N9.11542
Maandag 11 October.
A9. 1897
<§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
- Feuilleton»
Zonderlinge Avonturen.
DAGBLAD.
PBLJ8 DEZEB COÜBANT:
Voor Loidsn por 3 maandon.V* f l.Hfc
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommera 0.06*
milS DEK ADVEBTEÏiTIEH:
Van 1-6 regels f 1.06. Iedere regel moer f 0.17J.— Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het iccaaseeron buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
De Werkmansbode, Orgaan van het Alge
meen Noderland8ch Werklieden-Verbond, zegt
in het October nummer, onder het hoofd
Leidens Burgemeester:
In deze tijden, waarin meer en meer het
besef doordringt van de noodzakelijkheid om
de vraagstukken, welke do maatschappelijke
nooden op den voorgrond dringen, tot een
goede oplossing te brengen, en in welke men
manren, die minstens locale toestanden
kunnen helpen verbeteren, op den achtergrond
ziet blijven, daar verdienen zfi opgemerkt te
worden, die bedoelde oplossing van maat
schappelijke nooden in de hand trachten te
werken.
Een dier welgezinden, die zeer zeker onze
aandacht verdient, is Leidens Burgemeester,
mr. F. Was.
Toen door de afd. Leiden van het A. N.
W.-V., met adhaeaie-betuiging van vole andore
vereonigingen, een adre3 aan Leidens Ge
meenteraad werd verzonden in zake mini
mum-loon en maximum-arbeidstyd, was het
ZEd.Achtb., die met overtuiging dit adres
toejuichte en steunde, en een voorstel van
B. en Ws. er van bewerkte.
Zijn krachtig pleidooi in den Raad, als
inleiding tot het debat, besloot hy met deze,
zijn ideeën betreffende het sociale leven typee-
rende woorden
„De Leidsche Gemeenteraad mag niet hal
verwege blijvon staan op den weg, dien de
billijkheid en de rechtvaardigheid tegenover
de werklieden eischen".
Ondanks zijn krachtige verdediging viel het
voorstol van B. on Ws. met 15 tegen 12
stemmen. Jammer voor hem, die er zich zoo
vóórspande, doch zijn streven wordt er niet
minder om gewaardeerd.
Het jaar ddarvoor, 1894, werd een voorstel
in don Raad gebracht om rentegarantie te
verlsenen aan de „Vereen, tot Bevordering
▼oor den bouw van Werkmanswoningen".
Was het toegestane bedrag, ik meen f 3500,
niet groot, de sympathie voor hot voorstel,
in den Raad betuigd, deed zien, hoe doordron
gen men met B. on Ws. was omtrent het
nuttige streven dier Vereeniging. Met 23
stemmen tegen 1 aanvaardde men de garantie.
In hetzelfde jaar was ODk reeds een ver
ordening en zeifs zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen, betreffende het bewonen
van gebouwen, welke, als sehadelyke voor
de openbare gezondheid, voor bewoning onge
schikt zijn. Dat die verordening geen wassen
neus, maar ernst is, blijkt wel, waar de Bur
gemeester in de discussie over voornoemde
rentegarantie zei:
„Wij hebben een strenge verordening op
do oubewoonbaarverklarir.g van voor de ge-
zondhtid schadelijke woningen vastgesteld.
Het spreekt echter vanzelf, dat het inhumaan
zou wezen, dat het Dagelijksch Bastuur tel
kens, wanneer het daartoe recht had, die
verordening in al haar gestrengheid, als het
zwaard zonder genade, toepaste. Toepassing
van dat uiterste middel, een andere doodstraf,
moet slechts plaats hebben als geen ander
middel meer baat, of als verbetering der
woningen onmogelijk blijkt. Maar toch wordt
de verordening tallooze malen als een dreig
middel gebruikt om verbetering te krijgen
van huizen, die nog te verbeteren zijn. Er
gaat geen week voorby of het Dag. Best.
neemt de verordening ter hand, om de eige
naars over te halen de huizen te verbeteron.
Doch bovendien kan die verordening niet vol
ledig worden toegepast, als er geen nieuwe
woningen verrijzen om de krotten te vervan
gen. En dit is het doel van de Ver. t. Bev.
v. d. Bouw van Werkmanswoningen. Ik ge
loof dus, dat dit voorstel (de reotegarantie
betreffer.de) allen steun verdient. Het is wer-
kolyk een schred9 voorwaarts op dan goe
den weg".
Waar zóó het particulier initiatief wordt
gesteund, daar past een woord van hulde.
Iü het voorgaande zien wij mr. Was optre
den als do magistraatspersoon, als de man
van gezag, die een open oog heeft, ook voor
de minbedeelden onder zijn burgers.
Doch niet alleen als olficiëel, ook als parti
culier porsoon weet Zed.Achtb. het initiatief
te nemen, om iets degelijks tot stand te
brengen.
Een ieder onzer ligt nog de ramp in het
gebougen, die onlangs den werklieden der
Leidsche Katoenmaatschappy trof, waardoor
esn 500-tal tijdelijk zonder werk, dus zonder
verdienste kwam. Een woord van dank aan
de Lirectie, die niet terstond haar werklieden
in den steek liet, doch eenigen tijd in hunne
behoeften hielp voorzien.
Doch alles hesft zyn grens, ook derge
lijke steun.
Wat te doan?
In aanmerking nemendo, hoe dergelijke
rampen in Leiden met haar talrijke werklie
den op verecbillende fabrieken zich meer kun
nen herhalen, zoo was het ook hier Leidens
Burgervader, die naar een oplossing zocht,
om bij eventueele gelegenheden die rampen
zooveel mogelijk te verlichten.
Geleerd door een vroeger voorbeeld, n. 1.
den brand dierzelfde fabriek in 1861, toen
mon met door een collecte opgehaald geld
plus minus f 16,000 de werklieden steunde
en die werklieden, toen er een overschot bleek
te zijn, dit ter verdeeling opeischten, a 1 s
zijnde voor hen gecollecteerd, be
sloot hy pogingen in het werk to stellen,
om een „Weerstandskas" op te richten. Een
voorbehoedmiddel, om werklieden bij rampen,
hetzij bi) groote of kleine werkgevers, ten
steun te zijn.
In de eerste plaats waren tot vorming
daartoe aangewezen de fabrikantenof liever
de werkgevers in het algemeen zeiven.
En dat do gedane pogiogen niet tever
geefs waren, bljjkt wel uit het feit, dat
er door Zed.Achtb. in oen korte spanne tyds
een kleine ƒ40,000 zijn bijeengebracht.
Moge het nut van dat initiatief meer en
meer doordringen in den gee3t van belang
hebbenden en den blijvenden steun ondervin
den van Leidens burgerij 1 Burgemeeeter Was
veroverde zich door die daad een blijvenden
naam in Leidens annalen. Dat de induatriëele
en niet-industriëele burgery van Leiden niet
achterbiyvo, doch het hare bijdrage om door
medewerken zijn streven te huldigen!
Zeidon wy te veel, toen wy in den aanhef
van hem zeiden„Een dier wèlgezinden, die
zeer zeker onze aandacht verdient?" Wy
gelooven het niet en brengen hem dankbaar
een woord van hulde.
Moge de Gemeente Leiden nog lang dien
Burgervader aan het hoofd zien, moge
Zed.Achtb. veler steun by zyn streven onder
vinden, dan zal Leidens vierde stand er
de zegeningen van genieten.
In een opstel in Vragen des Tijds over de
tegenwoordige regeling van het beheer
der gemeente-financiën geeft de Leid
sche hoogleeraar P. Yan Geer eenige middelen
aan, welke, naar hy meent, tot verbetering
zouden kunnen leiden.
In de eerste plaat3 zou het stelsel van
gemeente-inkomsten en -uitgaven moeten
worden gewyzigd. Die uitgaven, welke het
gevolg zyn van Rykswetten, behooren voor
rekening van het Ryk gebracht te worden,
en allereerst alle uitgaven voor het openbaar
onderwys, zoowel hooger, als middelbaar en
lager. De gemeente-besturen worden dan van
greote zorg ontheven en te geiyk wordt de
ka3 aanzieniyk ontlast. Hot geheele pennoen-
vraagstuk kan dan tevens zyn oplossing vin
den, in verband met de pensionneering van
de onderwyzers door het Ryk. Een voordeel
is ook, dat de commission van toezicht, wier
bestaan meebrengt, dat de kosten var. het
onderwys hoe langer hoe hooger worden,
kunnen worden opgohoven.
De regeling van het financiëele vraagstuk
zou dan op eenvoudige wijze kunnen geschie
den, als het personeel naar de gemeenten
werd overgebracht. Vroeger of later, meent
prof. Van Geer, moet het toch tortoe komen
het groote bezwaar ligt nogf in de nieuwe
Kieswet, maar ook die regejbg kan slechts
tydeiyk zyn. jr
Maar daarenboven mosten andere middelen
worden aangewend om de stabiliteit in het
fiaanciöel beheer te verzekeren. De schryver
zou, met eenige aarzeling, willen voorstellen,
hot ambt van wethouder evenals dat van
burgemeester onafhankeiyk te maken van
de Raadsverkiezing. Zelfstandige wethouders
dus, „gekozen niet uit den Raad, maar wel
door den Raad." Ook het toezicht van een
macht buiten en boven den gemeenteraad
zou in dien geest hervormd kunnen worden,
door het te onttrekken aan de uit en door
Provinciale Staten gekozen Gedeputeerden en
het op te dragen aan een college van perso
nen, bekwame financiers en onafhankeiyk
van het bestuur van gemeente en dat van
de provincie.
De Tijd vindt het ergerlyk, dat de Regee
ring voorstelt gelden beschikbaar te stollen
voor den wederopbouw van tempels,
enz. op Lombok, als zynde in overoen-
8temming met de adat.
Het blad noemt hot een dwaze illusie, te
meenen, dat ons Nederlandsch gouvernement
door zich Mohammedaansch voor te doen by
Mohammedanen, beidensch by heidenen, het
vertrouwen en de liefde van den inlander
zal winnen. „Het kan daardoor geen andere
gevoelens by hem opwekken dan die van
wantrouwen en verachting."
Daarby komt nog, dat het christelijk ge
moed tegen dergolyke zaken in opstand
komt. „Doch wat heeft zich de Nederlandsche
Regeering daarom te bekommeren? De ge-
loovige Christenen in het moederland zyn
voor haar minder te vreezen dan d9 Moham
medanen en Boedhisten in Indië. De volle
nadruk dient daarom hierop gelegd, dat
de handelingen der Indische Regeering niet
alleen stuitend zyn voor de Christenen, doch
dat zy in de eerste plaats handelingen zyn van
slechte politiek. Geen beter middel,
om het Nederlandsch gezag in Indië te beves
tigen en om onze koloniën tot bloei te brengen,
dan de verbreiding van het Christendom."
Hst bewijs dezer stelling wordt, zegt De
Tijddoor de toestanden in enkele streken,
waar het Christendom wortel heeft geschoten,
overtuigend geleverd.
De Sollicitant (gratis advertentieblad voor
het onderwys in Nederland) van 5 October jl.
bovat het volgende artikel van mej. M. J.
Sparnaay, te Leiden:
In De Sollicitant van 21 Sept. las ik met
genoegen, dat er een klacht opgaat over het
oogenbedervende stoppen. Daar ik
zelve belast ben met ae opleiding van jonge
meisjes voor het examen handwerken, kan
ik het volgende getuigen:
1. Dat byna de helft van den leertyd aan
hot stoppen moet bestsed worden, willen de
candidaten aan de exameneiscben voldosn,
dio hieronder aangeteekend staan.
Dat de leerlingen van de Kweek- en de
Normaalschool, waaraan ik werkzaam ben,
dit werk meestal, vooral des winters, by kunst
licht moeten doen.
ji, Dat de meeste leerlingen na één uur
stóppen geen draad meer van het weefsel
onderscheiden kunnen. Ik spreek hier van
meisjes boven do 14 jaar, men behoeft dus
niet te vragen wat leerlingen van de L. School
van de oogen moeten vergen.
4. Dat ik leerlingen gehad heb, die ter
wille van hot stoppen en het op den draad
naaien van het examen in do handwerken
moest afzien.
5. Dat ik van de moer dan 100 myner leer
lingen, die voor het examen slaagden, van geen
een hoorde, dat zy eenig nut had van het
stoppen. Alleen zy, die op do L. School ge
plaatst worden, waren verplicht bet aan kin
doren te onderwyzen. Het zou dus in de
eerste plaats noodzakeiyk zyn, dat het stoppen
geheel uit het leorplan van de L. School ge
schrapt werd. Volgens myn bescheiden meening
zouden dan de dames examinatrices er gemak
kelijker toe overgaan, om bet stoppen van
het programma te schrappen.
De eischen, die men nu op het examen
aan het stoppen stelt, zyn:
Op atopgaas een scheur stoppen, waarby
men zelve een patroon, dat opgegeven wordt,
moet vormen, nl. linnen verschillende kepers
en damastpatronen, een streepje of ruitje
met 2 kleuren.
Op effen weefsel, of op een gewerkte stof,
of in bont de volgende scheuren kunnen
stoppen. Een vierkant gaatje; een liggende
of staande scheur; een winkelhaak; een recht
hoekige scheur; een schuine scheur; een
schuine insnijding; een kantstop; oen hoekstop
en het instoppen van een stukje.
By deze opgaven moet mon wol opmerken,
dat de leerlingen deze verschillende scheuren
vele malen moeten werken, om ze zoo to
kunnen stoppen, dat de randen niet uitrafelen,
en dat de inslagdraden van de geslangde
keper en van de verschillende damasten veel
oefening eischt, om zoo vlug te werken, dat
men de stop op den bepaalden tyd af beeft.
Mochten dezo regelen gelezen en beaamd
worden door personen, bevoegd eenige ver
andering in het examen-programma te brengen,
dan zoude dit een zegen zyn voor de scholen,
daar de tyd, nu aan het stoppen besteed,
voor nuttiger, minder oogen bedervend werk
gebruikt zou kunnen worden.
Zyn er personen, die het afkeuren om
het stoppen geheel te schrappen van het
programma, laat dan alleen geöischt worden:
het stoppon van een vierkant gaatje in een
grof, eenvoudig weefsel.
De vo:rnemens der Regeering ten opzichte
van de landbouwbelangen gaven aan
Z)e(n) Tijd stof voor een artikel, dat zich met
groote ingenomenheid over deze plannen van
het Kabinet uitlaat. De benoeming van een
directeur-generaal voor landbouwzaken acht
het blad om allerlei redenen zeer gelukkig,
en het hoopt nÏÏ "maar, dat aan dezen hoogen
ambtenaar een voldoende mate van zelfstandig
heid zal worden gewaarborgd:
„Ware bet met de voorschriften der Grond
wet overeen te brengen, iets wat wy wel
eenigermate betwyfelen dan zou bet zelfs
aanbeveling verdienen, indien zulk een direc
teur-generaal zelf de Begrooting van zyn Af-
deeling by de Kamer kon verdedigen, op ga-
lyke wyze als dit in Pruisen ten aanzien van
verschillende onderdeelen der Begrooting en
ook wel van wetsontwerpen van techniscben
aard door ambtenaren van de ministeriöela
departementen, zoogen. staatssecretarissen,
geschiedt. De steeds aangroeiende omvang
der staatsbemoeiingen, bet steeds grootere
getal van zeer uiteenloopende onderwerpen,
waarmede éénzelfde Minister zich heeft bezig
te houden en waarvan hy verondersteld wordt
kennis te bezitten, zal ook op dit gebied ver
deeling van arbeid meer en meer noodig maken.
Iets vroeger of later daarom zal wel overal
de behoefte zich doen govoelon, de verdediging
van bepaalde wetsontwerpen, wanneer die
verdediging een zeer speciale en technische
kennis vordert, op te dragen aan deskundige
ambtenaren, sprekende uit naam van een
6)
„Wie denkt er aan, u te bedriegen? Wees
niet dwaas, Macklin. Zeg my, waarom deze
vergadering belegd is."
„Omdat er veel belangryke zaken moeten
afgehandeld worden en wy misschien tor
oorzake van do beroeringen in de eerst
volgende weken niet weder by elkander
kunnen komen."
Veneda giDg zitten.
fcIu de eerste plaats," ging do Albino voort,
„moeten wy spreken over onze briefwisseling.
Ik beb hier een schry ven uit Londen, hetwelk
my meldt, dat op den 13den Mei, Emmanuel
'Bendalaek, secretaris van een welbekende
bouwtnaatschappy, uit Engeland is gevlucht
mot 18,000 pond. Hy heelt zich ingescheept
in de „Royal Sceptre," met bestemming naar
Kaapstad. Hy is vermomd als zendeling en
reist onder dca naam van Blander. Met uw
verhf zou ik willen voorstellen, dat onzo
agemen in Zuid-Afrika Blander by zyn aan
komst opwachten en dat de Griek Manolake
zoo spoedig mogelijk van hier gezonden wordt
-* om die zaak in orde te brengen. Kunt gy
hieraan uw goedkeuring hechton?"
Na een toestemmend antwoord maakte do
Albino eenige aanteekeningen in eon book en
I nam eon anderon brief op.
„Dit Is een bericht uit Buda-Pesth. Het
hoydt ia. dat do koopman Julius Karlmska
den 6den Juni die stad heeft verlaten, mede
nemende een som van 22,000 pond, het
eigendom zyner schuldoischers. Men vermoedt,
dat hy naar Australië gaat en weet met
zekerheid, dat hy to Port Said is aangekomen.
Zyn portret is ingesloten. Wat is uw meening
over mynheer Karlinska?"
Nunez was de eerste, die het woord nam.
„Wy moeten aan onzen agent in Mel
bourne seinen en iemand zenden om alles te
regelen."
„Wie is op het oogenblik vry?" vroeg
Veneda.
„Emile Valder, Shivaloff on Maunders van
de mannen; als Manolake namelyk naar de
Kaap gaat; Marie Darnée en Juanita Valdores
van de vrouwen."
„Juanita? Zend die. Zy is er juist de
persoon voor."
„Onmogeiyk; wy hebben haar hier noodig."
Aan Veneda ontsnapte een zucht van
teleurstelling.
„Waar is de Italiaan Automa?" vroeg
Nunez.
„In Nieuw-York. Hy houdt Clifford Blake
in het oeg, die elk oogenblik kan springen,"
antwoordde Macklin.
„Stuur dan Darnée," sprak Vargas; „zy zal
hem vinden en de zaak is haar best toever
trouwd."
„Is dat uw wenscb, heeren?" vroeg de
voorzitter.
Zy knikten.
„Goed. En nu komen wy aan iets anders,
iets, dat dichter in onze nabyheid ligt."
I Veneda maakte éen lichte beweging van
schrik, zóó weinig merkbaar echtor, dat
slechts de Albino er acht op sloeg.
„Wat is het?"
De dwerg wierp hem een blik vol van de
diepste minachting toe.
„Kom, kom," sprak by nydig. „Waartoe
dient het, u te houden, alsof gy de geheele
geschiedenis gaarne nog eens hooren zoudt?
Gy weet zeer goed, wat ik bedoel."
„Gy meent zeker dien armen duivel van een
bankier in de Calle de San Pedro?"
„Vraagt gy dat nog? Hoor eens, Marcos
Veneda, waarom zoekt gy onzen tyd te ver
beuzelen met verstoppeltje te spelen?"
„Hoe kon ik weten, waar gy op doeldet?
vry hebben zooveel koorden op onzen boog.
Maar nu gy er van spreekt, Macklin, wil ik
u er het myne van zeggen. Zouden wy den
armen kerel geen klein kansje kunnen geven,
er het leven af te brengen? Naar hetgeen ik
geboord beb, is by nu al halfdood van schrik."
De drie anderen keken elkaar met ver
bazing aan. Zoo iets hadden zy nog nooit
van Marcos Veneda ondervonden. De Albino
lachte spotachtig.
„Ik begryp nog niet, wat gy voor hebt,
myn vriend," zeide hy. „Dat i3 iets nieuws
voor u. Hem sparen? Zoo, zoo? Is mynhoer
weekhartig geworden?"
„Bespaar my uw praatjes, Macklin. Ik wil
den ongelukkige alleen maar een kans
geven."
De drie schavuiten barstten hierop in schate
rend gelach uit.
Veneda's gezicht werd bleek van drift.
^Genoeg 1" schreeuwde by. pHoudt op! Ik
wil niet bespot worden door zoo'n paar vuile
ongedierten als gy zyt."
De vroolykheid was eensklaps gedaan en
de Albino nam de gelegenheid waar om de
beraadslaging te hervatten.
„Morgen is het onze dag. Welke party ook
overwinnaar blyft, zeker is het, dat men aan
bet plunderen en branden zal trekken. Dan
moeten wy zorgen er by to zyn."
„En wie moet het werk doen?"
„Dat zullen wy door het lot laten be
slissen."
„Maar hoe weet gy, dat hy niet op do
vlucht is geslagen, of dat zyn schat hem
niet reeds ontstolen is?"
„Omdat zyn huis dag en nacht bewaakt
is geworden sedert hy hier in de stad is
gekomen, golyk gyzelf zeer goed weot. Neen,
neen, daar behoeven wy niet bang voor
te wezen; onze maatregelen zyn te goed
genomen, niemand is er uit het huis gegaan,
vooral niet de bewuste persoon zelf. Het geld
is zeker genoeg. Het zou al een buitengewoon
sluwe en vermetele kerel moeten zyn, die ons
trachtte beet to nomen."
Veneda schepte weder adem. Het was een
benauwd oogenblik voor hem geweest. Hy
vleide zich echter niets van zyn vree3 te
hebben laten merken en verheugde zich tevens,
alles te weten te zijn gekomen, wat hy
wenschte to vernemen. Do vragen, wc-lke hy
op het punt stond te doen, moesten alleon
dienen om de vermoedens weg te nemeD, die
z(jn wyze van doen had kunnen opwekkon.
„En wannoer wy het geld in ons bozit
hebben
„Dan zal het hier verdeeld worden en
daarna kan ieder met hot zyne een goed
heenkomen zoeken."
„En hoeveel zou het bedrag zyn? De oudo
zal er zelf reeds een aardig sommetje van
opgemaakt hebben."
„Wat een gezeur! Hoeveel vragen denkt
gy my wel te doen? Wel, voor zoover wy
kunnen berekenen, zal het ongeveer 225,000
pond beloopen. Is u dat niet genoeg?"
„Dat denk ik wel," antwoordde Veneda
lachende. „Doch zoo er nog meer te behan
delen is, laten wy er dan dadeiyk mee beginnen.'
Ik beb nog zaken in de stad."
Op een toeken van den Albino haalde
Vargas dobbelsteenen, waarop zy begonnen
te werpen. Het geluk was veor Veneda, want
Vargas en den Albino viel het lot ten deel
den diefstal uit te voeren. Toen dit was
vastgesteld, bepaalde men den tyd voor d&
vergadering van den volgenden dag en worden
er neg eenige zaken van minder gewicht
bespreken. Veneda wenachte den anderen
spottend veel geluk en haastte zich huis*
waart8. Onder het heengaan lachte hy zachtjes
in zichzelf golyk iemand, die zich verkneukelt
over een onbetaalbare grap. Zyn humeur wa3
er aanmerkeiyk beter op geworden; by begon
zelfs oen deuntje te fluiten.
Den stand van zaken in Valparaiso in aan
merking genomen, was het buitengewoon
rustig in de stad,
(Wordt vervolgd.)