N°. 11550.
Woensdag 2Ö October.
A0. 1897
<§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
UDEL-CONCERT.
K eullleton.
Zonderlinge Avonturen.
PKIJS DEZEB COUEAKT:
Voor Loiden per 8 maanden. f 1.10.
Franco per post1.40,
Afzonderlijke Nommors 0 05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1-6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17}. Grooterö
letters naar plaatsruimte. Voor het mcasseeren buiten de 6tad
wordt f 0.05 berekend.
In dit nummer bevindt zich het Bctrys,
waarop aan ons Bureel hoogstens vier
kaarten voor bovenstaand concert ad 30
Cents per kaart worden afgegeven.
Plaatsbespreking by den heer EGGERS,
botermarkt.
Geen ander toegangsbewijs is geldig dan
datgene, aan ons Bureel afgegeven. Alle
vroeger afgegeven invitatiebiljetten zijn niet
gangbaar.
Leiden, 19 October.
Van 1 tot 10 November a. s. zal door
de firma Burgersdyk en Ni^rmans de in de
theologenwereld zoo bekende boekerij van
wijlen onzen stadgenöot" prof. Acquoy in
veiling gebracht worden.
Zeker heeft menig belanghebbende reeds
naar deze verkooping uitgezien; en niet ten
onrechte.
Jaren had do bezitter van deze collectie
verzameld, niet alleen vele standaardwerken
bijeengebracht, waaronder do beste uitgaven,
maar ook veel zeldzaams heeft hy ontdekt
en zich wtten aan te schaffen.
Zjjn bibliotheek heeft dan ook een ge
gronde vermaardheid.
De catalogus van 4100 nommers, waar
van de theologische rubriek er niet minder
dan 2500 omvat, is hoogst interessant te
noemen. Vooral op het gebied van Kerkge
schiedenis in de verschillende tijdvakken,
Geschiedenis der Kloosters en Abdijen, Monni
kenorden. Martelaarsboeken, Kerkelijke Kunst,
Kerkmuziek.
Hierbij, vooral onder Keffifféscbïedonis der
Middeleeuwen, zijn vermeld vele vroege druk
ken (Incunabelen) en zeldzame stichtelijke
werkjes, o. a. van Thomas a Kempis een
groote collectie. Deze afdeeling is zeker een
van de kostbaarste.
Verder bevat de catalogus op het gebied
der Philosophie, Geschiedenis, Taal- en letter
kunde, Kunst, Muziek, enz. nog veel interes
sante. Men zie de advertentie in dit blad
De Nederlandsche Maatschappij tot be
vordering der Geneeskunst looft, ingevolge
het besluit der Algemeens Vergadering van
G Juli 1897, een gouden medaille of 300
uit voor hem of haar, die het beste en op
ziehzelf voldoende werk in de Nederlandsche
taal samenstelt orer medische gedragsle-r.
De mededingers moeten vóór 15 Maart 1899
hun werk ingeleverd hebben aan hot hoofdbe
stuur.
Het hoofdbestuur doet op de hem het
meest geschikt voorkomende wijze beoordeelen
welke der ingekomen werken aan het gestolde
doel beantwoorden oo kent in casu aan den
schrijver van het beste weik de medaille of
300 toe.
Het hoofdbestuur der Holl. Maatschappij
van Landbouw heeft een antwoord aan Ge
deputeerde Staten van Zuid-Holland ingezon
den op de nota van het Statenlid den beer
J. Rinkes Borger.
Het hoofdbestuur heeft besloten aan enkele
personen, die zicb tijdens de tentoonstelling
te 's-Gravenhage verdienstelijk hebben ge
maakt, een herinneringsmedaille uit te reiken.
Dcor het hoofdbestuur zijn de navolgende
dris leden benoemd, ten einde met de op de
algemeene vergadering benoemde leden de
commissie tot wetsherziening uit te maken,
nl. do heeron: G. Vas Visser, te Amsterdam;
P. J. A. De Bruine, te Zwijndrecht, en jhr.
P. J. J. Repelaer, te Dubbeldam; terwijl de
heer P. J. A. De Bruine als voorzitter dier
commissie word aangewezen. De eerste ver
gadering van oio commissie werd bepaald op
Maandag 25 October, te 's Gravenhage
De .Staatscourant" bevat een konink
lijk besluit, waarbjj aan de heeren mr. F. Th.
Westerwoudt, C. L. M. Lambrechtsen van
Ritthem, jhr. mr. W. F. Van der Wfick, Jhr.
J. Van Doorn, mr. B. Ort, mr. A. J. Roijaards,
J. W. Boellaard, mr. R. Van de Werk, mr.
C. H. Van Tienhoven, dr. C. E. Daniels en
mr. D. L. De Leao Laguna, allen lid, de
eerste tevens voorzitter, do laatsto tovens
secretaris, van het college van regen-ten over
de gevangenissen te Amsterdam, op hun
daartoe gedane verzoeken, uit die betrekkin
gen een eervol ontslag verleend wordt.
Tijdens de ontstentenis van een college
van regenten over de gevangenissen te Amster
dam is bij koninklijk besiuit belast met de
function van zoodanig colloge, mr J Simon
van der Aa, referendaris bij het Depaitement
van Justitie, belast met de inspectiën van
gevangenissen, Rijkswerkinrichtingen en Rijks
opvoedingsgestichten.
Uit het antwoord van B. en Ws. van
Amsterdam op het afdoelingsvorslag over de
gemeentebegroting voor 1898 blijkt, dat eene
voordracht tot het ondersteunen van eene
arbeidsbeurs ter indiening gereed ligt. De
plannen voor den bouw der nieuwe beurs
zullen, als zij zijn vastgesteld, openbaar
gemaakt worden.
B. o i Ws. handhaven hun nu weder gedaan,
in 1892 om financieels redenen afgestemd
voorstel, om de jaarwedde van den gemeente-
secretaris met 1000 te verhoogen en dus
to brengen op oen cijfer, laatstelijk door zijn
ambtsvoorganger genoten, en daartoe aan de
Gedeputeerde Staten de noodige voordracht
in te dienen.
Ter regeeiingsauöiëntie op Het Loo waren
gisteren de ministers van buitenlandsche zaken
en van oorlog.
Oize gezant in Duit6ehland, jbr. Van
Tets, is met verlof van Berlijn naar 's-Graven
hage vertrokken.
De internuntius heeft tot het laatst
dezer week de residentie verlaten.
Mot het oog op de regeeringsplannen
betrekkelijk de concentratie van de landbouw
belangen heeft de heer Pyttersen ingetrokken
zijne motie, indertijd ingediend aangaande
het overheidstoezicht op de boter.
De heer A. Van Rijn, ondervoorzitter
en penningmeester der St.-Josephs-gtzellen-
Vereeniging te 's Gravenhage, is door Z. H.
den Paus benoemd tot ridder van den H.
Gregorius den Grooten. De pauselijke inter
nuntius, mgr. Parna88e, overhandigde hem
ln de Zondag-avond gehouden bijeenkomst
dier R. K. Jongelingsvereeniging het insigne
der orde.
Het stoomschip „Bellerophon", tan Ba
tavia naar Amsterdam, passeerde 18 Oct.
Gibraltar; de „Prins Willem I" arriveerde 16
October van Amsterdam te Paramaribo; de
„Prins Willem III" vertrok 18 Oct. van Para
maribo naar Amsterdam de „Rotterdam", van
Nieuw York naar Rotterdam, passeerde 18
Oct. Prawlepoint; de „Admiral", van Ham
burg en Antwerpen naar Oost-Afrika, vertrok
15 October van Lissabon; de „Prins Willem
II", van Amsterdam naar West-Indié, passeerde
16 October Dover; de „Telamon", van Amster
dam naar Java, vertrok 16 Oct. van Liverpool.
Samson ©n Dalila.
De heer De Groot is eon energiek man;
Di t spoedig gaat by by de pakken neerzitten.
Toen hy vond, dat het oogenblik gekomen
was, om nogmaals een Nederlandsch opera
gezelschap onder zijne directie te vereenigen,
heeft bij in ongekend korten tijd weder een
schare van zangers, zangeressen en musici
verzameld, waaronder enkelen met namen,
die reeds een goeden klank hadden verworven.
De twfifel bleef zeker en blijft nog altijd ge
wettigd of er in oqs land plaats geDoog is
voor twee Nederlandsche opera's naasfc"èlkan-
derzelfs bet epitheton „Noord on Zuid
Nederlandsch" van des heeren De Groet
gezelschap vermag dien twijfel niet weg te
nemen.
Of do concurrentie, die de zustergezelschap
pen elkander aaDdoen, niet op den duur voor
beide noodlottige gevolgen zal na zicb slee
pen, moet de toekomst leeren Zóóveel is
zeker: Nu de twee gezelschappen er eenmaal
z'Jn, zullen zij hard moeten strijden om hun
bestaan, want gemakkelijk rijk zullen ze
geen van beide worden. Hat gezelschip van
De Groot heeft, doordat het grootendeels uit
nieuwe en onbekende krachten gevormd is,
moer moeilijkheden te overwinnen dan Van
der Liaden met de zijnenzij waren er reeds
en hadden een plaatszij bestonden reeds
lang, waren bekend en werden naar eisch
gewaardeerd, De Groot daarentegen komt als
een soort indringer plaats veroveren op zijn
concurrent. By hem moeten de artisten zich
eerst nog bekend maken en de welwillend
heid van het publiek trachten te winnen.
Voeg hierby, dat beide gezelschappen kracht
dadig de aanwezigheid van de allervoortreffe
lijkste Italiaansche opera ondervinden en men
heeft redenen te over, om bjj eeno eerste
kennismaking speciaal eens te zoeken naar
al bet goede, dat aanwezig is, om er eene
aansporing voor de artisten, eene aanmoedi
ging voor den directeur in te vinden.
Stellen wij ons nu, na de opvoering van
„Samson on Dalila", de vraag of, afgaande op
de elementen, waarmede wij kennis maakten,
het gezelschap en dus de onderneming reden
vjn bestaan hebben, dan moeten wij die
vraag volmondig toestemmend beantwoorden.
(Wy laten hier geheel in het midden, dat wij,
als OD8 individueel gevoelen, veel liever alle
beschikbare goedo krachten aan één gezel
schap verbonden zouden zien). Er is inderdaad
alle grond om te verwachten dat het gezel
schap van De Groot zich niet voor de concur
renten zal behoeven te schamen. Er wordt,
dat is in alles merkbaar, met ijver en zorg
gestudeerd; de geheele zaak wordt serieus
opgevat, wat de allereerste stap tot succes is.
De keuze van „S3mson en Dalila" was
eene gelukkige. Het is een ernstig, mooi
toonwerk en toch populair genoeg, om als
debuut een gunstigen indruk bij het grootö
publiek achter te laten. "Wel stelt de componist
den zangers geene gemakkelijke eischen, doch
des te beteren indruk krijgen wij daardoor
van den moed, don ondernemingsgeest en
het zelfvertrouwen van gezelschap en directie.
Mevr. Dirckx behoort tot onze goode oude beken
den, immers, verleden jaar zagen en hoorden wij
onder Yan der Linden nog een verdienstelijke
Carmen van haar. En wat zang èn wat actie
betreft, was zij eene zeer goede Dalila; naast
Carmen zal de Dalila almede tot haar beste
rollen gaan behooren.
De heer De Meyer was Samson. WjJ be
grootten in hem een zanger, begaafd met een
helderklinkond ternorgoluid, niet zeer om
vangrijk, doch voor Samson wel voldoende.
Zijn stem is goed, doch met mooidaartusscben
ligt nog een beele afstand. Zijn orgaan is
niet zeer buigzaam en ook het timbre kon
fraaier. Zijn actie was nog wat stug, er ont
brak gloed en bezieling aan, bi) was te koud
en te conventioneel afgemeten, doch wij moeten
aan hem nog wennen wellicht, dat hij in een
andere rol beter op zjjn plaat9 zou blijken te
zijn Hij zingt evenwel zuiver en dat is een
groot voordeel.
De beer Florissen zoDg den hoogepriester.
Zijn bariton klonk ons niet zeer sympathiek,
zyn stem is wat schraal en vergoedt vaak
door schreeuwen het gebrek aan natuurlijken
omvang. Toch zong bij zijn groot duo met
Dalila in de tweede acte niet.kwaad.
De heer Wijnbergen als Abimelecb was
geen zanger vau den eersten rang en had
bovendien te worstelen met iets potsierlijks
in zijne verschijning, wat door zijne satellieten
geenszins vermi-nd-erd werd. Of de ware
Abimelech al die echte verouderde tooneel-
houding gc-kend heeft, waarmede zijn naam
genoot thans optrad, waag ik sterk te be
twijfelen In het algemeen dunkt ons, dat aan
de regie, voornamelijk bij do koren, meer zorg
had kunnen en moeten besteed worden
vooral het dameskoor deed al bijzonder weinig
donken aan Israëlietische vrouwen uit den tyd
der Richteren.
Johan Schmier zong en acteerde zijn klein
rolletje met smaak.
De. koren kunnen nog b6ter, het was eene
ware verademing, toen wij eindelijk de stem
van mevrouw Dirckx hoorden.
Het orkest onder Mann was goed. Natuur
lijk zal het bij voortgezette studie beter worden
men is onderling nog niet genoeg aan elkander
gewoon, de eenheid van het spel zal metter
tijd nog toenemen. Jammer, dat zoo af en toe
de klank te forsch was, zóó, dat de zangers
de grootste moeite hadden zich hoorbaar te
maken.
Resumeerende, kunnen wij verklaren veel
goeds gehoord en gevonden te hebben; de
meeste onzer opmerkingen betreffen zaken,
die althans voor wijziging en verbetering vat
baar zijn. In elk geval hebben wy mot ge
noegen kennis gemaakt met het nieuwe gezel
schap en gaarne wenschen wij het den on
bekrompen steun van het publiek toe, iets,
wat ook voor het allerbeste ensemble een
noodwendige factor van het bestaan is. W(j
willen hopen de Nooid en Zuid Nederlandsche
Opera nog wel een6 naar Leiden te zien terug-
keereu, aan welwillendheid zal het haar zekor
niet ontbreken. Dat op on3 tooneel, met onze
gebrekkige hulpmiddelen, van het slot-tafereel
niets terecht kwam, behoeft geen betoog.
De Schouwburg was op de meeste rangen
flink bezet en het publiek bewees den arti-jten
herhaaldelijk zijne hulde op hartelijke wijze,
v. B.
Pi*ov. Staten van Zuid-Holland.
Gedeputeerde Staten hebben voor de aan
staande harfstvergadering der Prov. Staten
o. a. de volgende onderwerpen ter behandeling
aanhangig gemaakt:
lo een voorstel tot verhooging van ƒ500
op 700 van hot subsidie, over 1807 aan
de Commissie van toezicht op do Ryksland-
bouwproefvelden toegestaan;
2o. een ontwer-p-besluit tot het treffen van
voorzieningen t. a. van de provinciale begroo
ting voor 1897 als t. a. van die voor 1898
ten gevolge van de mindere opbrengst van
de personeele belasting na de invoering der
nieuwe wet op het personeel, waardoor de
hoofdsom over 1897 bedraagt ƒ2,400,060.31,
tegon 3,049,342.31 over het dienstjaar
1896/97;
3o. bet aangehouden adres van den Gemeen
teraad van Spijkenis8e, om subsidie in de ko3ton
eener te maken niauwe waterkeering;
4o. eon gewijzigde verordening op de Gouwe
kaden. In dit ontwerp wordt voorgesteld, de
kaden- en oeverbekleeding bjj de provincie in
beheer en onderhoud te nemen, doch daaren
tegen de polders in de kosten van dit onder
houd te doen bijdragen zoodanig bedrag, dat'
elke gedachte aan een onbillijke bevoocdeeling
der polders, waartoe de vroeger voorgedragen
verdoeling van hot onderhoud beneden en
boven A. P. aanleiding gaf, uitgesloten wordt.
De ontwerpverordening omvat ook de kaden
langs die deelen der Kromme Gouwe, die
ten gevolge van het rectifleeeren der Kromme
Gouwe afgesneden worden, doch die met de
Gouwe in gemeenschap blyven. De jaarljjkscbe;
bijdragen der polders worden bepaald naar de,
bedragen, die jaarlijks aan het onderhoud, dat
de verordening ter verzekering van den goeden
toestand der Gouwekaden ten hunnen laste
legt, zjjn besteed. Gedep. Staten berichten,
dat omtrent de bedragen van de verplichte
jaariyksche uitkeeringen der polders verschil
lende bedenkingen z>yn m het midden gebracht:
*21)
Het vuur was in een binnenkamer ontstaan
on had zich in een oogwenk over de geheele
benedenverdieping verspreid, zoodat de boven
ste vei trekken geheel waren afgesloten.
Volgens de verklaring van den bestuurder
waren byna allo slaapkamers bezet, terwjjl
er tot heden nog slechts vier personen uit
gekomen waren. Binnen twee minuten had
den wij do brandladders opgericht en waren
wjj bezig de verschrikte bewoners van hand
tot hand naar beneden te reiken. Het was
een gevaarlijk werk, doch wij werden niet
betaald om daarvoor terug te deinzen.
Eensklaps zag ik aan een zooneter een
vrouw, cie op het punt stond, zich naar
beneden te werpen. Het volk bemerkte haar
ook en bief een vervaarlijk geschreeuw aan.
Ik snelde een ladder op, nam haar in mijn
armtn en bracht haar veilig op dea grond,
vóór zij haar voornemen bad kunnen uitvoe
ren. Toen wy er waren, kwam er een man
geheel ontdaan op ons toevliegen, öi« de armen
uitstrekte, roepende: „O, zi) is gered 1 Mijn
vrouw is gered 1" waarna bjj als levenloos
nederviel.
In dat korte oogenblik had ik mijn ouden
vijand, kapitein Welbourne, herkend; den
man, van wien ik gemeend had, dat hij mij
Maud had ontroofd l
Den volcenden dag yernam ik, dat hij zich
op zijn huwelijksreis bevond en, wat mij
nog meer belang inboezemde, dat zijn vrouw
van baarzolve Hawkhurst heetts. Twec-erlei
gevolgtrekking kon ik hieruit maken: of hjj
had Maud nooit bemind; óf hij had haar ge
vraagd en 6en weigerend antwoord ontvangen.
Indien deze laatste veronderstelling juist was,
wat ken dan de reden van haar handelwijze
geweest zijn Was het, .omdat zij my lief
had? Ik laat hot aan den lezer over, zich
een voorstelling te maken van do wanhopige
gedachten en het zelfverwijt, waaraan ik ten
prooi was bij deze ontdekkmg. Ik zag thans
duidelijk in, dat ik mijn geheele leven had
verwoest en dat door toe te geven aan een
gevoel van ijverzucht, waarvoor niet de minste
aanleiding bestaan had. Maar wat hielp het
my, er aJ over te dor,ken?
Laat my een sluier werpen over dien treu-
rigen tjjd, welken ik my nu nog slechts m8t
smait herinner. Hoewel het leven in Adelaide
ontegenzeglijk zjjn aantrekkelijkheid bezat,
begon het my op den duur toch te eentonig
te worden. Toen derhalve een vriend my
mededeelde, dat er eon betrekking open was
al3 magazynhoude: aan de Darlmg-Rivier,
waar do groote schapenfokkers woonden, dong
ik er naar en wTas zoo gelukkig in myn
aanvraag te slagen. Ik nam dus myn ontslag
uit de brandweer en trok de bosschen in.
Niet lang duurde het echter, of ik verveelde
my alweer en nam een plaats aan als kok,
by een gezelschap, dat het binnenland be-
rei3do. Na achttien maanden bevond ik ray
in Brisbane, het leven in de bosschen moe en
snakkendp naar eect mondvol Irissche zeelucht.
Terwyl ik daar werkeloos rondslenterde, werd
my een brief uit Engeland door het postkan
toor van Melbourne toegezonden. Hjj was van
een nichtje van my en behelsde het bericht
van het overlyden myner goede, oude moeder.
Die slag trof my ten zeerste, te meer, daar
ik niet kon- nalaten my to beschuldigen, als
zoon niet voor haar gewee6t te zyn wat ik
had mo3te.i wezen. Doch de eischen van het
loven deden zich gelden en maakten, dat ik
de treurige gedachten, welke my bestormden,
al spoedig van my afzette. Het geld, dat ik
in den laatsten tjjd verdiend had, begon ten
einde te raken en myn vooruitzicht begon al
donkerder en donkerder te worden, toen het
noodlot, dat steeds werkzaam was my naar
een zeker doel te trekken, zich er wederom
mee bemoeide en mij een gesprek deed hooren,
hetwelk van voel invloed op myn volgende
handelingen zou zyn. De sprekers waren de
eigenaar van 6en schoener, dia bestemd was
voor de parelvisschery by Thursday Island, od
een weloekenae scheepsbouwmeester.
Zy hadden het over een nieuw vaarluig,
hetwelk de schipper onlangs had aangekocht,
en de moeite, die by bad om volk te binden
voor de bemanning. Dal was een kansje vcor
my Zoodra zy afscheid namen, trad ik op don
eigeDaar toe en bood hem myn diensten aan.
Toen hij hoorde, wat ik kende, was de zaak
dadelyk in orde, en zco kwam hot, dat ik
den volgenden morgen als zeeman aan boord
ging van do „Cres ted Wave", besterad voor
Thursday Island en de parelvi38cbery.
Wy bereikten gced en wel de plaats onzer
bestemmiDg, namen een duiker aan boord en
trokken vervolgens naar de Solomonen, waar
wy ongeveer drie maanden bleven kruisen.
Toen wy op Thursday-Island terugkeerden,
had ik een aardig sommetje te goed, terwyl
ik geloof, dat ik by den schipper goed stond
aangeschreven, want by verlangde, dat ik
eenigen tijd vryaf zou nemen en dan weer
met hem op de vangst zou uitgaan. Ik be
loofde hem er over to zullen denken, en
besloot ondertusschen een paar weken aan
den wal te biyven, te zien, wat er te zien
was en de vermakeiykhedes van Thursday-
Island te genieten.
„Ga mee," zoide op zekeren avond een
myner konnissen. „Gy denkt, dat gy het oiland
kent, nu gy by de Japanners geweest zyt.
Wel, man, gy weet er neg niets van. G'y
hebt Juanita nog niet eens gezien."
„En wie is Juanita?" vroeg ik, zonder veel
belangstelling te laten biyken.
Bijwyze van antwoord stak hy zyn arm
door den mynen en voorde my langs h6t
strand tot voor het „Orient-Hotel", waar hy
staan bleef.
Daar ik wist, dat daar gewooniyk kapiteins
van groote stoombooten, eigenaars van sebepen
en ryke lieden uit den omtrek samenkwamen
en er dikwyis hoog gespeeld werd, had ik het
tot nu toe zorgvuldig vermeden. Een beider
licht stroomde ons toe uit den ingang en een
vrooiyk gelach scheen ons uit te noodigen
binnen te treden.
Een paar eigenaars van parolschepen en een
vrouw waren de eenige aanwezigen in de
kamer. Op de mannen lette ik niet, doch de
dame nam al dadelyk geheel myn aandacht
in beslag. Weldra namen do twee heeren
afscheid, waarna myn viiend my op de ge-
bruikeiyke wyze voorstelde.
„Mynheer Ramsay Movrouw Juanita."
Zy gaf my de hand en heette my welkom
en van dat oogenblik af was ik onder den
invloed eener macht, waaraan hot my later
oneindig veel moeite zou kosten weerstand
te bieden.
2L
En nu begon er een tyd, aan welken ii
heden nog slechts met tegenzin terugdonk. A
meor en meer gaf ik toe aan de betooverinf
welke er van de schoone Juanita schoen u?.
te gaan, zóó zelfs, dat ik Maud en al hef
verleden vergat, om aan niets te denken da
3an het tegenwoordige, terwjjl ik elke gele
genheid waarnam om het „Oriënt-Hotel" en
zjjn bekooriyke eigenares te bezoeken. Het
sjweekt vanzelf, dat ik niet de oenigo man
wa«, die naar haar gunst dong, maar ond<
al myn medebewonderaars was er slechte"
een enkele, die my gevaariyk toescheen. Het
was een Pool, een uitgewekene van adeliyk.
afkomst, naar men my ztide Panuroff ge
naamd. Hy was een knap, stevig gebouwd
man, met iets fiers en uittartenda [in zyn
houding, hetwelk niet naliet indruk te maken.
Juanita scheen hem evenwel volstrekt niet
die aandacht waardig te kouren, waarop hjj
aanspraak meende te hebben.
(Wordt vervolgd.)