N'. 11547
<§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
UDEL-QUARTET.
Foullleton.
Zonderlinge Avonturen.
Zaterdag: 16 October.
A°. 1897
PRIJS DEZER COURANT;
Voor Loiden per 3 maanden. 1.10#
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommora 0.05.
r.PRIJS DER AD VERTENTEËK
VaD 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera
letters naar plaatsruimte. Yppr het incasseeren buiten do st&d
wordt f 0.05 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
In ons vorig nommer deelden v^j reeds
mede, dat wy betreurden, dat het Udel-Quartet
hier niet zou optreden, en wel in de eerste
plaats, omdat zoodoende enze goede stad
weldra van alle buitengewone concerten, voor
stellingen als anderazina zou zijn verstoken,
daar belanghebbenden het onmogelijke zouden
inzien om te Leiden hunne onkosten goed
te maken.
Moest onlangs de Italiaansche Opera ook
al niet worden uitgesteld?
Wij meenen daarom, dat het op onzen weg
ligt dit te voorkomen, en zullen, wanneer
ons dit mogelijk is, de inwoners onzer stad
maar natuurlijk uitsluitend onze Abonné's
in de gelegenheid stellen tegen een onder
ieders bereik vallenden toegangsprijs iets
goeds te doen hooren, wanneer slechts uit
een volle zaal blijkt, dat dit streven in den
geest valt.
Het spreekt toch vanzelf, dat wij dit niet
anders kunnen verkrijgen dan door garantie
te stellen. Daarvoor zijn wü thans allerminst
bevreesd! Wie zou voor 50 cents niet een
vroolijken, muzikalen avond willen hebben?
Wanneer men de laatste weken ja,
air. eis sinds een paar maanden voorjde
étalages van do groote muziekhandelaren, in
de voornaamste steden van ons land, even
bleef verwijlen on zijn oog liet gaan over het
daar tentoongespreide, werd men onwille
keurig aangetrokken door de photographie van
oen groepje heeren, een lollig viertal l
die u vroélyk toelachen en u, als 't ware,
komisch-vertrouwelijke blikken toewierpen.
Het is de afbeelding van bet beroemde Udel-
ftuartet; sinds etn paar weken zijn de heeren
op tournéo door Nederland, een rondreis, die
duren zal tot het begin van November.
Een vroolyk groepje is het zeer zeker, deze
vier echte Wiener zangers, do „élite" van de
greote Wiener M.innergesangverein. Den naam
dragen zy naar den oprichter van het quartett,
den 2den tenor prof. Carl Udel. Hij is om zoo
te zeggen de kracht van het gezelschap. Men
kan het hem aanzien, dat daar, waar hij zijn
humoristischen zang laat hooren, men met hem
mee moot lachen. Zijn komische solo voor
drachten hebben verbazend veel succes, vooral
dewijl hy over een buitengewoon ontwikkelde
mimiek beschikt. De andero drie heeren zijn
de 1ste tenor dr. Wilhelm Stigler, de 1ste
bas de heer Ferd. HOrbeder en de 2de bas
de heer Eugen Weiss.
Men heeft wel een3 gevraagd, of het
vieital, dat zoo echt komisch, zoo louter
humoristisch is, dat zich niet ophoudt met
ernstige muziek en ernstigen zang, eigenlijk
wel thuis behoort in de concertzaal; of niet
het café-concert moer de plaats is, waar zij
hun muzikale grappen moeten ten boste
geven. Maar nauwelijks de vraag gedaan,
volgt het antwoord als vanzelf het zijn
zangers, die niet alleen voortreffelijk ge
schoolde, goedgevormde stemmen bezitten,
maar die ook door hun talentvolle voordracht
den naam van kunstenaren verdienen. Het
zijn geen charges of geforceerde humor, die
z\j den toehoorder opdringen; maar zoo echt
natuurlijk, zoo werkelijk ongekunsteld is hun
zang, dat zelfs de meest zwartgallige wordt
aangestoken en meelacht met het viertal.
Overal, waar zij optreden, verwekken zij een
vrooljjkheid, die de gansche zaal, van het
begia tot het einde, in een aanhoudende
lachbui brengt. En de meest gewone dingen
kiezen zij voor hun repertoire, of beter:
componeeren bun musici voor hen. Hun
musici: want enkele Weener componisten
maken speclaal-quartetten voor deze zangers.
Zoo Küssmayer, die een aanplakbiljet van de
K.-K. Hof-opera op muziek heeft gezet, oen
annonce voor Weber's Freischütz, enz. Verder
vinden we er een Huwelyksaanvraag,
misschien wel een uit de „Neue Freio Prosse,"
waar rr altijd volop van in te vinden zijn.
In buitenland maakten de vier zangers
reecs ;i.ei ige succesvolle tournee. Wy twijfelen
niet of zij zullen ook hier den bijval verwerven,
dien zij elders ondervonden.
Oflïciëelo Kciiuisgovlngeu.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezion art. 8, lsto alinea, der wet van den 2den
Juni 1875 (Staatsblad No. 95), tot regeling van het
toezicht bij hot oprichten van inrichtingen, welke
gevaar, schade of hinder knnnen veroorzaken
Brengen bij dezo ter algemeen© kennis, dat door
hen vergunning is verleend aan A. E. VAN DER
VOET en rechtverkrijgenden tot het oprichten \an
eene smederij in het perceel aan den Morsohweg No. 17.
Burgemeester on Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WA8, Burgemeester.
14 Oct. 1897. E. KIST. Secretaris.
Leiden, 15 October.
By heropening der openbare zitting van
den gemeenteraad gisternamiddag was aan de
orde punt 2 der agenda.
2°. Benoeming van eene derde onderwijzer©* aan
do Meirjesachool late klasse. (229)
3°. Idem van den Directeur der Gemeente
werken. (227)
Worcit benoemd mej. E D Van Sonsbeek
alhier met 22 stemmen, tegen 1 op mej v.
d. Horn v. d. Bos en 1 blanco.
Eindelijk punt 3.
Worden uitgebracht op den heer G. H.
Broekman, civiel ingenieur, wonende te Waras-
din iCroatië), 12 stemmen, op den heer J. N.
Van Ruyven, civiel-ingenieur, adjunct-directeur
der gemeentewerken te Arnhem, 11 en 1 op
den heer A. J. M. Stoffels, civiel ingenieur,
ingenieur bij de gemeentewerken te 's-Gra-
venhage.
Bij nieuwe vrije stemming werd benoemd
de heer G. H. Broekman met 13 stemmen,
tegen 11 op den heer Van Ruyven.
De vergadering werd hierna gesloten.
In de kleine zaal van hot Nutsgebouw
alhier had gisteravond de eerste der zes
„Winterlezingen" plaats. Ze was goed bezocht.
Als spreker trad op de heer dr. H. M. Van
Nes, predikant bij de Ned.-Herv. Gem. te Rot.
terdam, voor de getrouwe bezoekers dezer
lezingen van vorige jaren geen onbekende.
Spr. had thans tot onderwerp van behande
ling gekozen: „Drieërlei wereldbeschouwing."
Dr. Van Nes begon met de mededeeling
geen diepzinnig, wijsgeerig betoog te zullen
leveren, maar enkel eenige losse gedachten
te zullen ten beste geven, aan deze mede
deeling vastknoopende de opmerking, dat al
moge het woord „beschouwing" heel geleerd
klinken, het de gedachte uitdrukt aan iets,
dat om zoo to zeggen een gemeengoed is.
Ieder toch houdt er een beschouwing op na,
heeft een blik op 't leven, hetzij dan, dat
d6ze wereld geacht wordt te zyn goed, kwaad
of goed èn kwaad.
Spr.'s drieërlei beschouwing vond zijn aan
dachtig gehoor weergegeven door de woorden:
optimisme, pessimisme en Christelijk geloof,
denkende hij bij het eerste voorval aan Apollo
met do lier, den god der Grieken bij uit
nemendheid; bij het tweede aan den Indischen
koningszoon Boeddha, Gautama of Sakya-
Moeni; terwijl hy den grond van het laatste,
van het Christelijk geloof dus, noemde Christus,
gekruist en opgestaan; het optimisme nog
eens, dat in alles ziet de harmonie in do
wereld, hot pessimisme de disharmonie; het
eerste met Ltibnilz, het laatste met Schopen
hauer als vertegenwoordiger.
Het optimisme, ook wel, ofschoon spr. wel
iets tegen deze omschrijving had, genoemd
de Grieksche wereldbeschouwing, adoed hem
een blik slaan in de Grieksche satoenleving,
in de opvatting der Helienen van leven en
dood: alles levenslust, de gedachte aan den
dcod moet teruggedrongen; de Grieken het
volk van den levenslust, van zingenot, ge
nietende van de fonkelende gaven van Bacchus,
van bloemengeur en zonneglans. Ook wel by
hen eenig pessimisme, doch als een roodo
draad, die het weefsel toch ongerept wit laat.
Het pessimisme wérd ons geschetst als
in schrille tegenstelling met het optimisme;
hier een rood weefsel, waarin de enkele witte
draad van optimisme geen invloed heeft op
het heer8chendo rood. Hier, als in overeenstem
ming met de legende van Boeddha (ontmoeting
met de ellenden des levens, verpersoonlijkt
in grijsaard, zieke en luk), geen blijdschap
over den geur der roos, maar alleen ziende
haar doornendeze aarde een tranendal.
Na oven te hebben stilgestaan by de leer
van bet Nirvana; bij Apollo met de lier
tegenover Boeddha: de een zoekende vreugde,
zingenot; de ander snakkende naar verlossing
uit zijn ellendig bestaan, zonder lach, maar
met veel tranengeen van beiden hopende op
een zalig leven na den dood; 6tond spr. stil
by het pessimisme van onzen tyd. 0nz9 tyd
is pessimistisch. Een gevolg daarvan by v.de
talryke zelfmoorden, waarvan het motief
moet gezocht worden in levensmoeheid. Pessi
misme ook in do letterkunde: Byron, Heine,
L-opardi en niet te vergeten IbseD. Oorzaak
hiervan? Het materialisme. Vandaar de alge
meens mystieke etrooming in kunsten letteren.
Buiten, boven deze beschouwingen staat de
Christen, die weet, dat de zon is opgegaan,
de zon der waarheid en der gerechtigheid;
die zich bewust is van een hoogere, werkelyke
wereld, die heeft leeren zien met het oog
des geloofs; de Christen, die genade heeft
gevonden aan den voet van het Kruis op
Golgotha, die weet, dat Christus is opgestaan.
Hy, die Christen, ziet in beide, èn in de
lier van Apollo èn in de leer van het Nirvana,
leugen, al sluiten beide dan ook in zich een
deel der waarheid. Die Christen zal aan optimist
en pessimist het Evangelie verkondigen, de
blijde boodschap des heils.
Hierby moeten we het, óók met het oog
op de beschikbare ruimte, laten; al is bette
betreuren, want niet dan zeer gebrekkig en
in gewrongen styl konden we hier weergeven
wat dr. Van Nes in keurige bewoordingen,
een meesterschap onzer taal verradende, vooral
ook omtrent het laatste punt: het Cbristelyk
geloof, glashelder zyn aandachtig auditorium
voorhield en uiteenzette.
In een buitengewone vergadering van
het bestuur der Handelsbedienden Vereeniging
„Kennis is Macht" alhier werd gisteravond
aan vier leerlingen der Nederlandsche taai-
klasse een diploma uitgereikt, na met gunsti
gen uitslag afgelegd eind-examen in genoemd
vak; hunne namen zynB J J. N. Troost,
L. D. Petit Jr., A. Wendel en A. L. Timan.
De voorzitter deed de uitreiking vergezeld
gaan van eenige waardeerende woorden *oor
den door hen betoonden yver en sprak den
wensch uit, dat hun voorbeeld een aanspo
ring zou zyn voor hunne mede-leerlingen, om,
door nun eigen naam eer aan te doen, tevens
den naam der Vereeniging hoog te houden.
Nog deelt men ons mede, dat de met den
nieuwen cursus ingestelde reken-klasse door
niet minder dan 24 leerlingen wordt bezocht,
blijkbaar dus een bestaande leemte aanvult,
terwijl de opening van een cursus in stero-
grapbie welhaast kan worden te gemoet gezi n.
Door de afdeelingen der Tweede Kamer
zijn benoemd tot rapporteurs over hoofdstuk
VIII (Oorlog) der Staatsbegrooting voor 1898
de hoeren Van Vlymen, Seret, Sma<nge, Kuy-
per en Houwingen over hoofdstuk IX (Water
staat, Handel en Nyverbei J) de heeren Tyde
man, Bastert, Loeff, Rethaan M^caré en Conrad.
De minister van binnenbndscho zaken
brengt r.er kaonis van belanghebbenden, dat,
biykens mededeeling van den consul-generaal
der Nederlanden te Pretoria, de Uitvoerende
Raad der Zuid-Afnkaanscbe Republiek bij be
sluit van 9 September II. tyieiyk heeft opge
heven het invoerrecht op slachtvee, ten ge
volge van de runderpest en do daarmede ge
paard gaande stijging der vleescbpryzen.
Dezer dagen hebben do besturen van
de verschi'lende kiesvereenigingen te Delft
een bijeenkomst gehouden onder voorzitter
schap van den beer oir. L. W. C. Van den
Berg, waarin werd beraadslaagd wat to doen
om een einde te maken aan den ondraag-
lyken stank der grachten. Besloten werd oen
adres tot de hoogo regeering te richten.
Dè afgevaardigde ter Tweede Kamer van
Delft, de heer mr. H. A. Van de Velde, heeft
beloofd alles wat hy vermag in het werk te
zullen stellen dit plan te steunen.
Het banket, dat de leden van den
Haagschen gemeenteraad voornemens zyn
den burgemeester aan te bieden, zal plaats
hebben op Donderdag 21 dezer, in het „Hóte'
des Indes."
Het diner zal 40 couverts tellen.
Met een harteiyk welkomstwoord opende
Woensdag avond de heer J. Mutters Jr. do
eerste vergadering in het winterseizoen van
de vereeniging „Arti et Industrie", te 's-Gra-
venhage. Door den heer J. A. Loebèr Jr. werd
een korte voordracht gehouden over den
„boekband".
Naar aanleiding van een ingekomen schryvon
der 3de sub-commissio van het hoofdcomitó
voor de inhuldigingsfeesten in 1898 werd be
sloten de verleden jaar door de vereeniging
„Arti" benoemde versieringscommissie te ont
binden. Er gingen stemmen op, die w^zen op
de noodzakelykheid, dat daar ter stede spoocig
wykcomitós optreden om de versiering van
wyken of straten voor te bereiden, daar anders
Den Haag zeer zou achterstaan by Amsterdam,
waar prijsvragen door de bewoners van straten
zyn uitgeschreven voor do fraaiste en doel
matigste versiering.
Men meende, dat „Arti" by het uitscbry ven
van prysvragen krachtige hulp tn voorlichting
zou kunnen vorieenen. Het bestuur zou, muien
de hulp der vereeniging werd ingeroepen,
volgaarne zijne modewerking verlec-neu.
Aan den secretaris, den heer Fr. J. Bolin-
fante, werd hulde gebracht voor zyn toe-
wyding aan de belangen van „Arti", bij de
besprekingen met h-st inhuldigings-feestcomité.
Aan het diner, door den president van den
Hoogen Raad Woensdagavond in „den Oudon
Doelen" to 's-Gravenhage gegeven, hebben
deelgenomen 45 genoocligden, o. a. do minis
ters van binnenlandsche Z3ken, buitenlandsche
zaken, justitie en waterstaat, da president
der Tweede Kamer tn de Commissaris der
Koningin in Zuid-Holland.
Uit 378 sollicitanten, die zich hadden
aangemeld voor de aan de secretarie van den
Haarlemmer meerpolder vaceerende betrekking
van bode schry ver, is door dykgraaf en heem
raden benoemd K. Hoorns, gemeente-veld
wachter te IJmuiden.
De onthulling van het gedenkteekon op
het graf van wyien prof. G. Van der Mey, ta
Amsterdam, zal morgen, Zaterdag, om 4 uren
plaats hebben op het kerkhof „Zorgvlied" aan
den Amstel.
De heer F. J. Poutsma, districts school
opziener te Haarlem, zal op 1 Januari 1893
25 jaar do betrekking van schoolopziener heb
ben vervuld.
Ds. A. Van der Sluys, pred. by de Geref.
Kerk te Baarn, herdacht Woensdag onder velo
blyken van belangstelling zyne 25 jarige ambts
bediening.
Naar aanleiding van door haar verkregen
betrouwbare inlichtingen meent de „N. R. C."
te kunnen mededeelen, dat het niet in de
bedoeling ligt van H. M. de Koningin om kort
na Hare inhuldiging Rotterdam te bezoeken.
Do controleur De Roo de la Faille heeft
by den moord op Lombok, volgens de BSoer.
Ct." vier voorname wonden bekomen, twee
met den klewang toegebracht by de kruin,
15)
Trouw aan zyn gegeven woord, kwam de
kapitein van uur tot uur aan haar deur met
berichten omtrent den toestand van zyn
passagier. Iets beter. Zwak. Niet veel
verandering. Scbynt eenigszins achteruit
te gaan. Een hernieuwde aanval. By de
laatste tyding ken zy zich niet langtr go9d
houden en, onverklaarbaar als hot schynen
moge, brak zy uit in hartatochteiyk geween.
Weldra" echter kwam zy tot bedaren; zy'
begaf zich te bed en sliep al spoedig in.
Lang na het aanbrc-ken van den dag ont
waakte zy. De zon scheen helder door het
kleine venstertje boven haar bed en aan den
hoek, waaronder do schoener lag, kon zy
bemerken, dat er een frissche bries waaide.
Gedreven door haar angstig verlangen om
iets aangaando het lot van VeDeda te ver
nemen, kleedde zy zich haastig en begaf zich
in de kajuit. Toen zy er binnentrad, kwam
de kapitein haar tegen en begroette haar met
een treurig gelaat.
„Gy komt my zeker zeggen, dat by dood
i3?" vroeg zy, terwyi zij zich met de hand
aan do tafel vastklemde.
„Mej'uffrouw, dat is iets, hetwelk ons allen
eens te wachten staat. Ik mag u niet be
driegen; hy is overleden twaalf minuten
vóór het drie glazen had geslagen, gedurende
den morgenwachfc. Wees kalm. Er is een einde
aan zyn lyden gekomen; het is misschien
maar beter zoo."
„Dood! Dood!" was alles, wat zy kon
uitbrengen. Hoewel zy het einde had kunnen
voorzien, was zy er niet op voorbereid ge
weest, dat het zoo spoedig gebeuren zou. Wat
zou zy nu aanvangen? In spyt van haar
droefheid, kwam toch de gedachte aan haar
eigen toestand weldra wederom by haar
boven. Zy moest op haar hoede wezen, anders
zou zy alles kunnen verliezen. Met gevouwen
handen en den kapitein met smeekenden
blik aanziende, zeido zy:
„O, breng my by hem!"
Zonder te spreken ging Boulger haar voor
naar zyn hut. Zy wilde binnentreden, doch
hy belette het haar.
„Neen, mejuffrouw," sprak hy vriendeiyk,
maar op vasten toon; „gy moogtniet by hem
komen. Er is besmetting aan boord en ik
moet alle voorzorgsmaatregelen nemen om
het gevaar te verminderen. Doch daar hy uw
broeder is, geiyk gy zegt, wil ik iets toegeven
en hem u van hier laten zieD. Vorder kan
ik echter niet gaan."
Dit gezegd hebbende, ging hyzelf de hut
binnen en trok een gedeelte van het laken
weg, dat den doode bedekte. Het gelaat van
Veneda had een verschnkkeiyke verandering
ondergaan, zóó zelfs, dat Juanita genoodzaakt
was do oogen af te wenden. Toen hy dat
zag, bedekte de kapitein wederom het hoofd
van den gestorvene, kwam naar buiten, sloot
de deur achter zich toe en stak den sleutel
in den zak. Daarna bood hy Juanita zyn arm
en geleidde haar naar boven od het dek. In
het heldere zonlicht had hy al spoedig de
verschrikkingen der hut uit haar geheugenis
verjaagd. Het was een heerlyke ochttni. De
wind, die den vorigen dag zoo stil was
geweest, woei thans met verkwikkelyke
koelte. De schoener, met gezwollen zeilen en
als bewust van zyn kracht, ploegde de
groeno zee en stuurde het water in twee
witte voren aan weerskanton van den boog.
Aan alle kanten ontwaarde men tallooze
kleine eilandjes, waarvan de schipper aan
Juanita do namen noemde, in de hoop haar
wat afleiding te bezorgen. Recht voor hen
uit, op niet meer dan acht mylen afstands,
verhieven zich de bergen van Vanua Lava,
het grootste eiiand van de Bank-groep.
Eensklaps kwam er in Juanita's brein een
gedachte op, cie zy dadelyk tot uitvoering
wenschte te brengen.
„KapiteiD," zeide zy, „or is één ding, dat
gy nog voor my doen kunt. Ik weet, gy zult
het my niet weigeren. Hy draagt ec-n
medaillon om zyn hals; wilt gy er dat voor
mij afnemen?"
„Neen, mejuffrouw; dat mag ik niet. Hy
heeft my plechtig laten beloven, het met hem
te begraven."
Juanita zou hebben kunnen weenen van
ergernis. Zy was echter nog niet geheel uit
het veld geslagen.
„"Waar wilt gy hem begraven? Niet in do
zeo. O, kapitein, niet in de zoel"
„En waarom niet in de zee, mejuffrouw?
Er ligt menig braaf man onder de golven
begraven."
-Ja ja! Pat weet ik wel. Maar ik kan er
niet aan denken, dat zijn lichaam daar in de
diepte zou liggen ten prooi van de haaien. O,
neen, neen, ik smeek u, niet in de zee!"
Haar smart scheen zoo oprecht, dat de
kapitein er door aangedaan werd.
„Wat moet ik dan doen?" vroeg hy op
medeiydenden toon.
„Waarom hem niet aan land begraven?"
vroeg zy, haar betraande oogen naar het
eiland richtende, dat men naderde. „Dat zou
toch zoo moeilyk niet zyn?"
„Wel," antwoordde de kapitein na eenig
nadenken; „als gy er zoo op gesteld zyt, zou
het misschien wel kunnen. Ik zal ten minste
zien. Maar ga nu mede oütbyten. Dat zal u
meer goed doen dan iets, wat ook."
Toen zy aan dek terugkoerden, lag het
eiland voor den boeg. De kapitein raadpleegde
zyn kaarten, koos een geschikte plek en liet
den schoener ankeren tegenover den steilen,
met hout bewassen oeverkant. Het geluid
van hamerslagen klonk op het voorschip en
Boulger, die zich als Juanita's beschermer
had opgeworpen, droeg zorg, dat zy die
richting niet uitging. Hot was reeds laat in
den namiddag geworden vóór 6r aan den
wal een graf was gedolven en alle3 aan boord
voor do plocbtigheld gereed was gemaakt. De
kapitein waarschuwde Juanita; de boot werd
in zee gelaten; de timmerman, twee matrozen
en de kapitein droegen do kist, welke men
met eenige mosite in de sloep liet zakkeD,
en daarna zetten Juanita en Boulger zich
naast elkander op do bank, tervvyi twee
mannen roeiden. De landing had zonder
bezwaren nlaats, Het lyk werd naar het graf
gedragen, dat onder eenige kokosboomen, een
honderdtal schreden van den oever gelegen,
was gereed gemaakt, en na oen kort gebed
aan den schoot der aarde toevertrouwd.
Voor Juanita geschiedde alles als in een
droom. Zy kon zich niet voorstellen, dat
Veneda dood was; dat de krachtige, sterke
man, nog zoo kort geleden een toonbeeld van
gezondheid, zoo spoedig onder een onbekende,
vreeseiyke ziekte had moeten bezwyken. Alles
was haar te onverwachts gekomen; zy had
den tyd nog niet gehad, zich aan den toestand
te gewennen. Tegen zonsondergang lichtte
de schoener het anker en vervolgde zyn reis
naar Thursday-Island. Het scheen, dat Veneda
het laatste slachtoffer der ziekte was geweest;
ten minste, er werd niemand meer aangetast-
Den volgenden morgen stelde de kapitein
aan Juanita de papieren en enkele andere
zaken ter hand, wolko de overledene had
nagelaten. Juanita begaf zich naar haar hut,
om ze to onderzoekeo. Zy vormden slechts
een klein pakje, dat eenige brieveD, een
horloge, een ring, twintig pond in Engulsch.
goud enzoovoort bevatte; maar van een
medaillon bespeurde zy niets. De kapiteio,
wien zy er nogmaals naar vroeg, gaf haar
hetzelfde antwoord als den oorsten keer:
„Wat hy aan en om zich had, mocht ik
niet aanraken; hot medaillon, waarvan gy
sproekt, ligt dus onder den grond ginds op
Vanua Lava; daar is nu eenmaal niets aan
te doen."
Wordt vervolgd.)
IDSCH «DAGBLAD.