N°. 11542,
Maandag XI October.
A°. 1897
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven,
Derde Blad.
Persoverzicht.
FemlXeton.
Zonderlinge Avonturen.
i
IDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden, 1.10.
Franco per post. 4 1 40.
Afzonderiyko Nommers0.05.
PBIJS DEB ADVEBTENTIEN:
Tan 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.171. - Grooteri)
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeroD buiten de stast
wordt 0 05 berekend.
De Tijdspiegel bevatte oen artikel over
Zondagsrust en Zondagswet van mr.
H. Ph. De Kanter. De bekende gebeurtenissen
in Haarlem, waar de burgemeester van de
Regeering de uitnooöiging kreeg zich verder
te onthouden van uitvoering dor Zondagswet,
bewezen nogmaals, dat de wet verouderd en
totaal onbruikbaar is geworden. De grondslag
van de wet: de behoefte aan „plichtmatige
viering van den dag des Hoeren", zooals men
in de toelichting tot de wet van 1815 leest,
bestaat b^j de overgroote meerderheid des
volks niet meer. Maar daarmee is nog niet
verdwenen de maatschappelijke behoefte aan
Zondagsrust.
By dit gedeelte van zyn betoog'legt de
schrijver vooral den nadruk op de hygiënische
argumenten. Op grond van de uitspraken van
wetenschappelijke mannon wijst hy aan hoe
de termijn van 7 dagen niet toevallig zoo is
gesteld door de oude volkon. De proeven, in
den jongeten tyd genomen, hebben bewezen,
dat het organisme van het menscholyk lichaam
een rustdag eischt eens in de zeven dagen.
Het is een natuurwet.
Hoe daar nu verbeteriDg in te brengen? In
yerscbillendo industrieën kunnen groote ver-
boteringen aangebracht worden. Maar daar
naast zijn er vele, die ook Zondags moeten
'worden voortgezet. Wanneer nu maar gezorgd
'wordt, dat hot Zondags werkende personeel
niet hetzelfde is, dat reeds de geheele week
gewerkt heeft en ook de volgende week weer
werken moet, dan i3 op dit punt gedaan wat
•mogelijk was.
De conclusie van don schrijver is: voorals
nog geon dwingende wet, maar samenwerking
van overheid en particulieren om door daad
en voorbeeld zooveel mogelijk Zondagsrust te
maken tot een der zeden en gewoonten van
ons volk. En om dit doel te bereiken 3f en
toe, als het pas geeft, een dwingende bepa
ling om het egoïsrao te beletten de Zondags
exploitatie van anderen vöort te zetten.
Bet Centrum zegt omtrent Zondagsrust
en Zondagsheiliging:
Wy hebben reeds meermalen de gelegen
heid gehad op te merken, dat, wanneer in
liberale bladen de Zondagsrust wordt behan
deld, zij daarbij de Zondagsheiliging met
waarlijk „souvereine" minachting bejegenen.
De Arnhemsche Courant leverde daarvan in
haar laatste nummers een nieuw bewijs.
Polemiseerende tegen den oud-afgevaardigde
mr. De Kanter, die in D<?(n) Tijdspiegel over
*ht onderwerp oenige (vrij zonderlinge) be
schouwingen ten beste gaf, zegt de Arnhemsche
o. m. het volgende:
„Welke moening men ook over het onder
werp hebbe, d i e Zondagsrust, welke de wet
van 1815 invoerde, die onvolledige, eenzijdige,
onoprechte rust, de zoogenaamde „plicht
matige viering van den dag des Heeren en
andere dagen, den openbaren Chriatelijken
godsdi3nst toegewijd," gelijk het in de over
6)
Iedereen zag met spanning de komende
dingen te gemoet en niemand dacht er aan,
zich meer te vertoonen dan noodig was.
Veneda stapte snel door, zich bezig houdende
met z\jn eigen gedachten. Hij peinsde over
©en zekere kist en oen brief, welke hij de
vorige week aan oen Londensch koopman
'.had verzonden, en stelde zich voor, dat hjj
tegen den tijd, wanneer het genootschap zijn
verraad zou ontdekt hebben, goed en wel
op zee zou wezen, ver buiten het bereik zijner
vijanden. Eén ding maakte hem nog slechts
ongerust: die vrouw, Juanita, moest niets
van zijn voornomen weten. Zoozeer was hij
in zijn overpeiozingen verdiept, dat hy voor
zijn huis was aangekomen, zyn deur geopend
en z\jn kamer bereikt had, vóór hij recht
wist wat hy godaan had.
Hij wierp zich op zijn bed en het duurde
niet lang, of hij lag in diepen slaap ver
zonken. Den volgenden morgen ontving hy
reeds tamelijk vroegtydig een bezoek, waarop
hy onder de gegeven omstandigheden alles
behalve gesteld was. Zijn huisjuffrouw ver-
wittigdo hom, dat er beneden iemand wachtte,
die diingend wenschte hem te spreken. Hy
ging da trap af en trad een klem achter
vertrekje binnen.
„Juanital" riep hy half verwonderd, half
geërgerd uit.
wegingen der wet van 1815 staat uitgedrukt
wordt heden ten dage niet meer begeerd.
Ter vermijding van misverstand en opdat
het hemelsbreed verschil tusschen do tegen
woordig noodig geachte Zondagsrust en do
in 1815 beoogde Zondagsheiliging wèl aan
den dag kome, moet dit ovorblyfsel uit den
tijd der verouderde begrippen allereerst ver
wijderd worden. Eerst wanneer het terrein
geheel viy is gemaakt kan het afgebroken
gebouw door een aan de 6ischen van den
tyd beantwoordende stichting worden ver
van gen."
De dag des Heeren moet dus zyn eigeniyk
karakter ala zoodanig verliezen. Een rustdag
per week, men h9eft er vrede mee. Maar
een dag, gewyd aan den dienst van hot
Opperwezen, acht men ten eenenmale over
bodig. De Staat heeft daarmede geen rekening
te houden. De plichtmatige viering van den
dag des Hoeren en andere dagen, den open
baren godsdienst toegewyd, wordt heden ten
dage niet meer begeerd, decreteert de Arn
hemsche; het is een overblyfsel uit den ouden
tyd
Zouden wy mogen vragen, op welke feiten
deze apodictische verklaring steunt? Wanneer
wy des Zondags de kerken zien „uitgaan,"
dan blykt, gelukkig, dat nog altyd zeer, zéér
velen den Zondag niet als een gewonen dag
beschouwen en vasthouden aan het gebod
des Heeren. Dat de Arnhemsche wenscht wat
zü schrijft, gelooven wy gaarne; maar het
Nederlaodsche volk biyft desniettemin in over
groot© meerderheid een chriatelyke natie, die
op den Zondag nog iets anders en beters wil
doen dan het voorbeeld volgen van Da Gónes-
tet's Jan Rap.
Wij betwisten dus aan dq Arnhemsche het
recht om te spreken, geiyk zy doet. Het is
waar, ook vele zich noemende christenen ont-
eeren den Zondag door hun gedrag, door
voortdurend herbergbezoek en uitgelatenheid;
maar hiermede is het beginsel niet veroor
deeld en in elk geval het goddelyk gebod
niet opgohoven. Naar dat beginsel en dat ge
bod wenschen honderd duizenden zich te ge
dragen, ondanks het „hemelsbreed verschil",
dat do Arnhemsche Courant tusschen 1815
en onzen tijd ontdekt heeft.
Een model-wet is onze Zondagswet niet.
Wy pleiten dan ook geenszins voor haar
onveranderd behoud, al ware het slechts om
de zonderlinge wyze, waarop zy wordt toege
past. Maar tegen het streven om aan die
wet elk godsdienstig karakter te ontnemen,
zullen wy ons steeds blyven verzetten. De
Zondag moet niet slechts het lichaam, maar
ook der ziel ton goede komen, en dit zou
niet kunnen geschieden, wanneer, gelyk de
toeleg van sommige liberalen blykt te zyn,
voor den Zondag een „rustdag" zonder meer
ia de plaats werd gesteld.
„Wy zullen allerminst de nuttigheid van
periodieke rustdagen ontkennen", zegt de
Arnhemsche„hetgeen de hygiënisten daar
omtrent aanvoeren mag overdreven zyn, het
berust op de waarheid. Maar een Zondagswet,
die dwingende voorschriften geeft om dat
nut en dat heil aan alle ingezetenen te
verschaffen, is ondenkbaar. Hygiënische voor
schriften zyn nu eenmaal niet alle geschikt
om in een Staatsblad-nommer te worden
geformuleerd."
Men ziet, er is hier enkel sprake van het
lichaam. De Zondagsviering treedt geheel op
den achtergrond; zy behoort te verdwynen,
meent het Arnhemsche orgaan, en de conclusie
luidt: „Wat men echter bepale, eerst zal de
wet van 1815 moeten worden afgeschaft,
omdat die een geheel ander object heeft
dan oen Zondagswet, die up to date is
te noemen."
M. a. w. eerst moet gebroken met het
christslyk beginsel, dat aan de Zondagswet
ten grondslag ligt, en dan kan men verder zien.
Het behoeft geen betoog, dat allen, die
wars zyn van het anti-clericalisme, en de
eerbiediging van den godsdienst op prys
stollen, voor dat beginsel pal zullen staan. Ons
openbaar leven is waariyk reeds „neutraal"
genoeg. En het geldt hier de vraag, of
Nederland zich als christelijke natie zal respec
teeren, ja dan neen?
De zeereerwaarde heer Bots schryft in De
Maasbode over persooniyken dienst
plicht.
Onze miliiiewet, zegt hy, is en blijft een
onding, een restant van Napoleons dwang
systeem.
„Vooreerst staan immers tegenover liet
vaderland alle ingezetenen gelyk. De huis
vader zonder kinderen of alleen met dochters
gezegend, evenzoo de huisvader met zonen,
ongeschikt voor de militie, ten slotte zelfs
de ongehuwde personen, zij moeten g e 1 y k o-
iy k het vaderland helpen verdedigen. Dit
was alles ook zeer eenvoudig to doen. Men
legge aan ieder, overeenkomstig zyn vermo
gen, ©enige belasting op, en de Staat hure
eenvoudig zyn soldaten".
Engeland doet dit ook en Nederland voor
zyn koloniën eveneens. Alleen voor het moe
derland handelt men anders. En nu wil de
Regeoring nog verder voorthameren op dit
aanbeeld.
„In plaats van eindolyk de toezeggingen
van Willem I eens te vervullen, ia plaats
van de militielasten (door schadevergoeding
aan niet-remplapanten) alvast den volka te
verlichten, gaat men nu den militairen dienst
plicht nog verzwaren".
De defensie des vaderlands, zegt de schrijver,
hangt volstrekt niet aan een groote troepen
macht. Integendeel, met ons inundatie-stelsel
is de ophooping van troepenmassa's juist „ten
hoogste schadelyk". Aan de hand van generaal
Knoop tracht de schryver dit aan te toonen.
Wanneer de persooniyke dienstplicht is
ingevoerd, zal de vrystolling van geestelyken,
met een beroep op het Roomsche Frankrijk,
spoedig vervallen. Ook is dit, van de zyde
van den liberalen Staat, niet anders dan
consequent.
„Wat raken een liberaal minister de Kerk
tucht en zelfs de irregulariteiten, die de
Katholieke Kerk voor hare bedienaren heeft
ingevoerd, als zy ooit in onrechtvaardigen of
aanvallenden oorlog bloed vergieten?"
De schryver dringt aan, om al het moge-
lyke te doen tot afwending van den persoon
iyken dienstplicht. Desnoods herhale men het
„welbekend verwerpen van de begrooting"
om redenen, daarbuiten gelegen.
Gemengd Nieuws
De v o o r 1 o o p i g e Hoofdco m missie
der voorgenomen Internationale Tentoonstel
ling van Bakkery en Kookkunst to Rotterdam
in 1898 heeft zich alsnog geassumeerd den
heer G. Van der Velden, cuisinier-confiseur;
voorts als rechtskundig adviseur mr. Ed.
Jacobson, advocaat en procureur, en als bouw
kundige adviseurs de heeren J. Verheul Dzn.
en J. P. Stok, Wzn. beiden architect, allen
te Rotterdam.
Als bankiers zyn aangewezen de heeren
R. Mees «Sc Zn. en als assuradeurs de heeren
geb. Chabor, beiden aldaar.
De commissie, die zich ijverig onledig houdt
met de voorbereidende werkzaamheden en het
beramen der plannen, zal heden, Vrydag,
weder vergaderen, tot het nemen van ver
schillende besluiten.
De deelneming in het waarborgfonds heeft,
naar men ons meldt, reeds van den aanvang
af aller verwachtingen overtroffen. De in-
schryvingen gaao dan ook nu reeds eenige
duizenden guldens de cyfers te boven van die,
welke het waarborgfonds der Bakkery tentoon
stellingen, in 1886 en 1894 te Amsterdam
gehouden, bedroeg.
Zoowel uit het buiten- als uit bet binnenland
kwamen bereids talryke toezeggingen voor
belangryke inzendingen.
Te Rotterdam zelf wordt het plan tot het
houden der tentoonstelling algemeen met oen
byzondere ingenomenheid begroet.
Na 3 5-jarigen trouwen dienst
werd aan een gemeentebestuur by Haarlem
door een zyner ambtenaren gevraagd, nadat
hem op zyn verzoek eervol ontslag gegeven
was, om nog esnige dagon in de deor hem
te verlaten, doch nog niet door den opvolger
te betrekken woning te mogen verblijven.
Dit werd toegestaan, mits door hem werd
betaald sen huur van f 3 por week!
In de centrale werkplaats van
de Hol. IJzeren-Spoorwog-Maatschappy te
Haarlem broeit iets onder het werkvolk. De
voorslagers eiscben hooger loon; zy rekenen
op hun opzichters en chefs, in hun pogen
tot lobeverbetering. (2V. Haarl. Ct.)
De „Leeuw. Ct." schryft: Het is
treurig hoe weinig aal onze visschers te Zeven
wouden vangen. In geen jaren was de vangst
zoo slecht. De visschers kunnen hunne klanten
niet naar behooren bedienen. Zy moeten weken
garen om een zootje te kunnen afleveren voor
de tafel geschikt en bestaande uit pondsche
palingen. Er gaan nachten om, dat zoo goed
als niets gevangen wordt met fuiken en
dobbers. En het is juist de aal, die den
visschers de verdienste moet geven aal wordt
het duurst betaald, 80 a 90 ets per K. G.
Snoek wordt veel gevangen, in verhouding
veel meer dan andere viscbsoorten. Snoek
wordt geregeld naar het buitenland verzonden
door opkoopers, die aan do visschers 16 a 17
ets. per pond betalen.
Een zekere Duitacher H., te O door-
neveon (Dr.), tydelyk daar vertoevende, lag
met een zwaar gezwollen hoofd te bed, terwyi
te gelyk de byenkouder F. aldaar ontdekt;1,
dat uit een zyner korven de geheelo voorraad
honing ontvreemd was. Dit bracht het ver
moeden teweeg, dat H. door bfjen gestoken
was, waarom de politie met de zaak in kennis
werd gesteld. Zij ontlokte den delinquent al
spoedig de bekentenis, dat hy den honing ge
roofd had. De man, oie wegens verschuldigde
gevangenisstraf uit zyn vaderland was gevlucht,
i3 terstond gearresteerd en geniet nu na den
zoeten honing de bittere straf.
Ingemaakte vruchten. De moeite
van menige huisvrouw voor hare inmaak-
flesschen wordt 's winters vaak verijdeld door
de schimmel. Hoe is die schimmel daar
gekomen? Van waar weten we niet, maar
wel, dat zy er is en dat ze de vruchten
ongenietbaar maakt. Zeker zyn do flcsschen
niet luchtdicht geweest! Hoe daarvoor to
zorgen? Hiertoe worden de flesscbon vooraf
gedompeld in kokend heet water, daarna aan
den rand met in water opgelost gummi
arabicum bestreken en onmiddellyk met
perkamentpapier gesloten; hierna «alles gedroogd
zynde, wordt ook het «afsluitende papier mot
gummi bestreken, liefst meer dan eenmaal,
waardoor een dun laagje over het papier
komt. Voor luchtafsluiting is dit een beproefd
middel. (De Veldpost.)
Gisteren heeft Amsterdam zyn
500,000sten bewoner gekregen. Op 1 Jan. 1830
bedroeg de bevolking 202,364 zielen. In het
jaar 1896 wa3 de stygiog buitengewoon groot
geweest (38,000), wegens de uitbreiding van
de grenzen der gemeente. In het begin van
dit jaar ontbraken er nog een kleine 6000
om het half millioen vol te krygengisteren
is de laatste daarvan verschenen.
't Is maar jammer, dat aan het bureel van
het Bevolkingsregister niet meer is na te
gaan wie die 500,000ste is; deze had toch
zeker wel een souvenirtje aan dit feit verdiend.
Men weet dat do stad Brussel
altyd in ruzie is met de voorsteden. En dat
de stad dan somwylen baar plageryen kan
dry ven tot in het kinderachtige, is ook bekend,
zegt het „Antw. Handbl." Dit ondervond een
aannemer, die voor rekening der voorsteden,
aan de waterleiding naby de grens van het
Ter Kamereabosch werkt en, zonder het ta
weten, zyn buizen had neergelegd op het
grondgebied der stad. En wat deed de stad?
In plaats van den aannemer te verzoeken da
buizen eenige meters op te schuiven, deed
ze die van stadswege wegnemen en naar het
8tadsmagazyn voeren, oen uur gaans van daar.
Te EtampessurMer zyn by een
voorstelling in een kermistent door het breken
van een pyier vyftien menschen gekwetst
en een gedood.
De mynbouwkundig e Bratnober,
uit Nieuw York naar Klondyke gezonden, i9
te Tacoma teruggekeerd. Hy rapporteert, dat
de berichten over den goudrykdom geenszins
overdreven zyn.
„Ja, Juanita. Gy hadt my niet hier ver
wacht, is 't wel?"
Hy herstolde zich en heette haar welkom
in beleefde bewoordingen. Zy lachte, toen by
zeide, verheugd te wezen haar te zien, en
vroeg hem:
„Marcos, wanneer zult gy ons leeren een
leugen te vertellen met een gezicht, alsof
gy de waarheid spreekt?"
Hy scheen de vraag geen antwoord waardig
te achten, want hy liet zich in een stoel
vallen en begon een sigaret to rolleD.
Juanita Valdores was een sohoone vrouw.
"Welgevormd en ryzig van gestalte, scheen zy
door de rechtheid van haar houding nog ©enige
duimen langer dan zy werkelyk was. De
donkere gelaatskleur verried het Spaansche
bloed, hetwelk door haar aderon stroomde;
haar handen en voeten waren wèl geëven-
redigd, niet te klein en niet te groot; haar
manieren waren, wat zy verkoos, dat zy zyn
zouden: vriendeiyk en innemend of koel en
terugstootendhaar stem en haar lach klonken
in het oor als de lieflykste muziek, wanneer
zy wenschte zich behaaglyk voor te doen.
Evenals Marcos Veneda was zij door een
waas van geheimzinnigheid omringd. Ver
scheiden wonderlyke geschiedenissen waren
er omtrent haar in omloop, waarvan de
meeste echtor den toets der waarheid niet
konden doorstaan.
„Kom, kom, Marcos," zeide zy na de lange
pauze, welke op haar laatste vraag gevolgd
was; „ik vind niet, dat gy vandaag erg
gezellig »yt. Wat zegt gU wel van my, dat
ik my op een dag £ls deze op straat
durf wagen om u een bezoek te brengen?"
„Ik ben er zeer mede vereerd, maar ik
veronderstel, dat gy er wel goede redenen
voor zult hebben."
Zy trok do schouders op, alsof zy te kennen
wilde geven: „Wie weet?"
Opeens veranderde zy geheel van bouding.
Zy legde baar hand op zyn arm en hy, die
zich van den beginne af op zyn hoede had
gohouden, gevoelde als by instinct, dat het
oogenblik der worsteling gekomen was.
„Marcos," sprak zy en die naam klonk hem
van haar lippen welluidend in de ooren. „De
menschen hebben wel eens gezegd, dat ik een
tooverheks ben, omdat de mannen dwaze
dingen om my doen. Ook gelooven zy, dat
ik somtyö8 de gedachten van anderen kan
lezen en zelfs toekomstige gebeurteniesen
voorspellen."
„In dat geval, Juanita, kondet gy op geen
gelegener tyd gekomen zyn. Gy moet mijn
lot lezen en my aanraden, hoe ik het moet
aanleggen om gelukkig te worden."
Zonder antwoord te geven, nam zy zijn hand
in de hare en beschouwde die aandachtig.
„Zal ik u alles mededeelen, wat ik zie?"
vroeg zy.
Hy bemerkte, dat er eensklaps een ernstige
trek op haar gelaat was verschenen.
„Waarom niet?"
„Omdat ik bang ben, Marco3," antwoordde
zy huiverende. „Omdat er iets verschrikkeiyks
op uw hand geschreven staat."
„Wat dan?"
„Verraad, Marcos; en voor een groote som
gelds!"
Hy trok driftig zyn hand terug en trachtte
zyn verlegenheid onder een ongeloovig lachje
te verbergen.
„Gy zyt inderdaad een waarzegster! Straks
beschuldigt gy mij nog den president te hebben
vermoord. En wat hebt gy nog moer gezien?"
„Dat zou ik u liever niet vertellen. Gy zult
boos op my worden."
„Boos? Weineen."
„Ik heb moer in uw hand ontdekt dan gy
vermoedt. Stil! Luister naar my! Gy hebt
plan te vluchten."
„Dat kunt gy gemakkeiyk genoeg raden.
Indien de zaken hier niet veranderen, zullen
er velen van ons hun biezen moeten pakken.
Weet gy anders niets, Juanita?"
„Ja, ja. Gy hebt een grooten schat weg
gezonden naar een ander land en maakt u
gereed dien te volgen."
„Dat is wezeniyk aardig. Wat nog meer?'
„Uw schat bedraagt meer dan 200,000
pond in Engelsch geld en is overgemaakt
naar, laat ik eens zien," (hier bezag zy
nogmaals zyn hand) „sir Benjamin Plowden,
die in de East India Avenue van Londen
woout. Is dat waar? Ha, hal Ontken
maar niet."
Een oogenblik was Veneda geheel van zyn
stuk. Zyn gelaat was thans sneeuwwit ge
worden en groote druppels zweet stonden
op zyn voorhoofd.
„Waar haalt gy toch al dien onzin van
daan?" vroeg hy haperende.
„Wel, uit uw hand, natuurlyk," klonk het
spottende antwoord. „En is hot eoo'n onzin?
Marco3, Mareps; ik heb altyd gezegd, dat gij
knap waart; maar gy moet nog knapper zyn
om my te bedriegen. Wilt gy nog meer
hooren? Zal ik u byvoorbeold zeggen, wat
Macklin en het genootschap er van denken
zullen? En welke sleutel uw schatkamer
bewaart?"
„Zeker, zeker!" riep by; „indien er zoo
iets bestaat ten minste."
Zyn oogen schenen haar tot in de ziel te
willen lezen. Misschien steldo zyn onderzoek
hom gerust; althans de uitdrukking van zyn
gezicht veranderde eenigszins.
„Maar gy kunt bet niet," hervatte hy na
een poos; „dat wist ik wel. Ik zeg nu hetzelfde,
wat gy straks gezegd hebt: Gy zyt wel knap;
maar gy moet nog knapper zyn om my to
bedriogen."
„Hoe kunt gy dat beweren? Wanneer ik
al zooveel weet, kan het overige my toch ook
wel bekend wezen?"
„Weineen. In dat geval zoudt gy my al
lang Ah l"
Zyn aandacht was getrokken door iets, dat
op oen kleine achryftafel in een hoek lag. Hot
was het vloeiboek; hy nam het op en sloeg
snel de bladen om. Eén was er uit gescheurd.
„Ha, ha! Myn scboono waarzegster!" riep
hy spottend uit. Uw kunstje is ontdekt.
Gisteren zyt gy in myn afwezigheid hier
geweest en gy hebt uw oogen den kost
gegeven, niet waar?
Wordt vervolgd