N». 11572.
Maandag 15 November.
A°. 1897
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
LEIDSCH
PEIJS DEZEE COUEANT:
Voor Lelden per 3 maanden. 1.10,
Franco por postr 1 40
Afzonderlyko Nommers0.05.
PEIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere
letters naar plaateruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Het kinderfeest by uitnemendheid - het
St. Nicolaasfee8t is weder in aan
tocht. Mocht men dit al vergeten zijn, zoo
«egt de Ldftsche Courantdan toch brengen
de fraaie uitstallingen in de verschillende
winkels, niet minder het ovorheerlijke feest
gebak en andere lekkernijen in de banket
bakkirawinkels ons zijn nadering in her-
inn ring.
Naar luid der overlevering heeft de heilige
Sint bepaald, dat zijn gedachtehisvieiing tel
ken jare op den oden van Wintermaand zou
plaats hebben. Hield men zich aan de lettor
lijko opvatting, dan zou dat feest dit jaar op
Zondag moeten plaats hebben, en daar do
Zondag over het algemeen als een weinig
geschikte dag voor dergelijk feeBt gehouden
wordt, zoo dient dat of vervroegd óf verlaat
te worden. Zoo is dan ook in de hoofdstad
des Rijks de algemeene opinie om het St.-
Nicolaasfeest dit jaar op Zaterdag den 4den
te gedenken. In de residentie daarentegen
siin stemmen opgegaan om het op Maandag
den 6den te vieren.
"Wanneer in deze ons oordeel daarover werd
gevraagd, dan zouden wij beslist aan Zater
dag den 4den de voorkeur geven. Ons dunkt,
de Zaterdag is in deze zoo uitnemend geschikt
voor dat feest; de kinderen want het is
dan toch voornamelijk een kinderfeestgaan
dan slechts een halven dag ter school «n
hobben dan de gelegenheid om het bezoek
van den Sint in het middaguur af te wach
ten, en mocht de Sint zelf niet kunnen komen
en de geschenken daarom thuis^doen bezor
gen, dan toch in den regef.-jvordbn die, eerst
des avonds ontpakt^-nn "Srordt de óaTclitrust
vanzelf wat korter. Bovendien door don daarop
volgenden Zondag schaadt Jïet al weinig, wan
neer de jeugd dien morgert. iets later verrijst
dan op andere dagen, en zij heeft dien gan-
schen dag nog.gelegenheid zich te vorheugen
Ia de ontvangen geschenken. Met nïouwen
lust gaat men dan weder den Maandag en
de school te gemoet.
Wtf geven alzoo ter wille der jeugd -
aan onze lezers in overweging den St.-Nico-
laasdag dit jaar te vieren op Zaterdag 4
December a. s.
Een mevrouw schreef aan het Handelsblad:
Wilt u wel zoo vriendelijk zijn, mij oven
in de gelegenheid ta stellen eens een woordje
mee te praten over het cragen van vogels
op onze dameshoeden?
Ik ben het geheel en al eens met de
heeren, die zoo opsnlyk hun afkeuring te
kennen hebben gegeven over deze gruwelijke
modo, en verheug er mij van barte over,
dat mijn nieuwe winterhoed slechts met fluweel
en licht-garneersel prijkt 1
Toch begrijp ik niet recht waarom men
de dames nu opeens zoo aanvalt over hot
doodon van vogels tot dit doel, terwijl men
dan oven zoo goed wel eens denken kon
over de duizend en duizend andere beestjes,
die vermoord worden, om daarna als boord
dienst te doen aan heerenjassen, mantels,
moffen, enz. en aan de heele lijkjes, die zich
tegenwoordig om onze dameshalzen slingeren?
Is dat soms ook geen mode-artikel en zoude
men in plaats van bontwerk niet even zoo
goed iets minder fraais, maar net zoo ver-
warmonds kunnen gebruiken?
En waarom boezemt een vogel op een
hoed iemand meer medelijden in dan een,
die geslacht voor het raam van den poeliers-
winkel te pronk staat, gereed en wel om
gebraden te worden? Is het eten van een
zoo onschuldig dier eigenlijk niet oneindig
veel barbaarscher
Moesten de dames nu geen bond oprichten
tegen de onedele sport, die onder den naam
van „jacht" bekend staat?
Uit pure liefhebberij of voor een smakelyken
schotel worden jaarlijks duizenden dieren
doodgeschoten en opgegeten, en als wy, dames,
ons eens zouden vereenigen om onder geen
omstandigheid een heer, wie hij ook zij,
vader, broeder, bruidegom of echtgenoot te
vergezellen naar concert, opera of op de
wandeling, wanneer by voor zijn middagmaal
gevogelte begeert, dan geloof ik stellig, dat
het in concertgebouw en schouwburg, op straat
en overal bijna zoo stil zoude worden als in
een onbewoonde stad. Stel u het tegenstrijdige
geval voor, dat men onder hot genot van
een 6nip of patrijs zijn vrouw verbiedt haar
hoed te dragen, omdat er een vogeliykje
op zit!
Laten dus heeron en dames samen een
Bond oprichten, om in hot algemeen de dieren
zooveel mogelijk te beschermen.
„Een voorstander van onzen nationalen
arbeid" levert in "het Venloósch Weekblad nog
eens een pleidooi ten gunste van een tabaks
belasting. Wy lezen:
Geheel in overeenstemming met veler 2iens-
wyze ten aanzien van ons tegenwoordig
Ministerie wenschen wy gaarne de navolgende
opmerkingen in uw blad te zien opgenomen.
Onze liberale staatslieden zyn thans zoo
hoog als staathuishoudkundige beroemdheid
door de geheele wereld aangeteekend, dat zy
binnen korten tyd denken verheven te worden
tot de hoogste verhevenheid, die de Manches
ter school aan de volbloed vryhandelaren kan
toekennen.
Zy zyn die in financiën ervaren mannen,
die ons land van melk en honing in schatten
van goud zullen do9n zwemmen!!
Het is dan zeker ook daaraan to danken,
dat de o, zoo verstandige wereld! hen weet
te waardeeren boven die ouderwetsche staats
lieden, zooals die van Amerika, Duitschland,
Frankryk, Rusland, België, enz., die immers
in de financie leer by ons ter schole zullen
moeten komen I
Men kan zich dan ook voorstellen, dat in
Manchester roods naar een geschikte plaats
word' gezocht tot het oprichten van een
standbe ld voor den nimmer te evenaren vry-
handelaar mr. Pierson, die zich wellicht nu
reeds bezighoudt, om den president der V. S.
van Amerika, Mac Kinley, den voornamen
nationalen arbeiders- en nyverheids-voorstan-
der, waardoor het goud zoo overvloedig in
het land en in de schatkist vloeit, eens ge
ducht de les te lezen.
Men is dan ook zeer benieuwd eerstdaags
van die hooggeleerde en geletterde heeren
hun steekhoudende studiën in prachtformaat
te lezen en to zien verspreiden.
Mogen wy misschien verwachten, dat luxe
artikelen het eerst by ons belast zullen worden,
om daaruit munt te slaan?
Dan mogen wy toch stellig verwachten,
dat de tabak, een luxe-artikel, hetwelk in
alle landen zwaar belast is en waarvan het
verbruik in ons land vele millioenen kilo's
'sjaars bedraagt, dat zeker niet tot bevorde
ring dergezondheid, noch tot voedsel dient,
aan een matige belasting worde onderworpen;
waardoor de schatkist allicht eenige millioenen
zou ontvangen. Of zouden de handelsbeurs
en het belang van eenige particuliere protec
tie-ondernemers ook hier weder de bescher
mende bevoorréchtigden biyven?
"Wy achten een matige belasting op tabak
alleszins biliyk, omdat niemand verplicht wordt
daaraan te betalen, in alle geval veel biliykor
dan de nu weder uitgetrokken f 30,000 ver
hooging op de gebouwde eigendommen, waar
toe de herziening der belastbare opbrengst
tot zeer groote uitgaaf zal leiden.
Ook yeel billyker dan de dri9 ton gouds,
welke gevraagd worden voor onze vertegen
woordiging by de Parysche tentoonstelling,
waarvan slechts enkele bevoordeelden zullen
profueoren, terwyl overigens onze nationale
ny verheid van regeeringswege gekweld en
veronachtzaamd wordt.
Zou het niet beter zyn, dat geld te ge
bruiken tot bevordering eener degeiyke leer
stelling voor staathuishoudkunde, waarin ook
andere mannen optreden dan die, welke uit
sluitend de alleen staande Manchester school
als de eenige wysheid betrachten? Ook voel
beter dan de in uitzicht gestelde hatelyke
twistwetten op den persoonlyken dienstplicht
en het verplicht onderwys, waarvan de in
voering tot zeer groote uitgaven moet leidon?
Dan mogen wy voorzeker hopen, dat er
op het luxe artikel tabak een matig invoer
recht geheven wordt. Tabak is geen voedsel,
tabak is ook voor de gezondheid niet aanbe
velenswaardig, "tabak wordt in ons land enorm
veel verbruikt. Wfl hebben wel e;ns ergens
gelezen, dat het verbruik wordt geschat op
acht kilo per inwoner 'sjaars, dat zou 40
millioen per jaar maken, niettegenstaande wy
deze berekening wel wat overdreven achten,
want volgens do statistiek zyn er in de laatste
drie jaren te zamen ingevoerd 204 millioen
kilo's en uitgevoerd 133 millioen, dus in het
land g-bleven 71 millioen kilo's tabak.
Alzoo zou naar deze gegevens het jaarlyksch
verbruik in Nederland te staan komen op 24
miliiosa kilo's tabak.
Een matig invoerrecht op tabak van slechts
50 cents per kilo. zou meer opbrengen dan
de geheele hatelyke vermogensbelasting.
Tabak is in alle landen hoog belast. In het
zoo vaak tot voorbeeld gestelde vryhandels-
Engeland betaalt de tabak f 4.66 inkomend
recht per kilo. In Duitschland, België en
andere landen is de tabak evenzeer hoog
bela6t. In Frankryk brengt het tabaks-mono
polie 200 millioen franken per jaar op, en de
bevolking spaart er misschien nog evenveel
door, omdat het gebruik van tabak aid aar in
evenredigheid der bevolking veel geringer is
dan hier te lande.
E9n belasting op tabak is alleszins biliyk,
omdat het eene vrywillige belasting isnie
mand is gedwongen tabak te rooken, en indien
iemand er genoegen in vindt om uit louter
genot vyf kilo tabak per jaar te rooken, dan
mag hy er ook f 2.50 voor over hebben, even
goed als iemand, die uit louter genoegen een
hondje er op nahoudt.
Indien de woorden in de troonrede, aan
Hare Majesteit door mr. Pierson in den mond
gelegd, doelende op onzen welvareuden natio
nalen arbeid, werkelijkheid bevatteden, ja,
dan zou men kunnen zeggen: Gelukkig Neder
land, waar men het manna zoo maar uit den
hemel ziet vallen; doch, helaas, het volk
voelt genoeg, dat over het algemeen de natio
nale arbeid steeds me9r en meer gedrukt
wordt, en dat de armoede en do bedeelingen
onophoudeiyk moeten toenemen.
Als wylen mr. J. Heemskerk Azn., een onzer
grootste staatslieden dezer eeuw, de voor zyn
dood miskende grootheid in staatsbemoeiingen,
nog in 't leven ware, dan zou men in zyn
program, juist in stryd met den kabinetsfor
meerder Pierson, allereerst gevonden hebben:
Opbeuring van den zoo kwijnenden nationalen
arbeid, die onmiskenbare levensbron voor den
goeden gang der zaken 1
Laten wy liever zuchten: Gelukkig! da
beursmannen, gelukkig 1 zy alleeD, die aan
het hoofd hebben staan een onfeilbaar
man als mr. Pierson, die de vaan van het
voor hen zoo winstgevend vryhandelstelsel
omhoog houdt l
Zy toch behoeven het zweet des aanschyns
niet af te vegen, zooals onze Dationale arbei
ders, wier lot steeds erger wordt!
De Staat „moet" geld hebben, de nood
dringt. Welnu, begint dan met de herziening
van het tarief van rechten.
Belet zooveel mogelyk den verkoop van
vreemde goederen tot een bedrag van circa
100 millioen 'sjaars, welke evenals weleer
hier te lande zeer goed gemaakt kuDnen
worden.
Herstel de differentiële rechten in Indië,
welke by de wet van 15 Nov. 1872 met
slechts een meerderheid van twee stemmen
in de Tweede Kamer en met één stem in
de Eerste Kamer werden afgeschaft, waarin
gy den uitdrukkelijken wil der natio moeilyk
zult willen erkennen! waartoe nu reeds
stemmen in de afdetlingen, tot ons genoegen,
by de behandeling der Indische Begrooting
voor 1898, zyn opgegaan.
Heft belasting op tabak, en gy zult geld
hebben meer dan genoeg, om in alles te
voorzien, en meteen zal er ook werk, en
goed werk voor onze werklieden komen;
het kost slechts oen beslissing, het kost
slechts het neerhalen van do nieuworwetschon
vryhandelsvaan en bet ophyschen van de
oude vaan van Nederland en Oranje, waaronder
de vaderlan ische ny verheid zoo wolig tbrdo;
dan zullen de goede tyden als onder de regoe-
ring van Willem I en II weder berden.
Uit het Nederlandsch Landbouwweekblad
over het bewaren van graan.
De in groote hoeveelheid in den berg of dr
scUelf saamgepakte garven moeten een proces
doormaken, waarby zij verhit worden en gaan
zweeten. Het gra-n wordt verwarmd, en we'
des to sterker, hoe vochtiger het irgerelen
werd. Maar ook in geheel droog ingereder
graan schyr.t verwarming plaats te wnden
in zeer vochtig kan de verhitting, die ten deelt
aan den invloed van bacteriën rnoat worder
toegeschreven, klimmen tot verkoling er
onder sommige omstandigheden zelfs to-
ontvlamming. Ten gevolge van de verwarming
worden stroo en graan vochtig, aan de boven
zyde, onder de tweede of Jerde laag garven
soms zelfs geheel nat, kennelyk, wyl door d
hitte de in het celweefsel aanwezitre ef
uitwendig aanklevende voebtigh id uitgedrevor
wordt. Terwyl het water te geiyk met koolzuur
en andere, ten deele duidelyk reuk verspreidend?
stoffen invluchtigen vorm naar buiten ontwykt.
wordt de massa langzamerhand afgekoeld, en
na de afkoeling is het proces ten einde. Zoo
lang nu de temperatuur zekere grens niet
te boven gaat, is de zelfverhitting niet
scbadelyk. Maar zooira de temperatuur do
grens, die by ongeveer 70 gr. C. ligt, to
boven komt, wordt het graan, voor zoover
het met stroo niet geheel verkoolt, g» el of
bruin en verliest het vermogen om te ontkiemen.
Om dit nadeel te ontgaan, moet het graan
in zoo droog mogelyken toestand worden
inpereden. Ook de dauw en eventueel aanwezig
vocht, gevolg van regen, moet opgedroogd
zyn. Men weet uit de endervinding, dat hit
graan zich des t9 beter houdt, hos vaster
en dichter de garven samengepakt worden.
En dit laat zich gemakkelyk verklaren. By
gelykmatige dichte ligging wordt de water
damp overal gelykmatig uitgedreven, terwyl
die overal, waar de garven hol liggen, als
vlo ibaar water verzameld wordt en schimmel
veroorzaakt.
Verder schryft depraktyk als practische regel
voor, het zaadgraan, waar dit mogelyk is, vóór
het zweeten uit te dorschen of, indien dit niet
uitvoerbaar is, met het dcrschon zoolang te
wachton, totdat het zweetproces geëindigd is.
Het dorschen gedurende het zweeten is daarom
ongeraden, omdat het graan dan vochtig is.
Het dorschen vóór het zweeten levert daaren
tegen het voordeel op, dat het graan aan ver
hitting kan onttrokken worden. De uitge-
dorschte en op den zolder gebrachte zaden
gaan wel eveneens zweeten (welk proces van
dezelfde vercchynselen vergezeld gaat, als by
nog in garven liggend graan), maar door
herhaald omwerken kan een verhitting en
dus een bederven van het zaad voorkomen
worden.
Moeder en Dochter.
14)
"Wie anders niets daarvan weet, heeft toch
wel eens gehoord, dat aan zyn kust de edele
barnsteen gewonnen wordt, en daarom stelle
hy er belang in zich ook eens met den aard
van dat landschap bekend te maken.
De postwagen van Koningsbergen had reeds
lang don laatsten „berg" by het bekooriyk
gelegen kerspel Pobeth achter den rug en
sleepte zich thans door het diepe zand van
den landweg voort, op het dorpje Rantau aan,
dat nog slechts een kwartmyl van de noord
kust verwyderd ligt. Het had in weken niet
geregend; de raderen woelden zich diep in
het zand en de vermoeide paarden schuurden
langzaam, stap voor stap, de hoeven over den
grond, een dichte stofwolk rondom zich op
dwarrelend. De acht stangen, die de groen
linnen huif droegen, schudden krakend; het
zand gleed knarsend over de wielen en het
gezelschap in den wagen scheen slaperig te
zyn geworden; niet eens de zweep van den
koctJer wilde ilink klappen; men moest zich
in zyn lot schikken en zich troosten met de
hoop, dat men in de niet ver verwyderde
zeebadplaats Nieuw-Kuhron dezen avond nog
van clle wederwaardigheden van deze stoffige
reis kon uitrusten.
De jonge man, die op de boekplaats voorin
gezeten was, scheen niet zoo geduldig te zyu.
pik houd het niet langer uit," riep by zyn
buurman toe, die krampachtige pogingen deed
z.yn sigaar aan te houden. „Dat stofmen
kan het formeel tusschen de tanden kauwen.
En ik wil weddentwintig schreden verder
misschien hebben we de heerlykste zeelucht.
Wil u zoo goed zyn myn geringe bagage een
oogtnblik onder uw hoede te nemen? Ik
maak dan metoen ruimte voor u."
Zonder de koets te laten stilhoudon, zwaaide
hy zich om een der stangen van de huif en
kwam met een goad gerichten sprong neer.
Hy maakte zich terstond uit de voeten,
door over de droge sloot ter zyde van den
weg te springen, aldus zoo spoedig mogelyk
het stof achter zich latende. Terwyl hy de
schrale knotwilgen langs de sloot voorby
liep, schreed hy op het hardere voetpad voort,
zichzelven verzekerende: „Ha, hier leeft men
weer opl"
„Weet gy wel, dat ik grooten lust heb u
te volgen? „riep zyn rookende reisgezel hem
achterna.
„Spring er dan ook afl"
„Jawel l Maar wie zal op uw bagage pas
sen, die ge zoo vriendeiyk waart my toe te
vertrouwen?"
„Leg de rol op de zitplaats! Z9 zal er niet
afglyden, en het valies er onder! 't Komt er
niet op aan, of er al eens op getrapt wordt."
„En myn eigen goed?"
Een medelydende dame, die reeds diverse
doozen en pakjes op den schoot hield, bood
zich voor de „kleine beleefdheid" aan er op
te letten, dat er niets uitviel. Zy speculeerde
il ssc Jan op de open komende plaats.
„Dan maar zondor dralen 1" riep de heer,
zyn sigaar krachtig aanblazend, en sprong
over boord.
Nu de stofwolk hem niet meer omsluiert,
moeten wy ons herinneren, dat gezicht met
het blonde baardje en de vroolyke oogen
reeds eenmaal gezien te hebben. Juist: het
is de jonge advocaat Heldering, die dit jaar
zyn vacantie zeer bescheiden aan het vadoj-
hndsche zeestrand denkt door te brengoD.
Met den heer,4 die het eerst uitgestapt of
beter er uit gesprongen was, had hy eerst
gedurende den tocht kennis gemaakt. By den
aanblik der heuvels, die men wel wat
dichterlijk-vry het Samlandsche Zwitserland
noemt, had zich de herinnering aan de reis
van het vorige jaar in eenige half onderdrukte
zuchten ontlast. Zyn reismakker bleek in het
Alpenland goei thuis te wezen by had
daar een oom, zeide by en zoo was men
weldra in oen levendig gesprek geraakt,
zonder op een wederzydsche voorstelling to
wachten.
„Ik ben aan het stof, nl. het stof van
processtukken, reeds tamelyk gewoon," ver
zekerde de advocaat, die nu weer naast den
vreemdeling vcoitstapte, „maar wat hier in
de lucht ronddwarrelt, valt zelfs een jurist
t9 zwaar op de maag." Hy kuchte. „Rookt
gy een sigaar?"
De ander bedankte. „Ik stel u voor,"
zoide hy, „hier rechts af te slaan. Aan het
pind van dit stuk weiland moet een nader
pad om het dorp heen loopen. Wy verliezen
dan dio afschuweiyke rammelkast geheel uit
het gezicht."
Hij wachtte de toeslemming niet af.
„Gy scbynt hier nauwkeurig bekend te
zyn," meende de advocaat.
„Ik ben weinige myien van hier geboren,"
verklaarde zijn gids, „en heb als jongen de
streek vaak doorkruist."
Heldering bekeek hem mot een onderzoeken
den blik onder den breeden strooien hoed. Hier,
in Samland, geboren? Hy had hem eerder
voor esn Zuid-Duitscher gehouden, die langen
tyd in Italië had rondgezworven. De donkere
gelaatskleur, het bruine krulhaar, de gekroesde
baard en hot schitterende oog schenen daar
voor te spreken. „Gy bezoekt zeker na een
lange afwezigheid de uwen?" vroeg hy nieuws
gierig.
„Misschien," antwoordde de vreemde, „hoe
wel dat niet juist het doel is, dat my hier
heen voert. Ik vind in het vaderland veel
dingen veranderd. Myn moeder is dood; myn
vader is voor de tweede maal getrouwd en
stond my nooit zoo na als zy. Ik ben van
myn tiende jaar af buitenshuis opgevoed en
opgeleid, heb my daarna veel io het buiten
land opgehouden, om myn studiën te vol
tooien, en vind hier ternauwernood nog de
menschen, die ik begryp en die my begrypen."
„Gy zyt
„Architect. Ik was het laatst te Beriyn
werkzaam en werd van daar uit aan een
ryke dame aanbevolen, die voornemens is in
Koningsbergen een groot 2iekonhuis te bou
wen. Ik heb do plannen ontworpen en wilde
haar die nu voorleggen, maar ik vernam aan
haar woning in de stad, dat zy onlangs voor
de zomermaanden naar Rausc'nen getrokken
is, en nu denk ik haar daar op te zoeken.
Da bouw moet in den herfst, op zyn laatst
in het komende voorjaar, beginnen."
„Die dame is een mevrouw Van Maren,
naar ik meen gehoord te hebben?"
„Zeer juistzoo heet zy. Haar man was
overste en is in den kryg gevallen. Dat heeft
zy zich zóó aangetrokken, dat een werk van
liefdadigheid in grootschen styl haar een be
hoefte geworden is. Nu, als het huis volgens
myn ontwerp gebouwd wordt, dan wordt een
flinke som aan vrome doeleinden besteed,
die my overigens slechts in zooverre aangaan,
als zy invloed kunnen hebben op myn
architectonische ideeën."
„Er is over dat plan veel gesproken."
„Dat kan ik my voorstellen. In de middel
eeuwen was men aan deze soort van vroom
heid meer gewoon, maar waarom zou zy niet
ook in onze dagen eens van harte gemeend
zyn? Ik bereid my op een paar origineele
figuren voor."
„Gy kent dus mevrouw Van Maren niet?"
„Noch deze oude dame, noch haar; ik had
byna gezegdnog ouderedochter, van
wie in de brieven dikwyls sprake is, als de
eigenlijke stichtster. Oude vrysters schynen
werkelyk menigmaal ouder te zyn dan haar
moeders."
De advocaat lachte. „Gy hebt het danig
mis. Mevrouw Van Maren is een dame tus
schen de dertig en veertig jaar on nog altyd
zóó schoon, dat zy ook voor een jongen man
gevaariyk zou kunnen worden."
Wordt vervolgd.)