N«. 11524
Maandag 20 September,
A0. 189/
goarant wordt dagelijks, met uitzondering
van <gpn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
^©"oJJUetoinL.,
De Triomf der Liefde.
LEIDSCH
T) A PtRTi A T)
PRUS DËZËK COUIUHX;
Voor Leiden pa 8 maanden.f 1.10.
Franco per postL4&.
Afzonderlyko Hommers 0.05.
PBUS DEB ADVEETENTEËN:
Vao 1-6 regels f 1.05. Iedere regel r ser f 0.17}. - Grootoro
letters naar plaatsruimte. - Vppr het incasseeron buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Do heer T(r«nb) heeft in het Sociaal Week
blad den indeuk weergegeven, welken een
uitstapje naar Zwitserland op hem had ge
maakt. Die indruk is zeer gunstig geweest.
In de Bondsrepubliek heeft de heer T. ge
vonden wat hy wenscht. Het eenige, datzyn
stemming beöerf, was de aanwezigheid van
zooveel modereizigers.
„De modereóigera", zegt hy, „zyn een
telkens terugkeereode ergernis. Als het waar
is, dat het gevoel voor natuurschoon zich
eerst io een betrekkelijk zeer hoog stadium
van beschaving openbaart en ontwikkelt,
en dit wordt beweerd dan heeft men wei
nig opmerkingsgave noodig, om tot de con
clusie te komen, dat hot peil der beschaving
van den gegoeden stand over het algemeen
blijft beneden het punt, waarop het gevoel
voor natuurschoon zich begint te ontwikkelen,
en niet veel verder reikt dan dat niet zeei
hooge punt, waarop het gevoel voor meedoen
en geuren op zijn weligst tiert".
Yerschwindend klein is, volgens den
schrijver, ook het getal van hen, die iets
voelen voor de bekoring, welke van het Zwit-
Borsche volk uitgaat. Toch, zegt hy, levert
de beschouwing van den Zwitserschen volks
aard telkens nkmwe bekoring op. „Niet de
grootore eenvoudigheid van het leven op zich
zelf trekt er zoo feyzonder aan, maar de ver
zachting van stands- en klasse-verschillen,
welke daarmede gepaard gaat. Daardoor is in
Zwitserland een veel breedere en veel gezon
dere middenstand dan byv. hier; men
trekt er den neus niet op voor beoefenaars
van tal van bedryven, welke hier niet hoog
genoeg geaoht worden. DegeeD, wien het
beter gaat in de wereld, uit dat niet, zooals
hier maar al te vaak geschiedt, door zich
te voornaam te vinden voor de financiëel min
der gelukkigen".
Het valt wet te ontkennen, zegt Eel Cen
trumdat het euvel, door den heer T. in deze
regels aangeduid, in de meeste beschaafde
landen wordt gevonden. Men klaagt veel
en terecht over de moeiiykheden, waarmede
de middenstand te worstelen heeft Maar deze
moeiiykhedoo worden zeker niet verminderd
door de verwijdering, welke men tusschen
hen, die tot dezen stand behooren, aantreft.
In stede van met elkander samen te werken
en zooveel mogeiyk toenadering te zoeken
tot elkaar, sobeidt men zich af in kringetjes
en clubjes en mydt de een angstvallig den
ander, omdat hy een ander bedryf uitoefent,
achter grootere spiegelruiten étaleert, meer
geld bezit of meent te bezitten, of wellicht
tot een hoogte is gekomen, waarop hy al
rentenierend door het leven kan gaan.
Vreemd en poteieriyk is inderdaad de op
vatting, welke by sommigen, of liever by
velen, omtrent beschaving en stands
verschil wordt aangetroffen. Wat ia be
schaving anders, dan dat de menschen deugd
zamer worden, meer gevoel krygen voor het
ware en goede en scboone?
Maar meen niet, dat de parvenu daaraan
denkt, en duizenden anderen, op wie dit woord
niet van toepassing is, maar die geen haar
hooger staan in ontwikkeling, denken er
evenmin aan. Vertoon is in hun oog het
voornaamste, ook al is het zoo smakeloos
mogelyk. En daaraan paart zich natuuriyker-
wyze een behooriyke dosis minachting voor
dengene, die, hetz$j door minder fortuin, of
om welke andere reden ook, aan dat vertoon
niet kan meedoen.
De heer T. heeft volkomen geiyk, waar by
spreekt van „voor negentienden belachelyke
en op niets gebaseerde stands- en duodecimo
standjes-verschillen, waaraan wy zoo ryk
zyn." En het ziet et, belaas, niet naar uit,
dat wy ons spoedig aan dit juk zullen ont
worstelen. Het kan slechts lichter worden,
naarmate do ware opvatting der beschaving
vorderingen maakt en het juiste begrip van
een redeljjk standsverschil zich baan breekt.
De standen, zooa-te die vroeger bestonden,
zyn verdwenen, verdwenen voor altyd. De
grenzen, welke men tegenwoordig trekt, zyn
dikwerf zoo willekeurig mogelyk; en wy
zouden niet durven beweren, dat de schryver
in het Sociaal Weekblad ongelijk heeft, waar
hy zegt, dat de Zwitsers met hunne van
nature gegroeide democratie in dit opzicht
een grooton voorsprong hebben op de andere
volken.
Ongelukkig wordt by velen nog het wan
begrip gevonden, dat democratie en bescha
ving in geen geval kunnen samengaan. Het
tegendeel is waar of behoort althans waar
te zyn.
Het zyn waariyk geen ruwe zeden of grove
manieren, welke door de christeiyke volks
beweging worden beoogd. De verspreiding
der beschaving, welke de deugd als haren
grondslag huldigt, moet het groote doel zyn,
waaraan zich vanzelf de leniging vannooden,
het wegnemen vau misbruiken, het verbeteren
van toestanden zal peren, welke den mensch
onwaardig zyn. Zy, die meenen zich steeds
angstvallig op eon stotend te moeten houden
van hunne mede menschen, omdat zy door
geboorte of andere omstandigheden boven
anderen bevoorrecht zyo, leveren daarmede
het bewQe, dat zö van het groote bescha
vingswerk niet het minste begrip hebben. Tot
de grootste democsaten van onze eeuw rekent
men juist mannen, dte uitblonken als aristo
craten van den geeet en aristocraten van
geboorte.
Nu voor een ieder de gelegenheid open
staat, althans o/ödéei om zich tot een
hoogeren rang op te werken en de laatste
honderd jaren vooral menigen naam naar
boven hebben gebracht, die vroeger erg laag
klonk, ware het overdreven standsverschil
dubbel onzinnig.
„"Waar ia de burger-familie", vroeg eens
de Belgische oud-minister Beernaert in een
sociaal-politieke rede, „waar is de burger
familie, die geen werklieden onder hare voor
ouders telt, zonder dat men daarby vele jaren
in het verleden behoeft terug te gaan?"
Inderdaad, de ongerymde standen trots, welke
in zoo ruimon kriüg wordt gevonden, en het
lachwekkende gevoel van „meedoen en
geuren", waardoor men zich den schyn tracht
te geven van iets te zyn, wat men niet is,
doen niet slechts afbreuk aan de ware bescha
vingsontwikkeling, maar scheppen bovendien
een ernstig beletsel voor eeü gezond maat-
schappeiyk leven!
De aanstaande zitting der Tweede
Kamer geeft Eet Centrum gelegenheid eenigo
wenken aan de Begeering ten beste te geven.
„Al hebben de kiezers, of liever de kies
districten, ons de meerderheid geweigerd,
noodig om te regeeren, de uitspraak der
stembus is allerminst van dien aard geweest,
dat zy den liberalen het recht zou geven
de christeiyke adspiraties des volks te mis
kennen.
„Moge de nieuwe Regeering zich hiervan
vooral goed doordringen by het voorstellen
harer wetten eo hervormingen.
„Moge zy het belang des lands stellen boven
het belang der liberale concentratie l"
Wanneer de Regeering den weg der her
vormingen betreedt, zal zy, meent het blad
behoudens oen enkele uitzondering misschien
by alle partflen steun kunnen vinden, indien
zy zich weet te vrywaren voor „Priocipiea-
reiterei" en een bekrompen anti clericalen
„De principiêele oppositie, welke wy als
katholieken tegen het kabinet-Fieraon voeren,
brengt geenszins mee, dat wy alles zouden
moeten afkeuren."
Tydens de stsmbusactie slingerde, zegt De
Standaardmr. P i e r s o n tegen de voor
standers van fair trade het z e d e 1 y k
argument, dat zelfs tydeljjke protectie het
egoïsme der belanghebbenden zou doen ont
branden, en ergerde er zich met name aan,
dat Christelijke staatspartijen dien demon
wildon ontketenen.
„Hom is toen geantwoord, dat de bande-
loozo co nou r reu tie, door hem ten faveure van
den handel voorgestaan, tot nog boozer uiting
van even zondig egoïsme prikkelde, ja, dit
egoïsme huldigde als motorische kracht.
Weinig viel toen te vermoeden, dat de
graanmarkt, nog eer de nieuwe Kamer
haar zittfogen begon, dit booze egoïsme in de
handelswereld zoo ppniyk illustreeren zou.
En toch, dat is geschied.
Zóó toch drong het gerucht van halfmis-
lukten oogst op den Europeeschen akker niet
tot de graan speculanten in Amerika door, of,
zondor noodzaak, enkel om zich, en dat ten
laste van den werkman, te verryken, joegen
ze den koreaprys in het dwaze op.
En daar bestraft hen niemand over.
Dat is zoo beurspraktyk.
Vrage: Wie valt dan nu voor het z e d e-
ïyk argument? De man van fair trade,
die een noodlydend deel der bevolkiog te hulpe
wilde komen, ofte mr. Pierson zelf, die een
stelsel voorstaat, waarvan zulk een beurs
praktyk onafscheideiyk is?"
Eet Nederlandsche Dagblad bepleit de wen-
scheiykheid om do ridderorden voor
vrouweiyke gedecoreerden ean
anderen vorm te geven dan voor mannen.
„Laat het bestaande voor mannen behouden
blyven, maar laat voor vrouwen de vorm
van een armband, een halssieraad of een
broche, doch niet van een kouseband, gekozen
wordeD."
Ook een ander verouderd beginsel moet,
meent het blad, vallen, hoewel niet voordat
or toch om andere redonen grondwets
herziening moet plaats hebben. „Nederlanders
en vreemdelingen in Nederlandschen staats
dienst mogen, zonder het byzonder verlof
des Konings, geen vreemde ordeteekenen
aannemen; maar heeft die bepaling nu nog
zin? Zyn er werkeiyk nog ordeteekenen, van
welke de aanneming verplichtingen oplegt
jegens hem, die zo verleent, laat dan het
aannemen dier ordeteekenen ronduit verboden
worden, maar voor al wat zuiver eere- en
onderocheidiogsteeken is, moet, naar wy
meenen, elk verlof worden afgeschaft. Waar
iemand nu veilig wel vyfiig ordeteekenen te
geiyk hebben kan, torwyi hy er vroeger geen
twee kon bezitten, zonder in eene valsche
verhouding te komen, blgkt het voldoende,
dat het moderne ridderordeteeken geen band
meer knoopt, maar slechts verdiensten eert,
en daarom begrypen wy niet best, waarom
de Grondwet wel, waar het den koning en
de prinsen van zyn huis geldt, en niet ook
ten opzichte van de gewone Nederlanders,
onderscheid maakt tusschen ordeteekenen,
die niet en die wel verplichtingen opleggen."
De Standaard bevatte 't volgende entre-filet
„In 1889 gaven enkele anti-revolution-
nairen aan den hoer Domela Nieuwen-
h u i 8 hun st6m, omdat hy verder dan de
liberaal van hen afstond. In 1897 steunde de
liberale party in meerdere districten officieel
den sociaal-democraat, omdat hy dichter dan
de anti revolutionnair by haar stond.
Sterker nog.
In 1889 schreeuwde de Nieuioe Rotter-
damsche Courant het uit van verontwaardiging,
niet omdat enkelen onzerzijds een min juiste
keuzo deden, maar overmits de enkele ge
dachte van een sociaal-democraat in de Kamer
te helpen brengen, haar crimen laesae
maje8tatis scheen. In 1897 achtte de
liberale pers hot vergryp aan de vaderiandsche
zaak, als men, door vies van een sociaal
democraat te zyn, den „clericaal" niet hielp
weren.
Zoo is de afstand in nog geen tien jaren
tyds afgelegd; een politiek record, dat niet
licht geslagen zal worden.
Wie de zaak ernstig opvat, ergert er zich
intusschen minder aan, dat er drie van deze
heeren sociaal democraten in de Kamer, dan
dat er duizenden sociaal-democraten onder
het kiezersvolk bleken te zyn.
Of beter nog gezegd, hieraan, dat de volks
toestanden in meer dan één streek van ons
vaderland zoo schreiend zyn, dat heele groepen
Nederlandsche Staatsburgers in de sociaal
democratie hun ideaal gingen zoeken."
Uit De(Standaard:
Douceurs. Het trok de opmerkzaam
heid, dat het nieuw opgetreden Kabinet tot
driemalen toe by zyn benoeming voor de
Tentoonstellingscommissie voor 1900 zyn
keuze op een Roomsch Katholiek vestigde.
Baron Michiels van Vcrduynen werd presi
dent, en Dr. Schaepman kwam aan het hoofd
der8ociale afdeeliug, onderwyi Mr. Smits v. Oyo
voorzitter werd van de industriëelo sectie.
Verbeeld u nu eens, dat de „clericale"
regeering zoo iets bestaan had l
Eóp kroet van verontwaardiging zou heel
het antipapistisch land door zyn gegaan. Daar
had men het nul Tot in den vreemde het
Protestantsche Nederland door Roomschen
laten vertegenwoordigen.
En dat na eerst Van Berckel als oenig
uitgevallen Kamerlid tot Ridder van den
Leeuw te hebben gemaakt.
o, Tempora, o moreel
Thans echter, nu een anti-clericaal KaLinet
zich gehaast heeft, deze soort douceais, natuur-
ïyk niet aan anti-revolutionnairen, maar aan
Roomschen uit te reikeD, nu viudt men dit
doodleuk en règle, en zwijgt bot.
De oud-minist9r Seyffardt beantwoordt in
De Telegraaf de vraag„Is p e r s o o n 1 y k o
dienstplicht thans mogelijk Do schry
ver herinnert aan den jongsten verkiezing3-
stryd. „Liever geldoffcrs dan persoonlyke
offers, dat is en was reeds geruimen tyd de
leus der Katholieke staatsparty, en om een
gezameniyk regeoren na de to verwachten
overwioning mogelyk te maken, scbikte de
anti-revolutionnaire party zich daarin, en
schoof den persoonlijken dienstplicht, door
haar vroeger met zooveel warmte voorgestaan,
op den achtergrond".
De heer S. wyst er op, hoe in het najaar
van 1896 het by do behandeling der begroo
tingen van Marine en Oorlog voor 1897 den
schyn had of er geen quaestie van koQ zyn,
dat de voorstellen dc-r ministers van Mariue
en Oorlog tot schepen- en fortenbouw ooit
een meerderheid konden vinden. Toch bleek
by de mondelinge behandeling, dat beide be
grootingen nagenoeg overanderd met groote
meerderheid van stemmen de goedkeuring der
volksvertegenwoordiging mochten verwerven.
Alle aanwezige katholieke en anti-revolutior-
naire Kamerleden stemden voor beide begroo
tingen. By de behandeling van de marine-
begrooting logde zelfs een der rapporteurs
mr. Travaglino, de katholieke argevaardigde
voor Druten, op eenigszins plechtige wijze
een verklaring af, namens de katholieke staats
party, dat hy en zyn vrienden hun stem aan
do gevraagde gelden voor drie nieuwe kruisers
zouden geven.
„Wat was de reden van dien plotselingen
ommekeer der kerkeiyke partyen in zake de
geldquaestie by Oorlog en Marine? De heer
Fransen van de Putte gaf daarvan reeds in
de vergadering van de Eerste Kamer op 20
Januari jl. den uitleg, dat de politieke leiders
dier partyen, vermoedelijk spoedig geroepen
min of meer deel te nemen aan de regeering,
by de begrooting voor het jaar 1898 in dit
26)
De vertrouweling ontstelde en zag den
spreker met een mengsel van verrassing en
verlegenheid aan.
De jonge man glimlachte.
„Daar ge in my geen vertrouwen stelt,"
zcide hy, „moet ik u wel waarborgen geven
richt u tot deu heer Harry, hy kent my, hy
kent myn plannen en zal u omtrent deze
zaak alle gewensebte inlichtingen geven. Ik
sta u toe hem op te zoeken en dan zal ik u
een tweede maal verzoeken my in te lichten
omtrent den staat uwer meesteres."
„Genoeg, mynheer, genoeg I" antwoordde
de grysaasd, die zeer verward was. „Nu ik
weet, dat, de heer Harry in de zaak is
ingewyd, is alles goed. Vergeef het my, dat
ik u zoo behandeld heb. De freule heeft veel
verdriet in haar leven gehad. Ik durfde niet
hopen, dat zy hier op aarde nog eenig geluk
zou te wachten hebben."
„Laat ons geen tyd verspillen," viel Walter
hem in de rede; „zog my, wat ik kan doen,
om haar te hulp te komen."
„Helaas, dat schynt my wel zeermoeilyk!
De Hemel weet, met welke moeite wy tot
nog toe het hoofd boven water hebben ge
houden. Zeven jaar geleden kwamen de ziekte
van baron Justus, zyn begrafenis, die veel
geld heeft gekost, dan de reis van de jonge
freule naar Bqhemen, een nuttelooze reis. De
inkomsten werden hoe langer hoe geringer,
wy waren verplicht, wilden wy de schulden
betalen, de hoeve te verkoopen, welke ons
elk jaar vyf en tachtig thalers opbracht, zonder
nog het vee te rekenen."
„Die vyf en tachtig thalers maakten dus
een aanzienlyk deel uit van de inkomsten
der freule?" vroeg Walter.
„E?n zeer aanzienlyk deel," antwoordde
Sanders. „De gronden van de Von Ladens,
de bosschen van Bewerwick en van Schwarz-
garteu waren reeds verkocht. Wy zouden
niet geaoeg gehad hebben aan de opbrengst
der landeryen, zelfs niet, wanneer
De grysaard aarzelde verder te spreken.
„Spreek verder," zeide Walter; „reken op
myn bescheidenheid."
„Ja, ja, u zult alles weten l Dat geld dan
zou niet voldoende geweest zyn, zelfs Diet,
wanneer wy niet hadden beho3ven te zorgen
voor de opvoeding van freule Hedwig. Maar
in '8 Hemels naam geen woord van dit^lles
aan de jonge freule 1" vervolgde Sanders met
angst op de trekken. „Wanneer zy vermoedde,
dat zy oorzaak was van den treurigen gelde-
lyken toestand harer tante, zou zy dit nimmer
kunnen vergeten 1 Helaas, mynheer Walter,
dat kind is de laatste vreugde van myn arme
meesteres; wanneer freule Hedwig haar
vroolykheid zou verliezen, dan zou men ons
wel naar het graf kunnen dragen, freule Von
Laden en myl"
„Stel u gerust, beate Sanders," antwoordde
Walter; „ik zou liever sterven dan het ge
ringste kwaad aan een van die dames aan
te doen. Laten wy op de zaak terugkomen I
Kunt ge my zeggen, hoe groot de schuld is,
waarover ge daareven spraakt?"
Dq vertrouweling haalde zyn boeken te
voorscbyn en doorbladerde ze, geholpen door
Walter, terwyi Sanders zich verwonderde
over de vaardigheid, welke de jonge artist by
zulk een 3rbeid aan den dag legde.
„Reken de som uit," zeide Walter, toen
hun onderzoek was afgeloopen. „Vandaag
over veertien dagen zal die som met de achter
stallige verschuldigde rente in uw handen
zyn; ik zal dadeiyk toebereidselen maken."
„Eindoiyk komt de Hemel ons dan te hulp 1"
riep Sanders uit, die zeer ontroerd was. „Maar,"
voegde hy er dadelyk by, „hebt u wel,
mynheer, er over nagedacht, dat wy niet
spoedig in de gelegenheid zullen zyn het geld
af te lossen?"
„Maar begrypt ge dan niet, mynheer San
ders, dat het my niet te doen is om rente
van myn kapitaal te trekken, maar om een
vrouw te helpen, voor wie ik de gevoelens
van een zoon heb?"
De gryeaard hief het hoofd op met een
zachten glimlach.
„Men had my wel gezegd," zoo zeide hy,
„dat schilders en kunstenaars goede menschen
zyn. Indien allen zoo zyn geiyk u, mynheer
Walter, dan heeft men my Diet bedrogen."
De twee mannen praatten nog eenigen tyd
over de middelen, welke men moest gebruiken,
om de freule van hun besluit in kennis te
stellen. Vervolgens ging Walter naar zyn
woning, met een ietwat beklemd hart over
de ontvaDgst van Hedwig, maar toch verheugd,
dat hy zoo goed by Sanders was geslaagd.
De kleine kapel van Capellenberg had haar
ontstaan te danken aan Bernard van Galen,
prins-bisschop van Munster, een ridderiyk
prelaat. Men vierde er den 20sten Augustus
van elk jaar met grooten luister zyn feest.
De slotbewoonsters van Schwarzgarten
hadden regelmatig de godsdienstoefeningen
by gewoond; maar den laatstea der acht dagen
van het fee9t was Hedwig er alleen tegen
woordig, daar een tydoljjke afwezigheid van
Sanders de freule dwong op het kasteel te
blyven. De kapel was byna ledig. Het jongere
geslacht werd door bezigheden in beslag ge
nomen, en alleen de grysaards, die ongeschikt
waren om te werken, hadden zich naar de
kerk begeven.
lederen morgen ontmoetten freule Von
Laden en haar nicht Walter; zij spraken dan
een oogenblik met elkaar en namen dan
afscheid. Hedwig verwonderde zich dus niets
er over dien jongen man tot zich te zien
komen om een eindje met haar mee te loopen;
maar zy kon oen zekere verlegenheid niet
overwinnen, toen Walter, io plaats van volgens
zyn gewoonte afscheid van haar te nemen,
zeide, haar te zullen vergezellen tot aan den
voet van den heuvel. Hoe moest zy hem doen
begrypen, dat zy niet wilde, dat hy baar
vergezelde? Reeds had zy hem don vorigen
dag door haar koelheid beleedigd. Tevergeefs
zeide zy by zichzelve, dat de jonge man
iodringerig was, dat het haar waardigheid
paste hem af te wyzen; de gedachte haar
gezel te zullen krenken, hinderde haar meer
dan zy zich wilde bekennen.
Gedurende de lange maanden, welke by in
haar nabyheid had doorgebracht, had Walter
zich altyd op een afstand gehouden, zoodat
de bewoonsters van Schwarzgarten volkomen
zeker waren. Hedwig doorliep nog altyd alleen
de streek; wanneer zy op haar wandelingen
den jonkman ontmoette, was een vriendeiyke
groet, een beleefd woord alles, wat zy wis
selden. Wat de freule betrof, de gedachte
zou niet by haar opgekomen zyn, dat een
kunstenaar zonder naam zyn zinnen zou
durven zetten op haar nicht.
Aan den voet des heuvelB gekomen, boog
Hedwig, die op de woorden van haar gezel
byna niet geantwoord had, zeer licht, als.
om hem te doen vertrekken, en deed eenige,
passan in de richting naar het kasteel. Toch'
had zy bemerkt, dat Walter hierdoor een*
weinig ontstemd was; aan een onweerstaan-|
bare ingeving toegevend, keerde z\j zich weden
om en groette hem opnieuw, maar veel
bemir.nelyker dan den eersten keer.
Dit schonk Walter allen moed terug; hfl.
naderde weder haastig het jonge meisje.
„Sta my toe, freule," zeide hy opgewonden,'
„ean verzoek tot u te richten. De heer Sanders
moet*vandaag eter freule een plan uiteen
zetten, dat wy te zamen, hij en ik, gevormd,
hebben. Wee8 zoo goed ons by haar een
handje te helpen."
„Gaarne," antwoordde Hedwig glimlachend;
„ik zal u zelfs niet vragen, waarover hotj
handelt. Wanneer onze oudo vriend het me^
u eens is, kan uw verzoek niet anders dan
billijk zyn."
{Wordt vervolgd.)