m m
MENGELWERK.
CIJFER: 2 THOMSON'S THEE.
van een, vriendelijk tehuis. Minder
zieke onderdanen zouden jssrltJks op kosten
van den Staat vice versa relzro, als er beter
ziekenverpleging was. Laat dus de Staat een
groote bijdrage geven, het zal hem ten
goede komen."
SCHAAKRUBRIEK. Maandag 4 October 1897.
Bedactie: L, S.-V. .Mobphy". AdresW. C. VAK SER HEELEN, Breestraat 1A1.
Maandag 4 October zal begrijpelijkerwijze geen Vergadering ran het .Leidseh
Schaakgenootschapworden gehouden.
Probleemoplossingg-wedstryd L. 8.-T. „Morpbj".
De uitslag van dezen wedstrijd Is als volgt:
R. v. Dam,
J. v. B veren,
Jhr. Strick v. Linschoten,
A. C. Splinter,
W. Rilderhof,
K. Pauliies,
J. J. De Caeparie,
B. J. Broekvelat,
A. t. Eelde, Deventer,
6. H. Key, Leiden,
J. Da Boer,
Lei Jen, (b. m.) 45-16
43-16
(h. m.) 42-14
(b.m.) 38-14
37-11
37-14
85-14
34-14
(b. m.) 33-13
28-12
28-11
J. F. Boekhout, Leiden,
J. Bosch, a
N. N., Katwijk,
B. S. t. Kloeten, Leiden,
P. W. Geratel, Voorschoten, (b. m.)
P. Murk, Nieuwveen,
J. Samsom, Leiderdorp,
N. I. S., Prinsenhage,
M. B., Billegom,
M. Bölscher, Boaloi-Arendsveen,
23-0
16-7
18-6
9-4
9-3
7-3
6-3
6-3
6-3
2-1
Het eerste getal geeft aan bet aantal punten, bet tweede het aantal goed opgeloste
problemen; b. m. buiten mededinging.
Hieruit blijkt dat de heer J. v. Beveren, de eenige die van alle problemen volledige
oplossingen inzond, den lstrn pr(Js verwerft; overeenkomstig de bepalingen noodigen w0
do beeren W. Ridderbof en R. Paulides uit hunne krachten aan te wenden op onderstaanden
vierzet om tot een beslissing te geraken. Zoo spoedig mogelijk wordt vermeld waaruit de
prijzen bestaan en zuil n ceza dan den winnaars toegezonden worden.
ODze gewone ioz nders bobben bjjna allen aan den wedstrijd deelgenomen, hoewel
enkelen slechts gedurende korten tijd. Er zijn voor dit doel gepubliceerd vijf twee-, zeven
drie- en drie vbrz.'tttn, het laatste aantal is o. a. beperkt om het oplossen niet te tpjd-
roovend te doen worden. Sommige oplossingen hadden meer punten behaald indien men
zich bepaald had tot het weglaten van het overbodige en het aangeven der varianten,
andere dasr<ntegfn konnieikten zich door juistheid en duidelükh6id. Men heeft kunnen
bemerken dat het noteeron van een volledige oplossing nog iets moeilijker is dan hef
Doemen van den eleutelzet alleen.
De Veroeuigiag wenscht door dezen wedstrijd de aandacht voor het schaakspal in 't
algemeen en piotlemen in 't bijzonder opgewekt te hebben. Niet ten onrechte wordt de
probleemkunst do poëzie van hot schaakspel genoemd. Mogen velen alleen in hot oplossen
gme'gen scheppen, enke'en wijden zich ook en vooral aan een studie der compositie om
te zien, aan welke dikwijls vernuftige combinatiën de positie haar ontstaan te danken heelt
eu op welke soms geniale wijze de componist ontstaande moeilijkheden in de constructie
heeft weten te ov.rwinntn. In hem, die op dergelijke wijze onderzoekt, kunnen, hoewel
niet altijd, compo'itie-t denten ontwikkeld worden.
Leiden, 29 Ssptember 1897. De Jury:
J. P. S. ESSER.
J. J. COLPA.
A. A. J. RIDDERHOF.
Probleem No. 42.
Zwart.
'mm WMM wm& w*
m, o mm
l v ;>J mm -
MtÈ Li. 1 Wmm> Ws
tmm WÊk vwai
fé&iï gg MXjsÜ
ede
wit
Mat in 4 zetten.
Stand der stukken:
Wit: K a 2, D b 1, Lf5, P a 3, Pd8,
L b 8, a 4, d 6, e 2, f6, g5, h 2.
Zwart: K d 6, Pc 5, Pd 7, a7.
Oplossingen in te zenden bjj J. J.
Colpa, Lange Mare 18, vóór Zaterdag.
Oplossing Probleem No. 41.
La2, KxIP«6T
o X T. L f 8
e 4 b 4
P onv. P b 3
f4 Td5T
Volledige oplossingen No. 40 ontvan
gen van:
Leiden: R. v. Dam, J. v. Beveren.
Onvolledige oplossingen No. 40 ont
vangen van:
Leiden: J. J. De Casparls, R.
Paul:de3.
CORRESPONDENTIE.
Leiden: R. P.! üw verbetering kwam te
laat, we moesten dit vooral wegens den stand
der punten ia aanmerking nemen.
W. R. en anderenP f 6 bona goed, faalt
door P b 6, speelt wit jru P e 6 4- dan K X e6
3 Pc6-+- Kf&A-spetlt wit in plaats van
P e 6 D c 6 dan kan op g X P of K x e
geen voortzetting gevonden worden, P b 6 is
het eenige antwoord, na alle andere zetten
gaat P f 6 op.
J. J. De C.I U hadt Tb 6, Lb8 2 La4
onv. D|lf en P onv. 2 e 5 -+- K X P
Een wonderlijke gebeurtenis.
Ik had bet g nscbe jaar bard gewerkt en
genoot na een welverdiende ruit to ri
van hot j*cht van een mijner vrienfon. We
hadden reeds eenige dagen langs deJStbrUr n
gekreiat, toen my de volgende wonderlik)
gebeurtoni3 overkwam.
Men had mij op mijn speciial verlangen
aan land gezet op een der eilanden, waar
ik In de hut van een schaapherder vcor
korten tijd zou vertoeven.
Het was een warme Septemberdag en ik
genoot van de rast in de natuur rondom
mij. Ik kwam aan een klein, net onderhoudt n
kerkhof op de helling van een beu vei. Aan
den overkant lag een oud kasteel met ver
weerde muren, zeker de verblyfplaaU v*n
den heer van bet eiland. Ik had, in gepeios
verloreD, er niet op golet, dat de koito dag
bijna gobeel ton einde neigde. Met een gerotl
van schifk stond ik ijlings op, om aan den
anderen kant van het kerkhof een man te
zien staan, klaarblijkelijk een schaapherder,
met een gr'ljzo plaid losjes omgeslagen. Hy
wenkte mij en Ik begon hem te volgen, daar
ik meende, dat m|jn vriendelijke gastl.eor
hem uitgezonden had, om mij te roepen xoor
het eenvoudig avondmaal.
Ik merkte hoel spoedig, dat ik mij geducht
moest haasten, als ik even achter hem wilde
blijven, want de weg liep over dennen en
cislelon.
Ik stond stil, want ik wi3t zeer goed, dat
de woning Yan den schaapherder dichter aan
zee was gelegen dan waarbeen deze man
mij voorde, doch zoodra merkte hij ni9t, dat
ik hem niet meer volgde of hg keerde zich
om en begon driftig mij te wenken.
Zonder te kunnen verklaren waarom, go
hoorzaamde ik hem, en telkens struikelend
volgde ik mijn gids. "Wij waadden door berg
stroompjes en moerassigen grond, waar myn
voeten verward raakten in het groene wi r.
De wind begon op te steken en dit verhoog io
het spookachtig aanzien van het landschap,
de wolken pakten zich samen en ik boorde
den vloed opkomen. De maan brak nu en dan
even door de zware, donkergrijze wolken
massa en bescheen dan met een koud, zilver
achtig licht het bruisende meer.
Altijd verder gingen wij en steeds donker
der werd hot om mij hetn. Ik vreesoe aan
houdend verdwaald te zgn, hoewel d.e som
bere grijze figuur nog steeds in denzelfden
stap voor my uitging.
Eensklaps verlichtte een flauw schynsel
der maan met spookachtigen glans een groot
vierkant gebouw vóór mij. Het volgend oogen-
blik wendde ik vergeefscbe moeite aan, den
schaapherder weer in het oog te krijgen.
Ik maakte er mij zélf een verwijt van,
dien onbekende zoo blindelings gevolgd te
hebben. Waarom zou die man mij, een vreem
deling, den weg hebben willen wijzen? Hy
zou er immers geen enkele reden voor kunnen
hebben, meende ik.
Ik bleef eenige minuten onbeweeglijk staaü,
hopend nog iets van de gryza plaid te zullen
ontdekken, "doch vergeefs. Toen nam ik een
moedig besluit en liep regelrecht af op de
poort van het kasteel en trok aan de schel.
Ik hoopte, dat men geneigd zou zijD, mij voor
een nacht eoa onderkomen te willen geven.
Een oud bedieade opende de deur; ik ver
telde hem wat ik wenschte en hy scheen
volstrekt niet verbaasd over mijn komst te
zyn. Alsof hfi vreesde, dat ik te laat was,
verzocht hij, mij onmiddellijk hem te volgen
<11 br.eede trap op.
Zonder verder te vragen voldeed ik aan
de uitnoodiging en vroeg mij zelf onderwijl af,
of deze verschijning misschien ook even plot
seling zou verdwijnen als de voorgaande.
Wij sloegen racht3 af een lange gang in
Zij nam de deken en op milderen toon:
Maar gij, mijnheer, gij zult van koude
omkoxen."
Bekommer u niet om mij, mevrouw, ik
bon niet kouwelijk en mocht ik het koud
krygen, dan zal het een gerechte straf voor
myn onvergeeflijke domheid zijn."
Zog liever voor uw te groote haastigheid,
want gi) hebt gelijk, de bedoeling was goed
maar boa hebt ge toch die dame voor mjj
kannen aanzien?"
Omdat zy er even aardig uitzag."
Zfl glimlachte: bet ijs was gebroken, het
Üs van do conversatie wel te verslaan, want
overigens bibberde ik. Doch spoedig vergat
ik koude, reis en alles 1 Zy was heerlyk,
ongemeen en aanbiddelijk. Een gedistingeerd,
fijn, vrooiyk, origineel verstand. Zy hield
veel van reizen evenals ik; was in Italiö
geweest evenals ik, in Spanje evenals ik;
maakte er zich een illusio van om Egypte
te bezoeken, altijd evenals ik. In letterkunde,
ia muziek, kortom in alles kwamen onze
neigingen overeen.
En dan, verbeeldt je: een menigte gemeen-
schappelijke kennissen. Zy was bevriend met
de Saint Chamas, met de Sivenoy'e, en vooral
mot de Montbazons. Misschien had ik haar
wel twintigmaal in die salons aangetroffen en
t)ch niet opgemerkt! Waar was toen myn
verstand, goede hemelI waar was het?
Zy redeneerde ongekunsteld, beminneiyk,
met dien gedistingeerden eenvoud, die my zoo
zeer aantrekt Een heel klein weinigje provin
ciaal accent, byna niet om op te merken
jaister uitgedrukt een kwinkeleeren dat
haar woorden op vogelgetjilp deed lyken; zy
«prak het woord ytöte" zoo uit, dat het licht
«choco (téte) in plaats van tóte, dat zoo zwaar
klinkt; chateau, dat, zoo uitgesproken, geestig
scbyat ia plaats van chateau, dat lomp
klinktHet was bedwelmend.
Van de gelegenheid gebruik maken? Vrij
postig zyn, den Don Juan uithangen, al wat
je maar wilt? Geen haar op myn hoofd dacht
er aan. Dat zou vulgair geweest zyn, en een
dergeiyke vrouw kan geen vulgaire indrukken
geven. Wy redeneerden, natuuriyk, met veel
opgewektheid en ziedaar alles.
Maar ofschoon ik my'n best deed, om het
nirt te laten merken, hemel, wat had ik het
koudl
Te Dyon (2 20): myn rechtervoet wordt
styf, wy telegrapbeerden naar Tonnerre om
de achtergelaten goederen.
Te Macon (4-45): het is de beurt van
myn linkervoet; wy ontvangen een telegram
uit Tonnerre, ons meldende, dat de bagage
morgen te Marseille aankomt.
Te Lyon Perrache (5-48 min.): myn
linkerhand wordt gevoelloos; zy vergeet
naar haar slaapcoupé te vragen.
Te Valence (8-3 min.): myn rechterhand
volgt het voorbeeld van de linker; ik
verneem daar, dat zy weduwe zonder kin
deren is.
Te Avignon (9-59 min.): myn neus wordt
paars ik moen bogrepen te hebben, dat zy
nooit van haar eersten man gehouden heeft.
Eindeiyk te Marseille (12 5 min.): ik nies
driemaal zeer hard; zy reikt my myn reis
deken aan en zegt allerliefst: „Tot weder-
ziensl"
„Tot wederziens!O, ik was boven de
wolken.
Ik bracht den Dacht door in het hotel de
UOoilles, osn onrustigen nacht, waarin zy de
hoofdrol speelde. Toen ik den volgenden
ochtend wakker werd, was ik zoo verkouden
in m|jn hoofd, als het zich maar denken laat
Zon ik in dien toe3tand my aan de familie
Rombaud durven vertoonen? Zooveel te
ergerEr was nu niets aan te doen. Zy
moeten my maar nomen zooals ik ben en
morgen zou de zon van Nizza mij wel beter
maken!
„O! vriendlief, wat een verrassing!
Die bovensta beste Rombaud had eenige
kennissen ter myner eer uitgenoodigd, en
daaronder bevond zich myn reisgenoote, myn
toovergodinnetje.
Toen ik aan haar werd voorgesteld, kwam
er een nauw merkbaar lacbje te voorschyn;
ik boog en vroeg zachtjes:
„En Tonnerre?"
„Ik heb ze al ontvangen" antwoordde
zij op denzelfden toon."
Men ging aan tafel.
„Myn waarde, wat zyt ge verkoudenriep
die goeie Rombaud uit. „Drommels, waar
heb je dat beotgekregen? Misschien in den
waggon."
„Dat is mogeiyk," antwoordde ik, „maar
om je de waarheid te zeggen, höb ik er geen
spyt van!"
Niemand begreep dit vreemde antwoord,
maar ik voelde den zachten, wel willenden blik,
dien myn reisgenoote my toewierp dwars door
de geurige dampen van een heerlyko visch-
soep, die op de tafel stond te dampen.
„Wat zal ik je nog meer zeggen, waarde
vriend?"
„Den volgenden dag vertrok ik niet naar
Nizzaen binnen veertien dagen stap ik
in het huvreiyksbootjel"
en de oude kn.cht verzocht my, nu op de
teenen te willen loopen. Nu trad hy een
slecht verlichte kamer binnen en om een
scherm tredend, dat op de helft der zaal was
gezet, zag ik een zeer vreemd schouwspel.
Een groot lenikant met vier stylen en
di nfeengToane gordynon nam bei middelste
gedeelte der duUttre kamer in, die, voor zoover
ik zien kon, zeer ouderwetsch gemeubeld
was. Daarop lag een gr(j«aard uitgoe-rokt,
liet merkteeken van den dood op het spre
kend gelaat. Een jong meisje, in zwaren rouw
gekleed, van een zeldzame en opvallende
schoonheid, boog zich over den stervende.
De knecht wenkte my, dichterby te treden,
en de oude man, de beweging ziende, staarde
rnjj aan met oogen, dia roeds niet meer zagen.
„Eindeiyk verslagen," mompelde hy op
doffen toon: „maar by is een flink man en
Zcl oogetwyfeld oen goed heer zyn."
Byna dadeiyk nadat by deze woorden ge-
sproken bad, stierf hy.
De oude, trouwe knecht leidde my uit de
kamer en bracht my naar een ryk versierde
eetzaal, waar by my in de eenzaamheid liet, om
over de wonderlyke gebeurtenissen van den
dag na te denken en te trachten er, zoo
mogeiyk, een verklaring voor te zoeken.
Ongetwyfeld was men iemand wachtende,
toen ik my aaDmeldde, en had men my in
zyn plaats ontvangen als toekomstig heer en
meestor van het eiland. De stervende had in
my gemeend zfln erfgenaam te zien en met
wroeging dacbt ik aan den blik vol dank
baarheid, zyn laatsten, dien hy my had toege
zonden. Ik zag weer het schoono, jonge mei9je
vóór my, dat naast het bed stond, en ik
hoopte vurig, haar nog eens te aanschouwen,
eer ik den volgenden morgen het kasteel
verliet.
Ongeduldig wachtte ik, of er ook iemand
zou verschynen, wien ik de vergissing kon
ophelderen.
Een uur ging voorby en eindelyk verscheen
een bediende met de boodschap, dat Maccal-
lum my dadeiyk zou komen bedienen.
Tien minuten later trad deze inderdaad
binnen met een blad, waarop verschillende
verver8cbingQD, alle bestemd voor dien ander,
wiens plaats ik hier wederrechtelijk innam.
Ik begon met Maccallum te verzekeren, dat ik
de verkeerde persoon was, doch spoedig zag
ik in, dat het een hopelooze zaak was, hem
hiervan te overtuigen.
Hy legde my eenvoudig het stllzwygen op
door op te merken, dat dit al een zeer ver
keerd gekozen oogenblik was om myn reis
avonturen te vertellen en dat ik verstandiger
deed met wat te gebruiken en dan te gaan
slapen. Al dien tyd bediende hy my alsof ik
de rechtmatige heer was.
Daarna wees hy my myn kamer en ik
voelde my te vermosid, lichamelyk en geeste-
ïyk, om mij nog verder te verzetten. In den
vzyden schoorsteen brandde een vrooiyk vuur,
op de tafel lag een dun boek en het opnemend
zag ik op het titelblad myn eigen naam ge
schreven: „Kenneth Maceacbin".
Ik begon nu te denken, dat ik droomde, en
zat nog uren lang te wachten, of de rechte
man zich ook zou doen gelden. Dan zou hy
ten minste niet een vreemdeling in zyn bed
behoeven te vinden.
Eindelyk echter behaalde de vermoeidheid
de overhand en viel ik in een vasten slaap.
Ik ontwaakte, toen het reeds lang dag was,
en begreep eerst niet waar ik mg eigen ïyk
bevond. Droefheid om den ouden man, dien
ik nooit gekend had, kon ik niet veinzen en
de heele zaak kwam my zoo bespotteiyic
voor, dat ik in een luid gelach uitbar>Ua.
Dadeiyk hoorde ik een tik op de dei r en
met geweld myn vroolykbeid bedwingend,
riep ik: binnen. Maar het bedrukto gezicht
van den oaden knecht was te veel voor my
en opnieuw moest ik, ondanks myzelf, har-
teiyk lachen, tot de tranen my over de wang(B
liepen.
Maccallum keek my aan met onverstoor
bare kalmte en vroeg" my, zóodra ik eenigs-
zins bedaard wae, of ik een goeden nacht
had gehad. Ik «telde hem op dit punt gerust
en deelde hem meteen mede, dat ik er nu
op stond hem te vertellen hoo ik toch hier
gekomen was. Hy glimlachte fijntjes en ant
woordde, dat hy heel goed wist wie ik was,
maar hy 't toch heel gaarne van myself
ook wilde vernemen.
Kalm luisterde tv naar my, met eerbiedige
aandacht, doch zonder eenig teeken van ver
bazing. Het was nu myu beurt, om verwon
derd te zyn, toen hy my de zonderlinge
legende vertelde der familie Maccoachin, de
rechtmatige bezitters van het kasteel en het
eiland.
„Yele eeuwen geledeD," vertelde hy, „liet
het hoofd der familie den schaapherder Duncan
Mhor roepen en gelastte hem, zyn zoon te
zoeken, die aan het jagen was. Zoo spoedig
mogelyk moest hy hem naar het kasteel
brengen, opdat zyn vader hem zyn laatsten
zegen zou kunnen schenken. Duncan Mhor
zwoer, dat hy den jongen Kenneth zou vinden
en tot zyn vader brengen.
Den ganschen nacht zocht hy hom, en den
nacht daarop viel by, door de duisternis
misleid, in een afgrond en was dadeiyk dood.
Zyn geest echter kon geen rust vinden, daar
hy den oed niet had kunnen houden. Op het
zelfde oogenblik dat zyn lichaam stierf, ver
scheen zyn geest aan Kenneth. En sinds
dien dag verschynt do geest van den schaap
herder Duncan Mhor nog aan iederen nieuwen
erfgenaam en brengt dien naar de poort van
het kasteel. „Dus," besloot Maccallum," wist ik
reeds wat gy wfldet vertellen".
„Maar hoe kan ik nu de erfgenaam zyn
van dit eiland, waar ik nooit van gehoord
heb?"
Dat kan ik u niet uitleggen, maar ik ver
moed, dat gy een zoon van jonker Donald zyt.
De oude heer was zeer hoos op den jonker,
toan hy trouwde, en daar hy een trotsch man
was, is hy nooit met zyn vrouw hier geweest.
En nu zyt gy zeker de erfgenaam; gy lykt
inderdaad op jonker Donald".
Het is onnoodig, verder alles in détails te
beschry ven. Het viel myn moeder gemakkelyk,
myn identiteit te bewyzen, en Eiemand heeft
my ooit het recht betwist, den ouden Lord op te
volgen.
Later trouwde ik met myn schoone enbe-
roiiinoiyke nicht Flora. Het was myns vaders
uitdrukkeiyke wensch geweest, dat ik nooit
zou weten wie de familie was, die geweigerd
had myn moeder te ontvangenvandaar myn
volkomen onbekendheid met den toestand.
RECLAMES,
25 Cents per regeL
De motor-wagen.
Zoo nu en dan ontvang
de redactie van een (.2^
blad eigenaardige bezoe
ken en men is er nooit
zeker van, zooals op ander6
kantoren, dat men den
arbeid rustig voort kan
zetten, totdat het oogen
blik van het versterken
van den innerlyken mensch
aanbreekt I
Een paar dagen geleder
b.v. hield plotseling eer
motor-wagen voor ons
bureel stil en een oogen
blik later gewerd ons het
verzoek, daarmede eec
toertje te maken. De
schryftafel werd verlaten
en voort vlo.?en we lange
den wegl
Eigenaardige gewaarwordingI Men wordt onzichtbaar voortbewogen, maar met een vaart,
die ons in stilte den voorbijgangers deed toeroepen: „menschen, ga jelui nu als het u belieft
op zy, want anders wordt ge overreden!" En dat vind ik op een proefrit nu minder aan
genaam. Maar na eenige oogenblikken schikt men zich in zyn toestand, voornameiyk door
het feit, dat de bestuurder den wagen in vollen gang kan laten stoppen op twee a drie
meter. Dat is een groot voordeel en een g ruststelling.
Voor het overige onderscheidt zich het ryden niet van dat met een gewoon rytuig; het
schokken van de machine wordt niet gevoeld, doordat deze op elastische armen rust. Tot
het dry ven van den motor wordt gerectificeerde petroleum gebruikt en het verbruik daarvan
bedraagt, wanneer de motor steeds in volle werkiog is, Va kilo par uur en per paarden
kracht, wat een kosten met zich brengt van circa 5 cents per uur en per P. K.
De wagen is zóó ingericht, dat men hem 4 verschillende snelheden kan geven. Hiertoe
dient een zeer vernuftig aangebracht viervoudig riemen-wisseldryfwork, waardoor ieder der
riemen door middel van spanrollen in- en uitgetrokken wordt, hetwelk door een eenvoudige
handbeweging van den hefboom geschiedt; daarty is de gewichtige maatregel getroffen,
waarnaar de verandering van snelheid zich op zekere wyze regelt, dat nameiyk eerst de
eene riem moet worden uitgetrokken, eer een andere ingetrokken kan worden; daardoor
kan steeds één der riemen in werking komen.
Het Petroleum-Benzine-Reservoir, hetwelk dient tot voeding van den motor,
is op veilige wyze onder de wagenkast geplaatst; de inhoud is voldoende voor een rit van
200 kilometers zonder by vulling; voor ritten van laögeren duur kan een tweede, even
groot reservoir op gemakkelijke wjjze aangesloten worden aan het eerste, waardoor men
genoeg voorraad heeft voor een rit van circa 400 kilometers.
Is het voor Leiden nog een bijzonderheid een motor-wagen door de straten te zien gaai^
in groote steden, zooals Parys en Londen, is dit al iets, dat alle dagen voorkomt. Meer eu
meer ziet men de motor-wagens verschynen; en is de fiets al een gevreesde concurrent ge
worden voor de stalhouders, als nu de motor wagens ook nog komen, zal het 't beste zyn,
paarden en rytuigen op te doeken en motor-wagens op stal te zettonl