid volgde de eene golf de andere, en de wind bli98 zóó geweldig om den boek, dat men zich op de natte steenen niet houden kon. „Wg kunnen hier niet door," zeide Harder, nadat hy ©en vergeefsch© poging gedaan had dicht langs den oever vaste steunpunten vooi den voet te vinden; „ginds is de eene kus* geheel en al ondermynd, omdat de wind daal van daan komt. Nu moeten wy toch terug.*. Maar men kwam nu ook in tegenover' gestelde richting niet ver meer. Vóór haJ aansnellende onweer ufc oefende de storm zulk een druk op het water, dat thans het geheele smalle strand in de bocht overstroomd was en by iedere schrede bet gevaar grooter werd van meegesleept te wordeD. De steile kust echter was niet te beklimmen. Nu vielen ook dikke droppels uit de laag hangendf- wolken neer, een stortregen aankondigend^, die binnen weinige cogenblikken moeet lor*, breken. Het was een wanhopig vooruitziet^ dien hier in de open lucht, zonder eenig't beschutting, af te wachten. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 9