N'. 11547 <§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. UDEL-QUARTET. Foullleton. Zonderlinge Avonturen. Zaterdag: 16 October. A°. 1897 PRIJS DEZER COURANT; Voor Loiden per 3 maanden. 1.10# Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommora 0.05. r.PRIJS DER AD VERTENTEËK VaD 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Yppr het incasseeren buiten do st&d wordt f 0.05 berekend. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. In ons vorig nommer deelden v^j reeds mede, dat wy betreurden, dat het Udel-Quartet hier niet zou optreden, en wel in de eerste plaats, omdat zoodoende enze goede stad weldra van alle buitengewone concerten, voor stellingen als anderazina zou zijn verstoken, daar belanghebbenden het onmogelijke zouden inzien om te Leiden hunne onkosten goed te maken. Moest onlangs de Italiaansche Opera ook al niet worden uitgesteld? Wij meenen daarom, dat het op onzen weg ligt dit te voorkomen, en zullen, wanneer ons dit mogelijk is, de inwoners onzer stad maar natuurlijk uitsluitend onze Abonné's in de gelegenheid stellen tegen een onder ieders bereik vallenden toegangsprijs iets goeds te doen hooren, wanneer slechts uit een volle zaal blijkt, dat dit streven in den geest valt. Het spreekt toch vanzelf, dat wij dit niet anders kunnen verkrijgen dan door garantie te stellen. Daarvoor zijn wü thans allerminst bevreesd! Wie zou voor 50 cents niet een vroolijken, muzikalen avond willen hebben? Wanneer men de laatste weken ja, air. eis sinds een paar maanden voorjde étalages van do groote muziekhandelaren, in de voornaamste steden van ons land, even bleef verwijlen on zijn oog liet gaan over het daar tentoongespreide, werd men onwille keurig aangetrokken door de photographie van oen groepje heeren, een lollig viertal l die u vroélyk toelachen en u, als 't ware, komisch-vertrouwelijke blikken toewierpen. Het is de afbeelding van bet beroemde Udel- ftuartet; sinds etn paar weken zijn de heeren op tournéo door Nederland, een rondreis, die duren zal tot het begin van November. Een vroolyk groepje is het zeer zeker, deze vier echte Wiener zangers, do „élite" van de greote Wiener M.innergesangverein. Den naam dragen zy naar den oprichter van het quartett, den 2den tenor prof. Carl Udel. Hij is om zoo te zeggen de kracht van het gezelschap. Men kan het hem aanzien, dat daar, waar hij zijn humoristischen zang laat hooren, men met hem mee moot lachen. Zijn komische solo voor drachten hebben verbazend veel succes, vooral dewijl hy over een buitengewoon ontwikkelde mimiek beschikt. De andero drie heeren zijn de 1ste tenor dr. Wilhelm Stigler, de 1ste bas de heer Ferd. HOrbeder en de 2de bas de heer Eugen Weiss. Men heeft wel een3 gevraagd, of het vieital, dat zoo echt komisch, zoo louter humoristisch is, dat zich niet ophoudt met ernstige muziek en ernstigen zang, eigenlijk wel thuis behoort in de concertzaal; of niet het café-concert moer de plaats is, waar zij hun muzikale grappen moeten ten boste geven. Maar nauwelijks de vraag gedaan, volgt het antwoord als vanzelf het zijn zangers, die niet alleen voortreffelijk ge schoolde, goedgevormde stemmen bezitten, maar die ook door hun talentvolle voordracht den naam van kunstenaren verdienen. Het zijn geen charges of geforceerde humor, die z\j den toehoorder opdringen; maar zoo echt natuurlijk, zoo werkelijk ongekunsteld is hun zang, dat zelfs de meest zwartgallige wordt aangestoken en meelacht met het viertal. Overal, waar zij optreden, verwekken zij een vrooljjkheid, die de gansche zaal, van het begia tot het einde, in een aanhoudende lachbui brengt. En de meest gewone dingen kiezen zij voor hun repertoire, of beter: componeeren bun musici voor hen. Hun musici: want enkele Weener componisten maken speclaal-quartetten voor deze zangers. Zoo Küssmayer, die een aanplakbiljet van de K.-K. Hof-opera op muziek heeft gezet, oen annonce voor Weber's Freischütz, enz. Verder vinden we er een Huwelyksaanvraag, misschien wel een uit de „Neue Freio Prosse," waar rr altijd volop van in te vinden zijn. In buitenland maakten de vier zangers reecs ;i.ei ige succesvolle tournee. Wy twijfelen niet of zij zullen ook hier den bijval verwerven, dien zij elders ondervonden. Oflïciëelo Kciiuisgovlngeu. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezion art. 8, lsto alinea, der wet van den 2den Juni 1875 (Staatsblad No. 95), tot regeling van het toezicht bij hot oprichten van inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder knnnen veroorzaken Brengen bij dezo ter algemeen© kennis, dat door hen vergunning is verleend aan A. E. VAN DER VOET en rechtverkrijgenden tot het oprichten \an eene smederij in het perceel aan den Morsohweg No. 17. Burgemeester on Wethouders voornoemd, Leiden, F. WA8, Burgemeester. 14 Oct. 1897. E. KIST. Secretaris. Leiden, 15 October. By heropening der openbare zitting van den gemeenteraad gisternamiddag was aan de orde punt 2 der agenda. 2°. Benoeming van eene derde onderwijzer©* aan do Meirjesachool late klasse. (229) 3°. Idem van den Directeur der Gemeente werken. (227) Worcit benoemd mej. E D Van Sonsbeek alhier met 22 stemmen, tegen 1 op mej v. d. Horn v. d. Bos en 1 blanco. Eindelijk punt 3. Worden uitgebracht op den heer G. H. Broekman, civiel ingenieur, wonende te Waras- din iCroatië), 12 stemmen, op den heer J. N. Van Ruyven, civiel-ingenieur, adjunct-directeur der gemeentewerken te Arnhem, 11 en 1 op den heer A. J. M. Stoffels, civiel ingenieur, ingenieur bij de gemeentewerken te 's-Gra- venhage. Bij nieuwe vrije stemming werd benoemd de heer G. H. Broekman met 13 stemmen, tegen 11 op den heer Van Ruyven. De vergadering werd hierna gesloten. In de kleine zaal van hot Nutsgebouw alhier had gisteravond de eerste der zes „Winterlezingen" plaats. Ze was goed bezocht. Als spreker trad op de heer dr. H. M. Van Nes, predikant bij de Ned.-Herv. Gem. te Rot. terdam, voor de getrouwe bezoekers dezer lezingen van vorige jaren geen onbekende. Spr. had thans tot onderwerp van behande ling gekozen: „Drieërlei wereldbeschouwing." Dr. Van Nes begon met de mededeeling geen diepzinnig, wijsgeerig betoog te zullen leveren, maar enkel eenige losse gedachten te zullen ten beste geven, aan deze mede deeling vastknoopende de opmerking, dat al moge het woord „beschouwing" heel geleerd klinken, het de gedachte uitdrukt aan iets, dat om zoo to zeggen een gemeengoed is. Ieder toch houdt er een beschouwing op na, heeft een blik op 't leven, hetzij dan, dat d6ze wereld geacht wordt te zyn goed, kwaad of goed èn kwaad. Spr.'s drieërlei beschouwing vond zijn aan dachtig gehoor weergegeven door de woorden: optimisme, pessimisme en Christelijk geloof, denkende hij bij het eerste voorval aan Apollo met do lier, den god der Grieken bij uit nemendheid; bij het tweede aan den Indischen koningszoon Boeddha, Gautama of Sakya- Moeni; terwijl hy den grond van het laatste, van het Christelijk geloof dus, noemde Christus, gekruist en opgestaan; het optimisme nog eens, dat in alles ziet de harmonie in do wereld, hot pessimisme de disharmonie; het eerste met Ltibnilz, het laatste met Schopen hauer als vertegenwoordiger. Het optimisme, ook wel, ofschoon spr. wel iets tegen deze omschrijving had, genoemd de Grieksche wereldbeschouwing, adoed hem een blik slaan in de Grieksche satoenleving, in de opvatting der Helienen van leven en dood: alles levenslust, de gedachte aan den dcod moet teruggedrongen; de Grieken het volk van den levenslust, van zingenot, ge nietende van de fonkelende gaven van Bacchus, van bloemengeur en zonneglans. Ook wel by hen eenig pessimisme, doch als een roodo draad, die het weefsel toch ongerept wit laat. Het pessimisme wérd ons geschetst als in schrille tegenstelling met het optimisme; hier een rood weefsel, waarin de enkele witte draad van optimisme geen invloed heeft op het heer8chendo rood. Hier, als in overeenstem ming met de legende van Boeddha (ontmoeting met de ellenden des levens, verpersoonlijkt in grijsaard, zieke en luk), geen blijdschap over den geur der roos, maar alleen ziende haar doornendeze aarde een tranendal. Na oven te hebben stilgestaan by de leer van bet Nirvana; bij Apollo met de lier tegenover Boeddha: de een zoekende vreugde, zingenot; de ander snakkende naar verlossing uit zijn ellendig bestaan, zonder lach, maar met veel tranengeen van beiden hopende op een zalig leven na den dood; 6tond spr. stil by het pessimisme van onzen tyd. 0nz9 tyd is pessimistisch. Een gevolg daarvan by v.de talryke zelfmoorden, waarvan het motief moet gezocht worden in levensmoeheid. Pessi misme ook in do letterkunde: Byron, Heine, L-opardi en niet te vergeten IbseD. Oorzaak hiervan? Het materialisme. Vandaar de alge meens mystieke etrooming in kunsten letteren. Buiten, boven deze beschouwingen staat de Christen, die weet, dat de zon is opgegaan, de zon der waarheid en der gerechtigheid; die zich bewust is van een hoogere, werkelyke wereld, die heeft leeren zien met het oog des geloofs; de Christen, die genade heeft gevonden aan den voet van het Kruis op Golgotha, die weet, dat Christus is opgestaan. Hy, die Christen, ziet in beide, èn in de lier van Apollo èn in de leer van het Nirvana, leugen, al sluiten beide dan ook in zich een deel der waarheid. Die Christen zal aan optimist en pessimist het Evangelie verkondigen, de blijde boodschap des heils. Hierby moeten we het, óók met het oog op de beschikbare ruimte, laten; al is bette betreuren, want niet dan zeer gebrekkig en in gewrongen styl konden we hier weergeven wat dr. Van Nes in keurige bewoordingen, een meesterschap onzer taal verradende, vooral ook omtrent het laatste punt: het Cbristelyk geloof, glashelder zyn aandachtig auditorium voorhield en uiteenzette. In een buitengewone vergadering van het bestuur der Handelsbedienden Vereeniging „Kennis is Macht" alhier werd gisteravond aan vier leerlingen der Nederlandsche taai- klasse een diploma uitgereikt, na met gunsti gen uitslag afgelegd eind-examen in genoemd vak; hunne namen zynB J J. N. Troost, L. D. Petit Jr., A. Wendel en A. L. Timan. De voorzitter deed de uitreiking vergezeld gaan van eenige waardeerende woorden *oor den door hen betoonden yver en sprak den wensch uit, dat hun voorbeeld een aanspo ring zou zyn voor hunne mede-leerlingen, om, door nun eigen naam eer aan te doen, tevens den naam der Vereeniging hoog te houden. Nog deelt men ons mede, dat de met den nieuwen cursus ingestelde reken-klasse door niet minder dan 24 leerlingen wordt bezocht, blijkbaar dus een bestaande leemte aanvult, terwijl de opening van een cursus in stero- grapbie welhaast kan worden te gemoet gezi n. Door de afdeelingen der Tweede Kamer zijn benoemd tot rapporteurs over hoofdstuk VIII (Oorlog) der Staatsbegrooting voor 1898 de hoeren Van Vlymen, Seret, Sma<nge, Kuy- per en Houwingen over hoofdstuk IX (Water staat, Handel en Nyverbei J) de heeren Tyde man, Bastert, Loeff, Rethaan M^caré en Conrad. De minister van binnenbndscho zaken brengt r.er kaonis van belanghebbenden, dat, biykens mededeeling van den consul-generaal der Nederlanden te Pretoria, de Uitvoerende Raad der Zuid-Afnkaanscbe Republiek bij be sluit van 9 September II. tyieiyk heeft opge heven het invoerrecht op slachtvee, ten ge volge van de runderpest en do daarmede ge paard gaande stijging der vleescbpryzen. Dezer dagen hebben do besturen van de verschi'lende kiesvereenigingen te Delft een bijeenkomst gehouden onder voorzitter schap van den beer oir. L. W. C. Van den Berg, waarin werd beraadslaagd wat to doen om een einde te maken aan den ondraag- lyken stank der grachten. Besloten werd oen adres tot de hoogo regeering te richten. Dè afgevaardigde ter Tweede Kamer van Delft, de heer mr. H. A. Van de Velde, heeft beloofd alles wat hy vermag in het werk te zullen stellen dit plan te steunen. Het banket, dat de leden van den Haagschen gemeenteraad voornemens zyn den burgemeester aan te bieden, zal plaats hebben op Donderdag 21 dezer, in het „Hóte' des Indes." Het diner zal 40 couverts tellen. Met een harteiyk welkomstwoord opende Woensdag avond de heer J. Mutters Jr. do eerste vergadering in het winterseizoen van de vereeniging „Arti et Industrie", te 's-Gra- venhage. Door den heer J. A. Loebèr Jr. werd een korte voordracht gehouden over den „boekband". Naar aanleiding van een ingekomen schryvon der 3de sub-commissio van het hoofdcomitó voor de inhuldigingsfeesten in 1898 werd be sloten de verleden jaar door de vereeniging „Arti" benoemde versieringscommissie te ont binden. Er gingen stemmen op, die w^zen op de noodzakelykheid, dat daar ter stede spoocig wykcomitós optreden om de versiering van wyken of straten voor te bereiden, daar anders Den Haag zeer zou achterstaan by Amsterdam, waar prijsvragen door de bewoners van straten zyn uitgeschreven voor do fraaiste en doel matigste versiering. Men meende, dat „Arti" by het uitscbry ven van prysvragen krachtige hulp tn voorlichting zou kunnen vorieenen. Het bestuur zou, muien de hulp der vereeniging werd ingeroepen, volgaarne zijne modewerking verlec-neu. Aan den secretaris, den heer Fr. J. Bolin- fante, werd hulde gebracht voor zyn toe- wyding aan de belangen van „Arti", bij de besprekingen met h-st inhuldigings-feestcomité. Aan het diner, door den president van den Hoogen Raad Woensdagavond in „den Oudon Doelen" to 's-Gravenhage gegeven, hebben deelgenomen 45 genoocligden, o. a. do minis ters van binnenlandsche Z3ken, buitenlandsche zaken, justitie en waterstaat, da president der Tweede Kamer tn de Commissaris der Koningin in Zuid-Holland. Uit 378 sollicitanten, die zich hadden aangemeld voor de aan de secretarie van den Haarlemmer meerpolder vaceerende betrekking van bode schry ver, is door dykgraaf en heem raden benoemd K. Hoorns, gemeente-veld wachter te IJmuiden. De onthulling van het gedenkteekon op het graf van wyien prof. G. Van der Mey, ta Amsterdam, zal morgen, Zaterdag, om 4 uren plaats hebben op het kerkhof „Zorgvlied" aan den Amstel. De heer F. J. Poutsma, districts school opziener te Haarlem, zal op 1 Januari 1893 25 jaar do betrekking van schoolopziener heb ben vervuld. Ds. A. Van der Sluys, pred. by de Geref. Kerk te Baarn, herdacht Woensdag onder velo blyken van belangstelling zyne 25 jarige ambts bediening. Naar aanleiding van door haar verkregen betrouwbare inlichtingen meent de „N. R. C." te kunnen mededeelen, dat het niet in de bedoeling ligt van H. M. de Koningin om kort na Hare inhuldiging Rotterdam te bezoeken. Do controleur De Roo de la Faille heeft by den moord op Lombok, volgens de BSoer. Ct." vier voorname wonden bekomen, twee met den klewang toegebracht by de kruin, 15) Trouw aan zyn gegeven woord, kwam de kapitein van uur tot uur aan haar deur met berichten omtrent den toestand van zyn passagier. Iets beter. Zwak. Niet veel verandering. Scbynt eenigszins achteruit te gaan. Een hernieuwde aanval. By de laatste tyding ken zy zich niet langtr go9d houden en, onverklaarbaar als hot schynen moge, brak zy uit in hartatochteiyk geween. Weldra" echter kwam zy tot bedaren; zy' begaf zich te bed en sliep al spoedig in. Lang na het aanbrc-ken van den dag ont waakte zy. De zon scheen helder door het kleine venstertje boven haar bed en aan den hoek, waaronder do schoener lag, kon zy bemerken, dat er een frissche bries waaide. Gedreven door haar angstig verlangen om iets aangaando het lot van VeDeda te ver nemen, kleedde zy zich haastig en begaf zich in de kajuit. Toen zy er binnentrad, kwam de kapitein haar tegen en begroette haar met een treurig gelaat. „Gy komt my zeker zeggen, dat by dood i3?" vroeg zy, terwyi zij zich met de hand aan do tafel vastklemde. „Mej'uffrouw, dat is iets, hetwelk ons allen eens te wachten staat. Ik mag u niet be driegen; hy is overleden twaalf minuten vóór het drie glazen had geslagen, gedurende den morgenwachfc. Wees kalm. Er is een einde aan zyn lyden gekomen; het is misschien maar beter zoo." „Dood! Dood!" was alles, wat zy kon uitbrengen. Hoewel zy het einde had kunnen voorzien, was zy er niet op voorbereid ge weest, dat het zoo spoedig gebeuren zou. Wat zou zy nu aanvangen? In spyt van haar droefheid, kwam toch de gedachte aan haar eigen toestand weldra wederom by haar boven. Zy moest op haar hoede wezen, anders zou zy alles kunnen verliezen. Met gevouwen handen en den kapitein met smeekenden blik aanziende, zeido zy: „O, breng my by hem!" Zonder te spreken ging Boulger haar voor naar zyn hut. Zy wilde binnentreden, doch hy belette het haar. „Neen, mejuffrouw," sprak hy vriendeiyk, maar op vasten toon; „gy moogtniet by hem komen. Er is besmetting aan boord en ik moet alle voorzorgsmaatregelen nemen om het gevaar te verminderen. Doch daar hy uw broeder is, geiyk gy zegt, wil ik iets toegeven en hem u van hier laten zieD. Vorder kan ik echter niet gaan." Dit gezegd hebbende, ging hyzelf de hut binnen en trok een gedeelte van het laken weg, dat den doode bedekte. Het gelaat van Veneda had een verschnkkeiyke verandering ondergaan, zóó zelfs, dat Juanita genoodzaakt was do oogen af te wenden. Toen hy dat zag, bedekte de kapitein wederom het hoofd van den gestorvene, kwam naar buiten, sloot de deur achter zich toe en stak den sleutel in den zak. Daarna bood hy Juanita zyn arm en geleidde haar naar boven od het dek. In het heldere zonlicht had hy al spoedig de verschrikkingen der hut uit haar geheugenis verjaagd. Het was een heerlyke ochttni. De wind, die den vorigen dag zoo stil was geweest, woei thans met verkwikkelyke koelte. De schoener, met gezwollen zeilen en als bewust van zyn kracht, ploegde de groeno zee en stuurde het water in twee witte voren aan weerskanton van den boog. Aan alle kanten ontwaarde men tallooze kleine eilandjes, waarvan de schipper aan Juanita do namen noemde, in de hoop haar wat afleiding te bezorgen. Recht voor hen uit, op niet meer dan acht mylen afstands, verhieven zich de bergen van Vanua Lava, het grootste eiiand van de Bank-groep. Eensklaps kwam er in Juanita's brein een gedachte op, cie zy dadelyk tot uitvoering wenschte te brengen. „KapiteiD," zeide zy, „or is één ding, dat gy nog voor my doen kunt. Ik weet, gy zult het my niet weigeren. Hy draagt ec-n medaillon om zyn hals; wilt gy er dat voor mij afnemen?" „Neen, mejuffrouw; dat mag ik niet. Hy heeft my plechtig laten beloven, het met hem te begraven." Juanita zou hebben kunnen weenen van ergernis. Zy was echter nog niet geheel uit het veld geslagen. „"Waar wilt gy hem begraven? Niet in do zeo. O, kapitein, niet in de zoel" „En waarom niet in de zee, mejuffrouw? Er ligt menig braaf man onder de golven begraven." -Ja ja! Pat weet ik wel. Maar ik kan er niet aan denken, dat zijn lichaam daar in de diepte zou liggen ten prooi van de haaien. O, neen, neen, ik smeek u, niet in de zee!" Haar smart scheen zoo oprecht, dat de kapitein er door aangedaan werd. „Wat moet ik dan doen?" vroeg hy op medeiydenden toon. „Waarom hem niet aan land begraven?" vroeg zy, haar betraande oogen naar het eiland richtende, dat men naderde. „Dat zou toch zoo moeilyk niet zyn?" „Wel," antwoordde de kapitein na eenig nadenken; „als gy er zoo op gesteld zyt, zou het misschien wel kunnen. Ik zal ten minste zien. Maar ga nu mede oütbyten. Dat zal u meer goed doen dan iets, wat ook." Toen zy aan dek terugkoerden, lag het eiland voor den boeg. De kapitein raadpleegde zyn kaarten, koos een geschikte plek en liet den schoener ankeren tegenover den steilen, met hout bewassen oeverkant. Het geluid van hamerslagen klonk op het voorschip en Boulger, die zich als Juanita's beschermer had opgeworpen, droeg zorg, dat zy die richting niet uitging. Hot was reeds laat in den namiddag geworden vóór 6r aan den wal een graf was gedolven en alle3 aan boord voor do plocbtigheld gereed was gemaakt. De kapitein waarschuwde Juanita; de boot werd in zee gelaten; de timmerman, twee matrozen en de kapitein droegen do kist, welke men met eenige mosite in de sloep liet zakkeD, en daarna zetten Juanita en Boulger zich naast elkander op do bank, tervvyi twee mannen roeiden. De landing had zonder bezwaren nlaats, Het lyk werd naar het graf gedragen, dat onder eenige kokosboomen, een honderdtal schreden van den oever gelegen, was gereed gemaakt, en na oen kort gebed aan den schoot der aarde toevertrouwd. Voor Juanita geschiedde alles als in een droom. Zy kon zich niet voorstellen, dat Veneda dood was; dat de krachtige, sterke man, nog zoo kort geleden een toonbeeld van gezondheid, zoo spoedig onder een onbekende, vreeseiyke ziekte had moeten bezwyken. Alles was haar te onverwachts gekomen; zy had den tyd nog niet gehad, zich aan den toestand te gewennen. Tegen zonsondergang lichtte de schoener het anker en vervolgde zyn reis naar Thursday-Island. Het scheen, dat Veneda het laatste slachtoffer der ziekte was geweest; ten minste, er werd niemand meer aangetast- Den volgenden morgen stelde de kapitein aan Juanita de papieren en enkele andere zaken ter hand, wolko de overledene had nagelaten. Juanita begaf zich naar haar hut, om ze to onderzoekeo. Zy vormden slechts een klein pakje, dat eenige brieveD, een horloge, een ring, twintig pond in Engulsch. goud enzoovoort bevatte; maar van een medaillon bespeurde zy niets. De kapiteio, wien zy er nogmaals naar vroeg, gaf haar hetzelfde antwoord als den oorsten keer: „Wat hy aan en om zich had, mocht ik niet aanraken; hot medaillon, waarvan gy sproekt, ligt dus onder den grond ginds op Vanua Lava; daar is nu eenmaal niets aan te doen." Wordt vervolgd.) IDSCH «DAGBLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1